Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
1.
2.
3.
4.
5.
hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
7.
11.
De formele voorvragen.
De geldigheid van de dagvaarding.
De standpunten.
feit 5, feit 6, feit 7, feit 9en feit 11 behoort te worden vrijgesproken. Voor de bewezenverklaring van het aan verdachte tenlastegelegde onder feit 10, is door de verdediging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat bepleit is dat de pleegperiode moet worden ingekort.
De bewijsmiddelen.
De bewijsbeslissing.
Inleiding.
Opbouw vonnis.
Rechtmatigheidsverweren ten aanzien van cryptotelefoon-communicatie.
26DelRio op te nemen.
7 augustus 2023 de uitvoering van de opdracht van de rechtbank heeft kunnen afronden en constateert dat het verhoor van de LAP-officier vol moeilijkheden en ook met narigheden is verlopen. De rechtbank onderschrijft echter op geen enkele manier de suggestie dat dit te wijten zou zijn aan de werkwijze van de rechter-commissaris. De stelling van de verdediging dat verdedigingsrechten zijn geschonden en dat de EncroChat-gegevens daarom niet gebruikt zouden mogen worden, wordt dan ook door de rechtbank verworpen. Verder werpt zij de suggestie van de verdediging van [medeverdachte 4] , dat de rechtbank na haar eerdere beslissing tot het horen van de LAP-officier van ‘hoger hand’ zou zijn teruggefloten, verre van zich. Deze suggestie is feitelijk onjuist en hoort zonder enige onderbouwing niet thuis in de rechtszaal.
Identificatie EncroChat- en SkyECC-accounts.
de rechtbank: dit zou dan geweest zijn op 12 maart 2020). Dit deed hij om te bedenken wat hij met de telefoon aan moest. Hij heeft hem nooit gebruikt.
Zaaksdossier [locatie 3] .
5 en 6 februari 2020 bij en in de loods is geweest. Hij maakte toen gebruik van een gele Fiat Talento, kenteken [kenteken 4] (hierna: de Fiat). Van [medeverdachte 8] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is op diverse voorwerpen in de loods DNA aangetroffen. [verdachte] en [medeverdachte 4] chatten op 3 april 2020 en 19 mei 2020 over “Berg”. In een chat van 25 april 2020 vroeg [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 4] of een nieuwe locatie leek op “Berg”. De politie vermoedt dat met “Berg” de locatie aan de [adres 6] (A) in [locatie 3] werd bedoeld.
Zaaksdossier [locatie 1] .
Zaaksdossier [locatie 2] .
Uit de onderschepte EncroChat-gesprekken blijkt dat [verdachte] op de dag van de inval in het bedrijfspand het regelmatig had over “zijn trailer”. Zo werd door de onbekend gebleven gebruiker “ [naam 10] ” in een gesprek op 27 maart 2020 vanaf 11.42 uur gezegd dat de inval zwaar kut was, omdat de trailer van [verdachte] daar stond en dat hij moest zorgen dat hij de trailer terughaalde. Op 27 maart 2020 om 12.45 uur vertelde [verdachte] tegen [medeverdachte 2] dat hij bij Uden langs moest gaan. Enige tijd later meldde [medeverdachte 2] dat er politie stond en dat hij niet begreep waar “hun wagen” naar toe ging. Op 27 maart 2020 om 14.22 uur had [verdachte] een chatgesprek met [naam 11] (NN) waarin [verdachte] het had over “onze vrachtwagen”.
24 maart 2020 werd om 11.41 uur ingelogd. Op 26 maart 2020 is om 18.05 uur ingelogd. Toen was de locatie [locatie 2] . Dat is de locatie waar de vrachtwagen en oplegger, met daarin de chemicaliën, de volgende dag zijn aangetroffen. Op 27 maart 2020, de dag van de inval, werd zes keer ingelogd.
Hier tegenover staat dat uit het dossier blijkt dat hij een buitengewone interesse had in de vrachtwagencombinatie met de 16.000 liter chemicaliën. In de eerste plaats blijkt dit uit het feit dat hij de dagen voor en op de dag van de inval meerdere malen met zijn telefoon plaatsbepalingsapparatuur, die was vastgemaakt aan de vrachtwagencombinatie, heeft gecontroleerd. Hij heeft [medeverdachte 2] op de dag van de inval naar Uden gestuurd om te gaan kijken wat daar aan de hand was. Dat [verdachte] uitsluitend op basis van berichtgeving in de media ermee bekend zou zijn geraakt dat er grondstoffen voor de productie van synthetische drugs waren gevonden bij de inval in Uden, is onvoldoende aannemelijk gemaakt. Voornoemde omstandigheden tezamen genomen maken dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van de chemicaliën in de oplegger, hij daar tevens de feitelijke macht over had en dat hij deze aldus voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 6] dat de in zijn bedrijfspand en oplegger gevonden chemicaliën aanwezig waren in de normale legale bedrijfsvoering van zijn op- en overslagbedrijf en dat hij dacht dat het desinfectant betrof, ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. De rechtbank overweegt in dit verband dat de ter onderbouwing van de verklaring van [medeverdachte 6] overgelegde stukken op geen enkele manier overtuigen. Zo is het de rechtbank opgevallen dat in de stukken een mail zit van iemand van [bedrijf 3] van 10 januari 2020, waarin opdracht wordt gegeven voor het ophalen van 10 pallets bij [bedrijf 4] in Cuijk met als afleveradres [bedrijf 5] in België. Op basis van de openbare bron Google lijkt [bedrijf 3] een Duits handelshuis te zijn, dat zich bezighoudt met de handel in onder andere meubels. Het is totaal niet helder wat dit met desinfectant te maken heeft. Wat ook vreemd is, is dat in de stukken een rekening en een herinnering van [bedrijf 4] gericht aan [bedrijf 2] zitten, terwijl het veel logischer was als dat andersom zou zijn geweest. [medeverdachte 6] stelt immers een dienst voor [bedrijf 4] te hebben verricht; de opslag van de jerrycans. Verder is het de rechtbank opgevallen dat op alle facturen die gericht zijn aan de firma [bedrijf 5] in België bij de bedrijfsgegevens van [bedrijf 2] het adres [adres 8] in plaats van [adres 3] is vermeld. En op de overgelegde CRM die zag op het vervoer van de jerrycans naar België op 27 maart 2020 is zelfs een oud adres van [bedrijf 2] in Apeldoorn vermeld.
Inleiding.
27 maart 2020 om 13.40 uur bij het bedrijfspand aan de [adres 3] verscheen nadat hij daartoe was uitgenodigd door verbalisant [verbalisant] . De verbalisant vertelde hem toen dat de vrachtwagen in beslag was genomen. Hij bedoelde daarmee de vrachtwagen met oplegger die ter hoogte van het pand aan de [locatie 2] waren aangetroffen.
de rechtbank begrijpt: de vrachtwagencombinatie) weer thuis in Tilburg was.
Zaaksdossier Kapel Avezaath.
23 juni 2020 aanwezig hebben in zijn loods van 5.4 kilo MDMA. Dit geldt evenzeer voor [medeverdachte 4] die immers beschikte over de sleutel van de afgesloten ruimte en op 12 juni 2020, zoals blijkt uit een EncroChat-gesprek met [medeverdachte 5] , nog toegang had tot de ‘pillenkamer’. [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 5] worden hiervan vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat de MDMA zich als pleger of medepleger in hun machtssfeer bevond op 23 juni 2020.
Juridisch kader.
[medeverdachte 6] aan de [locatie 2] in Uden. Daarbij werd hij meer dan eens vergezeld door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] . Een geloofwaardige verklaring voor die bezoeken is door geen van de verdachten gegeven. De suggestie dat die bezoeken te maken hadden met een door [verdachte] of [medeverdachte 1] gedreven tegelhandel wordt niet door de feiten ondersteund. Weliswaar zijn er pallets met tegels aangetroffen in Uden, maar enige exploitatie van een dergelijke onderneming is niet aannemelijk geworden. De tegels leken eerder gebruikt te worden voor het vervoeren van drugs of drugsgerelateerde hardware. Wat wel blijkt uit het dossier is dat bij de doorzoeking op 27 maart 2020 in het bedrijfspand 5.000 amfetaminepillen zijn aangetroffen en dat er in de onmiddellijke nabijheid van het bedrijf een op naam van een bedrijf van [medeverdachte 6] staande oplegger stond geparkeerd met daarin grondstoffen voor het vervaardigen van synthetische drugs. Die oplegger was in gebruik bij [verdachte] , die de oplegger blijkbaar nodig had voor een transport. Na de inbeslagname van de oplegger hebben [verdachte] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] in nauwe samenwerking de oplegger opgehaald in Amsterdam en deze aldus aan het daarop gelegde beslag onttrokken.
[medeverdachte 6] dan hij heeft verklaard. Wat betreft [medeverdachte 7] kan dat ook nog worden afgeleid uit het bericht dat vanaf een e-mailadres dat bij [medeverdachte 6] in gebruik was, is verzonden naar het mailadres [e-mailadres] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 7] ). Daarin wordt geschreven over het met een kloonbak naar de scanner rijden en het laten ophalen van een volle bak en het wisselen van de bakken. Een mail die bij gebreke van een verklaring door verdachten daarover slechts te begrijpen is in een criminele context.
De bewezenverklaring.
2.
in de periode van 1 februari 2020 tot en met 9 februari 2020 te Bergharen, gemeente Wijchen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 27 maart 2020 te Waalwijk, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 740 gram MDMA-tabletten en ongeveer 1,5 kilogram MDMA-poeder, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
in de periode van 11 februari 2020 tot en met 27 maart 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
hebbende verdachte en/of zijn mededader
7.
in de periode van 28 maart 2020 tot en met 30 maart 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging, opzettelijk een trekker (kenteken [kenteken 1] ) en een oplegger (kenteken [kenteken 2] ), aan het krachtens de wet daarop gelegd beslag heeft onttrokken;
10. (primair)
in de periode van 14 mei 2020 tot en met 23 juni 2020 te Kapel Avezaath, gemeente Tiel, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt, ongeveer 750.000 MDMA-tabletten, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
11.
De strafbaarheid van de feiten.
De strafbaarheid van verdachte.
De oplegging van een straf, bijkomende straf en maatregel.
Het beslag.
De toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
niet bewezenhetgeen verdachte onder
feit 1, feit 4, feit 6 en feit 9is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
feit 2, feit 3, feit 5, feit 7, feit 10 primair en feit 11 bewezenzoals hiervoor is omschreven;
legt op de volgende straf:
gevangenisstrafvoor de duur van
5 jaren en 8 maanden;
legt op de volgende bijkomende straf:
verbeurdverklaringvan:
- een geldbedrag van € 870,00 (beslagnr. DO074.01.02.001);
- een geldbedrag van € 1.300,00 (beslagnr. DO074.02.02.004);
- een geldbedrag van € 10.000,00 (beslagnr. DO074.02.02.001);
legt op de volgende maatregel:
onttrekking aan het verkeervan:
- een gripzakje met kleurstof (beslagnr. DO074.03.01.00);
- een Apple Iphone (beslagnr. DO074.01.01.001-604456);
- een Apple Iphone (beslagnr. DO074.01.01.002-604457);
- een Apple Iphone (beslagnr. DO074.02.02.003-604466);
- een goudkleurige ring (beslagnr. DO074.04.03.002);
- een mobiele telefoon (Wave) (beslagnr. DO074.01.01.002-604459);
- een digitale weegschaal;
- een Rolex horloge (kenmerk LERBF20001_604470);
- een goudkleurige ring (bp code 604471);
met ingang van heden, waarvan de beslissing afzonderlijk is opgemaakt.