Uitspraak
[appellant],
Aweta,
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
3.Waar het in deze zaak om gaat
4.De vaststaande feiten
Algemene voorwaarden (Inplacement)
5.Het geschil bij en de beslissing van de rechtbank
6.Het geschil in hoger beroep
7.De beoordeling van de grieven
eerste griefkeert [appellant] zich tegen de uitleg die de rechtbank geeft aan de bemiddelingsovereenkomst en de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden, te weten dat Aweta alléén aan [appellant] een bemiddelingsvergoeding is verschuldigd als er met een door [appellant] voorgestelde kandidaat een arbeidsovereenkomst wordt gesloten. Volgens [appellant] is het onjuist dat de rechtbank oordeelt dat hij geen recht heeft op een bemiddelingsvergoeding op basis van artikel 8 van de algemene voorwaarden nadat Aweta op 16 april 2014 de bemiddelingsovereenkomst plotseling eenzijdig en voortijdig beëindigde. [appellant] meent dat de rechtbank ten onrechte louter een taalkundige uitleg aan de beslissing ten grondslag heeft gelegd. Hij stelt dat de tussen partijen op 12 februari 2014 gesloten bemiddelingsovereenkomst betrekking heeft op de beloning voor [appellant] indien zijn bemiddeling leidt tot een arbeidsovereenkomst met een door hem voorgestelde kandidaat, terwijl de algemene voorwaarden onder meer de financiële compensatie regelen voor door [appellant] verrichte werkzaamheden bij voortijdige beëindiging van de opdracht door zijn opdrachtgever.
enkel en alleen’ aan [appellant] een bemiddelingsvergoeding is verschuldigd, indien er tussen Aweta en een door [appellant] voorgestelde kandidaat een arbeidsovereenkomst tot stand komt. De woorden ‘enkel’ en ‘alleen’ betekenen taalkundig allebei ‘slechts’ of ‘uitsluitend’. De woordcombinatie zoals die hier is gebruikt in de vorm ‘enkel en alleen’ is een tautologie en wordt in de regel gebruikt als versterking van het losse ‘alleen’. Deze taalkundige betekenis wijst er dus op dat partijen zijn overeengekomen dat Aweta uitsluitend een bemiddelingsvergoeding is verschuldigd als een door [appellant] aangedragen kandidaat de functie gaat vervullen. Alle andere opties of mogelijkheden waardoor een bemiddelingsvergoeding verschuldigd zou worden, worden door de wijze van formulering uitgesloten. Slechts datgene wat volgt op ‘enkel en alleen’ is van toepassing. Dit is letterlijk in de bemiddelingsovereenkomst ook gekwalificeerd als de ‘
kern’ van de overeenkomst, daarmee benadrukkend wat voor partijen het meest belangrijke van de overeenkomst is.
geen exclusief recht’ verkrijgt op het zoeken naar en voorstellen van kandidaten voor de bewuste positie (artikel 2 van de bemiddelingsovereenkomst). [appellant] is niet de enige partij die kandidaten voor mag en zal stellen. Bovendien betreft het ‘
een of enkele kandidaten’ die [appellant] ‘
geheel vrijblijvend’ zal voorstellen, terwijl Aweta daarvoor ook ‘
geen enkele vergoeding aan [appellant] is verschuldigd’ (artikel 1 van de bemiddelingsovereenkomst). Vervolgens wordt nader bepaald dat als een door [appellant] aangedragen kandidaat de functie gaat vervullen, per wanneer de bemiddelingsvergoeding verschuldigd zal zijn en welke omvang die heeft (artikelen 3 tot en met 5 van de bemiddelingsovereenkomst). In artikel 8 van de bemiddelingsovereenkomst wordt ten slotte aangegeven dat de bepalingen uit de bemiddelingsovereenkomst aanvullend zijn op de algemene voorwaarden en dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van toepassing zijn ‘
voor zover hier niet anders omschreven’.
inplacementopdracht’ is aangegaan, waarbij [appellant] zich heeft verbonden tot het uitvoeren van die opdracht bestaande uit wervings- en selectiediensten jegens ‘
de opdrachtgever’. Uit deze bewoordingen en de context ervan in de algemene voorwaarden leidt het hof af dat het hier gaat om uitvoering van de overeenkomst die [appellant] met de opdrachtgever is aangegaan. De opdrachtgever en [appellant] stellen namelijk, aldus artikel 2 van de algemene voorwaarden, ook per opdracht een schriftelijke opdrachtbevestiging op, terwijl - aldus dezelfde bepaling - deze inplacementopdracht eindigt 1) op het moment dat de opdrachtgever de - door [appellant] - voorgestelde kandidaat accepteert, dan wel 2) door het verstrijken van de tussen partijen overeengekomen maximale duur van de opdracht. De bepaling onder 8 van de algemene voorwaarden brengt dan met zich dat als de opdrachtgever de inplacementopdracht intrekt of beëindigt, voordat een - door [appellant] - voorgestelde kandidaat is geaccepteerd of voordat de tussen partijen afgesproken maximale duur van de opdracht is verstreken, [appellant] gerechtigd is aan de opdrachtgever de bemiddelingsvergoeding volledig in rekening te brengen.
dat [appellant] de enige partij is die opdracht heeft om de inplacementopdracht te verrichten en/of om invulling te geven aan een functie of vacature.’ Uitgangspunt in de algemene voorwaarden is dus dat het om door [appellant] voorgestelde kandidaten gaat.
‘overigens: in reguliere procedures met minder tijdsdruk [i.e. bij exclusiviteit] kan door mij een nauwkeuriger voorselectie worden uitgevoerd’.
geen buil aan te vallen’. Ook zou sprake zijn ‘van no-cure-no-pay’ terwijl aan [appellant] geen exclusief recht zou worden gegeven. [appellant] wist dus dat het resultaat door een ander zou kunnen worden geleverd en dat hij in dat geval geen vergoeding voor zijn werkzaamheden zou verkrijgen, terwijl hij ‘geheel vrijblijvend’ kandidaten zou aandragen. Partijen hebben met elkaar vervolgens onderhandeld, zonder over de algemene voorwaarden te spreken. Op grond van de door [appellant] geredigeerde tekst van de bemiddelingsovereenkomst en hetgeen partijen over en weer jegens elkaar hebben verklaard, zoals hier omschreven, behoefde Aweta niet te verwachten dat zij onder andere omstandigheden dan die, die in de tekst van de bemiddelingsovereenkomst zelf zijn verdisconteerd, alsnog een bemiddelingsvergoeding verschuldigd zou kunnen zijn. Het lag op de weg van [appellant] duidelijkheid te verschaffen over zijn eigen algemene voorwaarden, indien en voor zover [appellant] daarmee wilde afwijken van de expliciet overeengekomen bepalingen van de bemiddelingsovereenkomst. Dat heeft hij evenwel niet gedaan. [appellant] heeft ook te weinig feitelijkheden voor de gegrondheid van zijn andersluidende lezing gesteld, zodat hij niet tot bewijslevering van zijn stellingen kan worden toegelaten.
tweede griefop tegen het oordeel van de rechtbank dat zijn beroep op artikel 6:23 lid 1 BW niet slaagt. [appellant] meent dat de e-mail van Aweta van
derde griefkomt [appellant] op tegen de afwijzing van zijn vordering voor zover deze gebaseerd is op artikel 7:411 in samenhang gelezen met artikel 7:426 BW. [appellant] heeft gesteld dat indien zijn beroep op artikel 8 van de algemene voorwaarden of op artikel 6:23 lid 1 BW niet slaagt, hij recht op loon heeft op grond van deze bepalingen die het recht op loon regelen bij een voortijdige beëindiging van de overeenkomst van opdracht.
vierde en laatste ‘veeggrief’. Het gevolg hiervan is dat de vorderingen van [appellant] moeten worden afgewezen.