In deze zaak vordert eiser, eigenaar van een organisatie-adviesbureau, betaling van een bemiddelingsvergoeding van gedaagde, een financiële holding, na een tussentijdse opzegging van een bemiddelingsovereenkomst. De partijen hebben in februari 2014 een overeenkomst gesloten waarbij eiser kandidaten voor een functie bij gedaagde zou voorstellen. Eiser stelt dat gedaagde hem een vergoeding verschuldigd is, omdat hij kandidaten heeft voorgesteld en gedaagde de overeenkomst voortijdig heeft beëindigd. Gedaagde betwist dit en stelt dat de overeenkomst bepaalt dat zij alleen een vergoeding verschuldigd is als er een arbeidsovereenkomst tot stand komt met een door eiser voorgestelde kandidaat. De rechtbank oordeelt dat de bemiddelingsovereenkomst prevaleert boven de algemene voorwaarden van eiser en dat er geen sprake is van een voortijdige beëindiging die gedaagde zou verplichten tot betaling van de vergoeding. De vorderingen van eiser worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.