ECLI:NL:RBOVE:2019:5179
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van een verdachte in een mensenhandelzaak wegens onvoldoende bewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige man, die werd beschuldigd van mensenhandel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer in Almelo, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. drs. D.M. Noordzij, en de verdediging door mr. D. Greven, advocaat te Enschede.
De tenlastelegging omvatte ernstige beschuldigingen van het werven, vervoeren en uitbuiten van vrouwen van Roemeense afkomst voor seksuele diensten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding op een bepaald onderdeel nietig was, omdat deze niet voldeed aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was voor de overige onderdelen en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
Na een zorgvuldige beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat de feiten zoals ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De rechtbank heeft de dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.