In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich ziek had gemeld wegens psychische klachten. Appellant was eerder door het Uwv in aanmerking gebracht voor een WGA-vervolguitkering, maar had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische en arbeidskundige rapporten voldoende onderbouwd waren. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van 16 mei 2013 gegrond, maar het beroep tegen het besluit van 11 september 2014 ongegrond. De Raad oordeelde dat de medische belastbaarheid van appellant op overtuigende wijze was gemotiveerd en dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt waren, ondanks de door appellant aangevoerde bezwaren. De Raad veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellant.