Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[A], voorheen handelend onder de naam de besloten vennootschap
[B]
[X],
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 april 2018 met producties,
- de akte overlegging producties van [gedaagde] , ingekomen ter griffie op 19 april 2018,
- de akte voorafgaande mededeling eis in (voorwaardelijke) reconventie,
- de akte overlegging producties van [B] , ingekomen ter griffie op 20 april 2018,
- de akte overlegging producties van [B] , ingekomen ter griffie op 23 april 2018,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 23 april 2018,
- de pleitnota van [B] , tevens vermeerdering/wijziging van eis,
- de pleitnota van [gedaagde] ,
- de eis in (voorwaardelijke) reconventie,
2.De feiten
"Van [B] kan worden gevergd dat zij de uitkomst van de bodemprocedure(s) afwacht.",in rechtsoverweging 4.6:
"Daarbij komt dat het onvoldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] en [Y] (in de schadestaatprocedure) zullen worden veroordeeld tot vergoeding van de door [B] gestelde geleden schade."en in rechtsoverweging 4.7:
"In het vonnis van 12 oktober 2016 heeft de rechtbank weliswaar voor recht verklaard dat zowel [gedaagde] als [Y] jegens [B] onrechtmatig hebben gehandeld en dat ieder voor zich aansprakelijk is voor de door [B] geleden schade, maar daarmee staat nog niet vast dat [B] (ten gevolge daarvan) daadwerkelijk schade heeft geleden. Evenmin staat daarmee vast wat de hoogte van de beweerde schade is. De schadevergoedingsvordering is verwezen naar de schadestaatprocedure. Die procedure is nog niet aanhangig gemaakt door [B] ."
3.Het geschil in conventie
Ik heb mij onbehoorlijk en negatief uitgelaten over het verloop van mijn dienstverband bij [B] . Ik ben daarvoor mijn excuses jegens [B] verschuldigd. De ontbinding van mijn dienstverband hield verband met onrechtmatig handelen mijnerzijds jegens [B] . Dat ik onrechtmatig heb gehandeld, is inmiddels door de rechtbank vastgesteld. Tegen deze uitspraak heb ik geen hoger beroep ingesteld. Ook loopt er momenteel een strafrechtelijk onderzoek tegen mij voor dezelfde gedragingen. Omdat ik u in strijd met het relatie- en concurrentiebeding heb benaderd, staat het mij niet vrij om na dit bericht, direct of indirect, verder contact met u te hebben. Deze rectificatie wordt verzonden om de toegebrachte schade aan de goede naam van [B] , thans [A] , zoveel mogelijk teniet te doen en verdere schade zoveel mogelijk te voorkomen'.
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de kosten van de gemachtigde;
- [gedaagde] te veroordelen in de nakosten, van deze procedure ten bedrage van respectievelijk €131,-- zonder betekening en € 199,-- in geval van betekening;
4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie
5.De beoordeling in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
tandpunt [B]
een rechtmatig belanghebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel en moet hij inzage, afschrift of uittreksel vorderen van (ii)
bepaalde bescheidenaangaande een (iii)
rechtsbetrekkingwaarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn
.
die in de woning van [gedaagde]te vinden zijn. Uit het proces-verbaal van het kort geding van 2015 (180693 KG ZA 15-427) blijkt dat partijen overeen zijn gekomen dat [gedaagde] instemt dat [B] afschrift dan wel elektronisch kopie ontvangt van de inbeslaggenomen bescheiden en gegevensdragers, daaronder begrepen e-mails en tekstbestanden, uitsluitend voor zover het betreft de relaties van [B] als genoemd in producties 20 bij de dagvaarding van 28 december 2015. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter blijkt niet dat [B] reeds in het bezit is van alle stukken van [gedaagde] / [X] , die zij nu in dit kort geding vordert. [B] heeft derhalve voldoende belang bij haar vordering in de zin van artikel 843a Rv, nu in de bodemprocedure is geoordeeld dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [B] heeft gehandeld.
‘Theodoor Gilissen Bankiers’(HR 26 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9244) bepaald, dat wanneer er een redelijke grond is aan te nemen dat de gevorderde stukken bestaan en de vordering betrekking heeft op een onderwerp dat nauwkeurig is afgebakend, de stukken voldoende concreet zijn om te worden aangemerkt als ‘bepaald’ in de zin van