ECLI:NL:RBOVE:2019:5180
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van mensenhandel wegens onvoldoende bewijs in de zaak tegen een Roemeense vrouw
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige Roemeense vrouw, die werd beschuldigd van mensenhandel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat plaatsvond tijdens meerdere openbare terechtzittingen in 2015, 2016, 2018 en 2019. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk en een taakstraf van honderdtachtig uren. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte voor de beschuldigingen van dwang en uitbuiting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, die als prostituee had gewerkt, niet kon worden aangemerkt als iemand die zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan uitbuiting van een andere vrouw, die in de tenlastelegging werd genoemd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de verdachte en de omstandigheden waaronder zij had gewerkt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat niet was aangetoond dat zij de uitbuiting van de andere vrouw kon veronderstellen.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in zaken die betrekking hebben op mensenhandel en uitbuiting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, wat betekent dat zij niet schuldig werd bevonden aan de beschuldigingen van mensenhandel.