Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van Losser, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
.Op grond van de Wmo 2015 is dit gewijzigd in een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning. Deze maatwerkvoorziening was gebaseerd op oud beleid van verweerder. Naar aanleiding van jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is dit beleid per 1 april 2017 gewijzigd.
De Raad heeft in zijn uitspraken van 11 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4262, en 27 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:430, geoordeeld dat een college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb bevoegd is om ter invulling van het begrip schoon en leefbaar huis beleidsregels vast te stellen. Deze regels mogen echter niet willekeurig zijn en dienen, gelet op de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb, op objectieve criteria, steunend op deugdelijk onderzoek te berusten. In die uitspraken is geoordeeld dat overleg met gecontracteerde zorgaanbieders en cliëntenraden niet toereikend is. Dat deze uitspraken zijn gedaan onder de werking van de Wmo en niet, zoals namens de gemeente ter zitting is aangevoerd, onder de Wmo 2015, maakt niet dat het onder de Wmo 2015 te voeren beleid niet op objectief, door onafhankelijke, geen belang bij de uitkomst hebbende, derden te verrichten onderzoek zou moeten berusten. Nu de in de Beleidsregels genoemde maatstaven voor een schoon en leefbaar huis niet op zodanig onderzoek berusten, bestaat geen inzicht in de vraag welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor verricht moeten worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning.’
daadwerkelijkin gebruik zijn, hanteert verweerder in het beleidskader (bij de nadere uitwerking van de Basismodule) het criterium van woonruimten die daadwerkelijk
dagelijksin gebruik zijn. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een ontoelaatbare beperking van hetgeen in de Verordening is bepaald. Een opslagruimte of een logeerkamer, bijvoorbeeld, vervult een functie die bij een normale woning past en is dus, indien aanwezig, nodig en daadwerkelijk in gebruik. Dat zo’n ruimte minder eisen stelt als het gaat om het bereiken van het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’ is goed mogelijk, maar het geheel uitsluiten daarvan in het Beleidskader strookt naar het oordeel van de rechtbank niet met de strekking van de Wmo 2015 en de tekst van de Verordening.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat eiseres met ingang van 22 mei 2017 in aanmerking komt voor
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,-- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.004,--.