ECLI:NL:RBOVE:2021:4764

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
08.261921.20 en 08.237724.20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een explosie met zwaar vuurwerk, resulterend in zwaar lichamelijk letsel en vernieling

Op 21 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een explosie door een Cobra 6 vuurwerk in de brievenbus van een woning in Zwolle te duwen. De explosie vond plaats op 12 september 2020 en resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bewoonster, die onder andere een gedeeltelijke amputatie van haar wijsvinger opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht en dat er levensgevaar voor de aanwezigen in de woning te duchten was. Naast de gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, werd de verdachte ook verplicht om een schadevergoeding van ruim 37.000 euro aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank legde ook een contactverbod op met het gezin van het slachtoffer en bepaalde dat de verdachte zich moest laten diagnosticeren en behandelen voor eventuele psychische problemen. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank achtte de verklaringen van getuigen betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.261921.20 en 08.237724.20 (P)
Datum vonnis: 21 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2001 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 januari 2021, 22 april 2021, 19 juli 2021, 13 september 2021, 8 november 2021 en
7 december 2021.
Ter terechtzitting van 28 januari 2021 heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 08.261921.20 en 08.237724.20 tegen verdachte aangebrachte zaken.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.H. de Weert en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. E. van Reydt, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 28 januari 2021 als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) én na wijziging van de tenlastelegging van 7 december 2021 als bedoeld in artikel 313 Sv, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 08.261921.20
op 12 september 2020 tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft/hebben geprobeerd te doden door een Cobra 6 aan te steken en in de brievenbus van de voordeur te doen, dan wel [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft/hebben toegebracht;
op 12 september 2020 tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een ontploffing heeft/hebben veroorzaakt waardoor levensgevaar voor [slachtoffer 1] en/of overige personen en/of de hond en/of gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
op 12 september 2020 illegaal vuurwerk voor handen heeft gehad.
Parketnummer 08.237724.20
op 11 juli 2020 de scooter van [slachtoffer 2] heeft vernield;
in de periode van 1 september 2019 tot en met 11 juli 2020 in Zwolle [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer 08.261921.20
1.
hij op of omstreeks 12 september 2020 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en of zijn medeverdachte(n) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- een Cobra 6, in ieder geval een stuk knalvuurwerk, heeft/hebben aangestoken en/of
- die Cobra 6, in ieder geval dat vuurwerk, in de brievenbus van de voordeur van een woning
heeft/hebben geduwd/heeft/hebben gedaan,
waarna die Cobra 6, in ieder geval dat vuurwerk tot ontploffing is gekomen/gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 12 september 2020 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (ondermeer) meerdere brandwonden op de borst, de buik en/of de hals, in ieder geval op het lichaam en/of een afgerukt (deel van een) vinger en/of losgeraakte banden van het duimgewricht en/of losgeraakte huid aan de binnenkant van een hand en/of een (permanente) gehoorsbeschadiging, heeft/hebben toegebracht door
- een Cobra 6,in ieder geval een stuk knalvuurwerk, aan te steken en/of
- die Cobra 6, in ieder geval dat vuurwerk, in de brievenbus van de voordeur van een woning te duwen,

waarna die Cobra 6, in ieder geval dat vuurwerk tot ontploffing is gekomen/gebracht;

2.
hij op of omstreeks 12 september 2020 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning gelegen aan [adres 2] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht door een Cobra 6, in ieder geval een stuk knalvuurwerk, aan te steken en/of die Cobra, in ieder geval dat vuurwerk, in de brievenbus van de voordeur van betreffende woning te duwen, waardoor die Cobra, in ieder geval dat vuurwerk tot ontploffing is gekomen/gebracht en daarvan gemeen gevaar voor die voordeur en/of die woning en/of in die woning aanwezige goederen en/of de hond, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in de woning aanwezige [slachtoffer 1] en/of overige aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning aanwezige [slachtoffer 1] en/of overige aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 12 september 2020, in de gemeente Zwolle, opzettelijk, professioneel vuurwerk, niet bestemd voor particulier gebruik, te weten:
een stuk knalvuurwerk, een Cobra 6, voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 08.237724.20
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2020 te Zwolle
opzettelijk en wederrechtelijk
een scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten
aan [slachtoffer 2] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op een of meer(dere) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 september 2019
tot en met 11 juli 2020 te Zwolle, althans in Nederland
(telkens) [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 2] een of meer(dere) ma(a)l(en)
te slaan en/of stompen en/of een of meer(dere) ma(a)l(en) te krassen in/op de
nek/hals, althans in/op het lichaam.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Feiten 1, 2 en 3 met parketnummer 08.261921.20
Op 12 september 2020 ontving de politie een melding dat een ontploffing in een woning had plaatsgevonden op [adres 2] te Zwolle. De politie ging ter plaatse en trof een ravage aan achter de voordeur in de hal en een bloedspoor dat liep vanaf de hal naar de woonkamer. Mevrouw [slachtoffer 1] zat in de woonkamer en was gewond aan haar hand, hals en borst en is vervolgens naar het ziekenhuis gebracht. [slachtoffer 1] woont op [adres 2] samen met haar man, [naam 1] , en hun zoons [naam 2] en [naam 3] en dochter [naam 4] .
[slachtoffer 1] heeft op 17 september 2020 aangifte gedaan van poging tot doodslag.
Na onder andere een uitzending van ‘Opsporing Verzocht’ en ‘Onder de loep’ (TV Oost) is verdachte op 19 oktober 2020 aangehouden op verdenking van het veroorzaken van een ontploffing aan [adres 2] te Zwolle.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend dat hij de ontploffing in de woning heeft veroorzaakt.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de avond van 12 september 2020 [getuige 1] (hierna verder genoemd [getuige 1] ) en [medeverdachte] (hierna verder genoemd [medeverdachte] ) tegenkwam en dat hij samen met hen opliep. Verdachte heeft verklaard dat bij de woning aan [adres 2] [medeverdachte] aan de rechterkant van de brievenbus stond en deze openhield en dat [getuige 1] iets aanstak en dit door de brievenbus gooide. Daarna renden zij weg. Verdachte zelf stond aan de overkant van de straat en is ook weggerend.
Feiten 1 en 2 met parketnummer 08.237724.20
Op 11 juli 2020 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan tegen verdachte van vernieling van haar scooter en van mishandeling door verdachte.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte op 11 juli 2020 meerdere keren tegen haar scooter heeft getrapt en de scooter heeft omgeduwd, waardoor deze is beschadigd.
Tevens heeft zij verklaard dat verdachte haar tijdens hun relatie driemaal heeft geslagen.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij zich op 11 juli 2020 heeft afgereageerd op de scooter van [slachtoffer 2] en dat hierdoor een gat in de kap van de scooter is ontstaan.
Verdachte heeft ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 2] verklaard dat hij haar wel eens heeft geslagen, maar dat hij dat deed om [slachtoffer 2] te stoppen, omdat zij soms woedeaanvallen had en hem dan sloeg of trapte. Verdachte heeft ook erkend dat hij [slachtoffer 2] een keer heeft gekrabd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir - gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde met parketnummer 08.261921.20 en voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde met parketnummer 08.237724.20.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde schriftelijke pleitnota - ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde met parketnummer 08.261921.20 op het standpunt gesteld dat vrijspraak moet volgen, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte stellig heeft ontkend dat hij het vuurwerk door de brievenbus heeft gegooid. De getuigenverklaringen van [medeverdachte] , [getuige 1] en [getuige 2] (hierna verder genoemd [getuige 2] ) zijn volgens de verdediging op elkaar afgestemd én zijn tevens wisselend, tegenstrijdig en kennelijk leugenachtig en worden niet ondersteund door objectief forensisch bewijs. Voorts heeft de verdediging betoogd dat de onder 1 primair tenlastegelegde poging moord, dan wel poging tot doodslag, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu geen sprake is geweest van voorbedachte raad én geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde met parketnummer 08.261921.20 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van te duchten levensgevaar.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde met parketnummer 08.237724.20 op het standpunt gesteld dat verdachte de vernieling van de scooter en de mishandeling voor zover sprake is van het krassen in of op het lichaam van [slachtoffer 2] heeft bekend, zodat voor deze feiten een bewezenverklaring kan volgen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3 met parketnummer 08.261921.20
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden kunnen worden vastgesteld.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op 12 september 2020 omstreeks 00:26 uur verbalisanten door de politiemeldkamer zijn gestuurd naar het adres [adres 2] te Zwolle, waar een ontploffing had plaatsgevonden. Ter plaatse troffen de verbalisanten een ravage aan achter de voordeur en in de woonkamer de gewonde [slachtoffer 1] .
Uit de aangifte blijkt dat aangeefster [slachtoffer 1] op 12 september 2020 om iets voor 00:30 uur op het punt stond om te gaan slapen en daarom boven in de badkamer was toen zij een sissend geluid hoorde. Aangeefster is hierop naar beneden gegaan en zag dat uit de brievenbus, een gleuf die in de voordeur zit, een soort pijpje naar binnen stak met allemaal oranje sterretjes. Aangeefster dacht dat het een soort vuurpijl was en wilde het pijpje naar buiten werken, omdat zij vreesde voor brand in haar huis en voor de veiligheid van de hond. Zij hoorde ineens een enorme knal, hoorde haar oren suizen en zij dacht dat zij haar hoofd moest wegdraaien van de brievenbus waar de knal vandaan kwam. Zij hoorde brandmelders afgaan, zag bijna niets, alleen maar rook, en hoorde iemand zeggen dat ze naar buiten moest. Toen bevond zij zich opeens in de woonkamer.
Uit het forensisch onderzoek dat op 12 september 2020 in de woning heeft plaatsgevonden is gebleken dat de schade in de woning is ontstaan, nadat één reeds ontstoken stuk (zwaar) vuurwerk, te weten een Cobra 6, deels door de brievenbus in de voordeur is geduwd. Gelet op het schadebeeld is het meer aannemelijk dat de Cobra 6 zich nog deels in de brievenbus bevond tijdens de explosie, dan dat deze Cobra 6 op de grond in de hal lag tijdens de explosie.
Uit de letselrapportage van aangeefster [slachtoffer 1] is gebleken dat zij als gevolg van de explosie scheurwonden met een gedeeltelijke amputatie van de wijsvinger en bloeduitstortingen heeft opgelopen, alsmede kras-, brand- en scheurwonden op de borst, rechterbovenarm en het rechterbeen. In de letselrapportage staat vermeld dat voor dit letsel een langdurig medisch traject nodig is en dat gelet op de gedeeltelijke amputatie van de wijsvinger tevens sprake is van blijvende schade en daarmee van functiebeperking.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat op 12 september 2020 door een persoon een stuk zwaar vuurwerk, een Cobra 6, in de brievenbus van de woning aan [adres 2] te Zwolle is gedaan, waardoor een ontploffing is veroorzaakt én waarbij aangeefster [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De vraag die thans aan de rechtbank voorligt, is wie de Cobra 6 in de brievenbus heeft gestopt. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Bij de politie zijn vier personen in beeld gekomen die zich ten tijde van de ontploffing in de buurt bevonden van de woning aan [adres 2] . Dit betreffen verdachte, [medeverdachte] , [getuige 1] en [getuige 2] .
Verdachte heeft verklaard dat hij in de avond van 12 september 2020 [getuige 1] en [medeverdachte] tegenkwam en dat hij samen met hen opliep en dat zij bij de woning aan [adres 2] uitkwamen. Verdachte heeft verklaard dat hij aan de overzijde van de straat stond, dat [medeverdachte] aan de rechterkant van de brievenbus stond en deze openhield en dat [getuige 1] iets aanstak en dit door de brievenbus gooide.
Getuige [medeverdachte] heeft verklaard dat hij die avond samen met [getuige 1] en [getuige 2] aan het lopen was toen zij verdachte tegenkwamen. Met zijn vieren zijn ze verder gelopen en kwamen bij de woning aan [adres 2] te Zwolle. [medeverdachte] heeft uiteindelijk verklaard dat hij de brievenbus van de woning aan [adres 2] heeft opengehouden en dat hij dit deed onder druk van verdachte. [medeverdachte] heeft verklaard dat het verdachte is geweest die het vuurwerk in de brievenbus heeft gedaan, waarna het is ontploft.
Getuige [getuige 1] heeft eveneens verklaard dat hij die avond samen met [medeverdachte] en [getuige 2] liep toen zij verdachte tegenkwamen. Zij zijn met z’n vieren verder gelopen en kwamen langs de woning aan [adres 2] . Daar heeft verdachte vuurwerk door de brievenbus gedaan, waarna dit is ontploft.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien wat er precies bij de voordeur gebeurde, maar dat hij iets hoorde sissen en dat verdachte riep ‘rennen, rennen’. Daarbij heeft [getuige 2] gezien dat verdachte uit het pad van een woning kwam.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte] , [getuige 1] en [getuige 2] niet betrouwbaar zijn. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van de drie getuigen weliswaar op onderdelen verschillend zijn, maar dat de verklaringen onderling op hoofdlijnen, zowel feitelijk als chronologisch op essentiële punten consistent zijn. De rechtbank overweegt daarbij dat [medeverdachte] en [getuige 1] op 12 oktober 2020 en 13 oktober 2020 - nog voor de uitzending van Opsporing Verzocht op 13 oktober 2020 - naar de politie zijn gegaan om een verklaring over de ontploffing af te leggen. [getuige 2] is op 20 oktober 2020 naar de politie gegaan. Eenduidig aan deze drie verklaringen is dat zij op 12 september 2020 met z’n drieën aan het lopen waren en dat ze toen verdachte zijn tegengekomen. Vervolgens zijn ze met z’n vieren verder gelopen. [getuige 1] en [getuige 2] liepen voorop en [medeverdachte] en verdachte liepen erachter. Al lopend zijn ze bij de woning aan [adres 2] gekomen. Uit de verklaringen van deze getuigen en ook uit de verklaring van verdachte, is naar voren gekomen dat twee van de vier personen daadwerkelijk bij de voordeur van [adres 2] zijn geweest. Dat één van de twee personen die bij de voordeur zijn geweest [medeverdachte] betreft, wordt bevestigd door forensisch bewijs. [medeverdachte] en [getuige 1] verklaren dat de tweede persoon bij de voordeur van de woning verdachte was. [getuige 2] heeft het niet precies gezien, maar heeft wel verklaard dat verdachte uit het pad van een woning kwam.
Verder verklaren zowel [medeverdachte] , [getuige 1] als [getuige 2] dat verdachte riep ‘rennen, rennen’, waarop verdachte, [medeverdachte] en [getuige 2] gezamenlijk zijn weggerend en [getuige 1] een andere kant is weggerend.
De rechtbank acht de verklaringen van deze drie getuigen op redengevende onderdelen betrouwbaar, omdat zij vanaf het begin af aan consequent hebben verklaard over de rol van verdachte. Dat de getuigen vervolgens bij de politie, de rechter-commissaris en ter terechtzitting op onderdelen soms wisselend hebben verklaard en dat zij vanaf het begin niet hebben verklaard over het aandeel van [medeverdachte] , doet aan de betrouwbaarheid van de verklaringen voor wat betreft de betrokkenheid van verdachte bij het veroorzaken van de ontploffing niets af.
In het kader van de weging van de betrouwbaarheid van de verklaringen acht de rechtbank voorts nog van belang dat [medeverdachte] - weliswaar pas na kennisname van het forensisch rapport betreffende zijn handpalmafdruk op de buitenzijde van de voordeur - door zijn verklaring niet alleen verdachte, maar uiteindelijk ook zichzelf heeft belast.
En voor [getuige 1] heeft te gelden dat hij een verklaring heeft gegeven waarom hij zijn vriend [medeverdachte] niet heeft willen belasten door eerder openheid van zaken te geven over diens rol.
Hiermee kan bepaald niet gezegd worden dat deze getuigen direct open en eerlijk hebben verklaard over hun eigen rol, maar wel over de rol van verdachte.
Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte – in tegenstelling tot [medeverdachte] , [getuige 1] en [getuige 2] – een motief heeft gehad voor de aanslag. [naam 4] (hierna verder genoemd [naam 4] ) - die woonachtig is op het adres [adres 2] - en [slachtoffer 2] – de ex-vriendin van verdachte - hebben beiden verklaard dat verdachte boos was op [naam 4] . Dit omdat hij haar verantwoordelijk hield voor het beëindigen van zijn relatie met [slachtoffer 2] .
Dat verdachte een motief heeft gehad wordt tevens ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [medeverdachte] . Zo heeft [getuige 1] verklaard dat hij samen met [getuige 2] en [medeverdachte] een paar dagen later verdachte heeft gesproken en dat verdachte toen heeft verteld dat hij problemen had met zijn vriendin [slachtoffer 2] vanwege [naam 4] . Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte op een later moment tegen hem heeft gezegd dat hij een vriendin had en dat het meisje dat ‘daar’ woonde ervoor had gezorgd dat het uit was gegaan.
De rechtbank acht in dit verband verder van belang dat verdachte kort na de ontploffing diverse posts op Instagram heeft geplaatst die in het licht van het voorgaande kunnen worden bezien. Zo heeft verdachte één dag na de ontploffing een foto van een clown op Instagram geplaatst met de tekst
“Karma has no menu, you get served what you deserve”. Op 21 september 2020 heeft verdachte een afbeelding op Instagram geplaatst van een foto van Holleeder met de tekst
“Vroeg of laat. Er wordt afgerekend”. En op 25 september 2020 heeft verdachte op Instagram een afbeelding geplaatst van een foto van een politieauto met daarbij de tekst
“Snitches get stitches”.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook daadwerkelijk de beschikking heeft gehad over zwaar vuurwerk, specifiek Cobra’s 6. Zo blijkt uit het dossier dat verdachte via Snapchat nitraten en Cobra’s 6 te koop heeft aangeboden voor € 7,50 en € 12,50. Dit wordt bevestigd door de getuigenverklaring van [naam 4] , die heeft verklaard dat zij op Snapchat heeft gezien dat verdachte Cobra’s te koop aanbood.
Daarnaast volgt uit de getuigenverklaring van [getuige 3] (hierna verder genoemd [getuige 3] ) dat [medeverdachte] in de periode rond de ontploffing aan [getuige 3] heeft gevraagd of hij een tas in zijn schuur mocht zetten. [medeverdachte] was die dag samen met een persoon, die door getuige [getuige 3] later op een foto is herkend als verdachte. Toen getuige [getuige 3] later in de tas van [medeverdachte] keek, bleken er Cobra’s in te zitten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zelf in de door hem afgelegde verklaringen bij de politie en ter terechtzitting wisselend en niet consistent heeft verklaard. Bovendien acht de rechtbank meerdere onderdelen van de verklaring van verdachte reeds op zichzelf beschouwd ongeloofwaardig. Zo is het opvallend dat verdachte eerst heeft verklaard dat hij op 12 september 2020 helemaal niet bij de woning aan [adres 2] is geweest en pas op 22 april 2021 een verklaring heeft afgelegd dat hij wél bij de woning aan [adres 2] aanwezig was. Daarbij heeft verdachte niet verklaard dat ook [getuige 2] bij [medeverdachte] en [getuige 1] was toen hij hen tegenkwam op de avond van 12 september 2020.
Tevens acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat verdachte heeft verklaard dat hij niet wist wie in de woning aan [adres 2] woonde, terwijl uit de aangifte van [slachtoffer 2] in de gevoegde zaak en uit de getuigenverklaring van [naam 4] is gebleken dat verdachte wel wist dat [naam 4] in die woning woonde. Tot slot weegt de rechtbank mee dat uit tapgesprekken tussen verdachte en zijn zus en verdachte en zijn moeder is gebleken dat verdachte maatregelen heeft genomen om ervoor te zorgen dat zijn betrokkenheid bij de ontploffing niet bekend werd door zijn bordeauxrode jas - die uitvoerig aan de orde is geweest bij de aflevering van Opsporing verzocht op 13 oktober 2020 - nog diezelfde dag naar de stomerij te brengen. Dit alles past naar het oordeel van de rechtbank in het beeld dat verdachte actief betrokken is geweest bij de ten laste gelegde gedragingen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat het dossier geen aanleiding geeft te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van getuigen [medeverdachte] , [getuige 1] en [getuige 2] , welke verklaringen onderling zowel chronologisch als feitelijk op essentiële punten consistent zijn en door de rechtbank geloofwaardig worden geacht.
Alles afwegende en in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 12 september 2020 gezamenlijk met [medeverdachte] , [getuige 1] en [getuige 2] naar de woning aan [adres 2] te Zwolle heeft begeven, dat verdachte samen met [medeverdachte] naar de voordeur is gelopen, dat de brievenbus werd geopend door [medeverdachte] en dat verdachte vervolgens een aangestoken Cobra 6 in de brievenbus heeft gedaan, welke Cobra 6 is ontploft en dat zij vervolgens allemaal zijn weggerend.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het veroorzaken van een ontploffing door verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt dat gelet op dat wat in het voorgaande is overwogen ook duidelijk is dat er (in ieder geval) één ander betrokken is geweest bij de gebeurtenissen. Het dossier geeft echter onvoldoende informatie om de vorm van daderschap (lees: medepleger of medeplichtige) te kunnen duiden.
Het veroorzaken van de ontploffing door verdachte is onder 1 primair tenlastegelegd als een poging tot doodslag.
De rechtbank stelt allereerst vast dat aan verdachte geen poging tot moord is tenlastegelegd, zodat de rechtbank niet in zal gaan op het verweer van de raadsman dat geen sprake is geweest van voorbedachte raad bij verdachte.
De rechtbank ziet zich voorts voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangeefster [slachtoffer 1] heeft gehad. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van [slachtoffer 1] – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is allereerst van oordeel dat niet zonder meer kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat er bij de handelingen die hij verrichtte – het aansteken van een Cobra 6 en deze in de brievenbus van een woning doen - een aanmerkelijke kans op de dood van één van de bewoners bestond.
Daarnaast is uit het rapport Explosievenonderzoek naar aanleiding van de explosie in de hal van een woning in Zwolle op 12 september 2020 van 9 maart 2021 van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gebleken dat als een Super Cobra 6 ontploft er altijd gevaar ontstaat voor letsel en materiële schade. Door de optredende effecten is er vooral voor personen in het halletje gevaar voor letsel ontstaan. Zo is uit het NFI-rapport gebleken dat bij lichaamscontact met een exemplaar van een 'Super COBRA 6' ten tijde van de explosie, ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel een gegeven is. Bij (vrijwel) direct contact met bijvoorbeeld het hoofd, de nek of de romp van een onbeschermd persoon is dit letsel zelfs zeer ernstig tot dodelijk. Bij het in de hand(en) houden van de 'Super COBRA 6' (bijvoorbeeld in het scenario dat het opgepakt wordt) is een blijvende functiebeperking van de hand(en) een gegeven. Zelfs het verlies van de gehele hand(en) is mogelijk. (...)
De rechtbank is van oordeel dat uit het NFI rapport Explosievenonderzoek is gebleken dat het gevaar voor letsel vooral voor personen in het halletje aanwezig was, en dat in dit geval aangeefster [slachtoffer 1] zich ook daadwerkelijk bevond in de hal van de woning en ook nog op korte afstand van de brievenbus ten tijde van de ontploffing. De rechtbank is echter van oordeel dat uit het forensisch onderzoek in de woning tevens is gebleken dat de Cobra 6 in de brievenbus stak - en zich derhalve nog in de brievenbus bevond ten tijde van de explosie – zodat geen sprake was van direct contact van de Cobra 6 met het hoofd, de nek of de romp van het slachtoffer, hetgeen tot dodelijk letsel kan leiden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de kans dat er mensen zouden komen te overlijden onder ogen heeft gezien en heeft aanvaard. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen die dit onderbouwen. Hij heeft met andere woorden de aanmerkelijke kans op de dood – zo die er al zou zijn gelet op het hiervoor overwogene - niet op de koop toe genomen. De rechtbank acht de onder 1 primair ten laste gelegde – poging tot doodslag - dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrij spreken.
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde – het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel –wél wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft, mede gelet op het hiervoor overwogene, door zijn handelen wel bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat één van de bewoners van de woning in de hal zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Uit de aangifte en de letselrapportage van aangeefster [slachtoffer 1] is voorts gebleken dat door de ontploffing van de Cobra 6 in de brievenbus dit lichamelijk letsel bij aangeefster [slachtoffer 1] daadwerkelijk is opgetreden en dat voor dit letsel een langdurig medisch traject nodig is en dat gelet op de gedeeltelijke amputatie van de wijsvinger tevens sprake is van blijvende schade en daarmee van functiebeperking.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het letsel dat door de gedragingen van verdachte bij aangeefster [slachtoffer 1] is veroorzaakt, gelet op de aard en de gevolgen daarvan, zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) oplevert.
Feit 2
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat zwaar vuurwerk een gevaarzettend karakter heeft. In algemene zin kan dus worden gezegd dat het laten ontploffen van zwaar vuurwerk in de brievenbus van een voordeur van een woning gevaarlijk is voor mensen die zich in de directe omgeving bevinden.
De vraag die moet worden beantwoord, is echter of door de ontploffing die verdachte teweeg heeft gebracht levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, zoals bedoeld in artikel 157 Sr.
Zodanig gevaar kan worden aangenomen als uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar van zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest, ook als de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien.
De rechtbank is van oordeel dat door het handelen van verdachte wél levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Zo is uit het proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 12 september 2020 niet alleen gebleken dat ten gevolge van de explosie zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan het slachtoffer, maar dat tevens ten gevolge van deze explosie levensgevaar voor het slachtoffer te duchten was. Dit wordt tevens ondersteund door het NFI rapport explosievenonderzoek van 9 maart 2021, waaruit is gebleken dat bij ontploffing van een Cobra 6
altijdgevaar ontstaat voor letsel en materiële schade en dat bij lichaamscontact met een exemplaar van een 'Super COBRA 6' ten tijde van de explosie, ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel een gegeven is en bij (vrijwel) direct contact met bijvoorbeeld het hoofd, de nek of de romp is dit letsel zelfs zeer ernstig tot dodelijk. Uit het dossier is gebleken dat ten tijde van de ontploffing van de Cobra 6 meerdere personen in de woning op het adres [adres 2] te Zwolle aanwezig waren, waarvan één persoon, te weten aangeefster [slachtoffer 1] , zich in de hal kort achter de voordeur bevond. De rechtbank is van oordeel dat hierdoor wel het risico bestond op lichaamscontact met de Cobra 6 die in de brievenbus van de woning stak bij één van de aanwezigen in de woning ten tijde van de explosie, waardoor deze levensgevaarlijk dan wel zwaar gewond had kunnen raken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat door het handelen van verdachte ook gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 12 september 2020 en de daarbij behorende fotobijlage is immers gebleken dat ten gevolge van de explosie schade is ontstaan aan de woning, bestaande uit schade aan de voordeur en aan de in de gang aanwezige goederen.
Uit het NFI rapport explosievenonderzoek van 9 maart 2021 is voorts gebleken dat wanneer een Cobra 6 direct tegen een voorwerp aan explodeert, dit voorwerp meestal (ernstig) beschadigd zal raken. De beschadiging aan de brievenbus past bij een ontploffing van het vuurwerkartikel in de brievenbus; zo is het raamwerk dat oorspronkelijk rondom de brievenbusmond heeft gezeten er door de explosie afgeblazen en is een metalen stang die deel heeft uitgemaakt van de brievenbus vervormd geraakt. De 'waaiervorm' van beroeting en de brandschade aan de halzijde van de voordeur past bij brandschade die ontstaan is door het branden van het lont en van de effectlading.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande het onder 2 tenlastegelegde – het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is – wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De rechtbank is van oordeel dat uit het NFI rapport van 9 maart 2021 voorts is gebleken dat een Cobra 6 nader is te specificeren als knalvuurwerk met lont (flash banger) en dat dit professioneel vuurwerk betreft dat uitsluitend bestemd is voor gebruik door personen met gespecialiseerde kennis conform het Vuurwerkbesluit en dat dit niet is bedoeld om ter beschikking te worden gesteld voor particulier gebruik.
Verdachte heeft, zoals hiervoor onder 1 en 2 is bewezenverklaard, een Cobra 6 in de brievenbus gedaan, zodat hij als particulier dit professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad en een bewezenverklaring voor het onder 3 tenlastegelegde kan volgen.
Parketnummer 08.237724.20
Feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit – beschadiging van de scooter - op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen in de bijlage.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] meermalen heeft mishandeld door haar te slaan en in haar arm te krabben, gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en de deels bekennende verklaring van verdachte. Niet kan worden bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] ook in haar nek heeft gekrabd, zodat verdachte van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08.261921.20
1. subsidiair.
hij op 12 september 2020 in de gemeente Zwolle aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (ondermeer) meerdere brandwonden op de borst, de buik en de hals, in ieder geval op het lichaam en een afgerukt deel van een vinger en losgeraakte banden van het duimgewricht en losgeraakte huid aan de binnenkant van een hand en een permanente gehoorbeschadiging, heeft toegebracht door
- een Cobra 6 aan te steken en
- die Cobra 6 in de brievenbus van de voordeur van een woning te duwen,
waarna die Cobra 6, tot ontploffing is gekomen;
2.
hij op 12 september 2020 in de gemeente Zwolle, in een woning gelegen aan [adres 2] , opzettelijk een ontploffing teweeg hebben gebracht door een Cobra 6, aan te steken en die Cobra, in de brievenbus van de voordeur van de betreffende woning te duwen, waardoor die Cobra, tot ontploffing is gekomen en daarvan gemeen gevaar voor die voordeur en die woning en in die woning aanwezige goederen en de hond en levensgevaar voor de in de woning aanwezige [slachtoffer 1] en/of overige aanwezige personen, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de woning aanwezige [slachtoffer 1] en/of overige aanwezige personen, te duchten was;
3.
hij op 12 september 2020, in de gemeente Zwolle, opzettelijk, professioneel vuurwerk, niet bestemd voor particulier gebruik, te weten:
een stuk knalvuurwerk, een Cobra 6, voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 08.237724.20
1.
hij op 11 juli 2020 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, dat geheel aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft beschadigd;
2.
hij op tijdstippen in de periode 1 september 2019 tot en met 11 juli 2020 te Zwolle,
telkens [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 2] meerdere malen te slaan en een maal te krassen op het lichaam.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 3 met parketnummer 08.261921.20 en onder 1 en 2 met parketnummer 08.237724.20 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 08.261921.20
feit 1 subsidiair en feit 2 en feit 3
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:
zware mishandeling;
en
het misdrijf:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
en
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet mileubeheer, opzettelijk begaan.
Parketnummer 08.237724.20
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
feit 2:
het misdrijf:
mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de reclassering waarin een deels voorwaardelijke straf met voorwaarden is geadviseerd. Daarnaast heeft de raadsman gewezen op de LOVS-oriëntatiepunten en de jurisprudentie op grond waarvan de raadsman concludeert dat de straf fors lager dan de eis van de officier van justitie zou moeten zijn. Tot slot heeft de raadsman er op gewezen dat als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de gedragingen dusdanig met elkaar samenhangen dat er sprake is van eendaadse samenloop.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten:
Verdachte heeft in de nacht van 11 op 12 september 2020 een explosief in de brievenbus van de voordeur van de woning van het gezin [familienaam] geduwd. In de woning waren op dat moment meerdere leden van het gezin en hun hond aanwezig. Het explosief is door de actie van verdachte in de hal van de woning tot ontploffing gekomen. [slachtoffer 1] , die uit angst voor brand en ter bescherming van de hond het explosief naar buiten wilde werken, is door de ontploffing ernstig gewond geraakt. Het slachtoffer bevond zich ten tijde van de ontploffing dicht bij de betreffende brievenbus. Het slachtoffer moest naar het ziekenhuis worden gebracht en heeft daar twee dagen moeten verblijven. Volgens de letselverklaring van de GGD-arts IJsselland heeft het slachtoffer letsel opgelopen aan hoofd, hals, borstkas, schouders, buik, rechterarm, rechterhand en beide benen. In het ziekenhuis moest het rechterwijsvingertopje van het slachtoffer worden geamputeerd. Er is dood weefsel verwijderd en huid getransplanteerd. In de middelvinger en de ringvinger was sprake van een breuk. In de rechterduim bleek het middenhandsbeentje te zijn gebroken en een aantal gewrichten en pezen te zijn aangetast, waardoor twee schroeven moesten worden geplaatst. Door de amputatie is blijvende invaliditeit van de wijsvinger aan de orde. Daarnaast is door een KNO-arts vastgesteld dat er ten gevolge van de ontploffing sprake is van verminderd gehoor bij het slachtoffer.
De ontploffing heeft daarnaast ook ernstige schade aan de woning en de inboedel veroorzaakt. Zo is de brievenbus beschadigd en is er brand- en roetschade in de hal van de woning ontstaan. Door de drukgolf die is ontstaan bij de explosie is de binnendeur tussen de hal en de woonkamer ontzet geraakt, is de omlijsting van de magnetron beschadigd en zijn er scheuren ontstaan in de achterwand van de keuken.
De ontploffing heeft enorme gevolgen gehad voor het slachtoffer en haar gezin, zoals ook blijkt uit het ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht van het slachtoffer. Het leven van het slachtoffer en haar gezin is ingrijpend veranderd door de lichamelijke en psychische gevolgen van de ontploffing.
Dat de gevolgen niet nog erger zijn, is een omstandigheid die niet aan verdachte is te danken.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op zeer lichtzinnige wijze, de veiligheid van de familie [familienaam] in hun eigen huis in gevaar heeft gebracht en dat dat gevaar zich ook heeft gerealiseerd.
Door het handelen van verdachte zijn niet alleen gevoelens van onrust en onveiligheid bij het slachtoffer en haar gezin teweeg gebracht, maar ook in de samenleving in het algemeen. Dit soort misdaden werkt angst en gevoelens van onveiligheid in de hand.
Naast voornoemde gebeurtenis heeft verdachte de scooter van mevrouw [slachtoffer 2] vernield en heeft hij haar mishandeld. Mevrouw [slachtoffer 2] heeft verklaard van de klappen en van het krabben pijn te hebben ondervonden en littekens daarvan op haar arm te hebben overgehouden. Daarnaast heeft mevrouw [slachtoffer 2] verklaard met name psychische klachten ten gevolge van de bewezen verklaarde feiten te ervaren. Hierbij is angst voor verdachte de voornaamste klacht.
De persoon van verdachte:
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van het op zijn naam gestelde Uittreksel Justitiële documentatie van 5 oktober 2021. Hieruit blijkt dat verdachte een beperkt strafblad heeft. In 2017 heeft hij voor de diefstal van een fiets 24 uren werkstraf gekregen als transactievoorwaarde.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van 29 december 2020. Hieruit blijkt dat verdachte een jongvolwassene is die zijn leven goed op orde had. Er is geen sprake van middelenmisbruik en verdachte is niet eerder bij de reclassering of andere hulpverlenende instanties in beeld geweest. Volgens het reclasseringsrapport kan verdachte manipulatief reageren als hij zijn zin wil krijgen en heeft hij een beperkt zelfinzicht. Gelet op de ernst van het delict, de jonge leeftijd van verdachte en het eventuele motief voor het delict is er volgens de reclassering mogelijk sprake van (anti sociale) persoonlijkheidsproblematiek. Ook zijn de uitlatingen van verdachte op social media (bijvoorbeeld het citaat Holleeder:
"Vroeg of laat, er wordt afgerekend") volgens de reclassering verontrustend en zorgwekkend te noemen. Eén en ander geeft volgens de reclassering aanleiding tot nader onderzoek naar het psychosociaal functioneren van verdachte. Vanwege de ontkennende houding van verdachte heeft de reclassering het recidiverisico niet in kunnen schatten.
Kort en goed adviseert de reclassering om verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, diagnose en ambulante behandeling, alsmede een contactverbod met het slachtoffer, diens familie en met medeverdachten en een locatieverbod dat inhoudt dat verdachte zich niet rond de woning van het slachtoffer mag bevinden.
De rechtbank neemt ten aanzien van verdachte tot slot in aanmerking, dat verdachte, tot zijn voorlopige hechtenis onder voorwaarden was geschorst, bijna een jaar in voorarrest heeft gezeten.
De straf:
In zijn algemeenheid geldt dat bij zeer ernstige strafbare feiten als de onderhavige een lange gevangenisstraf passend en geboden is. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegende, in het bijzonder de aard en ernst van de feiten, het niet in te schatten recidiverisico en de uitgebrachte strafadviezen, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden moet worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de op te leggen gevangenisstraf, groot zes maanden, voorwaardelijk opleggen. De rechtbank overweegt daarbij dat gelet op de aard en ernst van de feiten het van belang is om inzicht te krijgen in eventuele bij verdachte aanwezige persoonlijkheidsproblematiek. De rechtbank deelt de door de reclassering in haar advies uitgesproken zorg over verdachte en zal daarom als voorwaarde opleggen dat verdachte meewerkt aan diagnostiek. Daarbij is het ook van belang dat verdachte – indien geïndiceerd – behandeling krijgt. De rechtbank zal verdachte daarom ook als voorwaarde medewerking aan een eventuele benodigde ambulante behandeling opleggen.
Verder acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering, een locatieverbod voor de woning aan [adres 2] te Zwolle en een contactverbod zoals geadviseerd door de reclassering noodzakelijk. De rechtbank merkt op dat een locatie- en contactverbod reeds aan verdachte waren opgelegd in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de straf een proeftijd verbinden van drie jaren. Dit dient er naast bovengenoemde op te leggen voorwaarden toe dat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal tot slot bepalen dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf.
De door de rechtbank op te leggen straf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot een andere en beperktere bewezenverklaring komt. De rechtbank acht immers de ten laste gelegde poging doodslag op [slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Daarmee doet de rechtbank absoluut niets af aan de ernst van de wèl bewezenverklaarde feiten.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De schade van benadeelden

Parketnummer 08.261921.20
8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 125.082,08 (honderdvijfentwintigduizendtweeëntachtig euro en acht eurocent). De gevorderde schade bestaat uit de volgende posten:
Verlies van verdienvermogen
- verlies 30% salaris 19-04-2021 tot 19-04-2022 € 6.679,32;
- verlies ORT na 01-04-2022 tot aan pensioen € 90.000,00;
Huishoudelijke hulp
- huishoudelijke hulp 12-09-2020 tot 12-10-2020 € 954,00;
- huishoudelijke hulp 13-10-2020 tot 12-12-2020 € 1.073,25;
- mantelzorgvergoeding 13-12-2020 tot 12-09-2021 € 6.850,00;
- mantelzorgvergoeding 13-09-2021 tot 12-03-2022 € 1.810,00;
Verlies zelfwerkzaamheid
- berekening Richtlijn van de Letselschade Raad € 723,37;
Ziektekosten
- ziekenhuisdaggeld (2 dagen) € 60,00;
- eigen risico zorgkosten 2021 € 385,00;
- eigen risico zorgkosten 2022 € 385,00
- medicatie apotheek € 13,22;
- medicatie apotheek € 13,09;
- medicatie apotheek € 13,01;
- littekencrème Biodermal 2x € 59,90;
- verbandmiddelen € 5,18;
- CD medische gegevens € 10,00;
Parkeer- en reiskosten
- parkeerkosten € 103,60;
- kilometervergoeding (1.076 x € 0,26) € 279,73;
Overige kosten
- nieuwe deurbel met beveiligingscamera € 255,96;
- aanschaf camerasysteem € 1.149,50;
- eigen bijdrage kosten rechtsbijstand € 250,00;
Smartengeld
- smartengeld € 14.000,00;
Totaal € 125.073,13
De optelsom van de gevorderde schadeposten wijkt in geringe mate af van het in de ingediende schadevergoeding genoemde bedrag. Ter zitting heeft de benadeelde partij te kennen gegeven dat het gaat om een kennelijke verschrijving. Gelet op de uitgesplitste schadeposten en de ingediende onderbouwing daarvan zal de rechtbank daarom het bedrag van € 125.073,13 aanhouden.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de posten ‘verlies ORT’ ten bedrage van € 90.000,00 en ‘aanschaf camerasysteem’ ten bedrage van € 1.149,50’ betwist. Ten aanzien van de post ‘verlies ORT’ gaat het volgens de verdediging om toekomstig inkomensverlies wegens het niet kunnen uitvoeren van nachtdiensten door de benadeelde partij tot aan haar pensioengerechtigde leeftijd. De verdediging heeft aangevoerd dat het onzeker is of de benadeelde partij in de toekomst geen functie zal kunnen vervullen waarbij in de één of andere vorm sprake zal zijn van verloning van onregelmatigheidstoeslagen. Ook heeft de verdediging aangevoerd dat het niet vast staat dat de benadeelde partij, indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zich niet zou hebben voorgedaan, tot aan haar pensioengerechtigde leeftijd in dezelfde mate nachtdiensten zou hebben gedraaid. De verdediging heeft er daarbij op gewezen dat vóór het onderhavige incident er bij de benadeelde partij al sprake was van fysieke klachten waardoor er sprake was van arbeidsuitval.
Ten aanzien van de post ‘aanschaf camerasysteem’ heeft de verdediging aangevoerd dat die kostenpost dusdanig ruim ná de schadeveroorzakende gebeurtenis is gemaakt, dat er niet meer kan worden gesproken over een rechtstreeks verband met de gebeurtenis.
Kortom, de benadeelde partij moet volgens de verdediging in die posten niet-ontvankelijk worden verklaard. Ten aanzien van de overige gevorderde schadeposten heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de gebeurtenissen in de nacht van 11 op 12 september 2020 een enorme impact hebben gehad op het slachtoffer en haar gezin. De rechtbank benadrukt dit omdat de beoordeling van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij een juridische beoordeling is, die onmogelijk ook de mate van die impact volledig tot uitdrukking kan brengen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen wat bewezen kan worden verklaard. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij in beginsel ook verplicht is haar schade te vergoeden. De rechtbank heeft hiervoor onder de strafmaat reeds overwogen wat de aard en ernst van de feiten zijn geweest. Ten aanzien van de verschillende gevorderde schadeposten overweegt de rechtbank als volgt.
De materiële schade
- verlies van verdienvermogen per april 2021 tot april 2022
De rechtbank acht het verlies van verdienvermogen wegens verlies van 30% salaris van 19 april 2021 tot 19 april 2022 van € 6.679,32 toewijsbaar. Door de gebeurtenissen in de nacht van 11 op 12 september 2020 heeft de benadeelde partij haar werk, na tijdelijke ziekte, niet kunnen hervatten. De benadeelde partij heeft ter zitting toegelicht, dat wanneer de gebeurtenissen van 12 september 2020 niet hadden plaatsgevonden, zij met ingang van oktober 2020 weer (nagenoeg) volledig aan het werk zou zijn gegaan. Uit het bij de vordering van de benadeelde partij gevoegde rapport van de arbeidsdeskundige volgt dat de mogelijkheden voor re-integratie in eigen of passende functie van de benadeelde partij vanwege haar (door het incident opgelopen) beperkingen minimaal zijn. De benadeelde partij heeft het verlies van verdienvermogen als volgt berekend. Haar 100% salaris bedroeg netto
€ 1.995,62 en door de verlaging naar 70% wegens haar uitval bedroeg het salaris
€ 1.439,01. Het verschil tussen die twee bedragen per maand (€ 556,61) vermenigvuldigd met een periode van 12 maanden, levert een bedrag van € 6.679,32 op. Dat de periode waarover dit bedrag is berekend voor een beperkt deel in de toekomst ligt (tot en met april 2022) doet niets af aan het oordeel van de rechtbank. Het is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de ingediende onderbouwing voldoende duidelijk dat deze schade tot april 2022 zal doorlopen. Overigens is deze schadepost niet door de verdediging betwist.
- verlies ORT vanaf 1 april 2022 tot aan pensioengerechtigde leeftijd
Door de benadeelde partij wordt onder de post ‘verlies ORT’ toekomstige schade gevorderd, hetgeen omvangrijk en complex van aard is. Dergelijke (in de toekomst) doorlopende schade moet immers worden vastgesteld naar redelijke verwachting en na afweging van de goede en de kwade kansen. De hoogte van de uiteindelijke schade is afhankelijk van een groot aantal variabelen. Dat er een verlies van verdienvermogen is ten gevolge van de strafbare feiten staat naar het oordeel van de rechtbank vast. Dat de benadeelde partij als gevolg daarvan echter tot haar pensioengerechtigde leeftijd geen betaalde arbeid meer zal kunnen verrichten, en, daarmee samenhangend, geen functie meer zal kunnen vervullen waarbij zij recht op ORT heeft, staat voor de rechtbank op dit moment niet vast. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij dit gedeelte van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- kosten huishoudelijke hulp
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde en niet betwiste kosten voor huishoudelijke hulp rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit. Het bedrag is voldoende onderbouwd en daarom toewijsbaar. De rechtbank zal de vordering voor een bedrag van
€ 10.687,25 toewijzen. Dat de periode waarover dit bedrag is berekend deels in de toekomst ligt (tot en met april 2022) doet niets af aan het oordeel van de rechtbank. Het is naar het oordeel van de rechtbank gelet op de ingediende onderbouwing voldoende duidelijk dat deze schade tot april 2022 zal doorlopen.
- verlies zelfwerkzaamheid
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde en niet betwiste schade voor verlies zelfwerkzaamheid, welke is berekend volgens de Richtlijn van de Letselschade Raad, rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Het bedrag is voldoende onderbouwd en daarom toewijsbaar. De rechtbank zal de vordering voor een bedrag van
€ 723,37 toewijzen.
- ziektekosten, parkeer- en reiskosten en overige kosten
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde en niet betwiste ziektekosten, parkeer-en reiskosten en kosten eigen bijdrage rechtsbijstand, rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit. De bedragen zijn voldoende onderbouwd en daarom toewijsbaar. De rechtbank zal de vordering voor de een bedrag van € 944,40 aan ziektekosten, een bedrag van € 383,33 aan parkeer- en reiskosten en een bedrag van € 250,00 aan eigen bijdrage kosten rechtsbijstand toewijzen.
Daarnaast zal de rechtbank een bedrag van € 1.405,46 aan kosten voor de aanschaf van een nieuwe deurbel met beveiligingscamera en de aanschaf van een camerasysteem toewijzen. De benadeelde partij is blijkens de door haar gegeven toelichting en onderbouwing op de vordering erg bang geworden door de gebeurtenissen. Zij ondervindt, samengevat weergegeven, een aanhoudend gevoel van onveiligheid. Uit de toelichting van de vordering van de benadeelde partij blijkt dat de psycholoog bij wie de benadeelde partij voor deze klachten in behandeling is, vermoedt dat de benadeelde partij aan PTSS lijdt.
De benadeelde partij heeft een deurbel met beveiligingscamera en een camerasysteem aangeschaft om het gevoel van onveiligheid te verminderen. De kosten hiervoor bedragen
€ 1.405,46. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de kosten van beveiligingsmaatregelen in dit geval worden aangemerkt als rechtstreekse schade aangezien de kosten van beveiligingsmaatregelen zijn gericht op het verminderen van gevoelens van onveiligheid ten gevolge van het misdrijf. Daarmee leveren de getroffen beveiligingsmaatregelen een bijdrage aan het psychisch herstel van het slachtoffer. Het moment van aanschaf heeft, zoals ter zitting nader is toegelicht, te maken met het moment waarop de voorlopige hechtenis van verdachte door het gerechtshof is geschorst. Dat is naar het oordeel van de rechtbank begrijpelijk. Onder die omstandigheden staat dat het aannemen van het rechtstreekse verband met de schadeveroorzakende gebeurtenis ook niet in de weg. Tot slot vind de rechtbank de aanschaf van een deurbel met beveiligingscamera en een afzonderlijk camerasysteem niet dubbelop. Dit omdat de verschillende systemen op verschillende delen van het huis gericht zullen zijn.
De immateriële schade
De rechtbank overweegt in het kader van de gevorderde en niet betwiste immateriële schade dat, gelet op de aard en de ernst van de lichamelijke en psychische gevolgen voor het slachtoffer, een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is. Bij de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij vergelijkbare uitspraken. De rechtbank acht de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 14.000,00.
Gelet op het voorgaande zal een totaalbedrag van € 35.073,13 worden toegewezen.
Wettelijke rente
De aan de rechtbank toegezonden stukken van de benadeelde partij bevatten geen opgave van de wettelijke rente. Ook ter terechtzitting is niet gebleken dat de benadeelde partij - alsnog - wettelijke rente heeft gevorderd. Dat betekent dat door de benadeelde partij niet op een door de bij de wet voorgeschreven wijze wettelijke rente is gevorderd en de rechtbank die ook niet kan toewijzen.
Proceskosten
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de proceskosten van de benadeelde partij. Nu ter terechtzitting geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken waarom er afgeweken zou moeten worden van het liquidatietarief, is de rechtbank van oordeel dat voor de vaststelling van die vergoeding het bij de behandeling van civiele zaken gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven als uitgangspunt gehanteerd dient te worden. De proceskosten worden vastgesteld op € 2.163,00 (3 punten a € 721,00, tarief III).
Parketnummer 08.237724.20
8.5
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.159,99 (drieduizendhonderdnegenenvijftig euro en negenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde schade bestaat uit de volgende posten:
- dagwaarde vernielde scooter € 800,00;
- kosten taxatierapport scooter € 60,00;
- aanschaf beveiligingscamera € 49,99;
- immateriële schade € 2.250,00;
8.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade kan worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.7
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de materiële kosten die zien op de waarde van de scooter en de kosten voor het taxatierapport niet betwist. Ten aanzien van de kosten voor de aanschaf van de beveiligingscamera heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een rechtstreeks verband met de gebeurtenissen zodat de benadeelde partij ten aanzien van die post niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging aangevoerd dat een forse matiging van het bedrag op zijn plaats is aangezien het bedrag onder andere is gestoeld op stalking en bedreiging welke feiten niet ten laste zijn gelegd aan verdachte.
8.8
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen wat bewezen kan worden verklaard. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij in beginsel ook verplicht is haar schade te vergoeden. De rechtbank heeft hiervoor onder de strafmaat reeds overwogen wat de benadeelde partij ten aanzien van de impact van de feiten heeft verklaard. Ten aanzien van de verschillende gevorderde schadeposten overweegt de rechtbank als volgt.
De materiële schade
- de scooter
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde kosten voor de scooter rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit. Het bedrag is voldoende onderbouwd en daarom toewijsbaar. De rechtbank zal de vordering voor een bedrag van € 800,00 en € 60,00 toewijzen.
- aanschaf beveiligingscamera
De (moeder van) de benadeelde partij heeft een beveiligingscamera aangeschaft om de angst van de benadeelde partij voor verdachte te verminderen. De kosten hiervoor bedragen
€ 49,99. Hoewel de kosten van beveiligingsmaatregelen kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade, is de rechtbank van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is omdat deze kosten in een te ver verwijderd verband staan. Dit omdat de bewezenverklaarde vernieling volgens de aangifte van de benadeelde partij niet bij haar eigen woning heeft plaatsgevonden en de bewezenverklaarde mishandeling telkens heeft plaatsgevonden terwijl de benadeelde partij en verdachte een relatie hadden. De rechtbank is het daarnaast met de verdediging eens dat de vordering van de benadeelde partij ook deels lijkt te zijn gestoeld op feiten die niet ten laste zijn gelegd en dus ook niet kunnen bijdragen aan het rechtstreekse verband dat noodzakelijk is voor vergoeding van dergelijke kosten.
De benadeelde partij zal voor wat deze post betreft in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De immateriële schade
De rechtbank overweegt in het kader van de gevorderde immateriële schade dat een vergoeding van immateriële schade op zijn plaats is. Bij de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij vergelijkbare uitspraken. De rechtbank overweegt dat de bewezenverklaarde mishandelingen weliswaar in de tenlastegelegde periode vallen, maar feitelijk van kortere duur zijn geweest. Uit de aangifte van de benadeelde partij zelf volgt dat zowel het geven van de klappen als het krabben van de arm heeft plaatsgevonden in de periode vanaf eind augustus 2019 tot en met november 2019 en zich beperkt tot een aantal incidenten. Daarnaast is de bewezenverklaarde mishandeling, juridische gezien, beperkt van aard. De rechtbank acht de vordering daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 300,00 en wijst deze voor het overige af. De rechtbank merkt op dat het ook hier gaat om een juridische afweging die waarschijnlijk niet overeenstemt met de impact die het bewezenverklaarde op de benadeelde partij heeft gehad.
De wettelijke rente
De benadeelde partij heeft de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade gevorderd. Omdat geen opgave is gedaan van de berekening van de wettelijke rente over de verschillende gevorderde posten zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van dit vonnis.
Proceskosten
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van proceskosten van de benadeelde partij. Nu ter terechtzitting geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken waarom er afgeweken zou moeten worden van het liquidatietarief, is de rechtbank van oordeel dat voor de vaststelling van die vergoeding het bij de behandeling van civiele zaken gebruikelijke liquidatietarief kanton als uitgangspunt gehanteerd dient te worden. De proceskosten worden vastgesteld op € 372,00 (3 punten a tarief € 124,00).
8.9
De schadevergoedingsmaatregel
Parketnummer 08.261921.20
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
De rechtbank zal daarbij voorts bepalen dat de op de voet van artikel 36f Wetboek van Strafrecht opgelegde betalingsverplichting moet worden vermeerderd met de wettelijke rente over het te betalen bedrag vanaf de datum van dit vonnis. De omstandigheid dat de benadeelde partij niet heeft gevorderd dat de wettelijke rente wordt vergoed staat hieraan niet in de weg.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 210 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Parketnummer 08.237724.20
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 21 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde met parketnummer 08.261921.20 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde met parketnummer 08.261921.20 en het onder 1 en 2 ten laste gelegde met parketnummer 08.237724.20 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde met parketnummer 08.261921.20 en onder 1 en 2 ten laste gelegde met parketnummer 08.237724.20 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 08.261921.20:
de eendaadse samenloop van
feit 1 subsidiairhet misdrijf:
zware mishandeling;
feit 2het misdrijf:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 3 het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan,
Parketnummer 08.237724.20
feit 1het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;
feit 2: het misdrijf:
mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maandennietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, adres [adres 3] in Zwolle op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat diagnosticeren door een polikliniek van de GGZ of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, waarna een behandelplan dient te worden opgesteld, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1970,
- [naam 1] , geboren [geboortedatum 3] 1970,
- [naam 2] , geboren [geboortedatum 4] 2003,
- [naam 4] , geboren [geboortedatum 5] 1998,
- [naam 3] , geboren [geboortedatum 6] 1995,
- [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum 7] 2003,
- zich niet ophoudt binnen een straal van 50 meter van de woning, gelegen aan [adres 2] in Zwolle, van onder andere [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1970,
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 35.073,13 (bestaande uit € 21.073,13 aan materiële schade en € 14.000,00 aan immateriële schade) (feit 1 subsidiair en feit 2 met parketnummer 08.261921.20);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 35.073,13;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, vastgesteld op € 2.163,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 35.073,13, (zegge: vijfendertigduizenddrieënzeventig euro en dertien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 21 december 2021 tot aan de dag van volledige betaling ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer 1] , en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 210 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partijen de bedragen te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partijen de verschuldigde bedragen heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] voor een deel van € 90.000,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
€ 1.160,00 (bestaande uit € 860,00 aan materiële schade en € 300,00 aan immateriële schade) (feit 1 en feit 2 met parketnummer 08.237724.20);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 1.160,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 21 december 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, vastgesteld op € 372,00, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.160,00, (zegge: elfhonderdhonderdzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf 21 december 2021 ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer 2] , en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partijen de bedragen te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partijen de verschuldigde bedragen heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] voor een deel van € 49,99 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] af tot een bedrag € 1.950,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Faber, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. drs. H.M. Braam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08.261921.20
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche IJsselland met nummer ON1R020084/Kathaai. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 en 2 en 3
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 17 september 2020 [1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] :
(..) Omschrijving aangifte
Feit: Doodslag/moord (poging)
Plaats delict: [adres 2]
Pleegdatum/tijd: Tussen zaterdag 12 september 2020 om 00:26 uur en zaterdag 12 september 2020 om 00:43 uur.(..)
Op vrijdagnacht 12 september 2020 besloten mijn man [naam 1] en ik iets voor 00.30 uur naar bed te gaan. Onze zoon [naam 2] lag toen al boven te slapen. Onze zoon [naam 3] en dochter [naam 4] waren op dat moment niet thuis. (...) Toen ik in de badkamer was hoorde ik een vreemd sissend geluid. (...) Ik ben toen de trap af gelopen om te kijken waar dat rare sissende geluid vandaan kwam. Toen ik de trap af liep zag ik dat er uit onze brievenbus een soort pijpje naar binnen stak. (...) Ik zag aan het pijpje allemaal oranje sterretjes. Het pijpje zag er uit alsof het een soort vuurpijl was die niet brandde maar vonkte. De hele gang werd hierdoor verlicht. Ik weet nog dat ik op dat moment dacht: "Dat ding moet naar buiten". Ik was namelijk bang voor brand, en ik wist dat onze hond ergens beneden in ons huis moest zijn, dus ik vreesde voor zijn veiligheid. Ik weet niet meer of ik het pijpje terug wilde duwen, of dat ik de voordeur open wilde doen om het naar buiten te gooien. (...) hoorde ik een enorme knal. Ik hoorde mijn oren suizen en dacht dat ik mijn hoofd moest wegdraaien van de brievenbus waar de knal vandaan kwam. (...) Opeens bevond ik mij in de woonkamer. (...) Ik denk dat ik daar als het ware naartoe geblazen ben door de kracht van de explosie. (...) Toen ik naar mijn rechterhand keek zag ik enorm veel bloed. Overal was bloed. (...) Ik heb het volgende letsel:* diverse (ongeveer tien) (brand)wonden in mijn hals en op mijn borst en buik* het topje van mijn rechterwijsvinger is er af* aan mijn middelvinger zit een stukje los, ik kan deze vinger ook niet goed bewegen* de banden van mijn rechter duimgewricht zijn los en zijn nu met schroeven vastgezet* de binnenkant van mijn rechterhand ligt open, eventueel krijg ik hier later huidtransplantatie.Mijn man vertelde mij later dat toen de hal schoongemaakt werd, hij een deel van mijn vingertopje aan het plafond aantrof. (...)U vraagt mij of ik weet wie dit gedaan zou kunnen hebben. Ik begrijp er eigenlijk helemaal niets van Ik begrijp niet hoe iemand zoiets zou kunnen doen. Wij zijn een doorsnee gezin. Wij wonen in een prettige buurt en hebben met niemand ruzie. Ik heb wel van mijn man begrepen dat hij vandaag onze dochter [naam 4] heeft gesproken. Zij vertelde dat zij zichschuldig voelde. Er zou namelijk een incident geweest zijn met een foute vriend van het zusje van een vriendin van [naam 4] .
Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] ) d.d. 14 september 2020 [2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten of één van hunner:
(..)Onderzoekslocatie (plaats delict)
Als onderzoekslocatie (plaats delict) werd aangemerkt, de hal, de woonkamer, de voordeur en een gedeelte van de voortuin van de woning gelegen aan [adres 2] te Zwolle. De betreffende woning betrof een linker hoekwoning.(..)
Bevindingen (..)
-op de buitenzijde van de voordeur na opwerken middels DNA-vrij dactyloscopisch poeder enkele dactyloscopische sporen zichtbaar werden. Van deze sporen was één dactyloscopisch spoor bruikbaar voor eventueel vergelijkend identificatie onderzoek.
Dit dactyloscopisch spoor (handpalm, AAOD9517NL) werd door mij verbalisant fotografisch vastgelegd (foto's 6 t/m 8);
-de dactyloscopische sporen op de buitenzijde van de voordeur werden vervolgens door mij, verbalisant [verbalisant 1] , voor mogelijk DNA-onderzoek bemonsterd middels een wattenstaafje en veiliggesteld. Te weten:
-AAME9355NL: bemonstering gedeelte handpalm gesitueerd rechts boven de brievenbus (foto's 6 en 9);
-AAOD9516NL: bemonstering vingersporen gesitueerd rechts boven de brievenbus (foto's 6 en 10);
-AAME9355NL: bemonstering vingersporen gesitueerd recht boven de brievenbus (foto's 6 en 11);
-door mij verbalisant werd tevens de buitenzijde van de brievenbusklep bemonsterd middels een wattenstaafje welke werd veiliggesteld (AAOD9511NL).(..)
Interpretatie en samenvatting bevindingen
Gezien het vorenstaande waarvan in het bijzonder de bevindingen met betrekking tot de aangetroffen schade in de woning en het toegebrachte letsel bij het slachtoffer kan naar mijn mening worden gesteld dat:
A: De schade in de woning is ontstaan nadat één reeds ontstoken stuk (zwaar) vuurwerk, te weten een Cobra 6 deels door de brievenbus in de voordeur, is geduwd. Gezien het schadebeeld is het meer aannemelijk dat de Cobra 6 zich nog deels in de brievenbus bevond dan dat deze op de grond in de hal lag tijdens de explosie.
B: Ten gevolge van deze explosie schade is ontstaan aan de woning en zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan het slachtoffer. Ten gevolge van deze explosie was levensgevaar voor het slachtoffer te duchten. (..)
Sporendragers
Goednummer: PLO600-2020433262-2353883
SIN: AAMU2082NL
Object: Vuurwerk
Merk/type: Cobra Halve Dop(..)
Goednummer: PL0600-2020433262-2353884
SIN: AAMU2081NL
Object: Vuurwerk
Merk/type: Cobra Halve Dop.
Een NFI-rapport explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie in de hal van een woning in Zwolle op 12 september 2020 d.d. 9 maart 2021 [3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van onderzoekers of één van hunner:
Reconstructie explosieve constructie
Onderzoeksmaterialen [AAMU2081NL t/m AAMU2082NL] herken ik als de restanten van een vuurwerkartikel met de naam 'COBRA 6'. Dit vuurwerkartikel is nader te specificeren als ‘knalvuurwerk met lont' ('flash banger') en betreft professioneel vuurwerk dat veel gevaar oplevert en uitsluitend bestemd is voor gebruik door personen met gespecialiseerde kennis (conform het Vuurwerkbesluit). Het is dus niet bedoeld om ter beschikking te worden gesteld voor particulier gebruik. Foto 7 toont een variant van een 'Super COBRA 6' uit een van de NFI- onderzoeken en die overeenkomsten vertoont met de restanten in dit onderzoek. (...) Er zijn geen aanwijzingen verkregen dat er meer dan een 'Super COBRA 6' ontploft is (de etiketrestanten vertonen geen doublures en er lijken restanten van maar een dop gevonden). (...)Werking, uitwerking en gevaarzettingWanneer een 'Super COBRA 6' ontploft, ontstaat er altijd gevaar voor letsel en materiele schade. Wanneer het direct tegen een voorwerp aan explodeert, zal dit voorwerp meestal (ernstig) beschadigd raken. De beschadiging aan de brievenbus (zie foto 10) past bij een ontploffing van het vuurwerkartikel in de brievenbus; zo is het raamwerk dat oorspronkelijk rondom de brievenbusmond heeft gezeten er door de explosie afgeblazen en is een metalen stang die deel heeft uitgemaakt van de brievenbus vervormd geraakt. De 'waaiervorm' van beroeting en de brandschade aan de halzijde van de voordeur past bij brandschade die ontstaan is door het branden van het lont en van de effectlading. De 'COBRA 6' heeft dus vrijwel zeker met de (brandende) lontzijde naar binnen toe (in de hal) gestoken gezeten. (...)Door de optredende effecten is er vooral voor personen in het halletje gevaar voor letsel ontstaan. De ernst van het letsel is onder meer afhankelijk van de locatie van personen ten opzichte van de explosie. Bij bijvoorbeeld lichaamscontact met een exemplaar van een 'Super COBRA 6' ten tijde van de explosie, is ernstig lichamelijk letsel tot zeer ernstig lichamelijk letsel een gegeven. Bij (vrijwel) direct contact met bijvoorbeeld het hoofd, de nek of de romp van een onbeschermd persoon is dit letsel zelfs zeer ernstig tot dodelijk. Bij het in de hand(en) houden van de 'Super COBRA 6' (bijvoorbeeld in het scenario dat het opgepakt wordt) is een blijvende functiebeperking van de hand(en) een gegeven. Zelfs het verlies van de gehele hand(en) is mogelijk. (...)In het specifieke geval van de ontploffing in de hal van deze woning, bevond het slachtoffer zich volgens eigen zeggen op het moment vlak voor de ontploffing "op hooguit een meter van de brievenbus in de hal". Volgens de verkregen foto's en de letselverklaring van de GGD-arts IJsselland heeft het slachtoffer letsel opgelopen aan hoofd, hals, borstkas, schouders, buik, rechterarm, rechterhand en beide benen. Een KNO-arts heeft op woensdag 27 januari 2021 vastgesteld dat er (nog steeds) sprake is van verminderd gehoor. Dergelijk letsel past bij de blootstelling op korte afstand aan een ontploffend vuurwerkartikel van het type 'Super COBRA 6'. Het letsel aan de rechterhand van het vrouwelijke slachtoffer vind ik passend bij een afstand van de hand van centimeters tot enkele decimeters van het ontstoken/ontploffende vuurwerkartikel. Ik sluit uit dat zij het vuurwerkartikel in de hand heeft gehad ten tijde van de ontploffing. (...)
Een forensisch medische letselrapportage van de forensisch arts [naam 5] d.d. 17 februari 2021 [4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als relaas van de forensisch arts [naam 5] :
(..) Naam verdachte: [verdachte]
Naam en geboortedatum: Geb [geboortedatum 1] 2001
Betrokkene: [slachtoffer 1]
Naam en geboortedatum: Geb [geboortedatum 2] -1970(..)
Bij betrokkene zijn scheurwonden met gedeeltelijke amputatie van de wijsvinger gecombineerd met bloeduitstortingen waargenomen. Tevens had zij kras-, brand- en scheurwonden op de borst, de rechter bovenarm en het rechter been. Het geheel aan letsel past bij letsel t.g.v. explosie. (...) In dit geval wordt de ernst van het letsel in hoge mate bepaald door het letsel aan de hand. Voor dit letsel is een langdurig medisch traject nodig. Gezien het feit dat er een gedeeltelijke amputatie van de wijsvinger is, is er blijvende schade en daarmee functiebeperking. Daarnaast zal het letsel aan de hand genezen met littekenvorming. Oppervlakkige brandwonden van de huid genezen meestal in 10 tot 14 dagen en het litteken beperkt zich veelal tot een kleurverschil. Op plaatsen waar een transplantaat nodig was zal het litteken meer uitgesproken zijn. Op de plaats waar het transplantaat geoogst is zal een litteken ontstaan. (..)De herstelperiode van het letsel aan de borst en armen is ca. 3 weken. De herstelperiode van het letsel aan de hand is maanden. Onduidelijk is of de functie van de hand weer volledig zal terugkeren. Gezien het feit dat er sprake is van een amputatie zal het letsel niet restloos genezen. Tevens zal sprake zijn van littekens op de hand die tezamen met de amputatie ook kunnen zorgen voor een functiebeperking. Ook op de plaats waar het transplantaat geoogst iszal een litteken ontstaan. In hoeverre pijnklachten blijven bestaan is door ondergetekende niet in te schatten.
Een tweede aanvullend proces-verbaal Kathaai d.d. 16 juli 2020 [5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten of één van hunner:
(..) Op vrijdag 9 juli 2021, ontving het onderzoeksteam het bericht dat het veiliggestelde spoor:
- Spoor SIN: AAOD9517NL (Dactyloscopisch spoor, zijnde handpalm aangetroffen op buitenzijde voordeur) een match heeft met de op 22 juni 2021 vrijwillig afgenomen Handpalm-afdruk van [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 8] 2000 te Amsterdam.
Een stand van zaken proces-verbaal Forensische Opsporing d.d. 15 juli 2020 [6] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten of één van hunner:
(..) Incident nummer: 316000200906, ten name van [medeverdachte] geboren [geboortedatum 8] -2000 te [geboorteplaats 2] , opgenomen 22 juni 2021. Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor 08170920040100005 en de afbeelding van de "Palm R van incidentnummer 316000200906. De kans dat deze mate van overeenkomst aan te treffen is bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
Gelet op het sporenbeeld de hoogte van aantreffen en de verschijningsvorm is een scenario dat deze geplaatst is tijdens het knielen danwel dat de veroorzaker op zijn knie gerust heeft en daarbij met de rechterhand op die plaats rechts boven de brievenbus de voordeur aangeraakt heeft.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 12 oktober 2020 [7] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 1] :
(..) V: Wat is er precies gebeurd?A: Ik liep met twee andere vrienden op 12 september 2020, nacht van vrijdag op zaterdag, bij de Oude Weteringen, vlakbij het voetbalveld. We kwamen [verdachte] tegen. Hij heeft een hele moeilijke achternaam. Hij woont [adres 1] . We liepen richting een vriend van mij, dat was in de richting van de [adres 2] . [verdachte] pakte iets uit zijn zak en deed dat in die brievenbus. Ik hoorde een knal. Ik was bang en ben weggerend. Ik ben naar huis gerend. (...)A: Ik was met drie anderen. [verdachte] en nog twee andere vrienden. Ik wil hun namen niet zeggen (...)(V: Wat pakte [verdachte] uit zijn zak?)A: Vuurwerk.Ik weet niet wat voor vuurwerk maar mensen zeggen dat het een cobra was. Ik zag dat hij het aanstak en toen in de brievenbus gooide. Hij deed dat opeens.(...)A: Ik weet dat [verdachte] een rode winterjas aan had. (...)(V: Wij willen je een foto tonen, kun je vertellen of dit de [verdachte] is die jij bedoelt?)A: Ja dat is hem, ik herken hem van de foto. Ik weet hoe hij eruit ziet. Hij heeft een beetje een oranje kleurig sikje maar dat zie je op deze foto niet. (...)(V: Je verklaarde dat [verdachte] vuurwerk in een brievenbus deed. Waar was dat?)A: De brievenbus van een huis, het was een hoekhuis, in de [adres 2] . Ik wist toen niet wie daar woonde. Later hoorde ik dat [naam 4] daar woont.(V: Waarom ben je niet eerder met dit verhaal naar de politie gekomen?)A: Omdat ik bang ben voor [verdachte] . Ik weet wat hij zou kunnen doen als hij hoort wat ik nu verteld heb. Ik heb verhalen over [verdachte] gehoord dat je geen ruzie met hem moet hebben. Hij heeft lak aan iedereen en doet gekke dingen als hij boos is. Dat blijkt ook wel toen hij dat vuurwerk door de brievenbus gooide. (...) Ik ga nog wel met mijn vrienden in gesprek om ze over te halen om naar de politie te gaan. Een van mijn vrienden zijn vriendin staat op het punt om te bevallen. Hij is bang om naar de politie te gaan en dan de bevalling mist.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 4 februari 2021 [8] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 1] :
(..) U vraagt mij of ik nog weet wat ik heb verklaard bij de politie. Ja, grotendeels wel. Ik sta nog steeds helemaal achter die verklaring. (...) U vraagt mij wat [getuige 2] , [medeverdachte] en ik die avond deden.(..) Wij zouden met z’n drieën naar een vriend lopen aan de Rietgras. (..) Toen wij aan het lopen waren kwam [verdachte] erbij. (...)Wij liepen vervolgens bij de [adres 2] . Ik zag dat [verdachte] iets uit zijn zak pakte en dat hij dat door een brievenbus gooide. U vraagt mij waar ik stond toen [verdachte] dat ding door de brievenbus gooide. Ik denk dat de afstand tussen hem en mij drie of vier meter was. U vraagt mij of ik zag wat [verdachte] precies deed. Nee, niet echt. (...)U vraagt mij of wij nog hebben gevraagd wat [verdachte] aan het doen was. Ja, zeker. Een paar dagen later hebben we dat gevraagd. Toen de ontploffing plaatsvond ontstond er paniek en ben ik zo snel mogelijk weggerend naar huis.(...) Een paar dagen later heb ik [getuige 2] , [medeverdachte] en [verdachte] gesproken. Wij vroegen met z’n drieën aan [verdachte] waarom hij dat gedaan heeft. [verdachte] vertelde dat hij problemen met zijn vriendin had vanwege [naam 4] of zo iets. (..)
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] ter terechtzitting van 8 november 2021 [9] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 1] :
(..)
U vraagt mij om nogmaals te vertellen wat er die avond is gebeurd
[verdachte] kwam ervan af rennen. Ik zag het gebeuren. Ik zag dat het in de brievenbus ging. Een Cobra. Ik wist dat het een Cobra was, omdat iedereen dat zegt. Het staat er ook in. Er stond overal dat het een Cobra was. Dat heb ik gelezen.
U houdt mij voor dat ik moet verklaren over wat ik heb gezien.
Ik heb gezien dat [verdachte] het erin stak en toen rende ik weg. Uit schrik. Dat is het enige.
Ik liep vooruit. Ik liep met [getuige 2] samen. Toen hoorde ik de knal en toen ben ik weggegaan.
(..) U houdt mij voor dat ik [verdachte] zag en vraagt mij hoe het ging.
Ik zag gewoon dat hij hem erin stak.
U vraagt of er meerder personen aanwezig waren.
Ja. [medeverdachte] was erbij en ik en [getuige 2] . Maar ik liep met [getuige 2] voorop. [medeverdachte] was erbij en liep met [verdachte] samen.
U vraagt mij waar [medeverdachte] was toen ik zag dat er iets in de brievenbus werd gedaan.
Dat weet ik niet. [medeverdachte] was erbij. Bij [verdachte] . Zij liepen met z’n tweeën en ik liep met [getuige 2] . Zij liepen met z’n tweeën naar de brievenbus. Ik heb alleen dat gezien. Dat dat gebeurde.
U vraagt mij wie wat deed bij de brievenbus.
[verdachte] stak iets aan en gooide het erin en volgens mij deed [medeverdachte] waarschijnlijk de brievenbus open. Dat heb ik gezien.
(..)Mij wordt gevraagd of het klopt dat ik zojuist heb verklaard dat ik heb gezien dat [verdachte] het vuurwerk aanstak en in de brievenbus deed en dat [medeverdachte] erbij stond en de brievenbus open hield.
Ja, dat klopt.
Mij wordt gevraagd of ik dat zelf heb waargenomen.
Ja.
(..)De raadsman vraagt mij hoe we die avond liepen.
Ik liep met [getuige 2] voorop. Wij bepaalden de route ja.
De raadsman vraagt mij naar de afstand tussen mij en [verdachte] .
Ik stond op ongeveer vijf, zes meter. Ik stond op de hoek. [verdachte] was bij de deur. Ik keek achterom en ik keek naar de deur.
De raadsman houdt mij voor dat [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de brievenbus openhield en vraagt mij of ik dat ook heb gezien.
Ik zag dat [medeverdachte] erbij stond. Ik heb niet eerder verklaard dat [medeverdachte] de brievenbus openhield omdat hij net een kind had gekregen. Ik vond het kut, maar uiteindelijk moest ik wel de waarheid vertellen.
Het klopt dat ik eerder bij de politie en later bij de rechter-commissaris niets heb verklaard over [medeverdachte] . Ik had het wel gezien.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte] d.d. 13 oktober 2020 [10] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [medeverdachte] :
(V: Wat is de reden dat jij jezelf vandaag gemeld hebt bij de politie?)A: Eigenlijk... ik was een soort van getuige van iets wat is gebeurd en ik vond het best wel heftig, ik heb er lang over nagedacht of ik het zou komen vertellen want ik ken die jongen goed, hij is mijn buurjongen. Ik weet niet waar die jongen toe in staat is. Ik krijg zelf ook een kleine en ik ga niet opdraaien voor iets wat ik niet gedaan heb. (...)(V: Weet je nog welke dag het was?)A: Ja 12 september. Het was een vrijdag.(V: Wat is er gebeurd die avond?)A: Ik was met twee vrienden van mij. (..) De ene jongen was [getuige 1] . [getuige 1] kwam mij tegemoet lopen. Hij was samen met een andere jongen. De naam van deze jongen kan ik niet noemen omdat hij bang is voor [verdachte] . Hij kwam vanaf de Oude Wetering en ik kwam vanaf de Sportlaan, de Oude Wetering op. We hadden daar afgesproken omdat we naar een vriend zouden gaan. We liepen daar naartoe. We waren dus met z’n drieën. We kwamen toen [verdachte] tegen bij de Oude Wetering. Dat was toevallig dat we [verdachte] tegen kwamen. [verdachte] zei kom we gaan chillen. (...) Ik zag dat [verdachte] opeens naar een huis en deed iets in een brievenbus. Ik zag dat hij daarvoor iets uit zijn zak gehaald had. Ik moest lachen want ik dacht dat hij een geintje maakte en aan het kloten was. Hij zei toen: “Rennen, rennen.” Ik hoorde ook een soort gesis. Ik vroeg aan [verdachte] wat hij gedaan had. Hij zei dat hij het mij later zou zeggen. Even later zei hij dat hij ruzie met die mensen had en dat er iets met een vriendin gebeurd was of zoiets.(V: Wat had hij door de brievenbus gegooid?)A: Vuurwerk.(V: Heb je een knal gehoord?)A: Ja, maar niet zo heel hard. (...)A: Ik ben blind aan 1 oog en ik herkende hem aan zijn rode jas.(...)(V: Je verklaarde dat [verdachte] vuurwerk in een brievenbus deed. Waar was dat precies?)A: Ik heb op het nieuws gehoord dat het aan de [adres 2] was. Ik wist de naam van de straat niet. Het was een hoekhuis. (...)(V: Hoe weet je dat het om vuurwerk ging wat [verdachte] in de brievenbus gooide?)A: Omdat [verdachte] dat mij daarna vertelde en ik hoorde het sissen. (...)(V: Wat was het voor vuurwerk?)A: Een cobra. Ik heb dat van [verdachte] gehoord.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte] d.d. 14 juli 2020 [11] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [medeverdachte] :
(..) (V: Je zit hier omdat er nieuwe ontwikkelingen in de zaak zijn. Jij hebt op dinsdag 22 juni 2021 als getuige vrijwillig meegewerkt aan de afname van jouw handpalm- afdrukken. Het is zo dat jouw handpalm-afdruk is aangetroffen op de deur van de woning gelegen aan [adres 2] te Zwolle. V: Hoe komt jouw handpalm-afdruk op de voordeur van [adres 2] te Zwolle?)
A: Nou ik wil gewoon aanvullen wat er echt is gebeurd. Wij; " [getuige 2] / [getuige 1] , [verdachte] en ik" waren onderweg naar een vriend. We kwamen op een gegeven moment langs die woning aan de [adres 2] . Ik zag dat [verdachte] "iets" uit zijn jas haalde, ik wist op dat moment niet "wat" het was. Hij vroeg aan mij of ik hem wilde helpen omdat hij even wat moest doen. Ik wist niet wat hij wilde doen, daarom zei ik eerst nee, maar hij heeft op mij ingesproken en mij onder druk gezet. Uiteindelijk raakte ik in paniek en heb ik de brievenbus opengedaan.
(V: Heeft hij gezegd wat je moest doen?)
A: Hij vroeg aan mij of ik de brievenbus open wilde houden. Ik voelde mij enorm onder druk gezet en raakte min of meer in paniek en heb ik de brievenbus opengedaan. Ik heb hem toen opengehouden, hij deed er iets in. Ik weet niet wat. Dit kon ik niet zien. Ik ben toen weggelopen. Ik zag vervolgens dat hij wat aanstak en hoorde kort daarna een harde knal.
Ik heb de brievenbus opengehouden zodat [verdachte] er iets in kon doen. Daarom kan het zijn dat mijn handpalm op de voordeur staat van die woning staat.(...)
(V: Waarom heb je niet eerder een volledige verklaring afgelegd?)
A: Ik was bang voor de consequenties. Mijn familie woonde vlakbij hem. Mijn vriendin was toen zwanger. Ik was bang voor de gevolgen.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 4 februari 2021 [12] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [medeverdachte] :
(...) U vraagt mij hoe het ging op vrijdagavond 11 september 2020. Ik was onderweg naar een vriend met [getuige 2] en [getuige 1] . (...) Wij liepen naar die vriend en toen kwamen wij [verdachte] tegen. [verdachte] vroeg ons wat wij gingen doen en of hij mee mocht. (...) [verdachte] liep achter mij en ik zag hem uit mijn ooghoek iets uit zijn zak halen. Ik dacht in eerste instantie dat het zijn telefoon was. Hij liep toen naar een brievenbus toe en toen zei hij: “rennen, rennen”. Wij moesten lachen omdat wij dachten dat het een grapje was. Ik hoorde toen iets sissen. (...) U vraagt mij of ik de ontploffing heb gehoord. Volgens mij wel, ik weet het niet zeker, ik was in shock. (...) Ik heb [verdachte] daarna nog wel gesproken, maar ik weet niet of het dezelfde nacht was. Ik vroeg aan hem waarom het was gebeurd. Hij had een vriendin en het meisje dat daar woonde had ervoor gezorgd dat het uit was gegaan. Hij vertelde dat hij vuurwerk door de brievenbus had gegooid, een Cobra 6.(...)U vraagt mij of ik [getuige 3] ken. Ja, ik ken hem via via. Ik kwam wel eens bij hem over de vloer.(...) U houdt mij voor dat [getuige 3] heeft verklaard bij de politie dat hij in de tas heeft gekeken en dat hij er cobra’s in zag liggen. (..)Het zou best kunnen dat ik een tas met nitraten bij hem in de schuur heb gelegd.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte] ter terechtzitting van 8 november 2021 [13] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [medeverdachte] :
(..) U vraagt mij om nogmaals te vertellen wat er die avond op 12 september 2020 in Zwolle is gebeurd.
Ik was onderweg naar een vriend. Ik was samen met [getuige 2] en [getuige 1] . Toen kwamen we [verdachte] tegen. Hij is met ons meegegaan. Hij vroeg ‘kan je me helpen met iets’. Ik wilde dat niet. Toen bleef hij doorvragen. Toen deed ik het wel wat hij vroeg. Toen deed hij wat in de brievenbus. Hij zei toen ‘rennen, rennen’ en toen zijn we weggerend. Toen hoorde ik een knal. Ik hielp hem met het openhouden van de brievenbus. Ik wilde dat niet. (..)
U houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat hij mij onder druk zette en vraagt mij wat ik daarmee bedoelde.
Hij bleef maar doorgaan. Hij kwam dreigend over. Toen hielp ik hem. Hij bleef maar doorvragen. Op een bepaald moment deed ik het. Hij was aan het doorvragen en aan het pushen.
(..)
De oudste rechter vraagt mij dat ik toch moest wachten om de brievenbus open te houden voordat het vuurwerk erdoor heen ging en vraagt mij hoe dat ging.
Ja, hij vroeg steeds wil je de brievenbus openhouden. Kun je dat voor me doen?
Ik stond een beetje meer voorop toen. We zijn met z’n tweeën naar voren gelopen om de bus te openen. [verdachte] liep mee.
(..)
De voorzitter vraagt mij of ik wel of niet heb gezien dat vuurwerk werd aangestoken.
Ik weet het echt niet meer. Ik krijg overal dezelfde vragen. Ik kan mij dat niet herinneren. De laatste keer bij de politie heb ik de waarheid verteld.
U houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat ik zag dat [verdachte] wat aanstak.
Als ik dat heb verklaard, is dat de waarheid. Het is lang geleden. Ik heb tussendoor ook lang in detentie gezeten.
U vraagt mij wanneer ik heb gezien dat het vuurwerk werd aangestoken.
Toen ik wegliep, als dat in mijn verklaring staat.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 20 oktober 2020 [14] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 2] :
(...) (V: Wat is er precies gebeurd?)
Ik was met [getuige 1] en [medeverdachte] , die woont daar. We gingen een vriend van mij ophalen, dat gingen wij lopend doen, omdat we niet met zijn drieën op de scooter konden. Bij de Oude Wetering kwamen we [verdachte] tegen. (...) We liepen links langs de moestuintjes, langs het slootje, tot aan de [adres 2] . Toen gebeurde het met het vuurwerk. Ik ben toen door de steeg gerend langs de woning, dus richting de Milligerlaan. (...) Hij rende er naartoe, hij zei rennen, we begonnen te rennen met zijn allen. Ik rende de steeg in, [getuige 1] ging een andere kant op en zij gingen mij achterna. (...)(V: Wat pakte [verdachte] uit zijn zak?)A: Heb ik niet gezien. (...)(V: Hoe wasje reactie na die knal?)A: In het begin, moet ik gewoon toegeven, heb ik gelachen. Omdat hij opeens zei: ‘Rennen’ en ik wist niet wat er aan de hand was. Tot ik de knal hoorde. Daarna was het natuurlijk niet grappig. Ik vroeg nog aan hem ‘Wat was dat dan?’, maar daar gaf hij verder geen antwoord op. (...)A: Ik weet dat [verdachte] een bordeauxrode jas droeg, van de anderen weet ik niet meer.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 4 februari 2021 [15] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 2] :
(..) U vraagt mij wat er is gebeurd op 11 september 2020. Ik had met [getuige 1] en met [medeverdachte] afgesproken. (...) Wij kwamen [verdachte] tegen bij de tuintjes. (...) Op een gegeven moment liepen we richting de [adres 2] . Ik hoorde [verdachte] en [medeverdachte] achter mij praten. Ik hoorde op een gegeven moment iets sissen en toen hoorde ik “rennen, rennen”. Dit hoorde ik [verdachte] roepen. Ik ben toen direct gaan rennen. Toen ik in het steegje liep hoorde ik een knal, in mijn beleving was het geen heel harde knal. U vraagt mij of ik heb gezien wie er bij de voordeur stond. Nee, dat heb ik niet gezien. Ik zag [verdachte] wel uit het pad van een woning komen. (...)
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] d.d. 12 september 2020 [16] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [naam 4] :
(..) Ik ben woonachtig aan [adres 2] te Zwolle. Op zaterdag 12 september 2020, omstreeks 00.30 uur werd ik gebeld door een vriendin dat er iets bij mij thuis aan de hand was (..) Ik ben toen gelijk naar huis gegaan en ik hoorde dat er iets ontploft was in huis en dat mijn moeder gewond was. Ik heb een vermoeden wie hier mogelijk verantwoordelijk voor is (..)
[verdachte] en [slachtoffer 2] hebben een tijd een relatie gehad. 3 a 4 maanden geleden is de relatie beëindigd, (..) Begin van de zomer nadat de relatie beëindigd was heeft zich het volgende afgespeeld: Ik was samen met [slachtoffer 2] en nog 2 vrienden [naam 6] en [naam 7] aan het toeren op de scooter. Toen heeft [verdachte] ons achtervolgd. We zijn toen bij mijn huis naar binnen gegaan. Toen kregen [verdachte] en [slachtoffer 2] ruzie met elkaar, [verdachte] heeft toen de scooter van [slachtoffer 2] omgegooid.(...) Sinds dit voorval mag [verdachte] mij niet. (...)

2 a 3 dagen geleden heb ik op Snapchat gezien dat [verdachte] Cobra's te koop aanbied. (...) Aangezien hij tegen iedereen zegt dat ik weleens aan de beurt kom en hij kennelijk in het bezit is van zwaar vuurwerk denk ik dat hij er meer van weet. (...)

Een proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 12 september 2020 [17] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [slachtoffer 2] :
(..) Een tijdje geleden heb ik nog contact met [verdachte] gehad via Snapchat. Ik zag toen dat hij typte dat [naam 4] haar karma nog wel zou komen en dat ze nog wel zou zien wat er zou gaan gebeuren. Dit heeft hij op best wel een dreigende toon gezegd. Hij heeft niet gezegd wat hij zou gaan doen. [verdachte] geeft [naam 4] de schuld dat onze relatie nu uit is. Dit heeft hij een keer tegen mij gezegd. Hij heeft letterlijk gezegd dat het de schuld van [naam 4] is dat we nu uit elkaar zijn. Hij is boos op [naam 4] . [verdachte] weet ook waar [naam 4] woont. Ik heb gezien dat hij mij een keer heeft staan opwachten toen ik bij [naam 4] thuis was. Ik zag toen dat hij buiten stond. [verdachte] heeft toen mijn scooter zelfs nog omgegooid. Hij was toen boos. Ik weet niet meer precies wat hij allemaal heeft gezegd. Hij was boos omdat ik niet met [naam 4] mocht afspreken. (...) Ik heb [verdachte] vorig jaar, toen wij nog een relatie hadden, vaker met vuurwerk gezien. (...) Echte harde knallers. (...).
Een proces-verbaal van bevindingen 1 oktober 2020 [18] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten of één van hunner:
(..) Op dinsdag 15 september 2020, te 15:00 uur, hoorde ik als getuige:
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 9] -2003 te Lelystad.
Zij toonde mij tijdens het verhoor een schermafbeelding die [verdachte] had geplaatst op zijn Instagram ( [instagramaccount] ). Dit was een foto van een clown, met de tekst eronder: "Karma has no menu. You get served what you deserve". (..)
Op maandag 21 september 2020, te 18:17 uur, ontving ik van [slachtoffer 2] een Whatsapp bericht met een schermafbeelding. Op deze afbeelding is een foto van Holleeder te zien, met de tekst: "Vroeg of laat. Er wordt afgerekend. Holleeder.". Ik zag dat dit op het zelfde instagramaccount was geplaatst, namelijk [instagramaccount] . (..)
Op woensdag 23 september 2020, te 14:52 uur, belde ik [slachtoffer 2] om te vragen wanneer beide schermafbeeldingen waren gemaakt. Ik hoorde haar zeggen: "Dat kan ik zien in mijn galerij. Ik zie dat de foto van de clown is gemaakt op zaterdag 12 september 2020, om 11:31 uur. Op dat moment was de profielfoto 29 minuten eerder geplaatst.
Ik zie dat de foto van Holleeder is geplaatst op maandag 21 september 2020, om 18:16u. Op dat moment was de profielfoto 7 minuten eerder geplaatst.".
Op vrijdag 25 september 2020, te 10:26 uur, ontving ik van [slachtoffer 2] een Whatsapp bericht met een schermafbeelding. Op deze afbeelding is een foto te zien van een politieauto, waar een klein jongetje naast staat. Links op de foto staat een andere jongen, die naar de politieauto kijkt en een vuurwapen achter zijn rug houdt. Onderaan de foto staat de tekst "Snitches get stitches".
Een proces-verbaal van bevindingen 19 oktober 2020 [19] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten of één van hunner:
(..) Op dinsdag 6 oktober 2020 was ik, verbalisant [verbalisant 2] , belast met een dienst als wijkagent voor de wijken in stadsdeel Zwolle West. Ik was in uniform gekleed en bevond mij in het hoofdbureau van de politie Zwolle waar ik in contact kwam met een persoon welke mij een foto liet zien waarop een afbeelding van Snapchat te zien was. (..) Ik zag op de foto dat de naam van de verzender met de naam [verdachte] een afbeelding geplaatst had waarop voor mij een onbekend vuurwerk op te zien was. Ik zag dat er door de afbeelding heen onder elkaar de volgende tekst was getypt:
tp2 nitraten 7,50
cobra 6 12,50
Ik, verbalisant, herken de naam [verdachte] als een bewoner uit mijn wijk welke woonachtig is aan [adres 1] .
Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 27 mei 2021 [20] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 3] :
(..) (V: Uit het onderzoek is gebleken dat u op 16 oktober 2020 op de Schuttevaerkade te Zwolle de verbalisant [verbalisant 3] hebt aangesproken. Wat was de reden dat u de verbalisant aansprak?)
A: Dat ging om het vuurwerk wat bij mij was neergelegd. Dit is later weer opgehaald door [medeverdachte] en een andere jongen waarvan ik de naam niet ken. Later hoorde ik van het incident. Ik dacht een en een is twee dus dacht ik dit kan niet waar zijn. Dus heb ik met collega [verbalisant 3] gesproken. Ik heb in de tas gekeken en zag dat er vuurwerk in zat. [medeverdachte] kwam 2 a 3 keer per week bij mij. Ik heb toen tegen [medeverdachte] en die andere jongen gezegd dat ze het vuurwerk weer mee moesten nemen. Dat hebben zij toen gedaan.
Identiteit twee jongens
(V:U heeft in dat gesprek aangegeven dat enkele weken daarvoor- dus vóór 16 oktober 2020 - er twee getinte jongens bij u waren gekomen. Eén daarvan zou zich [medeverdachte] noemen. Ik toon u een foto van dhr. [medeverdachte] : is dit de jongen die u kent als ' [medeverdachte] '?)
Ja de foto die u toont is de mij bekende [medeverdachte] .(..)
(V:Weet u hoe de andere jongen heette?)
A:Nee dit weet ik niet
(V: Kunt u de andere jongen beschrijven?)
A: jongen van de zelfde leeftijd als [medeverdachte] , een jaar of 18. Een getinte jongen, maar dit kan ook van de zon zijn.
(...)
(OV: Aan de getuige worden een viertal foto's getoond zijnde:

1 foto van [medeverdachte]

2 foto van [getuige 1]

3 foto van [getuige 2]

4 foto van [verdachte]

V:Heeft u die andere jongen vaker gezien? Zo ja, waar en wanneer?)
A: Ja die heb ik wel vaker gezien. Dan werd [medeverdachte] afgezet door de jongen op foto 4 ( [verdachte] ) met de scooter (...)
Tas
(V:U heeft verklaard dat werd aangegeven dat er een tas in uw schuur was neergezet. Is aan u verteld waarom deze tas in uw schuur werd gezet)
A: [medeverdachte] vroeg mij of hij een tas in de schuur kon zetten, de jongen van foto 4 was er toen bij.(...)
(V:U heeft aangegeven in de tas te hebben gekeken. U heeft aangegeven dat daar vuurwerk in lag. Kunt u aangeven om wat vuurwerk het ging)
A: het waren van die Cobra's, kleur zwart
(V: Waaraan herkende u dit type vuurwerk?)
A:dit stond op het vuurwerk. Ik heb aan mijn zoon [naam 6] gevraagd wat het voor vuurwerk, het was mij niet duidelijk wat het was. (...)
Een proces-verbaal van bevindingen tapgesprekken Kathaai d.d. 19 oktober 2020 [21] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten of één van hunner:
(..) Opnemen telecommunicatie.
In het onderzoek Kathaai werden (..) de communicatie van onderstaande telefoonnummers opgenomen. (..)
Taplijn TA004 is de verlenging van taplijn TA001 en is gestart op 25 september 2020.
(..) TA004 31636322778A 12-09-2020 08/952669-20 [verdachte]
Ik, verbalisant, vermeld hieronder de relevante gesprekken voor dit onderzoek welke gevoerd zijn door: [verdachte] .
Geboren op [geboortedatum 1] 2001 te [geboorteplaats 1]
Wonende [adres 1] (..)
TA04-185-13/10/2020 15.14.56 uur
[telefoonnummer 1] wgd [telefoonnummer 2] (vermoedelijk zus, geen sv)
[telefoonnummer 1] : Ja
[telefoonnummer 2] : Waar ben je?
[telefoonnummer 1] : Waarom, jas wegbrengen, want?
[telefoonnummer 2] : He?
[telefoonnummer 1] : Jas weg brengen
[telefoonnummer 2] : Waar?
[telefoonnummer 1] : Buiten, bij de winkel natuurlijk want?
[telefoonnummer 2] : He?
[telefoonnummer 1] : Stomerijhij
[telefoonnummer 2] : Waar is dat?
[telefoonnummer 1] : Waarom, dat gaatje niks aan
[telefoonnummer 2] : Oke doei
[telefoonnummer 1] : Dag (..)
TA04-196-13/10/2020 22.53.10 uur
[telefoonnummer 1] wgd [telefoonnummer 3] (vermoedelijk moeder, sv)
(..) [telefoonnummer 3] : En je hebt al geloekoe (fon)?
[telefoonnummer 1] : Ja gisteren
[telefoonnummer 3] : Daarna ook niet wat is binnengekomen?
[telefoonnummer 1] : Geen stress, ik heb allang gecheckt
[telefoonnummer 3] : Oke helemaal
[telefoonnummer 1] : Ja, is niks, alleen die kleur, meer niet.
[telefoonnummer 3] : Ja enne, laat zitten, geen takkieja, doei doei
Parketnummer 08.237724.20
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche IJsselland, basisteam Zwolle met nummer PL0600-2020337977. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 12 juli 2020 (pag. 5, 9 en 10);
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 12 juli 2020 (pag. 26, 29 en 30);
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 november 2021.
Feit 2
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 12 juli 2020 [22] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] :
(..) "Ik doe aangifte van mishandeling, vernieling (..)
Rond augustus, september 2019 is het grote gezeik begonnen. (..) Het incident heeft zich afgespeeld in de woning waar [verdachte] woont met zijn ouders. Dit is aan [adres 1] .(..) Ik stond op dat moment op de overloop omdat ik wilde gaan douchen. [verdachte] werd zo boos op mij dat hij mij plots met zijn vuist op mijn rechter bovenarm sloeg. Hij gaf mij een stevige klap. Ik voelde op dat moment meteen pijn op de plek waar hij mij geslagen had. (..)
In totaal heeft [verdachte] mij drie keer geslagen.
Ik kan mij niet meer herinneren wanneer hij mij de tweede keer sloeg, maar ik weet nog
wel wat er gebeurd is. Ik was bij [verdachte] in zijn kamer. Hij werd weer boos. Ik zou
eerlijk gezegd niet meer weten waarom hij boos werd. Deze keer sloeg [verdachte] mij met
platte hand op mijn bovenarm. Volgens mij was het mijn linker arm. Ik zat op dat moment op bed. Ik zag dat hij mij nog een keer wilde slaan en nu ter hoogte van mijn gezicht. Dit was ook met een vlakke hand. Ik heb dat toen af kunnen weren. Uit reflex wilde ik hem ook slaan. Vervolgens pakte hij mij bij mijn polsen vast. Hij zij toen: "Als je dit doet dan heb je echt een probleem". Ik voelde op dat moment pijn op de plek op mijn arm waar ik geslagen was.(..) Het was een stevige klap op mijn boven arm. (..) De derde keer dat [verdachte] mijn pijn heeft gedaan heeft hij mij op mijn linker onderarm gekrabd. Dit was niet heel veel later dan de tweede keer. Ik vermoed dat dit rond november 2019 was. Wij zaten op dat moment op [verdachte] zijn bed. Ik weet ook van dat moment niet meer zo goed waarom hij boos was. Op een bepaald moment wilde [verdachte] mijn arm pakken. Ik wilde dit niet en trok mijn arm weg. Hij greep alsnog mijn arm en drukte toen meerdere seconden achter elkaar heel hard zijn nagels in mijn arm. Ik zei toen tegen hem dat het zeer deed. Ik voelde om het moment dat hij de nagels in mijn arm drukte meteen pijn. Ook na die tijd heb ik nog een tijdje pijn gehad op de plek waar hij mij gekrabd heeft. Ik heb hier ook vier wondjes aan over gehouden waar een korstje op kwam. Ik heb nu nog steeds een litteken op de plek waar de wond zat.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 12 juli 2020 [23] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
(..) (O: [slachtoffer 2] heeft verklaard dat jij haar tijdens jullie relatie drie keer hebt geslagen.V: Wat wil jij hier over verklaren)A: Wanneer was dat dan? Niet slaan, geen vuist in ieder geval. Misschien een keer op haar rug op haar schouder of op haar rug. Maar op haar gezicht nog nooit. (...)(O: Over de eerste keer heeft zij verklaard: Rond augustus, september 2019 is het grote gezeik begonnen. De exacte datum weet ik niet meer maar dit was in de periode dat ik naar het [school] ging. Ik stond op dat moment op de overloop omdat ik wilde gaan douchen [verdachte] werd zo boos op mij dat hij mij plots met zijn vuist op mijn rechter bovenarm sloeg. Hij gaf mij een stevige klap. Ik voelde op dat moment meteen pijn op de plek waar hij mij geslagen had.)A: Ik heb haar nog nooit met mijn vuist geslagen. Ik weet het nog wel, maar het was met een platte hand. Zij trapte mij op mijn bovenbeen en toen heb ik haar op haar arm geslagen en gevraagd waarom dat nodig was. (...)(O: Over de tweede keerverklaarde ze: Ik was bij [verdachte] in zijn kamer. Hij werd weer boos. Ik zou eerlijk gezegd niet meer weten waarom hij boos werd. Deze keer sloeg [verdachte] mij met platte hand op mijn bovenarm. Volgens mij was het mijn linker arm. Ik zat op dat moment op bed. Ik zag dat hij mij nog een keer wilde slaan en nu ter hoogte van mijn gezicht. Dit was ook met een vlakke hand.)A: Ik heb haar nog nooit in haar gezicht geslagen. Ik weet dit niet precies meer. Zeheeft wel problemen gehad met woedeaanvallen. En dan werd ze boos en dan pakte ik haar wel eens stevig vast. Ik heb haar nooit uit mezelf geslagen. Helemaal niet met de vuist. Ikheb haar wel eens op haar arm geslagen omdat zij mij sloeg of trapte.(O: Over de derde keerverklaarde ze: De derde keer dat [verdachte] mijn pijn heeft gedaan heeft hij mij op mijn linker onderarm gekrabt. Dit was niet heel veel later dan de tweede keer. Ik vermoed dat dit rond november 2019 was. Wij zaten op dat moment op [verdachte] zijn bed. Ik weet ook van dat moment niet meer zo goed waarom hij boos was. Op een bepaald moment wilde [verdachte] mijn arm pakken. Ik wilde dit niet en trok mijn arm weg. Hij greep alsnog mijn arm en drukte toen meerdere seconden achter elkaar heel hard zijn nagels in mijn arm. Ik zei toen tegen hem dat het zeer deed. Hij reageerde hier niet echt op.)A: Dat kwam omdat zij mij ook krabde en sloeg. Ik heb haar toen bij haar armen gepakt omdat ik wilde dat ze kalmeerde. Ik hield haar dan inderdaad vast terwijl ze dat niet wilde, maar dat was omdat ze dan helemaal wild was.(...) Ik heb liever dat ik het op de scooter af reageer en niet op haar. Maar zij moet mij ook niet slaan.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 17 september 2020, pag. 7 t/m 10.
2.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] ) d.d. 14 september 2020 met fotobijlage, pag. 12 t/m 34.
3.NFI-rapport explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie in de hal van een woning in Zwolle op 12 september 2020 d.d. 9 maart 2021, losbladig.
4.Een forensisch medische letselrapportage van de forensisch arts [naam 5] d.d. 17 februari 2021, losbladig.
5.Tweede aanvullende proces-verbaal Kathaai d.d. 16 juli 2020, pag. 1 t/m 5.
6.Stand van zaken proces-verbaal Forensische Opsporing d.d. 15 juli 2020, pag. 6 t/m 9.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 12 oktober 2020, pag. 164 t/m 168.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 4 februari 2021, losbladig.
9.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 8 november 2021, losbladig.
10.Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte] d.d. 13 oktober 2020, pag. 171 t/m 176.
11.Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte] d.d. 14 juli 2020, pag. 49 t/m 51.
12.Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 4 februari 2021, losbladig.
13.Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 8 november 2021, losbladig.
14.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 20 oktober 2020, pag. 181 t/m 184.
15.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 4 februari 2021, losbladig.
16.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] d.d. 12 september 2020, pag. 67 t/m 68.
17.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 12 september 2020, pag. 76 t/m 78.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2020, pag. 143.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2020, pag. 147 en 148.
20.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 27 mei 2021, losbladig.
21.Proces-verbaal van bevindingen tapgesprekken Kathaai d.d. 19 oktober 2020, pag.152 t/m 158.
22.Proces-verbaal van verhoor van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 12 juli 2020, pag. 5 t/m 7.
23.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 12 juli 2020, pag. 26 en 31.