ECLI:NL:RBOBR:2025:4660
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WW-uitkering aan zorgverlener vanwege gebrek aan gezagsverhouding
In deze zaak staat de vraag centraal of het UWV terecht heeft geweigerd eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toe te kennen. Eiseres heeft haar baan als verzorgende opgegeven om voor haar vader te zorgen. Het UWV stelt dat er geen gezagsverhouding was tussen eiseres en haar vader, waardoor er geen privaatrechtelijke dienstbetrekking bestond. Eiseres betwist dit en stelt dat er wel degelijk sprake was van een gezagsverhouding. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht geen WW-uitkering heeft toegekend. De rechtbank concludeert dat de arbeidsrelatie tussen eiseres en haar vader in overwegende mate werd beheerst door hun familierelatie, en dat er geen sprake was van een gezagsverhouding in de zin van de WW. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat er een privaatrechtelijke dienstbetrekking was, en de rechtbank volgt het UWV in zijn standpunt. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WW-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.