ECLI:NL:RBOBR:2025:968
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde woning en de rol van de heffingsambtenaar in de vaststelling van de waarde
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 20 februari 2025, in de zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven, staat de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning centraal. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 290.000, na een taxatie die op 13 maart 2024 was uitgevoerd door taxateur J.F. Verbeek. Eiser, eigenaar van de woning, had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die de waarde handhaafde. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar hierin is geslaagd, ondanks de bezwaren van eiser over de kwaliteit en onderhoudstoestand van de woning. Eiser stelde dat de keuken gedateerd was en dat de woning in matige staat verkeerde, maar de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de relevante verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.