ECLI:NL:RBOVE:2019:5180

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 maart 2019
Publicatiedatum
20 april 2020
Zaaknummer
08/910039-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel wegens onvoldoende bewijs in de zaak tegen een Roemeense vrouw

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige Roemeense vrouw, die werd beschuldigd van mensenhandel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat plaatsvond tijdens meerdere openbare terechtzittingen in 2015, 2016, 2018 en 2019. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk en een taakstraf van honderdtachtig uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte voor de beschuldigingen van dwang en uitbuiting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, die als prostituee had gewerkt, niet kon worden aangemerkt als iemand die zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan uitbuiting van een andere vrouw, die in de tenlastelegging werd genoemd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden waaronder zij had gewerkt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat niet was aangetoond dat zij de uitbuiting van de andere vrouw kon veronderstellen.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in zaken die betrekking hebben op mensenhandel en uitbuiting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, wat betekent dat zij niet schuldig werd bevonden aan de beschuldigingen van mensenhandel.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/910039-15 (P)
Datum vonnis: 1 maart 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ( [land] ),
woonadres: [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 november 2015, 20 januari 2016, 16 maart 2018, 27 juni 2018 en 28 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. D.M. Noordzij en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw, mr. D. van den Broek, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een of meer ander(en) schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 5 december 2014 in
de gemeente(n) Almelo en/of Zwolle en/althans (elders) in Nederland en/of in
Roemenië,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een vrouw (van Roemeense afkomst) genaamd [slachtoffer]
A) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend
overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of
ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te
verkrijgen die zeggenschap over die vrouw had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of/en opgenomen, met het
oogmerk van seksuele uitbuiting van die vrouw (sub 1°), en/of
- ( telkens) heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die
omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte
en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat die vrouw zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten
van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°), en/of
- ( telkens) heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s)
mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar (die vrouw), seksuele
handelingen met en/of voor een derde (sub 9°), en/of
B) (telkens) heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd met het oogmerk die
(Roemeense) vrouw in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te
stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde
tegen betaling (sub 3),
hierin bestaande dat verdachte tezamen met haar mededader(s) en/althans alleen
(telkens):
- gebruik heeft/hebben gemaakt van het geestelijke en/of lichamelijke
overwicht dat verdachte en/of haar mededader(s) over die [slachtoffer] had(den),
en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) vanuit Roemenië naar Nederland heeft
meegenomen/vervoerd en/of gebracht en/of laten meenemen en/of vervoeren
en/althans (telkens) het vervoer van die [slachtoffer] vanuit Roemenië naar
Nederland heeft geregeld/georganiseerd/betaald, en/of
- ten aanzien van die [slachtoffer] die de Nederlandse taal niet (goed) machtig was
en/of onbekend was in Nederland en/of onbekend was met de Nederlandse regels
en/of wetten en/of gewoonten en/of (bijna) niemand in Nederland kende
en/of/aldus zich in een kwetsbare (financiële) positie bevond voornoemde
[slachtoffer] heeft benaderd en/of heeft laten benaderen voor
prostitutie-werkzaamheden, en/of
- haar, verdachtes en/of verdachtes mededaders woning en/of een door
verdachte en/of haar mededader(s) gehuurde woning/ruimte voor het
verrichten van prostitutie-werkzaamheden door die [slachtoffer] ter beschikking
heeft gesteld, en/of
- erotisch getinte foto('s) van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of heeft laten maken
en/of (vervolgens) die foto('s) en/of contactadvertentie(s) van/met
betrekking tot die [slachtoffer] op internet heeft gezet en/of laten zetten, en/of
- die [slachtoffer] in contact heeft gebracht en/of laten brengen met
klant(en)/derde(n) en/of naar die klant(en)/derde(n) heeft vervoerd of laten
vervoeren, en/of
- controle heeft uitgeoefend en/of laten uitoefenen op de prostitutie
werkzaamheden van die [slachtoffer] , en/of
- die [slachtoffer] te kennen heeft gegeven dat zij geen klant(en) mocht weigeren,
en/of (daarbij) die [slachtoffer] tegen de grond heeft gegooid en/of die [slachtoffer] heeft
gedreigd/bedreigd met woorden (door te zeggen dat indien die [slachtoffer] (een)
klant(en) zou weigeren die [slachtoffer] de misgelopen inkomsten moest betalen),
en/of
- de verdiensten van die [slachtoffer] voor die prostitutie-werkzaamheden
(gedeeltelijk) heeft afgenomen en/of laten afgeven en/of bewaard en/of een
schuldrelatie met die [slachtoffer] heeft laten ontstaan.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder A tenlastegelegde onderdeel niet bewezen kan worden zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder B tenlastegelegde onderdeel. Dit standpunt is nader toegelicht in het overgelegde schriftelijke requisitoir.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte daarvoor zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van honderdtachtig uren, met aftrek van voorarrest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Het dossier biedt naast de belastende en onbetrouwbare verklaring van [slachtoffer] , onvoldoende bewijs voor het toepassen van dwangmiddelen door verdachte en het oogmerk van uitbuiting bij verdachte. Verdachte kan volgens de raadsvrouw evenmin als medepleger worden aangemerkt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit het dossier het volgende af.
Verdachte [verdachte] is een Roemeense vrouw die voor [medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1] ) en voor [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2] ) op het adres [adres 2] als prostituee heeft gewerkt vanaf mei/juni 2012 tot december 2013.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 28 januari 2019 verklaard dat zij in het begin de afspraak met [medeverdachte 1] had dat de verdeling van de opbrengst 30%-70% zou zijn; dertig procent voor haar en zeventig procent voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Later werd de verdeling fifty-fifty. [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat zij zich terugkijkend op deze periode, door deze verdelingen van de opbrengst uitgebuit voelt door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat vrijspraak moet volgen voor het onder A tenlastegelegde. Voor wat betreft het onderdeel B merkt de rechtbank het volgende op. Uit het arrest van de HR ECLI:NL:HR:2016:857 volgt dat de in het derde onderdeel omschreven gedragingen alleen strafbaar zijn als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (vgl. HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309).
Dit brengt mee dat gedragingen eerst dan als mensenhandel kunnen worden bestraft indien uit de bewijsvoering volgt dat voldaan is aan voormelde voorwaarde dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet worden aangemerkt als impliciet bestanddeel van artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 3e,van het Wetboek van Strafrecht. Aldus ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte [verdachte] de uitbuiting van [slachtoffer] kon veronderstellen. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om tot bewijs van dit bestanddeel te komen. Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat zij ten tijde van haar werkzaamheden nooit het gevoel heeft gehad dat zij werd uitgebuit. Gelet op die omstandigheid vindt de rechtbank het aannemelijk dat zij uitbuiting van [slachtoffer] ook niet veronderstelde op het moment dat zij [slachtoffer] meenam naar Nederland en voorstelde aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Dat [verdachte] zich eerst veel later realiseerde dat ze (mogelijk) wel uitgebuit was maakt dit niet anders. Gelet op het voorgaande spreekt de rechtbank verdachte eveneens vrij van het onder B tenlastegelegde.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2019.