ECLI:NL:RBOVE:2022:944

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
08.228598.21 + 08.054452.20 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige jongen voor het veroorzaken van een ontploffing met vuurwerk in een woning, resulterend in zwaar lichamelijk letsel

Op 11 april 2022 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige jongen, die samen met een medeverdachte op 12 september 2020 een brandende Cobra 6 in de brievenbus van een woning in Zwolle heeft gestopt. Deze daad leidde tot een ontploffing, waarbij het slachtoffer, een vrouw, ernstig gewond raakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat hij zich bewust was van de risico's die zijn actie met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast moet hij een schadevergoeding van ruim 120.000 euro betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en de mededader. De zaak benadrukt de ernst van het gebruik van vuurwerk en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.228598.21 + 08.054452.20 (TUL) (P)
Datum vonnis: 11 april 2022
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 maart 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.H. de Weert en van wat door verdachte en zijn raadsman, mr. S.J.M. Jaasma, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Kort en zakelijk weergegeven komt de primaire verdenking er op neer dat verdachte met een ander een ontploffing heeft veroorzaakt door brandend vuurwerk, een Cobra 6, in de brievenbus van de woning van [slachtoffer] te duwen. Subsidiair wordt verdachte verweten dat hij daaraan medeplichtig is geweest door de brievenbus open te houden. Door de ontploffing zou [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zijn toegebracht (feit 1) en zou levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor anderen en gevaar voor goederen te duchten zijn geweest (feit 2).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 12 september 2020 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (ondermeer) meerdere brandwonden op de borst, de buik en/of de hals, in ieder geval op het lichaam en/of een afgerukt (deel van een) vinger en/of losgeraakte banden van het duimgewricht en/of losgeraakte huid aan de binnenkant van een hand en/of een
(permanente) gehoorsbeschadiging, heeft/hebben toegebracht door
- een Cobra 6, in ieder geval een stuk knalvuurwerk, aan te steken en/of
- die Cobra 6, in ieder geval dat vuurwerk, in de brievenbus van de voordeur van een
woning te duwen,
waarna die Cobra 6, in ieder geval dat vuurwerk tot ontploffing is gekomen/gebracht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 12 september 2020 in de gemeente Zwolle, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (ondermeer) meerdere brandwonden op de borst, de buik en/of de hals, in ieder geval op het lichaam en/of een afgerukt (deel van een) vinger en/of losgeraakte banden van het duimgewricht en/of losgeraakte huid aan de binnenkant van een hand en/of een (permanente) gehoorsbeschadiging, heeft toegebracht door
- een Cobra 6, in ieder geval een stuk knalvuurwerk, aan te steken en/of
- die Cobra 6, in ieder geval dat vuurwerk, in de brievenbus van de voordeur van een
woning te duwen,
waarna die Cobra 6, in ieder geval dat vuurwerk tot ontploffing is gekomen/gebracht,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12 september
2020, in de gemeente Zwolle, opzettelijk behulpzaam is geweest door
- de (voornoemde) brievenbus van de voordeur van een woning te openen en/of open te houden;
2
hij op of omstreeks 12 september 2020 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, in een woning gelegen aan [adres 2] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door een Cobra 6, in ieder geval een stuk knalvuurwerk, aan te steken en/of die Cobra, in ieder geval dat vuurwerk, in de brievenbus van de voordeur van betreffende woning te duwen, waardoor die Cobra, in ieder geval dat vuurwerk tot ontploffing is gekomen/gebracht en daarvan gemeen gevaar voor die voordeur en/of die woning en/of in die woning aanwezige goederen en/of de hond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in de woning aanwezige [slachtoffer]
en/of overige aanwezige perso(o,)n(en,), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning aanwezige
[slachtoffer] en/of overige aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte] op ofo mstreeks 12 september 2020 in de gemeente Zwolle, in een woning gelegen aan [adres 2] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra 6, in ieder geval een stuk knalvuurwerk, aan te steken en/of die Cobra, in ieder geval dat vuurwerk, in de brievenbus van de voordeur van betreffende woning te duwen, waardoor die Cobra, in ieder geval dat vuurwerk tot ontploffing is gekomen/gebracht en daarvan gemeen gevaar voor die voordeur en/of die woning en/of in die woning aanwezige goederen en/of de hond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in de woning aanwezige [slachtoffer] en/of overige aanwezige perso(o,)n(en,), in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning aanwezige [slachtoffer] en/of overige aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 12 september 2020, in de gemeente Zwolle, opzettelijk behulpzaam is geweest door
- de (voornoemde) brievenbus van de voordeur van een woning te openen en/of open te houden;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
Op 12 september 2020 ontving de politie een melding dat een ontploffing in een woning had plaatsgevonden op [adres 2] in Zwolle. [2] De politie ging ter plaatse en trof een ravage aan achter de voordeur in de hal en een bloedspoor dat liep vanaf de hal naar de woonkamer. Mevrouw [slachtoffer] zat in de woonkamer en was gewond aan haar hand, hals en borst en is vervolgens naar het ziekenhuis gebracht.
Door mevrouw [slachtoffer] , de bewoonster, is aangifte gedaan bij de politie. Tijdens haar aangifte heeft zij onder meer verklaard [3] dat zij in de badkamer was en een vreemd sissend geluid hoorde: ‘
toen ik de trap af liep zag ik dat er uit onze brievenbus een soort pijpje naar binnen stak. Onze brievenbus is een gleuf die in de voordeur zit. Ik zag dat het gedeelte van dit pijpje dat naar binnen stak ongeveer twintig centimeter lang was. Ik zag aan het pijpje allemaal oranje sterretjes. (..). Ik weet nog dat ik op dat moment dacht: "Dat ding moet naar buiten". Ik was namelijk bang voor brand, en ik wist dat onze hond ergens beneden in ons huis moest zijn, dus ik vreesde voor zijn veiligheid.(..) Nadat ik dit dacht hoorde ik een enorme knal. Ik hoorde mijn oren suizen en dacht dat ik mijn hoofd moest wegdraaien van de brievenbus waar de knal vandaan kwam. (..) Ik heb het volgende letsel:
* diverse (ongeveer tien )(brand)wonden in mijn hals en op mijn borst en buik.
* het topje van mijn rechterwijsvinger is er af
* aan mijn middelvinger zit een stukje los, ik kan deze vinger ook niet goed bewegen
* de banden van mijn rechter duimgewricht zijn los en zijn nu met schroeven vastgezet
* de binnenkant van mijn rechterhand ligt open (..)
Mijn gehoor is ook aangetast’.
Diezelfde nacht vindt forensisch onderzoek plaats in en bij de woning. Op de bestrating van de voortuin, op ongeveer drie meter vanaf de voordeur, ziet de verbalisant een halve blauwe dop. Die dop komt hem ambtshalve bekend voor als een afdichtingsdop van een Cobra. [4] Ook in de woning, op de vloer in de hal voor het toilet, ziet de verbalisant een halve blauwe dop, die hem ambtshalve bekend voorkomt als afdichtingsdop van een Cobra. [5] Ook vindt de verbalisant kleine kartonnen fragmentjes, die afkomstig zijn van een Cobra 6. [6]
Ook NFI-deskundige explosies en explosievenonderzoek dr. J. Dalmolen (hierna: NFI-deskundige), herkent de kartonnen fragmenten als restanten van een Cobra 6 [7] , meer specifiek een Super Cobra 6. [8] Over de werking, uitwerking en gevaarzetting van een Super Cobra 6 rapporteert de NFI-deskundige: ‘
wanneer een 'Super Cobra 6' ontploft, ontstaat er altijd gevaar voor letsel en materiële schade. Wanneer het direct tegen een voorwerp aan explodeert, zal dit voorwerp meestal ernstig beschadigd raken’ [9] en ‘
door de optredende effecten is er, vooral voor personen in het halletje, gevaar voor letsel ontstaan. De ernst van het letsel is onder meer afhankelijk van de locatie van personen ten opzichte van de explosie. Bij bijvoorbeeld lichaamscontact met één exemplaar van een 'Super Cobra 6' ten tijde van de explosie, is ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel een gegeven. Bij (vrijwel) direct contact met bijvoorbeeld een hoofd, de nek of de romp van een onbeschermd persoon is dit letsel zelfs zeer ernstig tot dodelijk. Bij het in de hand(en) houden van de 'Super Cobra 6' (bijvoorbeeld in het scenario dat het opgepakt wordt) is een blijvende functiebeperking van de hand een gegeven. Zelfs het verlies van de gehele hand(en) is mogelijk. Op afstanden verder weg, is het van de specifieke omstandigheden afhankelijk of en tot welk letsel de effecten leiden. In het ongunstigste geval kan een persoon tot op enkele tientallen meters afstand nog (al dan niet permanente) gehoorschade oplopen door de explosie van een 'Super Cobra 6'’. [10]
In de forensisch medische letselrapportage is onder meer het volgende gerapporteerd over [slachtoffer] : [11]
Op de SEH presenteerde zij zich met kleine weefselverscheuringen (laceraties) op de borstkas en uitgebreid letsel van de rechterhand, waaronder een gedeeltelijke amputatie van de wijsvinger en een grote barstwond over de handpalm. (..) Het beschreven letsel aan de hand resulteert in een AlS van 3 (ernstig).(..) Voor dit letsel is een langdurig medisch traject nodig. Gezien het feit dat er een gedeeltelijke amputatie van de wijsvinger is, is er blijvende schade en daarmee functiebeperking. Daarnaast zal het letsel aan de hand genezen met littekenvorming. Oppervlakkige brandwonden van de huid genezen meestal in 10 tot 14 dagen en het litteken beperkt zich veelal tot een kleurverschil. Op plaatsen waar een transplantaat nodig was zal het litteken meer uitgesproken zijn. Op de plaats waar het transplantaat geoogst is zal een litteken ontstaan. (..) De herstelperiode van het letsel aan de borst en armen is ca. 3 weken. De herstelperiode van het letsel aan de hand is maanden. Onduidelijk is of de functie van de hand weer volledig zal terugkeren. Gezien het feit dat er sprake is van een amputatie zal het letsel niet restloos genezen. Tevens zal sprake zijn van littekens op de hand die tezamen met de amputatie ook kunnen zorgen voor een functiebeperking’.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat er voldoende bewijs is dat verdachte het feit in een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd. Verdachte heeft een essentiële bijdrage geleverd aan de ontploffing. Daarom acht de officier van justitie de primair ten laste gelegde feiten te bewijzen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte alleen de brievenbus heeft opengehouden, waarna [medeverdachte] er een brandende cobra 6 in stak. De rol van verdachte is onvoldoende om hem als medepleger of medeplichtige aan te merken, en hij heeft geen opzet gehad op beide feiten. Daarom moet hij worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Tijdens de zitting van 28 maart 2022 heeft verdachte verklaard dat hij op 12 september 2020 met een paar anderen onderweg was naar een vriend. Verdachte liep met [medeverdachte] . Onder andere [naam] liep voor hen. Bij [adres 2] haalde [medeverdachte] iets uit zijn zak. [medeverdachte] vroeg aan hem of hij de brievenbus open wilde houden. Aanvankelijk wilde verdachte dit niet doen. Daar hebben ze enige tijd over gesproken, misschien een paar minuten. Uiteindelijk heeft verdachte de brievenbus open gehouden. Of er mensen in de woning waren wist verdachte op dat moment niet, daar heeft hij niet op gelet. [medeverdachte] stak het voorwerp dat hij uit zijn zak haalde vervolgens aan met een aansteker. Op dat moment zag verdachte dat het een Cobra was. Toen deed [medeverdachte] de Cobra in de brievenbus. Verdachte is vervolgens weggerend.
[naam] heeft onder meer verklaard [12] : ‘
[medeverdachte] pakte iets uit zijn zak en deed dat in die brievenbus. Ik hoorde een knal.’ Op de vraag wat [medeverdachte] uit zijn zak pakte antwoordde [naam] : ‘
vuurwerk’.
Bewijsoverwegingen
Gelet op de in de inleiding en de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat [medeverdachte] op 12 september 2020 een brandende Cobra 6 in de brievenbus van de woning aan [adres 2] in Zwolle heeft gedaan, waardoor een ontploffing is veroorzaakt en [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. Ook staat vast dat verdachte de brievenbus heeft opengehouden.
Rol verdachte
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of verdachte zo nauw en bewust met [medeverdachte] heeft samengewerkt dat hij als medepleger kan worden aangemerkt, en dat zij het feit ‘in vereniging’ hebben gepleegd. Daarvoor is onder meer vereist dat de bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht moet zijn geweest. Het is niet zo dat de bijdrage van verdachte gelijkwaardig moet zijn aan de bijdrage van [medeverdachte] (vgl. ECLI:NL:HR:2018:893).
Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage van verdachte zoals die uit de bewijsmiddelen blijkt van voldoende gewicht om hem als medepleger aan te merken.
Naar eigen zeggen wist verdachte niet van de exacte plannen van [medeverdachte] . Dat valt moeilijk te rijmen met het overleg dat voor de woning tussen verdachte en [medeverdachte] heeft plaatsgevonden. Maar zelfs als wordt uitgegaan van de juistheid van die verklaring dan heeft verdachte gehoor gegeven aan een verzoek dat in ieder geval argwaan bij hem had opgewekt, er was voor hem reden om aanvankelijk niet mee te willen werken om rond middernacht de brievenbus van een hem onbekende woning open te houden. Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens zag dat [medeverdachte] een cobra aanstak, en die daarna in de brievenbus deed. Voordat de cobra in de brievenbus zat, wist verdachte dus dat het om een cobra ging. Verdachte heeft echter én de brievenbus geopend gehouden én [medeverdachte] niet tegengehouden of zich hiervan gedistantieerd.
Verdachte en [medeverdachte] hebben in ieder geval vanaf dat moment nauw en bewust samengewerkt: verdachte deed (en hield) de brievenbus open, waarna [medeverdachte] de brandende cobra in de brievenbus deed. Er is sprake van een gezamenlijke uitvoering, en met het openhouden van de brievenbus heeft verdachte een onmisbare bijdrage aan de ontploffing geleverd. Zonder zijn bijdrage had [medeverdachte] de cobra immers niet kunnen aansteken én in de brievenbus kunnen doen.
Dat de bijdrage van verdachte aan het delict anders is geweest dan die van [medeverdachte] – die een motief had, de cobra heeft meegenomen, heeft aangestoken en vervolgens in de brievenbus heeft gedaan – maakt het oordeel dat sprake is van medeplegen niet anders.
Feit 1
Als feit 1 wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. Daarvoor is vereist dat moet kunnen worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] heeft gehad. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Er is geen grond de inhoud van het begrip “aanmerkelijke kans” afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het NFI-rapport blijkt dat wanneer een Super Cobra 6 ontploft er altijd gevaar ontstaat voor letsel. Bij lichaamscontact met een Super Cobra 6 ten tijde van de explosie, is ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel een gegeven. Zelfs op enkele tientallen meters afstand kan nog (al dan niet permanente) gehoorschade worden opgelopen door de explosie van een Super Cobra 6. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat zwaar vuurwerk zoals een cobra gevaarlijk is en zwaar lichamelijk letsel kan veroorzaken. Zonder dat hij wist of personen in de woning aanwezig waren, en dus ook niet of zich personen achter of vlakbij de brievenbus bevonden, heeft verdachte met zijn mededader een brandende cobra 6 in die brievenbus gedaan. Dat er in de woning personen zouden zijn die wakker waren, is – voor een vrijdagavond, kort na 24 uur – (zeer) reëel.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat iemand in de woning zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Uit de letselrapportage en de aangifte is verder gebleken dat door de ontploffing dit lichamelijk letsel bij [slachtoffer] daadwerkelijk is opgetreden en dat voor dit letsel een langdurig medisch traject nodig is en dat gelet op de gedeeltelijke amputatie van de wijsvinger tevens sprake is van blijvende schade en daarmee van functiebeperking.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het letsel dat door de gedragingen van verdachte bij [slachtoffer] is veroorzaakt, gelet op de aard en de gevolgen daarvan, zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) oplevert.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Feit 2
De rechtbank acht, gelet op het bovenstaande, bewezen dat verdachte op 12 september 2020 samen met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft in de woning gelegen aan [adres 2] in Zwolle.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest. Het gaat er daarbij om of naar algemene ervaringsregels het te duchten gevaar redelijkerwijs voorzienbaar was bij het verrichten van de verboden gedraging.
Gemeen gevaar voor goederen
Naar het oordeel van de rechtbank is evident dat gemeen gevaar voor goederen ontstaat als door een cobra in de brievenbus van een woning een ontploffing wordt veroorzaakt. Dit blijkt ook uit het rapport van de NFI-deskundige. Dit onderdeel van de tenlastelegging acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen.
Levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
De rechtbank is van oordeel dat door de ontploffing geen levensgevaar van personen te duchten was. Voor een bewezenverklaring is vereist dat het levensgevaar naar algemene ervaringsregels redelijkerwijs voorzienbaar moet zijn geweest.
Hoewel het een feit van algemene bekendheid is dat zwaar vuurwerk zoals een cobra gevaarzettend is, ontstaat levensgevaar bij direct contact met het hoofd, de nek of romp. Weliswaar hebben verdachte en zijn mededader gevaarzettend gehandeld door een brandende cobra in de brievenbus van een woning te doen, maar naar het oordeel van de rechtbank was naar algemene ervaringsregels niet redelijkerwijs voorzienbaar dat de cobra tijdens de ontploffing direct contact zou hebben met het hoofd, de nek of romp van een ander. Van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte daarom vrijgesproken.
Wel is de rechtbank van oordeel dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander naar algemene ervaringsregels redelijkerwijs voorzienbaar was. Het is een feit van algemene bekendheid dat zwaar vuurwerk als een cobra zwaar lichamelijk letsel zoals gehoorschade kan veroorzaken. Dat zich personen in de woning zouden bevinden was voorzienbaar. De raadsman heeft weliswaar betoogd dat de benedenverdieping en de hal verlaten waren, maar uit de verklaring van de verdachte tijdens de zitting blijkt dat hij daar helemaal niet op heeft gelet. Bovendien was redelijkerwijs voorzienbaar dat nietsvermoedende bewoners af zouden komen op een brandende, vonkende lont in de brievenbus van hun woning en het sissende geluid dat daarmee gepaard ging.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft verdachte wetenschap gehad van de kans dat gemeen gevaar voor goederen en voor zwaar lichamelijk letsel de duchten was, en heeft hij die kans bewust aanvaard toen hij de brievenbus open hield zodat [medeverdachte] de brandende cobra daar in kon steken.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander opzettelijk een ontploffing heeft veroorzaakt, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 12 september 2020 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere brandwonden op de borst, de buik en de hals, en een afgerukt deel van een vinger en losgeraakte banden van het duimgewricht en losgeraakte huid aan de binnenkant van een hand en een
gehoorbeschadiging, heeft toegebracht door:
- een Cobra 6 aan te steken en
- die Cobra 6 in de brievenbus van de voordeur van een woning te duwen,
waarna die Cobra 6 tot ontploffing is gekomen;
2
hij op 12 september 2020 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, in een woning gelegen aan [adres 2] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/ gebracht door een Cobra 6 aan te steken en die Cobra in de brievenbus van de voordeur van de betreffende woning te duwen, waardoor die Cobra tot ontploffing is gekomen en daarvan gemeen gevaar voor die voordeur en die woning en in die woning aanwezige goederen en hond, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning aanwezige
[slachtoffer] en overige aanwezige personen te duchten was;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 157 en 302 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 38 maanden geëist, waarvan
10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om een contactverbod op te leggen met de bewoners van [adres 2] in Zwolle.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte hulp nodig heeft en geen gevangenisstraf. In zijn jeugd is verdachte langdurig geestelijk en lichamelijk mishandeld. Hij heeft weliswaar een strafblad, maar de afgelopen twee jaar is hij uit de problemen gebleven. Hij is vader geworden, heeft eigen woonruimte, werk en wordt begeleid door de reclassering. De straf die door de officier van justitie is geëist, is veel te fors. Daarbij heeft de raadsman verwezen naar zaken die volgens hem te vergelijken zijn met deze zaak.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Samen met een ander heeft verdachte een brandende cobra in de brievenbus van de woning van de familie [familienaam] gedaan. In de woning waren op dat moment meerdere gezinsleden en hun hond aanwezig. [slachtoffer] , die een brandend pijpje in haar brievenbus zag maar niet wist dat het om vuurwerk ging, wilde haar huis en hond beschermen en het pijpje naar buiten werken. Op dat moment is de cobra ontploft. [slachtoffer] is daardoor ernstig gewond geraakt. Zij heeft onder meer letsel opgelopen aan haar hoofd, hals, borstkas, schouders, buik, rechterarm, rechterhand en beide benen. In het ziekenhuis moest het rechterwijsvingertopje van het slachtoffer worden geamputeerd. Ook heeft zij permanente gehoorschade opgelopen.
De ontploffing heeft enorme gevolgen gehad voor het slachtoffer en haar gezin, zoals ook blijkt uit het tijdens de zitting uitgeoefende spreekrecht van het slachtoffer. Hun leven is ingrijpend veranderd door de lichamelijke en psychische gevolgen van de ontploffing voor [slachtoffer] . Haar werk in de zorg, dat ze met liefde deed, kan ze daardoor niet meer uitoefenen. Lichamelijk ervaart ze nog veel ongemak, maar ook de geestelijke gevolgen hebben hun weerslag op haar leven en dat van het gezin. Verder hebben zij er veel verdriet van dat zij hun hond door de ontploffing hebben moeten laten inslapen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op zo’n lichtzinnige wijze de veiligheid van de familie [familienaam] in hun eigen huis in gevaar heeft gebracht, en dat dat gevaar zich voor [slachtoffer] ook heeft gerealiseerd. Door het handelen van verdachte zijn niet alleen gevoelens van onrust en onveiligheid bij het slachtoffer en haar gezin teweeg gebracht, maar ook in de samenleving in het algemeen. Dit soort misdaden werkt angst en gevoelens van onveiligheid in de hand.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van het uittreksel van verdachtes justitiële documentatie van 22 maart 2022. Hieruit blijkt dat verdachte ondanks zijn jonge leeftijd al vaker is bestraft, ook voor geweldsdelicten. Daarnaast is hij een paar maanden voor de ontploffing, op 26 juni 2020, nog veroordeeld en stond hij tijdens dit delict onder toezicht van de reclassering. Kennelijk hebben de eerdere veroordelingen en de op dat moment recent opgelegde voorwaardelijk gevangenisstraf verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen. In het reclasseringsadvies van 21 maart 2022 komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een benedengemiddelde intelligentie. Dit maakt dat hij de gevolgen van zijn gedrag in mindere mate kan overzien, genegen is impulsief te handelen, er sprake is van onvoldoende probleembesef en dat copingvaardigheden onvoldoende toereikend zijn. Tijdens het opmaken van het rapport is sprake van stabiliteit op meerdere leefgebieden. Verdachte beschikt over een woonplek bij de begeleide woonvorm Meesterwerk, is werkzaam als zelfstandige zonder personeel in de logistieke sector, houdt zich aan de afspraken met de reclassering en de overige bijzondere voorwaarden en er is sprake van een stabiele relatie met zijn partner. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is daarom niet wenselijk. Vanwege de ernst van de feiten en de problematiek van verdachte acht de reclassering oplegging van een reclasseringstoezicht met een fors voorwaardelijk kader noodzakelijk. De reclasseerder van verdachte heeft tijdens de zitting naar voren gebracht dat de geboorte van zijn zoontje een kantelpunt voor verdachte is geweest. Sindsdien blijft hij weg van politie en justitie. Er moeten nog de nodige stappen worden gezet, maar er is stabiliteit gecreëerd en verdachte houdt zich aan afspraken.
Tijdens de zitting is door de verdediging naar voren gebracht dat verdachte veel te verliezen heeft als hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf. Hij zal zijn woonplek verliezen en zijn zoontje veel minder zien.
De rechtbank heeft oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de positieve weg die hij lijkt te zijn ingeslagen na de geboorte van zijn zoontje en de gevolgen die een gevangenisstraf mogelijk voor hem hebben. Ook volgens de reclassering is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk. Vanwege de ernst van de feiten kan echter niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor het ‘
opzettelijk toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen)’ een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar als oriëntatiepunt gegeven. Deze straf zal de rechtbank als uitgangspunt nemen. Naast het strafrechtelijke verleden van verdachte weegt de rechtbank met name in strafverzwarende zin mee de context van de bewezenverklaarde feiten en de impact voor het slachtoffer en haar gezin, die hiervoor al aan de orde kwamen.
De rechtbank zal geen aansluiting zoeken bij de straf die aan medeverdachte [medeverdachte] is opgelegd (ECLI:NL:RBOVE:2021:4764), onder meer omdat de rol van verdachte van een ander gewicht is geweest dan die van [medeverdachte] . Naast deze straf, heeft de officier van justitie heeft bij haar strafeis ook aansluiting gezocht bij de straffen die zijn opgelegd in de zaken met ECLI:NL:RBMNE:2021:6 en ECLI:NL:RBMNE:2020:4311. In die zaken was sprake van een zelf gefabriceerd explosief (‘vuurwerkbom’) dat naar schatting van het NFI 500 gram flitspoeder bevatte. In de onderhavige zaak is sprake van een cobra 6, die naar algemene ervaringsregels 20-30 gram flitspoeder bevat. Daarom zal de rechtbank komen tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Over de rol van verdachte overweegt de rechtbank nog dat hij, nadat hem duidelijk was geworden wat hij en zijn medeverdachte hadden aangericht, lange tijd geen verantwoording heeft afgelegd. Pas nadat hem bekend was dat beelden in Opsporing Verzocht zouden worden getoond, heeft hij een (ontkennende) verklaring afgelegd. En pas toen bleek dat zijn handafdruk naast de brievenbus was aangetroffen, heeft hij (summier) verklaard over zijn eigen rol.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van18 maanden en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Met de reclassering is de rechtbank van oordeel dat reclasseringstoezicht noodzakelijk is, en met de verdediging dat verdachte hulp nodig heeft. Daarmee kan verdachte op termijn de positief ingezette lijn in zijn leven voortzetten. Daarom zal de rechtbank verdachte ook veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van drie jaar. Daaraan zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd, en een contactverbod met de bewoners van [adres 2] in Zwolle.

8.De schade van de benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en daarbij mr. C.E. Jeekel, advocaat in Zwolle, gemachtigd om namens haar op te treden. De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 125.082,08 (honderdvijfentwintigduizendtweeëntachtig euro en acht eurocent). De gevorderde schade bestaat uit de volgende posten:
Verlies van verdienvermogen
- verlies 30% salaris 19-04-2021 tot 19-04-2022 € 6.679,32;
- verlies ORT na 01-04-2022 tot aan pensioen € 90.000,00;
Huishoudelijke hulp
- huishoudelijke hulp 12-09-2020 tot 12-10-2020 € 954,00;
- huishoudelijke hulp 13-10-2020 tot 12-12-2020 € 1.073,25;
- mantelzorgvergoeding 13-12-2020 tot 12-09-2021 € 6.850,00;
- mantelzorgvergoeding 13-09-2021 tot 12-03-2022 € 1.810,00;
Verlies zelfwerkzaamheid
- berekening Richtlijn van de Letselschade Raad € 723,37;
Ziektekosten
- ziekenhuisdaggeld (2 dagen) € 60,00;
- eigen risico zorgkosten 2021 en 2022 € 770,00;
- medicatie apotheek € 13,22;
- medicatie apotheek € 13,09;
- medicatie apotheek € 13,01;
- medicatie apotheek € 8,95;
- littekencrème Biodermal 2x € 59,90;
- verbandmiddelen € 5,18;
- CD medische gegevens € 10,00;
Parkeer- en reiskosten
- parkeerkosten € 103,60;
- kilometervergoeding (1.076 x € 0,26) € 279,73;
Overige kosten
- nieuwe deurbel met beveiligingscamera € 255,96;
- aanschaf camerasysteem € 1.149,50;
Smartengeld
- smartengeld € 14.000,00;
Proceskosten
- eigen risico ARAG € 250,00
Totaal € 125.082,08, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig kan worden toegewezen, behoudens de kosten van de aanschaf van het camerasysteem. Ten aanzien van die post heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat de behandeling van de civiele vordering in deze strafprocedure in strijd zou komen met artikel 6 van het EVRM.
Verder is aangevoerd dat de benadeelde partij al voor het incident arbeidsongeschikt was.
Meer subsidiair heeft de verdediging enkele specifieke schadeposten betwist. De rechtbank zal daarop voorzover nodig en indien deze betwisting voldoende is gemotiveerd in de bespreking van deze specifieke posten ingaan.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de gebeurtenissen in de nacht van 11 op 12 september 2020 een enorme impact hebben gehad op het slachtoffer en haar gezin. De rechtbank benadrukt dit omdat de beoordeling van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij een juridische beoordeling is, die onmogelijk ook de mate van die impact volledig tot uitdrukking kan brengen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen wat bewezen kan worden verklaard. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van de benadeelde partij en dat hij in beginsel ook verplicht is haar schade te vergoeden. De rechtbank heeft hiervoor in de strafmotivering al overwogen wat de aard en ernst van de feiten zijn geweest.
Van strijdigheid met artikel 6 EVRM, zoals door de verdediging aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De verdediging heeft tijdig kennis kunnen nemen van de vordering, de toelichting daarop en de stukken ter onderbouwing, omdat deze ruim voor de zittingsdatum door de benadeelde partij zijn ingediend. De verdediging heeft dus voldoende tijd en gelegenheid gehad om (desgewenst schriftelijk) verweer te voeren tegen (onderdelen van) de vordering. De vordering van de benadeelde partij is met stukken onderbouwd.
Mede gelet op het grote belang dat benadeelde partijen erbij hebben op een eenvoudige wijze schadeloos gesteld te worden voor de schade die zij door een strafbaar feit hebben geleden, heeft de Hoge Raad in zijn overzichtsarrest van 28 mei 2019 [13] enige aandachtspunten en uiteenzettingen ten behoeve van de beoordeling van de vordering benadeelde partij geformuleerd. Aan de hand daarvan kan en zal de rechtbank de voorliggende vorderingen beoordelen.
De rechtbank overweegt dat een persoonlijke predispositie bij een benadeelde op zichzelf niet in de weg staat aan een integrale schadevergoeding. Hier geldt "take the victim as you find him". Daarbij is van belang dat de verdediging de stelling van de benadeelde partij dat zij nog vóór de datum waarop het verlies van verdienvermogen zich materialiseerde (april 2021) reeds volledig hersteld zou zijn, niet heeft betwist. Van arbeidsongeschiktheid op andere gronden (dan als gevolg van het bewezenverklaarde) zou geen sprake meer zijn.
8.4.1
Hoofdelijkheid
De benadeelde partij heeft gevorderd de verdachte hoofdelijk te veroordelen. Hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat indien en voorzover meerdere personen verplicht zijn tot vergoeding van dezelfde schade. Dit volgt uit artikel 6:102 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Uit de bewezenverklaring volgt dat verdachte als medepleger met zijn medeverdachte [medeverdachte] schuldig is aan de schadeveroorzakende gebeurtenis, het onder feit 1 primair bewezen verklaarde. Daaruit volgt dat beiden aansprakelijk zijn en gehouden zijn de geleden schade te vergoeden. De rechtbank zal verdachte daarom hoofdelijk veroordelen de hierna vast te stellen bedragen aan de benadeelde partij te vergoeden.
Ten aanzien van de verschillende gevorderde schadeposten overweegt de rechtbank als volgt.
8.4.2
De materiële schade
- verlies van verdienvermogen per april 2021 tot april 2022
De verdediging heeft deze schadepost niet betwist. De benadeelde heeft deze post gemotiveerd een onderbouwd met onderliggende stukken, zodat de rechtbank dit deel van de vordering zal toewijzen. Door de gebeurtenissen in de nacht van 11 op 12 september 2020 heeft de benadeelde partij haar werk, na tijdelijke ziekte, niet kunnen hervatten. De benadeelde partij heeft ter zitting toegelicht, dat wanneer de gebeurtenissen van 12 september 2020 niet hadden plaatsgevonden, zij met ingang van oktober 2020 weer (nagenoeg) volledig aan het werk zou zijn gegaan. Uit het bij de vordering van de benadeelde partij gevoegde rapport van de arbeidsdeskundige volgt dat de mogelijkheden voor re-integratie in eigen of passende functie van de benadeelde partij vanwege haar (door het incident opgelopen) beperkingen minimaal zijn. De benadeelde partij heeft het verlies aan verdienvermogen als volgt berekend. Haar 100% salaris bedroeg netto € 1.995,62 en door de verlaging naar 70% wegens haar uitval bedroeg het salaris € 1.439,01. Het verschil tussen die twee bedragen per maand (€ 556,61) vermenigvuldigd met een periode van
12 maanden, levert een bedrag van € 6.679,32 op. Het is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de ingediende onderbouwing voldoende duidelijk dat de schade tot april 2022 zal doorlopen.
- verlies ORT vanaf 1 april 2022 tot aan pensioengerechtigde leeftijd
Door de benadeelde partij wordt onder de post ‘verlies ORT’ toekomstige schade gevorderd. Die post is door benadeelde gemotiveerd toegelicht. Dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten tot haar pensioengerechtigde leeftijd geen betaalde arbeid meer zal kunnen verrichten, en, daarmee samenhangend, geen functie meer zal kunnen vervullen waarbij zij recht op ORT heeft, staat voor de rechtbank in voldoende mate vast. De rechtbank zal deze schadepost met gebruikmaking van de haar in artikel 6:97 BW in verbinding met artikel 6:105 BW toegekende bevoegdheid de nog niet ingetreden schade begroten. De rechtbank begroot de (in de toekomst) doorlopende schade naar redelijke verwachting en na afweging van de goede en de kwade kansen. De algemene vragen ter zake het verlies van verdienvermogen die de verdediging heeft opgeworpen, worden door de rechtbank – ook in onderlinge samenhang gelezen – niet als een voldoende betwisting van de stellingen van de benadeelde partij opgevat om haar met het bewijs daarvan op te dragen.
De rechtbank zal, nu het een vordering betreft ter zake toekomstige periodieke uitkeringen, deze tegen de berekende contante waarde daarvan toewijzen. De rechtbank hanteert daarbij de huidige rekenrente van 0,7% zoals opgenomen in de door de rechtspraak gehanteerde
Aanbevelingen rekenrente in personenschadezaken [14] voor schadeperioden tussen de 6 en 20 jaar. Schattenderwijs komt de rechtbank daarom tot een toewijsbare vordering ter zake het verlies ORT van € 85.476,32.
- kosten huishoudelijke hulp
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde kosten voor huishoudelijke hulp rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit. Het bedrag is voldoende onderbouwd en daarom toewijsbaar. De rechtbank zal de vordering voor een bedrag van € 10.687,25 toewijzen.. Het is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de ingediende onderbouwing voldoende duidelijk dat deze schade tot april 2022 zal doorlopen. De stelling van de verdediging dat benadeelde partij via de gemeente een uitkering op grond van de WMO had kunnen aanvragen, is gemotiveerd weerlegd. De benadeelde partij heeft aangevoerd dat een dergelijke uitkering niet wordt verstrekt wanneer mantelzorg kan worden verleend zoals in het geval van de benadeelde partij, welke stelling door de verdediging verder niet is betwist.
- verlies zelfwerkzaamheid
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde en niet betwiste schade voor verlies zelfwerkzaamheid, welke is berekend volgens de Richtlijn van de Letselschade Raad, rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Het bedrag is voldoende onderbouwd en daarom toewijsbaar. De rechtbank zal de vordering voor een bedrag van
€ 723,37 toewijzen.
- ziektekosten en parkeer- en reiskosten
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde en niet betwiste ziektekosten en parkeer-en reiskosten rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit. De bedragen zijn voldoende onderbouwd en daarom toewijsbaar. De rechtbank zal de vordering voor de een bedrag van € 944,40 aan ziektekosten en een bedrag van € 383,33 aan parkeer- en reiskosten.
- kosten aanschaf camerasysteem en deurbel
De rechtbank zal een bedrag van € 1.149,50 aan kosten voor de aanschaf van een camerasysteem toewijzen. De benadeelde partij is blijkens de door haar gegeven toelichting en onderbouwing op de vordering erg bang geworden door de gebeurtenissen. Zij ondervindt, samengevat weergegeven, een aanhoudend gevoel van onveiligheid. Uit de toelichting van de vordering van de benadeelde partij blijkt dat de psycholoog bij wie de benadeelde partij voor deze klachten in behandeling is, vermoedt dat de benadeelde partij aan PTSS lijdt. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de kosten van het camerasysteem in dit geval kan worden aangemerkt als rechtstreekse schade aangezien het is gericht op het verminderen van gevoelens van onveiligheid ten gevolge van het misdrijf. Daarmee leveren deze kosten een bijdrage aan het psychisch herstel van het slachtoffer en zijn deze kosten aan te merken als kosten ter beperking van immateriële schade.
De benadeelde partij heeft een deurbel met beveiligingscamera aangeschaft omdat deze door het bewezenverklaarde feit verwoest is geraakt. De kosten hiervan bedragen € 255,96. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze kosten worden aangemerkt als rechtstreekse schade ten gevolge van het misdrijf.
8.4.3
De immateriële schade
De rechtbank overweegt in het kader van de gevorderde immateriële schade dat, gelet op de aard en de ernst van de lichamelijke en psychische gevolgen voor het slachtoffer, een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is. Bij de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij vergelijkbare uitspraken. De rechtbank acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 14.000,00.
8.4.4
Wettelijke rente
De aan de rechtbank ter zitting overhandigde stukken van de benadeelde partij waaronder het schadevergoedingsformulier bevat tevens het verzoek om de wettelijke rente vanaf de datum van de schade toe te wijzen. Nu deze wettelijke rente gevorderd is en tegen de toewijzing daarvan geen verweer is gevoerd, zal de rechtbank de wettelijke rente over het toe te kennen schadebedrag toewijzen.
8.4.5
Proceskosten
Over het gevorderde bedrag van € 250,-- voor het eigen risico van ARAG overweegt de rechtbank dat dit om kosten gaat die zijn gemaakt en die niet door de rechtsbijstandverzekering zijn gedekt. Deze kosten van rechtsbijstand zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid Sv, maar als proceskosten is de zin van artikel 592a Sv. Deze kosten zijn ook separaat in de schadestaat onder het kopje proceskosten opgenomen. De rechtbank beschouwt deze post als onderdeel van de algemene proceskostenveroordeling en zal het bedrag niet afzonderlijk toewijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot betaling van de proceskosten van de benadeelde partij. Nu ter terechtzitting geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken waarom er afgeweken zou moeten worden van het liquidatietarief, is de rechtbank van oordeel dat voor de vaststelling van die vergoeding het bij de behandeling van civiele zaken gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven als uitgangspunt gehanteerd dient te worden. De proceskosten worden vastgesteld op € 2.163,00 (3 punten a € 721,00, tarief III).
8.4.6
Het toe te wijzen schadebedrag
Gelet op het voorgaande zal een totaalbedrag van € 120.299,05 te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente worden toegewezen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 360 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 26 juni 2020, gewezen door de politierechter in de rechtbank Overijssel, is verdachte veroordeeld tot, voor zover hier van belang, een gevangenis straf van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
De proeftijd is ingegaan op 10 juli 2020.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft erop gewezen dat de reclassering adviseert de voorwaardelijk opgelegde straf niet ten uitvoer te leggen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. De nadelige gevolgen van vrijheidsbeneming voor de verdachte heeft de rechtbank hierboven meegewogen in haar beslissing om verdachte te veroordelen tot een langdurige gevangenisstraf.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
- zich ambulant laat behandelen bij door GGZ Trajectum of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verdachte verblijft in/bij Meesterwerk of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, ter beoordeling aan de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met:
 [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1970, wonende aan [adres 2] in Zwolle;
 [benadeelde 1] , geboren [geboortedatum 3] 1970, wonende aan [adres 2] in Zwolle;
 [benadeelde 2] , geboren [geboortedatum 4] 2003, wonende aan [adres 2] in Zwolle;
 [benadeelde 3] , geboren [geboortedatum 5] 1998, wonende aan [adres 2] in Zwolle;
 [benadeelde 4] , geboren [geboortedatum 6] 1995, wonende aan [adres 2] in Zwolle;
zolang het openbaar ministerie dit nodig acht;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 7] 2001 in Zwolle, en op dit moment wonende aan [adres 3] in Zwolle, zo lang het openbaar ministerie dit nodig acht;
- draagt de
politieop om toezicht te houden op naleving van het contactverboden;
- draagt de
reclasseringop om toezicht te houden op de naleving van de overige voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij met [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 120.299,05 (bestaande uit € 106.299,05 materiële schade en € 14.000,-- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot hoofdelijke betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 120.549,05, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 2.163,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 de bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 120.299,05 (zegge: honderdtwintigduizend tweehonderdnegenennegentig euro en vijf eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 september 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 365 dagen kan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-054452-20
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de rechtbank Overijssel op 26 juni 2020 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Campen, voorzitter, mr. M. van Bruggen en
mr. S.H. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020433262. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 1.
3.Pagina 7, zevende regel van de tweede alinea, en citaat op pagina 7 tot en met 9.
4.Pagina 13.
5.Pagina 14.
6.Pagina 14.
7.Pagina 7, eerste zin van de eerste alinea. Dit rapport is een verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4, Sv, en is afzonderlijk toegevoegd aan het dossier en is geen onderdeel van het hiervoor genoemde proces-verbaal.
8.Pagina 7, eerste en tweede zin van de tweede alinea. Dit rapport is een verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4, Sv, en is afzonderlijk toegevoegd aan het dossier en is geen onderdeel van het hiervoor genoemde proces-verbaal.
9.Pagina 8, tweede alinea. Dit rapport is een verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4, Sv, en is afzonderlijk toegevoegd aan het dossier en is geen onderdeel van het hiervoor genoemde proces-verbaal.
10.Pagina 12, eerste, tweede en derde alinea. Dit rapport is een verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4, Sv, en is afzonderlijk toegevoegd aan het dossier en is geen onderdeel van het hiervoor genoemde proces-verbaal.
11.Pagina 6, 7 en 8. Dit rapport is een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv, en is afzonderlijk toegevoegd aan het dossier en is geen onderdeel van het hiervoor genoemde proces-verbaal.
12.Pagina 212, zevende en achtste zin van de vierde alinea, en de tweede zin van de zesde alinea.
14.Kenbaar via https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/aanbevelingen-rekenrente.pdf.