4.4.1.Eiser doet een beroep op feiten en omstandigheden die volgens hem tot een lagere waardering van de woning leiden. Dan is het aan hem te stellen, en bij betwisting te bewijzen, dat dergelijke feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan. Slaagt eiser daarin, dan moet de heffingsambtenaar aannemelijk maken dat met die feiten en omstandigheden bij het vaststellen van de waarde voldoende rekening is gehouden.De rechtbank kan vaststelling van de consequenties van genoemde feiten en omstandigheden door een taxateur – zoals in een taxatie tot uitdrukking kan worden gebracht in een correctie(factor) – niet op ‘juistheid’ beoordelen. Dit is een taxatie-technische waardering en de vaststelling daarvan ligt op het terrein van een taxateur als de deskundige. De rechtbank waardeert een taxatierapport (als bewijsstuk) wel en kan de vaststelling – voor zover deze wordt betwist en wat in het kader van die betwisting wordt aangevoerd – bijvoorbeeld beoordelen op begrijpelijkheid.
4.4.2.De heffingsambtenaar wijst erop dat met de staat van de riolering voldoende rekening is gehouden in de waardering. De heffingsambtenaar wijst erop dat eiser al sinds 2015 procedeert over de waarde van de objecten. Destijds heeft eiser een inpandige opname geweigerd en zijn de objectkenmerken in samenspraak bepaald. Nadien is eiser gaan stellen dat het onderhoud hard achteruit is gegaan, maar daarvan heeft hij geen bewijs geleverd. Ook op een opgelegde informatiebeschikking is door eiser niet gereageerd, zodat een redelijke schatting van het kwaliteits- en onderhoudsniveau is gemaakt. Ook voor dit belastingjaar is het niet gelukt een afspraak te maken voor een inpandige opname. In de taxaties is rekening gehouden met de kwaliteit en het onderhoud van de objecten voor zover dat van de buitenzijde waarneembaar is. De rechtbank kan de heffingsambtenaar volgen.
4.4.3.De heffingsambtenaar merkt verder op dat de objecten zijn gewaardeerd met inachtneming van de toepasselijke bestemmingsplannen. De rechtbank kan ook dat volgen.
5. Eiser verbaast zich erover dat er een opname van de objecten heeft plaatsgevonden in het bijzijn van zijn zoon. De zoon van eiser beschikt namelijk niet over de sleutels van de objecten en kan die objecten ook niet betreden. Eiser verlangt een schriftelijke verklaring. De heffingsambtenaar merkt hierover op dat voor de afhandeling van het bezwaar van eiser met hem een afspraak was gemaakt voor inpandige opnames. Zoals vaker is voorgekomen kwam eiser nu ook niet opdagen. Daarom heeft de behandelaar ( [naam] ) contact opgenomen met de zoon van eiser die telefonisch een toelichting op de staat van de objecten heeft gegeven. Hierbij is onder andere de staat van het dak ter sprake gekomen en het feit dat de binnenzijde van de woningen was verbeterd met onder andere een nieuwe keuken. De rechtbank vindt dat eiser in het geheel niet duidelijk heeft gemaakt wat hij met dit punt van de rechtbank verwacht. Hij is ook niet op de zitting verschenen om dat toe te lichten. Voor zover eiser met zijn argument een lagere waarde of vernietiging van de aanslagen nastreeft slaagt dat dus niet.
6. Eiser vraagt zich tot slot af wat er wordt bedoeld met de opmerking over ‘persoonlijke aard’ in de uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar heeft hierop gezegd dat eiser in de bezwaarfase aanvoerde dat de waarde van de objecten niet correct kunnen zijn zolang die niet door Jan Weijn zijn vastgesteld. Dat is volgens de heffingsambtenaar een persoonlijke opvatting van eiser die in de uitspraak is benoemd als een grief van persoonlijke aard. De rechtbank kan dat volgen.
7. Omdat de beroepen ongegrond zijn, is er voor een veroordeling in de proceskosten geen aanleiding.
8. Verder merkt de rechtbank nog het volgende op. De rechtbank heeft partijen in aanloop naar de zitting laten weten dat voor deze zaken (en de gelijktijdig behandelde zaken met nummer SHE 23/613 en bijbehorende nummers) veel zittingstijd is gereserveerd, in totaal 180 minuten. Eiser is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen. Dat gebeurde recent ook in het tussen partijen bestaande geschil over belastingjaar 2020.Hierdoor is veel zittingstijd verloren gegaan die ook had kunnen worden besteed aan beroepen van andere rechtzoekenden die op een behandeling van hun zaak op zitting wachten. Dit geldt ook voor de tijdsbesteding van de gemachtigde van de heffingsambtenaar. De rechtbank verzoekt eiser zich hier in het vervolg rekenschap van te geven en zich tijdig af te melden als hij geen behoefte heeft aan een zitting in zijn zaak.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2025 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Wintjes, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Als een partij niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: