ECLI:NL:RBOVE:2022:2271

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
C/08/266040 / HA ZA 21-214
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en afgifte jaarrekeningen in het kader van een exclusieve distributieovereenkomst tussen een Nederlandse en een Duitse vennootschap

In deze zaak vorderde Velosit B.V. schadevergoeding van Velosit GmbH, gebaseerd op de stelling dat er een exclusieve distributieovereenkomst tot stand was gekomen, dan wel dat er sprake was van onrechtmatig afgebroken onderhandelingen. Velosit B.V. stelde dat Velosit GmbH gebrekkige producten had geleverd die niet geschikt waren voor de beoogde toepassingen. De rechtbank Overijssel oordeelde dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen en dat het Nederlands recht van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat er geen exclusieve distributieovereenkomst tot stand was gekomen en dat Velosit GmbH niet onrechtmatig had gehandeld. De vorderingen van Velosit B.V. werden afgewezen, omdat zij haar stellingen onvoldoende had onderbouwd. De rechtbank wees de vordering in reconventie gedeeltelijk toe, waarbij Velosit B.V. werd bevolen om de jaarrekeningen over de jaren 2015 tot en met 2019 aan Velosit GmbH te verstrekken. De proceskosten werden aan Velosit B.V. opgelegd, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/266040 / HA ZA 21-214
Vonnis van 20 juli 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VELOSIT B.V.,
gevestigd te Nijverdal,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, eiseres in incidenten,
verder te noemen Velosit B.V.,
advocaat mr. J.C. Wery te Enschede,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
VELOSIT GMBH & CO. KG,
gevestigd te Horn-Bad Meinberg (Duitsland),
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verweerster in incidenten,
verder te noemen Velosit GmbH,
advocaat mr. J. Jelsma te Heerenveen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 december 2021,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie,
  • de conclusie van antwoord in reconventie,
  • de aanvullende producties 14 tot en met 22 van de zijde van Velosit B.V.,
  • de akte overlegging producties tevens vermeerdering c.q. aanvulling van eis in reconventie,
  • de aanvullende producties 23 en 24 van de zijde van Velosit B.V;
  • de zitting van 10 maart 2022;
  • de akte inhoudende de reactie van Velosit GmbH op de producties 23 en 24 van Velosit B.V.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 10 maart 2022 in aanwezigheid van beide partijen, bijgestaan door hun advocaten. Bij aanvang van de mondelinge behandeling was de heer [A] eveneens verschenen om als tolk aan de zijde van Velosit GmbH op te treden. Nadat mr. Wery meedeelde dat de heer [A] een potentiële getuige is, heeft er een korte schorsing voor overleg plaatsgevonden. Bij de hervatting van de mondelinge behandeling is de heer [A] niet (meer) verschenen en is tot een inhoudelijke behandeling overgegaan. Beide partijen hebben daarbij het eigen standpunt mondeling nader toegelicht. Beide advocaten hebben daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de mondelinge behandeling.
1.3.
Bij akte houdende uitlating producties van 6 april 2022 heeft Velosit GmbH gebruik gemaakt van de tijdens de mondelinge behandeling geboden mogelijkheid om te reageren op de op 9 maart 2022 overgelegde producties 23 en 24 van de zijde van
Velosit B.V.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De beslissing samengevat

Waar gaat deze zaak over?

2.1.
De vorderingen van Velosit B.V. zijn in de kern gebaseerd op de stellingen dat er een exclusieve distributieovereenkomst tussen Velosit B.V. en Velosit GmbH tot stand is gekomen, dan wel dat er sprake is van onrechtmatig afgebroken onderhandelingen door Velosit GmbH, en dat Velosit GmbH gebrekkige producten heeft geleverd, althans dat de producten van Velosit GmbH niet geschikt waren voor de door Velosit B.V. beoogde toepassing(en), terwijl haar dat wel was voorgespiegeld.
De opzet van het vonnis en de beslissing van de rechtbank
2.2.
De rechtbank zal aan de hand van dat wat partijen naar voren hebben gebracht de voor de vorderingen relevante onderwerpen met behulp van tussenkopjes bespreken. Omdat de zaak een internationaal karakter heeft, nu Velosit GmbH in Duitsland is gevestigd, zal zij daarbij eveneens aandacht schenken aan de vraag of zij bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen en het recht dat van toepassing is.
2.3.
De conclusie is dat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van partijen. De rechtbank is van oordeel dat er geen exclusieve distributieovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en dat Velosit GmbH niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Velosit B.V. Verder is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat Velosit GmbH op enigerlei wijze wanprestatie heeft gepleegd tegenover Velosit B.V. Dit betekent dat in de hoofdzaak de vorderingen van Velosit B.V. zullen worden afgewezen. Daardoor heeft Velosit B.V. geen belang meer bij toewijzing van de incidentele vorderingen zodat deze ook zullen worden afgewezen. De (overgebleven) vordering in reconventie in de hoofdzaak zal gedeeltelijk worden toegewezen. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij tot deze beslissing(en) is gekomen.

3.Het geschil en wat daaraan vooraf ging

Wat aan het geschil vooraf ging

3.1.
Velosit B.V. is een groothandel die zich onder andere bezighoudt met de verkoop van vloeistofdichte materialen ten behoeve van vloeren en ondergrondse gebouwen. Tot omstreeks juli 2016 deed zij dit onder de statutaire naam Akwatek B.V.
3.2.
Velosit GmbH produceert en verkoopt mortels.
3.3.
Vanaf omstreeks 2015/2016 hebben partijen gesproken over een (mogelijke) vorm van samenwerking in die zin dat Velosit B.V. de producten van Velosit GmbH in Nederland zou gaan verkopen. Velosit GmbH heeft in juli 2016 10% van de aandelen in Velosit B.V. verkregen.
3.4.
Partijen verschillen van mening over de aard van hun (contractuele) relatie, maar niet in geschil is dat er in eerste instantie sprake was van een gentlemen’s agreement tussen Velosit GmbH en (de heren [B] en [C] van) Velosit B.V. [C] heeft Velosit B.V. in of omstreeks maart 2017 verlaten.
3.5.
Vanaf 2017 hebben partijen op diverse momenten met elkaar via (voornamelijk)
e-mailberichten gecorrespondeerd.
3.6.
Bij brieven van 3 en 22 mei 2019 heeft Velosit GmBH Velosit B.V. gevraagd om haar financiële gegevens van Velosit B.V. te verstrekken.
3.7.
Bij brief van 9 november 2019 is namens Velosit GmBH Velosit B.V. (onder andere) verzocht dan wel gesommeerd een aantal (financiële) stukken toe te zenden.
Het geschil in conventie, in incident en in reconventie
3.8.
Velosit B.V. vordert
in conventie(gedeeltelijk incidenteel), na aanvulling dan wel wijziging van de eis, samengevat dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht:
a. dat Velosit GmbH zich de gerechtvaardigde belangen van Velosit B.V. onvoldoende heeft aangetrokken, en/of
b. dat Velosit GmbH jegens Velosit B.V. (zodoende) toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van een uit een (exclusieve) distributieovereenkomst, althans enige andere (duur)overeenkomst op haar rustende verbintenis, en/of
c. dat Velosit GmbH de tussen partijen bestaande distributieovereenkomst, althans duurovereekomst op onregelmatige wijze heeft opgezegd c.q. beëindigd, en/of
d. Velosit GmbH (zodoende) jegens Velosit B.V. een onrechtmatige daad heeft gepleegd welke haar kan worden toegerekend en/of
e. dat Velosit GmbH ten aanzien van diverse projecten dan wel kwesties (zoals nader omschreven in de eis), ofwel jegens Velosit B.V. toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de uit een (exclusieve) distributieovereenkomst, althans enige andere (duur)overeenkomst, op haar rustende verbintenis(sen); ofwel ten aanzien van de diverse projecten dan wel kwesties (zoals nader omschreven in de eis) en/of wegens het afbreken van de onderhandelingen met Velosit GmbH, jegens
Velosit B.V. een onrechtmatige daad heeft gepleegd welke haar kan worden toegerekend;
II. Velosit GmbH ter zake veroordeelt tot schadevergoeding aan Velosit B.V., op te maken bij staat;
III. Velosit GmbH veroordeelt tot betaling aan Velosit B.V. van een voorschot op deze schadevergoeding van € 500.000,00, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
IV. Velosit GmbH veroordeelt om aan de hand van boekhoudkundige bescheiden binnen twee weken na dagtekening van het te wijzen vonnis inzichtelijk te maken welke omzet daadwerkelijk vanaf 6 maart 2017 al dan niet via derden door Velosit GmbH is gerealiseerd, die aan de Nederlandse markt is gerelateerd en van de ter zake gezonden facturen afschrift te verschaffen;
V. Velosit GmbH veroordeelt aan de hand van boekhoudkundige bescheiden binnen twee weken na dagtekening van het te wijzen vonnis inzichtelijk te maken welke omzet daadwerkelijk vanaf 6 maart 2017 al dan niet via derden door Velosit GmbH is gerealiseerd, die aan Omnicol, Fibrwrap, [D] , [C] , [E] , Remix en Velosit Nederland B.V. is gerelateerd en van de ter zake gezonden facturen afschriften te verschaffen;
VI. Velosit GmbH veroordeelt tot betaling aan Velosit B.V. van een bedrag van
€ 4.275,00 aan buitengerechtelijke kosten, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
VII. Velosit GmbH veroordeelt in de kosten van deze procedure, daaronder tevens begrepen de kosten van de voorafgaande Europese betalingsbevelprocedure, althans
VIII. zodanig oordeelt als haar geraden voorkomt.
Het onder IV. en V. vermelde is bij wege van
incidentele vorderinggevorderd op de voet van artikel 162 en artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.9.
Tijdens de mondelinge behandeling is van de zijde van Velosit GmbH verklaard dat zij de in reconventie ingestelde geldvordering (van € 18.415,36, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente) niet handhaaft. Dit betekent dat Velosit GmbH
in reconventie, na aanvulling van de eis bij akte van 10 maart 2021, samengevat, vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Velosit B.V. beveelt om binnen 7 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan Velosit GmbH af te geven (een kopie van) de jaarrekeningen van
Velosit B.V. over de jaren 2015 tot en met 2020, zulks op straffe van een dwangsom indien Velosit B.V. daarmee in gebreke blijft;
II. Velosit B.V. veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.10.
Partijen hebben over en weer verweer gevoerd. Op dat wat partijen hebben aangevoerd wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.
4. De beoordeling in de hoofdzaak (in conventie en in reconventie) en in de incidenten
Inleidende aspecten
Rechtsmacht
4.1.
Het geschil heeft een internationaal karakter nu Velosit GmbH gevestigd is in Duitsland. Dit betekent dat de rechtbank allereerst de vraag moet beantwoorden of zij bevoegd is om kennis te nemen van de geschillen.
4.2.
De vraag of de rechtbank bevoegd is om van de vorderingen van partijen kennis te nemen, dient te worden beantwoord aan de hand van de Verordening nr. 1215/2012 van het Europees parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Herschikte EEX-Vo).
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat Velosit GmbH is verschenen zonder de rechtsmacht van deze rechtbank te betwisten. Nu geen sprake is van een exclusieve bevoegdheid op grond van artikel 24 Herschike EEX-Vo is de rechtbank op de voet van artikel 26 Herschikte EEX-vo bevoegd om van de (incidentele) vorderingen in conventie kennis te nemen. De bevoegdheid om kennis te nemen van de tegenvorderingen van Velosit GmbH ontleent de rechtbank aan artikel 8, aanhef en onder 3 dan wel artikel 4 Herschikte EEX-Vo. Overigens is ook in reconventie de bevoegdheid van deze rechtbank niet betwist.
Overlegging stukken tijdens de mondelinge behandeling
4.4.
Bij de inhoudelijke behandeling heeft de vertegenwoordiger van Velosit B.V., de heer [B] (hierna [B] ) een stuk overgelegd met de titel “Feitelijke reactie op de conclusie van antwoord in conventie” en dit willen voordragen. De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling besloten om dit stuk buiten beschouwing te laten en niet bij haar beoordeling van de zaak te betrekken. Voor zover dit stuk is bedoeld ter onderbouwing van de ingenomen stellingen, vloeit uit het bepaalde in artikel 21 Rv voort dat partijen verplicht zijn om de voor de beslissing relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Die verplichting houdt blijkens artikel 87 lid 6 Rv onder meer in dat partijen reeds bij dagvaarding en conclusie van antwoord, maar uiterlijk tien dagen voor de zitting, alle volgens hen relevante bescheiden overleggen. In het tussenvonnis van
22 december 2021 zijn partijen hier nog eens expliciet op gewezen. De rechtbank is vervolgens op grond van artikel 24 Rv verplicht om binnen de grenzen van de alsdan door partijen aangevoerde feiten recht te spreken. Gelet hierop had het op de weg van
Velosit B.V. gelegen de volgens haar relevante gegevens uiterlijk tien dagen voor de zitting te overleggen. Het overleggen van het omvangrijke stuk ter zitting is dan ook te laat en in strijd met de goede procesorde. Partijen zijn er in het eerdergenoemde tussenvonnis tevens op gewezen dat hen maximaal 10 minuten wordt toegekend om hun standpunten toe te lichten. Voorafgaand aan de zitting is door Velosit B.V. niet verzocht om verlengde spreektijd. Ook in dat licht bezien is het voordragen van een omvangrijk stuk door [B] , naast de voordracht van een pleitnota door de advocaat van Velosit B.V., in strijd met de eisen van de goede procesorde.
Behoorlijke rechtspleging
4.5.
De rechtbank stelt vast dat Velosit B.V. diverse producties heeft overgelegd die (veel) e-mailcorrespondentie omvatten. Ten aanzien daarvan heeft Velosit B.V. in de processtukken niet of nauwelijks iets gesubstantieerd. De rechtbank overweegt hierover dat het niet aan haar is om in de productie(s) te gaan zoeken naar informatie die mogelijk de stellingen dan wel vorderingen van Velosit B.V ondersteunen. Het is aan Velosit B.V. om concreet aan te geven welke (passages in de) stukken dienen ter onderbouwing van haar stellingen die zouden moeten leiden tot een toewijzing van haar vorderingen. Het enkel verwijzen naar producties is daartoe onvoldoende. [1] De rechtbank betrekt in het navolgende dan ook geen producties ten aanzien waarvan Velosit B.V. niets heeft gesubstantieerd.
In de hoofdzaak
In conventie
Toepasselijk recht
4.6.
Tussen partijen staat vast dat tussen hen geen rechtskeuze is overeengekomen. Voor zover aan de vorderingen van Velosit B.V. de gestelde (exclusieve) distributieovereenkomst ten grondslag ligt, wordt deze overeenkomst beheerst door het recht van het land waar de distributeur - in dit geval Velosit B.V. - haar gewone verblijfplaats heeft (artikel 4 lid 1 aanhef en onder f van de Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)). Verder wordt de niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit onderhandelingen voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst, ongeacht of de overeenkomst al dan niet daadwerkelijk is gesloten, op grond van artikel 12 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II) beheerst door het recht dat van toepassing is op de overeenkomst of dat op de overeenkomst van toepassing zou zijn geweest indien zij was gesloten. De voornoemde grondslagen van de vorderingen leiden daarom tot toepasselijkheid van Nederlands recht.
4.7.
Voor zover de grondslag van de vorderingen tegen Velosit GmbH is gelegen in een (gestelde) onrechtmatige daad, geldt op grond van artikel 4 Rome II als hoofdregel dat het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht is van het land waar de schade zich voordoet. De door Velosit B.V. gestelde schade doet zich voor in Nederland, zodat Nederlands recht van toepassing is.
4.8.
Op grond van artikel 11 lid 1 van Rome II moeten de vorderingen van Velosit B.V. voor zover zij zijn gebaseerd op zaakwaarneming eveneens naar Nederlands recht worden beoordeeld. Tot slot dient de stelling van Velosit B.V. dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking op grond van artikel 10 derde lid Rome II ook naar Nederlands recht te worden beoordeeld.
Totstandkoming van een exclusieve distributieovereenkomst
4.9.
Partijen twisten over de vraag of er een exclusieve distributieovereenkomst tussen hen tot stand is gekomen. Velosit B.V. stelt dat dit het geval is, maar dit wordt gemotiveerd betwist door Velosit GmbH.
4.10.
De rechtbank stelt voorop dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 lid 1 BW). Of sprake is van wilsovereenstemming, hangt af van wat partijen hebben verklaard en hebben afgeleid uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen. Ook is van belang dat de totstandkoming van een overeenkomst veronderstelt dat partijen elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden zo mochten begrijpen, dat zij aan het tot dan toe bereikte resultaat al gebonden zouden zijn. Beslissend is niet of partijen nog in onderhandeling zijn over één of meer openstaande punten, maar of over de essentialia van de overeenkomst overeenstemming is bereikt. Het antwoord op de vraag wat de essentialia van een overeenkomst zijn, hangt af van de bedoeling van partijen, van het al dan niet bestaan van het voornemen tot verder onderhandelen en van de verdere omstandigheden van het geval. [2]
4.11.
Verder geldt als uitgangspunt dat het aan Velosit B.V. is om te onderbouwen, en wanneer is voldaan aan de stelplicht en de wederpartij die stelling voldoende gemotiveerd betwist, te bewijzen, dat tussen haar en Velosit GmbH een exclusieve distributieovereenkomst tot stand is gekomen.
4.12.
Vast staat dat partijen vanaf (omstreeks) 2015/2016 met elkaar hebben gesproken over een bepaalde vorm van samenwerking in die zin dat Velosit B.V. (destijds nog Akwatek B.V. geheten) de producten van Velosit GmbH in Nederland zou gaan verkopen. Dat partijen deze intentie hadden volgt ook uit het feit dat de statutaire naam van Akwatak B.V. in juli 2016 is gewijzigd in Velosit B.V. en het “gentlemen’s agreement” tussen partijen. Een gentlemen’s agreement is in beginsel niet rechtens afdwingbaar en in deze procedure is daar in die zin ook geen beroep op gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is er van een definitief tot stand gekomen exclusieve distributieovereenkomst, zoals Velosit B.V. stelt, geen sprake. Velosit B.V. heeft niet onderbouwd gesteld op welk moment de exclusieve distributieovereenkomst tot stand is gekomen. Evenmin heeft zij onderbouwd gesteld wat de inhoud van de (gestelde) exclusieve distributieovereenkomst is. Bij een overeenkomst als deze gaat het niet alleen om wat partijen gaan doen, maar ook onder welke (financiële) voorwaarden dat zal plaatsvinden. Dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden waaronder zij exclusief zouden gaan samenwerken is niet (onderbouwd) gesteld door Velosit B.V. De rechtbank volgt Velosit B.V. niet in haar betoog dat uit het e-mailbericht van 6 maart 2017 blijkt dat de exclusiviteit is erkend door Velosit GmbH. Uit dat e-mailbericht blijkt dat Velosit GmbH, zoals zij ook stelt [3] , voorwaarden heeft gesteld voor een exclusieve distributieovereenkomst, namelijk (in ieder geval) een omzetdoelstelling (minimum afnameverplichting), punctuele betaling van openstaande facturen en een verbod van verkoop van concurrerende producten door Velosit B.V. Daarnaast is niet in geschil dat Velosit GmbH een eerder door haar gehanteerde concept-overeenkomst ter zake exclusiviteit met daarin opgenomen de voor haar relevante bepalingen, aan Velosit B.V. heeft toegezonden. Als vaststaand kan worden aangenomen dat Velosit B.V. niet heeft ingestemd met de door Velosit GmbH gestelde voorwaarden. Velosit B.V. stelt immers in de akte uitlating producties van 24 november 2021 dat deze voorwaarden zo slecht voor haar waren dat deze onacceptabel waren. Gesteld noch gebleken is dat Velosit B.V. in reactie op de door Velosit GmbH gestelde voorwaarden een (tegen)voorstel heeft gedaan waarmee Velosit GmbH heeft ingestemd of dat zij anderszins een akkoord over de voorwaarden hebben bereikt. Nu niet is gebleken dat partijen het eens waren over de kernelementen van een exclusieve distributieovereenkomst kan niet de conclusie worden getrokken dat er een exclusieve distributieovereenkomst tot stand is gekomen. Dit betekent ook dat er geen sprake kan zijn van een tekortkoming van Velosit GmbH in de nakoming van een exclusieve distributieovereenkomst.
4.13.
Voor zover Velosit B.V. in dit verband nog heeft gewezen op de overgelegde verklaring van de heer [F] van 7 juni 2020, waarin [F] verklaart dat Velosit B.V. de exclusiviteit voor Nederland had, leidt dit niet tot een andersluidende conclusie. Het is niet duidelijk op welke periode deze verklaring betrekking heeft en of die periode is gelegen voor of na het voorstel van Velosit GmbH met voorwaarden voor de exclusiviteit. Bovendien kan uit die verklaring ook niet worden afgeleid onder welke voorwaarden die exclusiviteit dan tot stand was gekomen, zodat in zoverre ook onduidelijk is of die verklaring ziet op de intentie van partijen (zoals die ook volgt uit de gentelement ’s agreement) of op een daadwerkelijk tot stand gekomen exclusieve distributieovereenkomst.
4.14.
Gelet op het voorgaande heeft Velosit B.V. onvoldoende onderbouwd dat er een exclusieve distributieovereenkomst tot stand is gekomen.
Onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen?
4.15.
Voor het geval tot de conclusie wordt gekomen dat geen exclusieve distributieovereenkomst tot stand is gekomen, heeft Velosit B.V. gesteld dat er sprake is van onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen. Door Velosit GmbH zijn bij Velosit B.V. specifieke verwachtingen ontstaan dat een exclusieve distributieovereenkomst tot stand zou komen. Het beëindigen van de handelsrelatie en het afbreken van de onderhandelingen waren vanwege het gerechtvaardigd vertrouwen van Velosit B.V. in de totstandkoming van een exclusieve distributieovereenkomst en in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar.
4.16.
Velosit GmbH heeft betwist dat er nog onderhandelingen waren tussen partijen om alsnog tot exclusiviteit te komen, zodat van (onrechtmatig) afgebroken onderhandelingen dan ook geen sprake is. Velosit GmbH meent dat Velosit B.V. haar stelling in deze ook niet heeft onderbouwd of met feiten gestaafd. Het stond Velosit B.V. vrij om concurrerende producten te verkopen, terwijl het Velosit GmbH vrij stond om haar producten ook buiten Velosit B.V. te verkopen. Gaandeweg zijn de verhoudingen tussen partijen steeds slechter geworden en uiteindelijk is de samenwerking tussen partijen steeds verder doodgebloed.
4.17.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.18.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van onrechtmatig afgebroken onderhandelingen geldt een strenge en tot terughoudendheid aansporende maatstaf die inhoudt dat ieder van de onderhandelende partijen - die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen - vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het totstandkomen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen. [4]
4.19.
Met inachtneming van het overwogene onder 4.12 en de hiervoor vermelde maatstaf, mocht Velosit B.V. er naar het oordeel van de rechtbank niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat er een exclusieve distributieovereenkomst tot stand zou komen. Doorslaggevend daarvoor is reeds dat Velosit B.V wist welke voorwaarden Velosit GmbH hanteerde en uit de stellingname van Velosit B.V. volgt niet dat zij hieraan heeft willen voldoen, noch dat er vervolgens aan de hand van een tegenvoorstel verder is onderhandeld.
4.20.
Dat Velosit GmbH de onderhandelingen niet expliciet heeft afgebroken doet aan het voorgaande geen afbreuk. Velosit B.V. heeft niet ingestemd met de voorwaarden van Velosit GmbH en niet is gesteld en onderbouwd dat zij is teruggekomen op het voorstel met voorwaarden van Velosit GmbH met een concreet (tegen)voorstel binnen een redelijke termijn. Niet is gesteld, noch gebleken, dat de onderhandelingen daarna inhoudelijk zijn voortgezet, zodat de rechtbank aanneemt dat deze min of meer zijn doodgebloed.
4.21.
Voor zover Velosit B.V. in dit verband heeft willen betogen dat zij het gerechtvaardigd vertrouwen tot de totstandkoming van een exclusieve distributieovereenkomst mocht ontlenen aan de omstandigheid dat de naam van de vennootschap is gewijzigd in Velosit B.V. rechtvaardigt dit (ook) geen andere conclusie. Het wijzigen van de naam van een vennootschap betreft een eenzijdige rechtshandeling. Dat de naamswijziging met instemming van Velosit GmbH heeft plaatsgevonden, duidt er bovendien op dat deze naamswijziging niet op verlangen van Velosit GmbH is geschied, maar van het initiatief van Velosit B.V. uitging. Daaruit kan dan ook niet het gerechtvaardigde vertrouwen worden afgeleid dat Velosit GmbH het vanaf dat moment voor ogen stond dat zij met Velosit B.V. een exclusieve distributierelatie overeen zou komen. Ook anderszins is niet gesteld of gebleken dat de wijziging van de naam in Velosit B.V. een voorwaarde was voor het sluiten van een exclusieve distributieovereenkomst.
4.22.
Velosit B.V. stelt dat er andere omstandigheden zijn die ertoe leiden dat het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar was. Velosit B.V. heeft echter nagelaten om in dit kader specifieke omstandigheden te vermelden en te onderbouwen. Voor zover Velosit B.V. daarbij heeft beoogd te doelen op de omstandigheid dat zij fors heeft geïnvesteerd in Nederlandse markt omdat zij erop vertrouwde dat zij daarvan later de vruchten zou plukken, kan dit niet tot een ander oordeel leiden. Daarbij betrekt de rechtbank dat Velosit GmbH heeft betwist dat Velosit B.V. fors heeft geïnvesteerd. Velosit B.V. heeft dit ook niet (voldoende) nader onderbouwd. Bovendien heeft Velosit GmbH naar voren gebracht dat de verhoudingen tussen partijen gaandeweg zijn verslechterd en dat Velosit B.V. niet of te laat betaalde. Voor zover Velosit B.V. heeft gesteld dat de oorzaak van de verslechterde verstandhouding was gelegen in de handelwijze van Velosit GmbH en dat zij (mede) daardoor te maken had met tegenslagen met openstaande posten tot gevolg, wijst dit juist op gedragingen van Velosit GmbH waar juist niet het gerechtvaardigde vertrouwen op een exclusieve distributieovereenkomst aan kan worden ontleend. Op basis van de gegeven omstandigheden kan dan ook niet worden gesteld dat het onaanvaardbaar is geweest dat het onderhandelingstraject is beëindigd, althans niet is voortgezet door Velosit GmbH.
Non-conformiteit
4.23.
Velosit B.V. stelt zich op het standpunt dat de producten van Velosit GmbH – anders dan aan Velosit B.V. was voorgespiegeld – (nog) niet geschikt waren voor de door Velosit B.V. beoogde toepassing. Velosit GmbH heeft daarnaast en in het bijzonder met onjuiste productbladen en onjuiste productspecificaties Velosit B.V. verkeerd geïnformeerd waardoor diverse projecten zijn misgelopen dan wel onjuist zijn uitgevoerd.
4.24.
Velosit GmbH stelt zich allereerst op het standpunt dat Velosit B.V. niet, althans niet tijdig, heeft geklaagd over de projecten die in de ogen van Velosit B.V. door ongeschikte producten dan wel onjuiste productbladen zijn misgegaan. Voorts stelt Velosit GmbH dat haar producten deugen en betwist zij dat zij onjuiste productbladen heeft gemaakt en verstrekt. Volgens Velosit GmbH zijn de door Velosit B.V. ingenomen stellingen op dit punt op geen enkele wijze onderbouwd en aangetoond. Alle in 2017 en 2018 verkochte producten zijn succesvol geweest en worden thans nog steeds zonder problemen verkocht en met succes gebruikt. Dat Velosit B.V. de producten (mogelijk) heeft gebruikt voor nieuwe toepassingen maakt het product zelf nog niet ondeugdelijk. Velosit B.V., althans de heer [B] , heeft de producten kennelijk gebruikt zonder over de noodzakelijke kennis te beschikken.
4.25.
De rechtbank stelt voorop dat de stelplicht en de bewijslast van de non-conformiteit op Velosit B.V. rusten. Met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 4.5 heeft
Velosit B.V. naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan haar stelplicht. Gezien de gemotiveerde betwisting had van Velosit B.V. in ieder geval verwacht mogen worden dat zij (nader) had aangegeven welke producten, productbladen dan wel productspecificaties het betreffen en (nader) had onderbouwd wat specifiek niet juist of gebrekkig was. Nu
Velosit B.V. een beroep doet op non-conformiteit was het aan haar om (met stukken) te onderbouwen dat de oorzaak van de problemen bij diverse projecten is gelegen in (een) gebrekkig(e) product(en) dan wel een onjuiste productbeschrijving of gebruiksaanwijzing daarvan en niet in een onjuiste toepassing van een of meerdere producten door haarzelf. Dat heeft Velosit B.V. nagelaten, zij heeft in essentie enkel de blote stelling ingenomen dat de productbladen/specificaties onjuist waren, zonder dit nader te onderbouwen, zodat zij (gelet op de gemotiveerde betwisting van Velosit GmbH) niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Daarom kan niet worden vastgesteld dat Velosit GmbH tekort is geschoten in de op haar rustende verplichtingen ter zake de door haar geleverde producten.
De daarop gebaseerde vorderingen van Velosit B.V. zullen dan ook worden afgewezen. Dit betekent dat het door Velosit GmbH gedane beroep op de klachtplicht geen bespreking meer behoeft.
Zaakwaarneming, ongerechtvaardigde verrijking
4.26.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Velosit B.V. nog gesteld dat er sprake is van zaakwaarneming. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Velosit B.V. deze grondslag te laat aangevoerd. Het had op de weg van Velosit B.V. gelegen om dit reeds bij dagvaarding aan het gevorderde ten grondslag te leggen. Reeds om die reden kan deze grondslag niet tot toewijzing van enige vordering leiden. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de essentie van zaakwaarneming is dat het belang van de ander – in dit geval Velosit GmbH – voorop staat. Het belang van de ander moet de drijfveer zijn voor het eigen handelen. [5] Velosit B.V. heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat haar handelwijze niet in de eerste plaats werd ingegeven door haar eigen belang, maar door de belangen van Velosit GmbH. Daarbij kan er niet aan voorbij worden gegaan dat het handelen van Velosit B.V. er op was gericht om een exclusieve distributieovereenkomst, die ook in haar eigen voordeel zou werken, tot stand te laten komen en daarmee niet gericht lijkt te zijn geweest op het behartigen van de belangen van Velosit GmbH.
4.27.
Voor zover Velosit B.V. het gevorderde heeft willen baseren op ongerechtvaardigde verrijking geldt, nu deze grondslag ook pas tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd, eveneens dat deze te laat naar voren is gebracht. Bovendien is deze grondslag onvoldoende onderbouwd. Door Velosit B.V. is gesteld noch onderbouwd waaruit de verrijking van Velosit GmbH en de verarming van Velosit B.V bestaat. Het had op de weg van Velosit B.V. gelegen om gemotiveerd te stellen voor welk bedrag zij is verarmd. Dit heeft zij ook nagelaten.
Overige vorderingen dan wel grondslagen voor de vorderingen
4.28.
Velosit B.V. heeft een veelheid van grondslagen vermeld onder de eis in haar akte van 29 september 2021. Voor zover deze hiervoor niet zijn besproken en zijn afgewezen, kunnen zij naar het oordeel van de rechtbank evenmin tot toewijzing van het gevorderde leiden. De grondslagen komen er in feite op neer dat er sprake is van onrechtmatig handelen dan wel wanprestatie door Velosit GmbH. Velosit B.V. verwijt Velosit GmbH dat zij door Velosit B.V. geworven klanten, als ook de vennootschap van de heer [C] is gaan beleveren. Nu hiervoor is geconcludeerd dat er geen exclusieve distributieovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen en Velosit B.V. er ook niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat deze alsnog tot stand zou komen, heeft Velosit B.V. onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat het handelen van Velosit GmbH op enig moment zodanig is geweest dat dit als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat Velosit GmbH als verweer heeft aangevoerd dat Omnicol in België is gevestigd, hetgeen ook bevestiging vindt in de door Velosit BV zelf overgelegde productie 7 en dat [C] ook in Duitsland is gevestigd. Dit standpunt is onvoldoende weersproken door Velosit B.V. Ook het standpunt van Velosit B.V. dat Velosit GmbH op onrechtmatige wijze zou hebben geprofiteerd van de handelsnaamschending van Velosit Nederland B.V. ontbeert, mede gelet op de betwisting, een voldoende onderbouwing om te kunnen slagen.
Slotsom en proceskosten
4.29.
Gelet op het vorenoverwogene wordt, nu Velosit B.V. niet aan haar stelplicht heeft voldaan, aan bewijslevering niet toegekomen. Om deze reden gaat de rechtbank voorbij aan het door Velosit B.V. gedane bewijsaanbod.
De slotsom is dat de vorderingen in conventie worden afgewezen. Er bestaat ook geen aanleiding om de (meest subsidiaire) veegvordering toe te wijzen. Die vordering is onbepaalbaar en het behoort niet tot de taak van de rechtbank om invulling te geven aan een te algemeen geformuleerde (niet geconcretiseerde) vordering.
4.30.
Velosit B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van Velosit GmbH in de hoofdzaak in conventie. Deze kosten worden begroot op
€ 4.200,00 aan griffierecht en € 6.428,00 aan salaris van de advocaat (2 punten x tarief VII van € 3.214,00).
In reconventie
Toepasselijk recht
4.31.
Voor de vraag welk recht op het gevorderde in reconventie van toepassing is, is artikel 10:118 BW van belang. Daarin is bepaald dat een corporatie die ingevolge de oprichtingsovereenkomst of akte van oprichting haar zetel heeft op het grondgebied van de staat naar welk recht zij is opgericht, wordt beheerst door het recht van die staat. Een corporatie is in artikel 10:117 aanhef en sub a BW gedefinieerd als een als zelfstandige eenheid of organisatie naar buiten tredend lichaam en samenwerkingsverband. Hieronder valt ook de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Op grond van
artikel 10:119 aanhef en sub b BW worden het inwendig bestel van de corporatie en alle daarmee verband houdende onderwerpen beheerst door het op de corporatie toepasselijke recht. Velosit B.V. is een vennootschap naar Nederlands recht en heeft haar statutaire zetel in Nederland, reden waarom Nederlands recht van toepassing is. Dit is kennelijk ook waar Velosit GmbH bij haar onderbouwing van haar vordering is uitgegaan en wat niet weersproken is door Velosit B.V.
Afgifte stukken
4.32.
Tijdens de procedure heeft Velosit GmbH haar vordering in reconventie aangevuld dan wel vermeerderd in die zin dat zij - kort gezegd - in haar hoedanigheid van aandeelhouder van Velosit B.V. afgifte vordert van (een kopie van) de jaarrekeningen over de jaren 2015 tot en met 2020. Naar aanleiding van deze vordering heeft Velosit B.V. kort voor de mondelinge behandeling de producties 23 en 24 overgelegd. Velosit B.V. stelt dat zij daarmee aan het gevorderde heeft voldaan. Velosit GmbH heeft zich in haar akte houdende uitlating producties van 6 april 2022 op het standpunt gesteld dat dat niet het geval is. Ter onderbouwing voert zij aan dat er met betrekking tot de jaren 2015 tot en met 2017 slechts fiscale jaarstukken zijn overgelegd en niet de jaarrekeningen in de zin van artikel 2:394 BW. In dit verband wijst Velosit GmbH eveneens op het door Velosit B.V. overgelegde e-mailbericht van 22 december 2021 van de heer [G] (AA), waarin wordt opgemerkt dat er geen jaarrekeningen en notulen over de jaren 2015 tot en met 2019 zijn opgemaakt.
4.33.
Op grond van artikel 2:212 BW heeft elke aandeelhouder recht op kosteloos afschrift van de jaarrekening, en kan een aandeelhouder ook na vaststelling van de jaarrekening een afschrift daarvan verlangen. [6] Gelet hierop heeft Velosit GmbH als aandeelhouder recht op afgifte van afschriften van de jaarrekeningen van 2015 tot en met 2020. De rechtbank stelt vast dat dit op zichzelf ook niet in geschil is tussen partijen. De rechtbank constateert dat de door Velosit B.V. als productie 23 en 24 overgelegde stukken alleen de jaarrekening van het jaar 2020 bevat. Dit betekent dat - anders dan Velosit B.V. heeft betoogd - er niet (geheel) aan het gevorderde door Velosit GmbH is voldaan. Dat er geen jaarrekeningen over de jaren 2015 tot en met 2019 zijn opgemaakt, betekent, wat hier ook van zij, niet dat deze niet alsnog kunnen (of moeten) worden opgemaakt. Dit vormt dan ook geen beletsel voor toewijzing van het gevorderde voor wat betreft de jaren 2015 tot en met 2019. De rechtbank zal Velosit B.V. een termijn van drie maanden geven om Velosit GmbH de jaarrekeningen over de jaren 2015 tot en met 2019 te verstrekken. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd zoals onder de beslissing vermeld.
4.34.
Aan de inhoudelijke bezwaren die Velosit GmbH tegen de jaarrekening en de overige stukken die zien op het jaar 2020 heeft geuit, gaat de rechtbank voorbij, nu deze het bestek van het voorliggende geschil in reconventie te buiten gaan.
Proceskosten
4.35.
Velosit GmbH heeft in eerste instantie (alleen) een bedrag van € 18.415,36 gevorderd. Na de conclusie van antwoord in reconventie heeft Velosit GmbH haar eis in reconventie aangevuld dan wel vermeerderd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Velosit GmbH verklaard dat zij de geldvordering niet handhaaft. Tegen de achtergrond van die omstandigheden, waarbij een substantieel deel van de oorspronkelijke tegenvordering is ingetrokken, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Incidentele vorderingen
4.36.
Velosit B.V. baseert haar incidentele vorderingen op artikel 162 Rv dan wel
artikel 843a Rv. Nu de vorderingen in de hoofdzaak in conventie worden afgewezen, heeft
Velosit B.V. geen belang meer bij (beoordeling van) deze daarmee samenhangende incidentele vorderingen. Deze zullen dan ook worden afgewezen.
4.37.
Velosit B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van Velosit GmbH in de incidenten. Deze kosten worden begroot op € 563,00 aan salaris advocaat (1 punt x liquidatietarief II van € 563,00).

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Velosit B.V. in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van Velosit GmbH tot op heden op € 10.628,00;
in reconventie
5.3.
beveelt Velosit B.V. om binnen 3 maanden na betekening van dit vonnis aan Velosit GmbH af te geven een afschrift van de jaarrekeningen van Velosit B.V. over de jaren 2015 tot en met 2019, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat
Velosit B.V. daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,00;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in de incidenten
5.6.
wijst de vorderingen van Velosit B.V. af;
5.7.
veroordeelt Velosit B.V. in de proceskosten in de incidenten en begroot deze aan de zijde van Velosit GmbH op € 563,00;
in de hoofdzaak en in de incidenten
5.8.
verklaart de dictumonderdelen 5.2, 5.3, en 5.7 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. Thurlings-Rassa en in het openbaar uitgesproken door mr. U. van Houten op 20 juli 2022. [7]

Voetnoten

1.Zie onder meer Hoge Raad 23 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0729, Hoge Raad 10 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1176 en Hoge Raad 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:404.
2.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 september 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8859, r.o. 4.6.
3.
4.Vgl. HR 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7337, CBB/JPO.
5.Vgl. Gerechtshof Den Bosch 10 augustus 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2526, r.o. 5.26.
6.
7.type: