15.1.Dit betoog slaagt. Op zichzelf mag de heffingsambtenaar zijn standpunt over de waarde van het schuurtje, dat hij heeft ingenomen in de WOZ-procedure over het jaar 2021, verlaten, mits hij dat voldoende motiveert. Daarin is hij niet geslaagd. Gelet op het aankoopbedrag van € 494 valt niet in te zien waarom het schuurtje een waarde van € 3.240 zou vertegenwoordigen.
16. Eiseres voert ook aan dat de WOZ-waarde voor het jaar 2022 exorbitant is gestegen in vergelijking met het jaar daarvoor, namelijk met 25%. Dit betoog slaagt niet. Doel en strekking van de Wet WOZ brengen met zich dat de waarde van een onroerende zaak voor elk belastingtijdvak opnieuw wordt bepaald, aan de hand van feiten en omstandigheden die zich voordoen op of rond de waardepeildatum, met voorbijgaan aan de waarde die per een vorige waardepeildatum aan de onroerende zaak is toegekend. Voorts kan aan de waardeontwikkeling van onroerende zaken in het algemeen of in de regio geen doorslaggevende betekenis worden toegekend voor de waardebepaling van een specifieke onroerende zaak.
17. Wat onder 15.1 is overwogen, betekent dat de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast is geslaagd.
De WOZ-waarde voor het jaar 2023
18. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning onderbouwd met een waardematrix met bijlagen. Met die waardematrix, opgesteld door taxateur A.L.M. Keeris, is de waarde getaxeerd op de gelijkluidende WOZ-waarde van € 288.000. Eiseres vindt dat de waarde € 190.000 moet zijn.
19. De heffingsambtenaar heeft de waarde in de beroepsfase onderbouwd met drie vergelijkingsobjecten, te weten [adres] , [adres] en [adres] , alle gelegen in [woonplaats 1] . De waardeonderbouwing is opgenomen in de waardematrix. Het zijn evenals de woning van eiseres rijwoningen, die zijn verkocht binnen een jaar van de waardepeildatum. De transactieprijzen zijn door de heffingsambtenaar geïndexeerd naar de waardepeildatum. De vergelijkingsobjecten hoeven niet identiek aan de woning te zijn. De taxateur van de heffingsambtenaar heeft met zijn waardematrix onderbouwd dat deze vergelijkingsobjecten goed vergelijkbaar zijn onder ander wat betreft type, ligging, bouwjaar, uitstraling en woonoppervlak.
20. De rechtbank stelt vast dat de geschilpunten dezelfde zijn als bij de WOZ-waarde voor het jaar 2022. De rechtbank ziet geen aanleiding om voor het jaar 2023 tot een ander oordeel te komen. Ook in deze waardematrix is aan het schuurtje een waarde van € 3.240 toegekend. Dat betekent dat de heffingsambtenaar, gelet op wat onder 15.1 is overwogen over het schuurtje, niet in zijn bewijslast is geslaagd.
Conclusies voor de WOZ-waarden
21. Omdat de heffingsambtenaar niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, komt de vraag aan de orde of eiseres de door haar gestelde waarde aannemelijk heeft gemaakt. Eiseres vindt dat de waarde voor beide jaren € 190.000 moet zijn. Zij heeft echter geen relevante stukken ingebracht ten aanzien van de waarde van de woning, bijvoorbeeld een taxatierapport, die de door haar bepleite waarde onderbouwen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar bepleite waarde niet te laag is.
22. Omdat geen van beide partijen in de van hen verlangde bewijslast is geslaagd, bepaalt de rechtbank de waarde van de woning, rekening houdend met alle feiten en omstandigheden, schattenderwijs op € 250.000 voor het jaar 2022 en op € 283.000 voor het jaar 2023.