10.De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het
onder 1 primairen het
onder 2 primairten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het
onder 1 subsidiair, het
onder 2 subsidiair, het
onder 3 primair, het
onder 4 primairen het
onder 5ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair:telkens het misdrijf: doodslag;
feit 3 primair en feit 4 primair:telkens het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 5:het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en
ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 1]toe tot een bedrag van
€ 23.400,00(bestaande uit € 5.900,00 aan materiële schade en € 17.500,00 aan affectieschade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 1](feit 1): van een bedrag van
€ 23.400,00(de materiële schade van € 5.900,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 september 2022 en de affectieschade van € 17.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 23.400,00, de materiële schade van € 5.900,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 september 2022 en de immateriële schade van € 17.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 2]toe tot een bedrag van
€ 17.500,00(bestaande uit affectieschade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 2](feit 1): van een bedrag van
€ 17.500,00(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 17.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 3]toe tot een bedrag van
€ 144,00(bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 3](feit 1): van een bedrag van
€ 144,00(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 144,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 4]toe tot een bedrag van
€ 19.000,00(bestaande uit € 1.500,00 aan materiële schade en € 17.500,00 aan affectieschade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 4](feit 2): van een bedrag van
€ 19.000,00(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 19.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 5]toe tot een bedrag van
€ 10.730,85(bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 5](feit 2): van een bedrag van
€ 10.730,85(te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 10,98 vanaf 22 september 2021; over een bedrag van € 38,94 vanaf 24 september 2021; over een bedrag van € 17,35 vanaf 28 september 2021; over een bedrag van € 31,95 vanaf 23 oktober 2021; over een bedrag van € 17,35 vanaf 25 september 2021 en over een bedrag van € 10.621,00 vanaf 20 oktober 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 10.730,85, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 10,98 vanaf 22 september 2021; over een bedrag van € 38,94 vanaf 24 september 2021; over een bedrag van € 17,35 vanaf 28 september 2021; over een bedrag van € 31,95 vanaf 23 oktober 2021; over een bedrag van € 17,35 vanaf 25 september 2021 en over een bedrag van € 10.621,00 vanaf 20 oktober 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 6]toe tot een bedrag van
€ 96,94(bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 6](feit 2): van een bedrag van
€ 96,94(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 96,94, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij af tot een bedrag van
€ 1.080,00;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 7]toe tot een bedrag van
€ 21,63(bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 7](feit 2): van een bedrag van
€ 21,63(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 21,63, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 8]toe tot een bedrag van
€ 371,14(bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 8](feit 2): van een bedrag van
€ 371,14(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 371,14, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 9]toe tot een bedrag van
€ 17.750,00(bestaande uit € 250,00 aan materiële schade en € 17.500,00 aan affectieschade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 9](feit 2): van een bedrag van
€ 17.750,00(de materiële schade van € 250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2021 en de affectieschade van € 17.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 17.750,00, de materiële schade van € 250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2021 en de affectieschade van € 17.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij af tot een bedrag van
€ 191,39;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 10]toe tot een bedrag van
€ 20.000,00(bestaande uit affectieschade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 10](feit 2): van een bedrag van
€ 20.000,00(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van
[benadeelde 10]te openen
rekening met een BEM-clausule. De raadsvrouw van de benadeelde partij stelt hiertoe binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte van de bij de voor de benadeelde partij geopende bankrekening behorende gegevens;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde 10]voor een deel van
€ 6.300,00niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot een bedrag van
€ 32.395,85(bestaande uit € 4.895,85 aan materiële schade en € 27.500,00 aan immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3](feit 3): van een bedrag van
€ 32.395,85(de materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2022 en de immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 32.395,85, te vermeerderen met de wettelijke rente over de materiële schade van € 4.895,85 vanaf 1 mei 2022 en over de immateriële schade van € 27.500,00 vanaf 17 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij
- wijst de vordering van de benadeelde partij af tot een bedrag van
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe tot een bedrag van
€ 3.000,00(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4](feit 4): van een bedrag van
€ 3.000,00(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 4 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe tot een bedrag van
€ 2.500,00(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 5](feit 5): van een bedrag van
€ 2.500,00(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzeling voor de duur van één dagkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de
teruggaveaan verdachte van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers
28 t/m 31en
33;
- verklaart
onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers
1 t/m 27,
32en
34 t/m 38.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. A.M. Rikken en mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen van de feiten 1 t/m 5.
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van onderzoek Python21 (ON2R021074), van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Twente, Districtsrecherche Twente. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
ten aanzien van feit 1 t/m feit 5 (algemeen)
1.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 18 november 2022, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] , zakelijk weergegeven:
Ik heb inderdaad een kruisboog en een mes gehad. Het kan niet anders dan dat ik het ben geweest die heeft gestoken en geschoten. Ik herken mijzelf op de foto’s in het dossier.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , van 17 september 2021, pagina’s 86 t/m 91, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
Vrijdag 17 september 2021 was ik belast met de bereikbaarheidsdienst in Almelo. Omstreeks 09:15 uur kreeg ik, samen met collega [verbalisant 2] , de melding van het operationeel centrum om te gaan naar de M. Th. Steynstraat te Almelo. Hier zou een man met een mes voor de deur staan en hard aan het schreeuwen zijn. Deze man zou proberen om de woning binnen te komen. Er zou tevens een vrouw aan het balkon hangen. Ik reed de M. Th. Steynstraat in en ik zag direct een vrouw aan het balkon hangen van de tweede verdieping. Ik ben samen met mijn collega [verbalisant 2] uitgestapt en ik hoorde direct vanuit de flat geschreeuw komen. Dit was geschreeuw waaruit duidelijk was dat er in de flat iets heftigs gebeurde. Het geschreeuw was duidelijk op straat hoorbaar en ik hoorde de paniek in het geschreeuw. Ik kan het geschreeuw het beste omschrijven als echte doodskreten. Het geschreeuw bleef continu doorgaan vanuit de flat. Toen ik de tweede trap op wilde lopen, hoorde ik van buiten een doffe bonk. Tegelijkertijd met deze doffe bonk hoorde ik van buiten geschreeuw en gegil komen. Ik zag dat de vrouw, die eerder aan het balkon had gehangen, op de grond lag. Ik zag dat ze op haar buik lag naast ons dienstvoertuig. Dit was, gezien vanuit de portiekingang, aan de zijde van de Rembrandtlaan.
Ik hoorde nog steeds het geschreeuw, de doodskreten vanuit de flat komen. Gezamenlijk zijn wij de trappen van de portiek op gelopen. Ik heb hierbij wederom hardop geroepen: “Politie”. Ik hoorde hierop een mannenstem terugschreeuwen: “Jullie doen wat ik zeg! Ik bepaal!”, of woorden van gelijke strekking. Ik herkende direct de stem van [verdachte] . Ik herkende de manier waarop hij schreeuwde, hoe hij schreeuwde en wat hij riep. Nadat [verdachte] dit geschreeuwd had, was het stil in de flat. Vanaf de derde trap kon ik de entree van de woning [adres 2] inkijken. Ik zag een vrouw liggen op haar rug. Ik zag verder veel bloed rondom de vrouw op de grond. Ik zag dat de vrouw al ietwat grauw in het gezicht was. Ik zag verder dat de toegangsdeur van de woning vernield was. Ik zag dat er op meerdere plekken in de deur strepen zaten. Het leek erop dat er in de deur gestoken was met een mes of een bijl. Wij hebben de vrouw vervolgens beneden, op de begane grond, in de portiek gelegd. Ik zag bij het neerleggen van de vrouw dat ze nog grauwer was geworden. De vrouw had helemaal geen teken van leven meer gegeven.
Op het moment dat ik in de portiek sta (…) krijg ik te horen dat de verdachte op het balkon aan de zijde van de M. Th. Steynstraat verschijnt. Ik ben hierop naar buiten gelopen en heb naar boven, naar het derde balkon, gekeken. Ik zag direct dat het inderdaad [verdachte] betrof. Ik zag dat [verdachte] met ontbloot bovenlichaam op het balkon stond. Ik zag en hoorde dat hij aan het schreeuwen was in de richting van de collega’s en omstanders die aan de Rembrandtlaan stonden. Ik zag vervolgens dat [verdachte] terug zijn woning in ging. Vervolgens verscheen [verdachte] weer op het balkon aan de zijde van de M. Th. Steynstraat. Hij liep de woning weer in en via de portofoon kreeg ik te horen dat [verdachte] op het balkon aan de achterzijde van de woning, aan de zijde van de P.C. Boutensstraat, verscheen. [verdachte] bleef heen en weer lopen tussen de balkons aan de voorzijde en de achterzijde van de woning. Ook bleef [verdachte] af en toe wat langere tijd in de woning.
Op een gegeven moment zag ik dat [verdachte] weer aan de voorzijde op het balkon verscheen en ik zag dat hij een zwarte kruisboog in zijn handen had. Ik zag dat [verdachte] om zich heen bleef kijken en meerdere keren de kruisboog in een bepaalde richting richtte. Ik zag vervolgens dat [verdachte] over de reling van het balkon naar beneden keek. Ik zag dat hij vervolgens de kruisboog over de reling hing en naar beneden richtte. Ik zag dat hij richtte in de richting van de vrouw die van het balkon was gesprongen. Ik zag dat hij over de kruisboog heen keek in dezelfde richting. [verdachte] was echt aan het richten op die plek. Ik zag vervolgens dat [verdachte] afdrukte, maar dat hij kennelijk niet schoot. Ik zag dat [verdachte] stopte met richten, de kruisboog iets naar zich toe haalde en een handeling verrichte. Vervolgens zag ik [verdachte] weer richten en afdrukken. Ik hoorde ook dat er daadwerkelijk iets werd afgeschoten.
Ik hoorde vervolgens via de portofoon dat [verdachte] aan de achterzijde van de woning op het balkon verscheen met zijn kruisboog. Ik hoorde dat hij aan het richten was en ik hoorde hierop een harde knal. Ik herkende deze knal als zijnde een schot van een vuurwapen. Niet veel later hoorde ik via de portofoon “eigen vuur”. Hieruit maakte ik op dat een collega geschoten had. Hierop hoorde ik nogmaals eenzelfde schot. Ik zag [verdachte] vervolgens weer op het balkon aan de voorzijde verschijnen en ik zag dat hij in de richting van de DSI-er begon te praten en schreeuwen. Ik zag dat hij wederom de kruisboog in zijn handen had. Ik zag dat [verdachte] vervolgens de kruisboog in de richting van de DSI-er bewoog en over de kruisboog heen keek. Ik hoorde de DSI-er in de richting van [verdachte] schreeuwen, maar ik zag dat [verdachte] geen gehoor gaf. Ik hoorde één schot. Ik zag dat [verdachte] bleef staan en ik hoorde dat hij bleef schreeuwen. Hierop zag ik dat [verdachte] opnieuw een schiethouding aannam richting de DSI-er. Ik hoorde opnieuw een schot en ik zag direct dat [verdachte] geraakt was. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen en ik zag dat hij achterover viel op het balkon. Op het balkon aan de voorzijde van de woning werd [verdachte] aangehouden.
In de woning [adres 2] werd nog een dodelijk slachtoffer aangetroffen.
ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant AOT NON357, van 19 september (de rechtbank begrijpt: 2021), pagina’s 130 en 131, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
Op vrijdag 17 september 2021 (…). Toen ik op de verdieping kwam onder de woning van de verdachte, hoorde ik een collega zeggen dat die woning nog niet was gecontroleerd. Ik zag dat de voordeur open stond en beschadigd was. Ik liep vervolgens de woonkamer in en ik zag op de bank, in de woonkamer van de woning onder de woning van de verdachte, een vrouw op de bank liggen. Ik zag dat de vrouw op haar rechterzij lag en ik zag dat de vrouw niet reageerde op verbaal aanroepen. Ik zag dat de vrouw bloed op haar borst had en ik zag dat er bloed op de grond lag. Ik voelde dat de arm van de vrouw koud was en ik kon geen hartslag voelen bij haar pols of haar halsslagaders. Ik zag dat een medewerker van de ambulance binnenkwam. Ik zag dat de ambulancemedewerker de pols en de hals van het slachtoffer aanraakte met twee vingers en ik hoorde de ambulancemedewerker zeggen dat hij geen hartslag kon voelen en dat het slachtoffer waarschijnlijk was overleden.
4.
Het proces-verbaal Coördinatie Plaats Delict Unit (CDU) van 21 maart 2022, pagina 738, zakelijk weergegeven:
Sokken die verdachte droeg (SIN AALD0930NL en AALD0926NL). Deze sokken zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed in het laboratorium van de Forensische Opsporing in Elst. Hier zijn een tweetal bloedbemonsteringen uit gekomen (SIN AAOM2338NL en AAOM2239NL).
5.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , van 9 december 2021, pagina’s 751, 766, 772, 773, 779, 780 t/m 784 en 790 t/m 792, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisanten:
Op vrijdag 17 september 2021 (…). Het slachtoffer dat daar op de vloer in de hal van het trappenhuis lag, zou betreffen: [slachtoffer 2] , geboren te [geboorteplaats 2] in Irak op [geboortedatum 2] 1969. Het slachtoffer dat daar in de woning nummer [adres 2] op de bank lag, zou betreffen: [slachtoffer 1] , geboren te [geboorteplaats 3] in Irak op [geboortedatum 3] 1951.
Op zaterdag 18 september 2021 is het slachtoffer [slachtoffer 1] in de woonkamer van nummer [adres 2] geschouwd. Vervolgens heb ik, verbalisant [verbalisant 5] , het stoffelijk overschot voorzien van SIN AANH1661NL.
Wij zagen vanuit het trappenhuis dat de voordeur van nummer [adres 2] zwaar was beschadigd. Wij zagen dat de buitenzijde van deze deur zalmroze van kleur was. Wij zagen, verspreid over de buitenzijde van deze voordeur, elf scherprandige streepvormige perforaties in het plaatwerk. De perforaties deden ons denken aan de insteek van een mes, waarvan de snijkant van het lemmet smaller was dan de niet snijkant. Wij zagen dat de binnenzijde van de voordeur gebroken wit van kleur was. Vervolgens heb ik, verbalisant [verbalisant 3] , een verfmonster van de zalmroze verf op de buitenzijde van de voordeur van deze woning nummer [adres 2] veiliggesteld. Ik heb dit verfmonster voorzien van SIN AAOT1721NL.
Zoals reeds eerder vermeld, zagen wij in het trappenhuis enkele stukken houten plaatwerk liggen. Als wij de vijf streepvormige perforaties in deze losse stukjes plaatwerk van de buitenzijde van de voordeur optellen bij de elf streepvormige perforaties die we in het aanwezige plaatwerk van de voordeur hebben aangetroffen, dan betekent dit dat er in totaal minimaal zestien keer met vermoedelijk een mes vanaf de buitenzijde op deze voordeur is ingestoken.
(…) zoeking in de woning [adres 1] . Wij zagen in de keuken op de wasmachine een zwart soort dolkmes in een zwarte foedraal liggen. Wij zagen dat het lemmet van dit mes aan één zijde was voorzien van een snijkant en aan de andere zijde was voorzien van een zaagvertanding. Wij zagen dat de voorzijde van het zwarte lemmet aan weerszijden was voorzien van een laagje vreemd materiaal, wat leek op verf, en waarin wij een enigszins zalmroze kleur en een wat witte/crème kleur zagen. Vervolgens heb ik, verbalisant [verbalisant 3] , het mes voorzien van SIN AAOT1705NL. Wij zagen dat het mes aan de achterzijde van het heft was voorzien van een zilverkleurige metalen dop. Wij zagen langs de rand van dit dopje sporen van bloed, welke tb positief testten. Wij hebben deze bloedsporen rond dit metalen dopje aan de achterzijde van het heft bemonsterd. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb deze bemonstering voorzien van SIN AAOT1701NL.
6.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon [verdachte] , opgesteld door verbalisant [verbalisant 9] , van 24 september 2021, pagina’s 1158 en 1161, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
Naam: [verdachte] . Voornamen: [verdachte] . Geboortedatum: [geboortedatum 1] 1992.
7.
Het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer 2] , opgesteld door verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 6] , van 24 september 2021, pagina’s 1169 en 1171 t/m 1173, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisanten:
Achternaam: [slachtoffer 2] . Voornamen: [slachtoffer 2] . Geboren: [geboortedatum 2] 1969. Hierna bemonsterde ik de nagels van het slachtoffer met een zogenaamde nagelbemonsteringsset en knipte de nagels op de aanwezigheid van mogelijk DNA. Op vrijdag 17 september 2021 hebben wij het stoffelijk overschot in beslag genomen en gewaarmerkt met het SIN AANH1667NL.
8.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI-rapport inzake Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood, opgesteld door D.J. Rijken, arts en forensisch patholoog, van 2 november 2021, pagina’s 1281 t/m 1285, zakelijk weergegeven:
Sectienummer: 2021-176. Naam: [slachtoffer 2] . Geboortedatum: [geboortedatum 2] 1969.
Aan het lichaam waren 17 steekletsels en 5 snij- en krasletsels door respectievelijk (bij leven opgetreden) perforerende en snijdende tot krassende krachtinwerking met één of meerdere scherprandige voorwerpen (zoals een mes). Bij 8 steekletsels was er beschadiging van vitale structuren, zoals essentiële organen of grote bloedvaten. Aan de hals was een steekletsel met (hoogstens) beperkte beschadiging van het ruggenmerg. Aan de rug was een steekletsel met perforatie van de linkerborstholte en de linkerlong. Aan de borst waren steekletsels met perforatie van het hart (enkelvoudig), de rechterborstholte (enkelvoudig), de linkerborstholte (drievoudig), de linkerlong (enkelvoudig), het middenrif (meervoudig), de lever (enkelvoudig) en de onderste holle ader (enkelvoudig). Aan de buik waren nog twee steekletsels met perforatie van de lever en de linkerbekkenader. Op basis van voornoemde steekletsels wordt het overlijden zonder meer verklaard als gevolg van ernstig bloedverlies en te verwachten hartpomp-, ademhalings- en longfunctiestoornissen. De (hoogstens) beperkte beschadiging aan het ruggenmerg kan hebben geleid tot bewegingsstoornissen en/of hebben bijgedragen aan ademhalingsfunctiestoornissen. Bij de overige steekletsels en snij- en krasletsels waren geen vitale structuren geraakt. Deze letsels hebben het overlijden derhalve niet veroorzaakt, maar kunnen middels bloedverlies hebben bijgedragen aan de snelheid hiervan.
De (betrouwbaar te beoordelen) steekletsels toonden één spits en één stomp wonduiteinde wat past bij steken met een éénzijdig scherprandig voorwerp. De oppervlakkige huidbeschadiging ter hoogte van het stompe wonduiteinde bij meerdere steekletsels kan onder meer passen bij de inwerking van een krop (stootplaat of garde aan de overgang tussen het lemmet en het heft) of een onregelmatig (stomp) deel van het lemmet. De lengte van de steekletsels (aan de huid) was uiteenlopend. De diepte van het diepste (betrouwbaar te beoordelen) steekletsel was minstens circa 14 cm; dit dient tevens met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd vanwege de indrukbaarheid en verplaatsbaarheid van organen en lichaamsdelen.
De gedeeltelijk lijnvormige oppervlakkige huidbeschadigingen aan de rechterpols waren deels parallel gerangschikt volgens een uitwaaierend patroon, wat kan zijn veroorzaakt door een getand scherprandig voorwerp (zoals een gekarteld mes). De letsels ter hoogte van de rechteronderarm en rechterhand kunnen, gezien de locatie, passen bij zogeheten af- en/of verweerletsel.
Er waren met het blote oog en lichtmicroscopisch geen ziekelijke afwijkingen die het overlijden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis kunnen zijn geweest.
Het overlijden van [slachtoffer 2] wordt verklaard door de gevolgen van 8 steekletsels ter hoogte van de hals en de romp. De overige 9 steekletsels kunnen middels bloedverlies een bijdrage hebben geleverd aan de snelheid van het overlijden.
9.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI-rapport inzake Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood, opgesteld door D.J. Rijken, arts en forensisch patholoog, van 2 november 2021, pagina’s 1321, 1322, 1324 en 1325, zakelijk weergegeven:
Sectienummer: 2021-177. Naam: [slachtoffer 1] . Geboortedatum: [geboortedatum 3] 1951.
Aan het lichaam waren 9 steekletsels en 3 snij- of krasletsels door respectievelijk (bij leven opgetreden) perforerende en snijdende tot krassende krachtinwerking met één of meerdere scherprandige voorwerpen (zoals een mes). Bij 3 steekletsels was er beschadiging van vitale structuren, zoals essentiële organen of grote bloedvaten. Aan de rechterbovenarm en -schouder was een steekletsels met onder meer perforatie van de rechterborstholte, de rechterlong en de lichaamsslagader. Aan de borst voorwaarts was een steekletsel met perforatie van de linkerborstholte (zonder letsel van de long). Aan de borst links voorwaarts was een steekletsel met perforatie van de linker-ondersleutelbeenader, de linkerborstholte, de linkerlong en een longslagader. Op basis van voornoemde steekletsels wordt het overlijden zonder meer verklaard als gevolg van ernstig bloedverlies en te verwachten hartpomp-, ademhalings- en longfunctiestoornissen. Bij de overige steekletsels en snij- en krasletsels waren geen vitale structuren geraakt. Deze letsels hebben het overlijden derhalve niet veroorzaakt, maar kunnen middels bloedverlies hebben bijgedragen aan de snelheid hiervan. Aan de linkerarm was een snij- en krasletsel wat, gezien de locatie, eventueel zou kunnen passen bij zogeheten af- en/of verweerletsel (maar is hier geenszins kenmerkend voor).
De (betrouwbaar te beoordelen) steekletsels toonden één spits en één stomp wonduiteinde wat past bij steken met een éénzijdig scherprandig voorwerp. De oppervlakkige huidbeschadiging ter hoogte van het stompe wonduiteinde bij twee steekletsels kan onder meer passen bij de inwerking van een krop (stootplaat of garde aan de overgang tussen het lemmet en het heft) of een onregelmatig (stomp) deel van het lemmet. De lengte van de steekletsels (aan de huid) was uiteenlopend. De diepte van het diepste (betrouwbaar te beoordelen) steekletsel was circa 20 cm; dit dient tevens met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd vanwege de indrukbaarheid en verplaatsbaarheid van organen en lichaamsdelen.
Er waren met het blote oog en lichtmicroscopisch geen ziekelijke afwijkingen die het overlijden kunnen verklaren of hiervoor van betekenis kunnen zijn geweest. Alleszins heeft de medische voorgeschiedenis geen betekenisvolle bijdrage geleverd aan het overlijden.
Het overlijden dan [slachtoffer 1] wordt verklaard door de gevolgen van 3 steekletsels ter hoogte van de romp. De overige 6 steekletsels kunnen door bloedverlies hebben bijgedragen aan de snelheid van het overlijden.
10.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI-rapport inzake Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een geweldsdelict met dodelijke afloop in Almelo op 17 september 2021, opgesteld door dr. ing. M. van Gent, van 24 januari 2022, pagina’s 1396, 1397, 1399 t/m 1404, zakelijk weergegeven:
Nagels NAAA1819NL
Het onderzoeksmateriaal betreft een onderzoeksset nagels van slachtoffer [slachtoffer 2] . In overleg met de aanvrager is besloten de tien nagelbemonsteringen van de linker- en rechterhand te onderzoeken. De bemonsteringen zijn als NAAA1819NL#01 tot en met #10 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. De tien nagelbemonsteringen zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. In bemonsteringen NAAA1819NL#01 tot en met #03 en #05 tot en met #10 is bloed aangetroffen.
Mes AA0T1705NL
Het mes is met behulp van een microscoop onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn enkele bloedsporen aangetroffen. Deze bevinden zich op het heft van het mes. Op het uitstekende deel van het lemmet en tussen de kartels van het lemmet zijn mogelijke weefseldeeltjes aangetroffen. Op het stootvlak van het heft is vettig materiaal aangetroffen. Drie mogelijke weefseldeeltjes, het vettig materiaal en vier bloedsporen zijn bemonsterd. Deze bemonsteringen zijn als AAOT1705NL#01 tot en met #06, #10 en #11 veiliggesteld. Bemonsteringen AAOT1705NL#04 tot en met #06, #10 en #11 zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. In bemonsteringen AAOT1705NL#05 en #06, #10 en #11 is bloed aangetroffen. Het heft van het mes is bemonsterd gericht op het verzamelen van DNA van degene die het mes gehanteerd heeft. Hierbij is geprobeerd het aanwezige bloed te vermijden. De bemonstering is als AAOT1705NL#09 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. De bemonstering is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is geen bloed aangetroffen.
NAAA1819NL#01 (nagel duim linkerhand), #02 (nagel wijsvinger linkerhand) en #10 (nagel pink rechterhand)
Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonsteringen elk DNA bevatten van drie niet verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van verdachte [verdachte]
DNA-mengprofiel NAAA1819NL#01 is ongeveer 600.000 keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] , verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] en twee willekeurige onbekende personen.
DNA-mengprofielen NAAA1819NL#02 en #10 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] , verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] en twee willekeurige onbekende personen.
NAAA1819NL#09 (nagel rechterhand ringvinger)
Dit betreft een afgeleid DNA-hoofdprofiel waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Afgeleid DNA-hoofdprofiel NAAA1819NL#09 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon.
AAOT1705NL#06 (bloedspoor op de achterzijde van het heft van het mes)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van één persoon.
DNA-profiel AAOT1705NL#06 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer 2] , dan wanneer het DNA in de bemonstering afkomstig is van een willekeurige (niet aan [slachtoffer 2] verwante) persoon.
AAOT1705NL#09 (heft van het mes)
Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie niet verwante personen.
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 2]
DNA-mengprofiel AAOT1705NL#09 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 1]
DNA-mengprofiel AAOT1705NL#09 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 1] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
Ten aanzien van verdachte [verdachte]
DNA-mengprofiel AAOT1705NL#09 is ongeveer 300 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
AAOT1705NL#10 (bloedspoor op de achterzijde van het heft)
Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet verwante personen.
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 2]
DNA-mengprofiel AAOT1705NL#10 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
Ten aanzien van verdachte [verdachte]
DNA-mengprofiel AAOT1705NL#10 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
AAOT1705NL#11 (bloedspoor op de achterzijde van het heft)
Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie niet verwante personen.
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 2]
DNA-mengprofiel AAOT1705NL#11 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 1]
DNA-mengprofiel AAOT1705NL#11 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 1] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende personen.
11.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI-rapport inzake Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een geweldsdelict met dodelijke afloop in Almelo op 17 september 2021, opgesteld door dr. ing. M. van Gent, van 9 februari 2022, pagina’s 1414 t/m 1418, zakelijk weergegeven:
Nagels NAAA1813NL
Het onderzoeksmateriaal betreft een onderzoeksset nagels van verdachte [verdachte] . De tien nagelbemonsteringen zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. In alle bemonsteringen is bloed aangetroffen. De bemonsteringen zijn als NAAA1813NL#01 tot en met #10 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
NAAA1813NL#01 (nagel duim linkerhand)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie niet verwante personen. Daarnaast is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] .
DNA-mengprofiel NAAA1813NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer 2] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen.
NAAA1813NL#06 (nagel duim rechterhand)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet verwante personen. Daarnaast is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] .
DNA-mengprofiel NAAA1813NL#06 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer 2] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
NAAA1813NL#09 (nagel ringvinger rechterhand)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet verwante personen. Daarnaast is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] .
DNA-mengprofiel NAAA1813NL#09 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer 1] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon.
12.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI-rapport inzake Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een geweldsdelict met dodelijke afloop in Almelo op 17 september 2021, opgesteld door dr. ing. M. van Gent, van 24 september 2021, pagina’s 1423 t/m 1425, zakelijk weergegeven:
Het DNA-profiel van de verdachte is niet betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
AAOM2339NL#01 (bloedspoor ca. 18-22 cm van bovenzijde)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet verwante personen.
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 2]
DNA-mengprofiel AAOM2339NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 1]
DNA-mengprofiel AAOM2339NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 1] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
AAOT1701NL#01 (achterzijde metalen dopje dolkmes keuken)
Dit betreft een afgeleid DNA-hoofdprofiel waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van één persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is. Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer 2] dat het afgeleide DNA-hoofdprofiel AAOT1701NL#01 meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer 2] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan slachtoffer [slachtoffer 2] verwante) persoon.
AAOM2338NL#01 (bloedspoor ca. 18 cm van bovenzijde)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet verwante personen. DNA-mengprofiel AAOM2338NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
AAOM2339NL#01 (bloedspoor ca. 18-22 cm van bovenzijde)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet verwante personen.
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 2]
DNA-mengprofiel AAOM2339NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 2] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 1]
DNA-mengprofiel AAOM2339NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer 1] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
13.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende een brief van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), opgesteld door D.J. Rijken, arts en forensisch patholoog, van 31 januari 2022, pagina’s 1434 en 1437, zakelijk weergegeven:
Beantwoording vragen inzake NFI-zaaknummer 2021.09.17.102, sectienummer 2021-176 en 2021-177, betreffende [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 1951 en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1969. (…) met de volgende vraagstelling inzake bovengenoemde secties: “Zijn de letsels op de slachtoffers veroorzaakt met het mes [AAOT1705NL]?”.
In de afzonderlijke rapportages d.d. 2 november 2021 van voornoemde secties is het volgende gesteld ten aanzien van een daadwapen:
“De (betrouwbaar te beoordelen) steekletsels toonden één spits en één stomp wonduiteinde [...] wat past bij steken met een éénzijdig scherprandig voorwerp. De oppervlakkige huidbeschadiging ter hoogte van het stompe wonduiteinde bij [...] steekletsels kan onder meer passen bij de inwerking van een krop (stootplaat of garde aan de overgang tussen het lemmet en het heft) of een onregelmatig (stomp) deel van het lemmet. De lengte van de steekletsels (aan de huid) was uiteenlopend; dit dient met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd vanwege de elasticiteit van de huid en een eventuele snijcomponent die kan optreden bij steekletsels. De diepte van het diepste (betrouwbaar te beoordelen) steekletsel was [minstens circa 14 cm] [circa 20 cm]; dit dient tevens met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd vanwege de indrukbaarheid en verplaatsbaarheid van organen en lichaamsdelen”.
Het mes [AAOT1705NL] voldoet aan bovenstaande karakteristieken en komt derhalve in aanmerking als veroorzakend voorwerp voor één of alle steekletsels. De vorm, de afmetingen en de locatie van de oppervlakkige huidbeschadiging tot huidperforatie ter hoogte van het stompe wonduiteinde van meerdere steekletsels kan bovendien goed passen bij een inwerking van de flessenopener. Het aspect en de afmetingen van het gepatroniseerde letsel aan de rechterpols inzake sectie 2021-176 kan goed passen bij een krassende tot schavende krachtinwerking van het gekartelde deel van het lemmet.
De forensisch-pathologische bevindingen (ten aanzien van het aspect van de steekletsels in sectie 2021-176 en sectie 2021-177) zijn veel waarschijnlijker onder de hypothese dat (een deel van) de steekletsels zijn veroorzaakt met het mes [AAOT1705NL], dan onder de hypothese dat die letsels zijn veroorzaakt met een willekeurig ander mes.
14.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI-rapport inzake Microanalyse van invasief trauma (MIT) aan twee lichamen en verfonderzoek naar aanleiding van een geweldsdelict in Almelo op 17 september 2021, opgesteld door ing. P.J.M. Pauw-Vugts en ir. M.H.E. Janssen, van 13 mei 2022, digitale pagina’s 13, 14 en 28 van het aanvullend proces-verbaal, zakelijk weergegeven:
Vraagstelling:
“Is de verf/het lak op het lemmet van het mes (AAOT1705NL) afkomstig van het monster (AAOT1721NL) van de voordeur van de woning”.
“Is het letsel op de slachtoffers (AAHN1667NL en AAHN1661NL) veroorzaakt met het mes (AAOT1705NL). Tijdens de secties is vergelijkingsmateriaal voor MIT onderzoek veiliggesteld, zie secties 176 en 177 2021”.
Vergelijkend verfonderzoek
Uit de vraagstelling zijn de volgende hypothesen afgeleid:
- Hypothese V-H1: De verf op het mes [AAOT1705NL] is afkomstig van de voordeur van de woning.
- Hypothese V-H2: De verf op het mes [AAOT1705NL] heeft een willekeurige, andere bron van herkomst.
De resultaten van het Microsporen en Materialen onderzoek zijn waarschijnlijker wanneer de verf op het mes [AAOT1705NL] afkomstig is van de voordeur van de woning (V-H1), dan een willekeurige andere bron van herkomst heeft (V-H2).
Microanalyse van invasief traumaonderzoek
Uit de vraagstelling zijn de volgende hypothesen afgeleid:
- Hypothese M-H1: De beschadigingen zijn veroorzaakt met mes [AAOT1705NL].
- Hypothese M-H2: De beschadigingen zijn veroorzaakt met een willekeurig ander mes.
De gezamenlijke resultaten van het Microanalyse Invasief Trauma onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer de beschadigingen zijn veroorzaakt met mes [AAOT1705NL] (M-H1), dan met een willekeurig ander mes (M-H2).
ten aanzien van feit 3 primair, feit 4 primair en feit 5
15.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 11] , van 17 september 2021, pagina’s 109 en 110, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
Op vrijdag 17 september 2021 (…). Ik zag dat de man aan de zijde van de politievoertuigen op de M. Th. Steynstraat weer op zijn balkon kwam. Ik zag dat hij een grote kruisboog in zijn handen hield. Ik zag dat er nog ambulancepersoneel bezig was bij het slachtoffer op de grond. Ik zag de verpleegkundigen wegrennen. Ik bleef naar de man op het balkon kijken en zag dat de man ineens over het balkon heen ging hangen en met zijn kruisboog in de richting van de vrouw wees. Ik zag en hoorde dat de man schoot. Ik zag dat er daadwerkelijk een pijl af was geschoten. Ik zag dat deze pijl op een laken terechtkwam en dat er op dat moment een beweging omhoog werd gemaakt door het slachtoffer. Ik hoorde een pijnkreet.
Ik hoorde op een gegeven ogenblik dat de verdachte weer aan de achterzijde van zijn woning op het balkon verscheen. Ik zag dat de verdachte in de richting van een collega wees met zijn kruisboog. Ik zag toen ik in dekking zat dat er ter hoogte van de kruising Rembrandtlaan met de P.C. Boutenstraat op de Rembrandtlaan een pijl op de straat lag. Ik zag dat er geen punt aan deze pijl zat.
16.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door verbalisant [verbalisant 12] , van 17 september 2021, pagina 116, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisant:
Ik hoorde dat er door collega’s wederom waarschuwingsschoten werden gelost. Ik hoorde via de portofoon dat de verdachte daadwerkelijk met zijn kruisboog heeft geschoten. Tegelijkertijd zag ik een pijl vanuit de richting van de verdachte op de kruising van de Rembrandtlaan met de P.C. Boutensstraat terechtkomen.
17.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] van 20 september 2021, pagina’s 164 t/m 166, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik ben werkzaam als operator bij de Dienst Speciale Interventies van de Landelijke Eenheid, bij het Aanhoudings- en Ondersteuningsteam Noordoost-Nederland en bekend onder nummer [slachtoffer 5] in de administratie van ons team.
Op vrijdag 17 september 2021 (…). Ik vervoeg mij opnieuw bij collega [verbalisant 11] . Die laat mij nogmaals zien waar de verdachte zich bevindt, in welke woning. Hij wijst mij hierbij de flat aan van de M. Th. Steynstraat. Hij geeft mij aan dat het om de bovenste verdieping gaat, op de bovenste hoek van de flat. Op de kruising Steynstraat – Rembrandtlaan staat een ambulance geparkeerd en ik neem positie in achter de ambulance om deze te gebruiken als dekking. Ik pak hierbij een vuurlijn op het balkon van de verdachte. Ik zie een vent met ontbloot bovenlijf en ik zie dat hij een kruisboog in zijn hand heeft. Ik richt mijn vuurwapen op de verdachte en roep hem meerdere malen aan en sommeer hem om zijn wapen te laten vallen. Ik zie dat hij vervolgens zijn kruisboog op mij richt. Ik heb op dat moment wel de schrik dat hij daadwerkelijk op mij zal schieten, want mijn gezicht is niet bedekt en als hij mij raakt, zou hij mij dodelijk kunnen treffen in mijn gezicht. Ik plaats vervolgens daadwerkelijk een schot, niet gericht op de verdachte, maar boven hem in het dak. Ik zie dat de verdachte nog steeds op het balkon staat met de kruisboog in zijn hand en dat mijn waarschuwingsschot blijkbaar geen enkel effect heeft gehad. Ik zie dat de verdachte er nonchalant op reageert. Hij wuift mij weg. Ik zie dat de verdachte opnieuw zijn kruisboog op mij richt en ik besluit daarop een schot op de borst van de verdachte te plaatsen en opnieuw in mijn dekking te gaan.
18.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 21 september 2021, pagina’s 173, 174, 176 en 177, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op vrijdag 17 september 2021 (…). Ik ga naar buiten en rijd richting het incident. Dat is aan de M. Th. Steynstraat in Almelo. Ik zie dat vervolgens een man naar buiten stapt, het balkon op, met een erg groot model, zwarte kruisboog. De afstand tussen mij en de verdachte schat ik op ongeveer 30 meter. Ik zie dat hij de kruisboog voor zich houdt, aanslag gereed. Ik zie dat hij meerder kanten op richt met de kruisboog. Ik schiet in de lucht, een waarschuwingsschot. Ik zie dat hij zijn kruisboog omhoog tilt en vervolgens gelijk een kwartslag draait in mijn richting. Ik zie dat hij zijn kruisboog in zijn arm legt, op de reling van het balkon. Ik zie dat de verdachte zich gelijk klein maakt achter zijn kruisboog, waarna hij over de kruisboog heen kijkt. Ik zie hierbij dat de kruisboog naar mij gericht is. Ik maak mij kleiner en kan nét over het dak van de auto heen kijken. Ik weet dat ik met mijn hoofd boven de dekking uitsteek, en als hij mij raakt op mijn hoofd, dat ik dit niet ga overleven. Zodra ik goed achter mijn dekking zit, hoor ik een geluid van een, wat ik herken als, het ontspannen van een boog. Ik hoor dat geluid en zie heel snel iets boven mijn hoofd, een flits. Erg kort na die schim die ik boven mij zag, hoor ik een ‘tik’ achter mij. Ook kort daarop gevolgd, kortere tikken achter elkaar. Ik besef mij dan dat dát de pijl is die hij op mij afvuurde en dat het eerste geluid wat ik hoorde, het ontspannen van de snaar van de kruisboog was, dat de pijl naar alle waarschijnlijkheid over mij heen was gevlogen en achter mij op het asfalt of de stoep terecht was gekomen, daarna stuiterend tot stilstand was gekomen op een harde ondergrond. Later zie ik daadwerkelijk een pijl op de Rembrandtlaan liggen. De pijl lag wel in één lijn van verdachte, ik en de plek waar hij lag.
19.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, opgesteld door verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] , [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , van 9 december 2021, pagina’s 751, 759, 761, 790 t/m 792, 795 en 796, zakelijk weergegeven, als relaas van deze verbalisanten:
Op vrijdag 17 september 2021 (…). Wij zagen aan de achterzijde van de flat op de rijbaan van de Rembrandtstraat, ter hoogte van de kruising met de Henriëtte Roland Holstlaan, een pijl liggen (bordje 1). Wij zagen dat de punt van deze pijl ontbrak. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , heb deze pijl (…) in beslag genomen en voorzien van SIN AAOT0509NL. Vervolgens zagen wij op de bestrating vlak voor de bewuste flat en schuin links onder het inpandige balkon van nummer [adres 2] een pijl liggen (bordje 8). Wij zagen dat de punt van deze pijl ontbrak. Wij zagen verder dat deze pijl soortgelijk was aan de eerder genoemde pijl die wij hadden voorzien van bordje 1. Wij zagen op de bestrating, vlak naast de pijl bij bordje 8, een losse aluminium kleurige pijlpunt liggen. Wij zagen direct bij deze pijlpunt dat de tegel, waarop deze pijlpunt lag, een beschadiging had. Wij zagen namelijk een soort krater in het steen van deze tegel, juist ter hoogte van de pijlpunt. Deze krater leek vers te zijn, omdat wij daar rondom op deze regel en op de pijlpunt een soort steengruis zagen liggen wat op het oog soortgelijk was aan het materiaal in de krater van de tegel. Deze aangetroffen situatie kan passen bij een scenario dat de pijl met de aangetroffen pijlpunt daar met kracht de tegel had geraakt, waarbij de pijlpunt van de pijl was losgeraakt en de tegel was beschadigd. Wij zagen links naast deze pijlpunt, op de rand van de bestrating en de bosschages, een oranje deken liggen. Op onze daartoe strekkende vragen vertelden politieagenten ter plaatse dat deze deken over het gewonde slachtoffer was gelegd, welke van het balkon naar beneden was gevallen en op deze plaats op de bestrating had gelegen.
(…) zoeking in de woning [adres 1] .
Wij zagen op het bed in deze slaapkamer twee pijlen liggen. Wij zagen verder op het hoofdkussen op dit bed een zwarte kruisboog liggen. Wij zagen dat de pees van deze kruisboog gespannen was en dat er zich een pijl in de pijlgleuf van deze kruisboog bevond. Wij zagen dat de pijl waarmee deze kruisboog geladen was soortgelijk was aan de twee pijlen die daar op het bed lagen. Uit de verkregen informatie begrepen wij dat deze pijlen qua grootte soortgelijk waren aan de pijlen die buiten de flat waren aangetroffen. Wij hebben deze pijlen veiliggesteld en in beslag genomen. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb deze twee pijlen voorzien van SIN AAOT1700NL. Wij zagen verder op het hoofdkussen op dit bed een zwarte kruisboog liggen. Wij zagen dat de pees van deze kruisboog gespannen was en dat er zich een pijl in de pijlgleuf van deze kruisboog bevond. Wij zagen dat de pijl waarmee deze kruisboog geladen was soortgelijk was aan de twee pijlen die daar op het bed lagen. Uit de verkregen informatie begrepen wij dat deze kruisboog bij de aanhouding van de verdachte, daar geladen bij de verdachte op het balkon was aangetroffen en dat hij door een collega, samen met de twee eerder genoemde losse pijlen, op het bed was neergelegd. Wij hebben deze kruisboog en de pijl veiliggesteld en in beslag genomen. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb deze kruisboog en pijl voorzien van SIN AAOT1696NL.
Wij zagen in de hal dat de deur van de meterkast was geperforeerd door een pijl. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag dat dit een soortgelijke pijl betrof als de twee pijlen die buiten de flat waren aangetroffen. Ik heb deze pijl daarop veiliggesteld en in beslag genomen. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb deze pijl voorzien van SIN AAOT1697NL. Wij zagen op de bank in de woonkamer een kussen liggen met daarop een papier met de afbeelding van ex-president D. Trump. Wij zagen dat deze afbeelding en het kussen waren geperforeerd door meerdere pijlen. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag dat één van de pijlen in dit kussen soortgelijk was aan de pijlen die daar buiten bij de flat waren aangetroffen. Ik heb deze pijl daarop veiliggesteld en in beslag genomen. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , heb deze pijl voorzien van SIN AAOT1694NL.
20.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende een NFI-rapport inzake Ballistisch onderzoek naar aanleiding van een schietincident met een kruisboog in Almelo op 17 september 2021, opgesteld door W. Kerkhoff, van 17 maart 2022, pagina’s 1446, 1449 en 1450, zakelijk weergegeven:
Schietproeven
Het blok gelatine met de huidsimulant en het stuk varkenslende werden naast elkaar opgesteld op 63 meter afstand van de schutter en beschoten met pijlen als de pijlen [AAOT1694NL, AAOT1697NL] en twee van de drie pijlen [AAOT1700NL].
Alle zes pijlen die het doelmateriaal raakten, drongen door de huidsimulant of de varkenshuid heen. Alle zes pijlen drongen ook volledig door het achterliggende materiaal, zijnde 15 cm ballistische gelatine of 5 tot 5,5 cm varkensvlees. Bij schot 2 drong de pijl ook door een rib, die hierbij brak. De ballistische weerstand van de varkenshuid op de plaats waar de pijl van schot 2 raakte, was hoger dan die van de gemiddelde menselijke huid. Gezien de eenduidige resultaten is te verwachten dat ook pijlen van het type van de pijl [AAOT0509NL] en één van de drie pijlen [AA0T1700NL] het menselijk lichaam binnen kunnen dringen. De massa en diameter van deze pijlen en ook de vorm van de punt wijken nauwelijks af van die van de pijlen die bij de proeven zijn gebruikt. De resultaten zijn behaald bij horizontaal schieten en op een langere afstand dan de afstanden die in de vraagstelling zijn genoemd. Om deze reden kan worden geconcludeerd dat een pijl verschoten met de kruisboog dodelijk letsel kan veroorzaken op de genoemde afstanden en onder de geschetste scenario's.
Een pijl verschoten met de kruisboog [AAOT1696NL] kan dodelijk letsel veroorzaken op alle afstanden die in de vraagstelling zijn genoemd.
21.
Schriftelijke bescheiden, inhoudende bijlagen bij de NFI-aanvraag inzake het ballistisch onderzoek, zakelijk weergegeven:
Nummer 8: pijl zonder punt.
Nummer 9: losse pijlpunt.
- de man op een gegeven moment met zijn kruisboog op het inpandige balkon aan de achterzijde van de woning verscheen;
- de man daar met deze kruisboog een pijl afschoot in de richting van de politieagenten die, ter hoogte van de Henriëtte Roland Holstlaan, de rijbaan van de Rembrandtlaan hadden afgezet.
Met betrekking tot 8 en 9:
- zij daar buiten vervolgens op het balkon van de bovenste verdieping, zijnde de derde etage, van de meest links gelegen woning een man over het balkon zagen hangen;
- zij zagen dat deze man een vermoedelijke kruisboog daar naar beneden richtte richting het daar op de bestrating liggende slachtoffer;
- zij daarop zagen dat deze man met deze vermoedelijke kruisboog een pijl afschoot die daar met de punt de bestrating trof vlak naast het daar liggende slachtoffer.