ECLI:NL:GHAMS:2022:2679

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
23-001111-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 24 maanden gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van grote hoeveelheden cocaïne en MDMA met uitgebreide overwegingen over wetenschap van de aanwezigheid van de drugs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Noord-Holland was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten. De verdachte werd echter veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf voor het opzettelijk aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en MDMA. De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking op 5 november 2013, waarbij in de garageboxen van de verdachte grote hoeveelheden drugs werden aangetroffen. Het hof heeft uitvoerig stilgestaan bij de bewijsvoering en de wetenschap van de verdachte over de aanwezigheid van de drugs. De verdachte had toegang tot de garageboxen en gebruikte deze, wat leidde tot de conclusie dat hij op de hoogte moest zijn van de aanwezige verdovende middelen. Het hof verwierp het alternatieve scenario van de verdediging, waarin werd gesteld dat een derde partij verantwoordelijk was voor de drugs. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de vrijspraken van de rechtbank, maar het hof kwam tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging dan de rechtbank. De uitspraak benadrukt de ernst van de overtredingen van de Opiumwet en de impact van harddrugs op de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001111-20
datum uitspraak: 13 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 mei 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-997303-13 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1974,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 en 30 augustus 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 en 2 is ten laste gelegd. De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld en dit is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
3.
hij op of omstreeks 5 november 2013 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad:
1,5 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
28,78 kilogram, althans 16 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring, bewijsoverweging en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging feit 3

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte wist van de aanwezigheid van de aangetroffen cocaïne en MDMA in zijn garageboxen. Bovendien bevonden de drugs zich in de machtssfeer van de verdachte. Het door de verdachte gepresenteerde alternatieve scenario, dat [naam01] de verdovende middelen en aan drugs gerelateerde voorwerpen daar zonder medeweten van de verdachte heeft achtergelaten, acht de advocaat-generaal zeer onwaarschijnlijk.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte zich niet bewust was van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de garageboxen aan de [adres01] in [plaats01] . Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid heeft [naam01] te maken gehad met de drugs en de aan drugs gerelateerde goederen die in de garageboxen zijn aangetroffen, aldus de raadsman.
Oordeel van het hof
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat bij de beoordeling uit van de volgende aan de bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden.
De verdachte huurde sinds 1999 van [bedrijf01] de woning aan de [adres01] in [plaats01] en hij stond bij de gemeente op dat adres ingeschreven. De verdachte huurde van [bedrijf01] met een separaat huurcontract de naast de woning op de begane grond gelegen garage [nummer01] . Hij gebruikte eveneens garage [nummer02] [1] . Mevrouw [naam02] , woonachtig aan de [adres02] had bij [bedrijf01] garagebox [nummer02] gehuurd. Toen zij verhuisde heeft de verdachte aan een andere buurvrouw, [naam03] , voorgesteld dat zij van [bedrijf01] garagebox [nummer02] op haar naam zou huren, zodat de verdachte deze garage kon gebruiken. [naam03] heeft een auto van de verdachte overgenomen en heeft aanvankelijk voor hem de huur van die garage overgemaakt, waarmee zij de aankoopsom van die auto afloste. Nadien maakte de verdachte de huur voor de garage [nummer02] aan [naam03] over, die aan [bedrijf01] betaalde. [bedrijf01] was alleen op de hoogte van de verhuur aan [naam03] . Van de straatzijde bezien bevond [nummer01] zich direct aan de linkerzijde van de voordeur van huisnummer [nummer03] en [nummer02] aan de rechterzijde. De garageboxen, waarvan de verdachte de afmetingen schat op 3,5 bij 6 meter, zijn vanuit de woning niet bereikbaar.
De verdachte verbleef regelmatig [land01] , waar hij naar zijn zeggen inkomsten genoot uit bemiddeling bij het huren van woningen en reserveringen bij restaurants en clubs.
Naar aanleiding van een verdenking van betrokkenheid bij een boilerroom-organisatie vond op 5 november 2013 een doorzoeking plaats in de woning aan de [adres01] in [plaats01] . De verdachte was destijds nog steeds de huurder en bewoner van deze woning. Hij bevond zich die dag als enige in die woning. Op de tafel in de woonkamer lag een sleutel met daaraan bevestigd een elektronische afstandsbediening, die na het aselect indrukken van de knoppen toegang bleek te geven tot de twee aan de [adres01] gelegen garageboxen [nummer01] en [nummer02] . Bij de doorzoeking van deze garageboxen trof de FIOD voertuigen en voorwerpen aan.
In garagebox [nummer01] stond een bij de verdachte in gebruik zijnde Audi A5 met Duits kenteken [kenteken01] waarin het rijbewijs en paspoort van de verdachte werden aangetroffen. In de auto is eveneens kleding aangetroffen: vijf truien, drie vesten, zes overhemden en een jas. Op 4 november 2013 heeft de verdachte deze auto met [naam04] in Duitsland gehuurd op naam van die [naam04] . Aan de achterwand van deze box hingen motorkleding en een helm. In garagebox [nummer01] trof de politie in het vriesvak van een koelkast een in tape gewikkeld pakket aan. Uit onderzoek en weging is gebleken dat de inhoud van dit pakket (inclusief verpakkingsmateriaal) ongeveer 1,04 kilogram cocaïne betrof. De koelkast was gevuld met flessen wijn. Daarnaast werd in een kast een plastic [winkel01] -tas gevonden met een elektrische koffiemolen, die resten wit poeder bevatte, alsmede een potje met het opschrift cafeïne en een potje met inositol. Er is eveneens een plastic [winkel01] -tas met een maatbeker en verpakkingsmateriaal gevonden. De betreffende verbalisant heeft verklaard ambtshalve ermee bekend te zijn dat deze voorwerpen gebruikt kunnen worden voor het versnijden van cocaïne.
Op 27 januari 2014 is deze garage in opdracht van [bedrijf01] ontruimd vanwege de beëindiging van het huurcontract tussen [bedrijf01] en de verdachte. Bij het demonteren van kasten viel een Postbank enveloppe op de grond met vijf pakketjes met eurobiljetten van 50 euro, in totaal 5.000 euro. De moeder van de verdachte had daarvoor de garage opgeruimd en schoon gemaakt.
Tijdens de doorzoeking stond in garagebox [nummer02] een motorfiets/scooter met kenteken [kenteken02] , waarvan de sleutel aan de balkondeur in de woning van de verdachte is aangetroffen. [naam04] heeft verklaard dat hij deze scooter in de zomer van 2013 op verzoek van de verdachte op zijn naam heeft gezet. In deze garagebox stond tevens een kartonnen doos met daarin 32 gesealde zakken met hartvormige bruine pillen en 10 gesealde zakken met harde brokken. Uit onderzoek en na weging bleek dat de inhoud van deze in totaal 42 zakken (inclusief verpakkingsmateriaal) ongeveer 28,78 kilogram MDMA betrof. De verbalisanten troffen in [nummer02] verder onder meer aan: twee sealapparaten, weegschaaltjes, grote hoeveelheden
sealbags, 347 flesjes met blauwe vloeistof, 7 doosjes met
indicatorpaper, een geldtelmachine, 10 jerrycans met doorzichtige vloeistof en (aan het stuur van de motorfiets/scooter) een tas met gebruikte plastic handschoenen en een lepel met witte poederresten.
In beide garageboxen zijn tijdelijke Duitse kentekenplaten gevonden.
De getuige [naam04] heeft verklaard dat de auto van [getuige01] , de vriendin van de verdachte, bij hem in de straat stond geparkeerd en toonde de verbalisanten een Citroën met kenteken [kenteken03] . De verbalisanten zagen dat deze auto aan de voorzijde aanzienlijke schade had. De auto stond op naam van de toenmalige partner van de verdachte [getuige01] .
Beoordelingskader
Voor een bewezenverklaring van het aanwezig hebben van harddrugs in de zin van artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet is vereist dat de verdachte wist van de aanwezigheid van deze drugs én dat deze drugs zich binnen zijn machtssfeer bevonden.
Op basis van de hierboven vastgestelde feiten concludeert het hof met de advocaat-generaal en de verdediging dat de harddrugs zich feitelijk in de machtssfeer van de verdachte bevonden. Vervolgens is de vraag aan de orde of ook kan worden bewezen dat de verdachte op de hoogte was van de harddrugs in de garageboxen, hetgeen hij uitdrukkelijk heeft betwist.
Allereerst zal het hof het door de verdediging geschetste alternatieve scenario bespreken.
Alternatief scenario wetenschap
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte niets wist van de verdovende middelen en de daaraan te relateren voorwerpen in de beide garageboxen. Hij liet anderen in zijn huis wonen als hij [land01] verbleef; in de woning lag op de trap een afstandsbediening, waarmee men de deuren van de twee garageboxen kon openen. Eenieder die de woning kon betreden, kon dus in de garages komen en daar voorwerpen achterlaten. De verdediging stelt dat een man genaamd [naam01] met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te maken heeft gehad met de in de garageboxen aangetroffen drugs en bedoelde voorwerpen. Hiertoe is samengevat het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft [land01] een Engelsman ontmoet, die zichzelf destijds [naam01] noemde. Ze gingen met elkaar om en de verdachte verbleef soms in diens appartement [land01] , als zijn eigen huis aldaar verhuurd was. Deze [naam01] is voorafgaand aan de ten laste gelegde datum verschillende keren met ene [naam06] naar Nederland gegaan en zij verbleven dan in de woning van de verdachte en maakten ook gebruik van de garageboxen.
Ter illustratie van haar stelling heeft de verdediging in eerste aanleg enkele
whatsappconversaties tussen ene [naam06] en de verdachte overgelegd. De verdediging heeft ter zitting in hoger beroep op het internet verspreide krantenartikelen uit [krant01] van 11, 12 en 13 juni 2021 overgelegd waaruit blijkt dat in juni 2021 een man genaamd [naam01] in [land02] is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 37 jaar, onder meer vanwege handel in cocaïne. [naam01] was aangehouden in 2019. Bij het krantenartikel zijn ook enkele foto’s van die [naam01] te zien. De verdachte heeft verklaard dat hij na lezing van het krantenartikel pas wist dat de door hem zo genoemde [naam01] déze man was en dat hij niet eerder had geweten dat [naam01] in werkelijkheid [naam01] heette. Desverzocht heeft de verdachte een foto aan het hof overgelegd, waarop hij (feestend) met twee andere mannen en een man gelijkend op die [naam01] is afgebeeld.
Oordeel hof
Het hof merkt allereerst op, dat de verdachte de hoeveelheid personen die mogelijk de drugs en aanverwante voorwerpen in zijn garageboxen hebben neergelegd in de loop van de procedure heeft aangepast.
In eerste aanleg heeft de verdachte aanvankelijk als vermoeden geuit dat
eenderde, die de beschikking had over een sleutel van zijn woning de verdovende middelen in de garages heeft neergelegd. Er waren veel sleutels van zijn huis in omloop: “bij tien sleutels was hij gestopt met tellen” en als iemand geen sleutel had, kon hij of zij deze ophalen bij een buurman. Vervolgens noemde de verdachte meer specifiek de volgende namen: [naam07] , [naam08] , [naam09] en de Engelsen: [naam01] en [naam06] .
In hoger beroep stelde de verdachte aanvankelijk dat volgens hem de volgende personen in aanmerking kwamen: [naam07] of de Engelsen genaamd [naam06] en/of [naam01] .
Tijdens de zitting van het hof heeft de verdachte uitdrukkelijk verklaard dat hij zich niet langer op het standpunt stelt dat het Robin kan zijn geweest die de verdovende middelen in de garages heeft gelegd, maar dat het “nu voor hem zo klaar als een klontje is dat [naam01] en/of [naam06] dit hebben gedaan”. Het hof beperkt de bespreking van het geschetste alternatieve scenario dan ook tot deze twee personen.
In het dossier bevindt zich de weergave van een
whatsappconversatie van 19 en 20 oktober 2013 tussen de verdachte en ene [naam06] , waaruit naar voren komt dat [naam06] de sleutel van de woning van de verdachte nodig had om in die woning een autosleutel te pakken. Op zichzelf biedt deze conversatie geen bevestiging van de stelling van de verdachte dat die [naam06] ook op 5 november 2013 toegang had tot zijn beide garageboxen. Op grond van de stukken in het dossier noch anderszins kan een onderlinge relatie tussen [naam06] en [naam01] / [naam01] worden vastgesteld. Bij gebreke aan andere concrete aanknopingspunten zal het hof de eventuele betrokkenheid bij de verdovende middelen van de persoon die de verdachte als [naam06] aanduidt niet verder bespreken.
[naam01] / [naam01]
Het hof gaat ervan uit dat de verdachte [naam01] [land01] heeft ontmoet en acht het mogelijk dat het inderdaad [naam01] is die op een foto met de verdachte is afgebeeld. Niet gesteld of anderszins aannemelijk is geworden, dat de verdachte en [naam01] toen in Nederland in elkaars gezelschap verkeerden. Gezien de door de verdachte geschetste bezigheden [land01] , die zich afspeelden in het luxe uitgaanscircuit, kan ervan worden uitgegaan dat deze foto is genomen [land01] . Het hof kan niet vaststellen wanneer deze foto is gemaakt.
De voormalige partner van de verdachte, de getuige [getuige01] , heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij ene [naam01] heeft ontmoet [land01] , toen zij enige dagen met de verdachte in diens appartement verbleef. Zij hebben toen een keer met [naam01] de lunch gebruikt. Desgevraagd kon zij zich geen details van de conversatie met deze [naam01] herinneren en evenmin kon zij zich concrete bijzonderheden of details heugen met betrekking tot deze man. Zij heeft ook verklaard dat de verdachte haar een maand tot anderhalve maand voorafgaand aan de zitting in hoger beroep van 30 augustus 2022 een krantenartikel op internet betreffende de veroordeling van [naam01] heeft getoond, waarbij zij op de foto’s de genoemde [naam01] herkende.
De verdachte heeft verklaard dat hij [naam01] heeft leren kennen als een welgestelde man, afkomstig uit een rijke familie, die veel geld uitgaf en veel vastgoed bezat in [plaats02] , [plaats03] en [plaats04] . Het hof gaat ervan uit dat de verdachte (en [getuige01] ) [naam01] op [land01] hebben ontmoet, maar op grond van hun verklaringen daarover kan het hof niet vaststellen wat de relatie tussen de verdachte en deze man is geweest.
Relevant is echter met name of aannemelijk is dat [naam01] / [naam01] in een periode die voorafging aan de doorzoeking op 5 november 2013 ook in de woning van de verdachte in [plaats01] is geweest en hij in de garageboxen [nummer01] en [nummer02] verdovende middelen en accessoire voorwerpen heeft achtergelaten, zonder medeweten van de verdachte.
De getuige [getuige01] heeft verklaard dat zij deze [naam01] één keer in de woning van de verdachte in [plaats01] heeft gezien. Het hof merkt daarbij op, dat de getuige zich hiervan evenmin concrete details kon herinneren, bij voorbeeld over wanneer dit was; wat zij toen hebben besproken hebben; waarom zij toen de woning verliet, enzovoorts.
De getuige [getuige02] , de moeder van de verdachte, heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat zij in de perioden dat de verdachte [land01] vertoefde regelmatig naar diens woning ging om daar schoon te maken. Zij ging dan meestal met haar eigen hulp [naam10] , die het poetswerk verzorgde en zij zelf maakte schoon en deed de was en de strijk voor haar zoon. Zij heeft verklaard dat zij eens nadat zij door de voordeur op de begane grond de woning had betreden, een man boven aan de trap heeft zien staan. Zij heeft deze man beschreven als een lange knappe man met donker haar en een getinte huidskleur. Zij wist niet hoe deze man heette, noch wanneer zij deze man in huis van de verdachte heeft gezien. Zij had de woning snel verlaten na in gebrekkig Engels aan de man te hebben uitgelegd dat zij de moeder was van de verdachte.
Volgens de verdediging voldoet de beschrijving die deze getuige heeft gegeven aan het beeld van [naam01] zoals dit naar voren komt uit de overgelegde krantenartikelen en is de verklaring van deze getuige een bevestiging van de stelling dat [naam01] in de woning in [plaats01] heeft verbleven.
De gestelde relatie tussen de verdachte (en zijn partner [getuige01] ) en [naam01] / [naam01] is niet voorzien van details of concrete voorbeelden en het hof acht deze daarmee te algemeen en te vaag om daar vanuit te kunnen gaan. Dat zij elkaar [land01] hebben ontmoet en dat de verdachte met [getuige01] mogelijk enkele dagen in het appartement van [naam01] / [naam01] mochten verblijven, zegt bovendien helemaal niets over een mogelijk verblijf van [naam01] / [naam01] in de woning van de verdachte in [plaats01] .
De enkele verklaring van [getuige01] dat zij hem daar eenmaal heeft gezien, en de verklaring van de moeder van de verdachte, dat zij eenmaal een knappe donkere man bovenaan de trap heeft gezien, zijn zonder nadere details of concretisering, daartoe volstrekt ontoereikend.
Het hof merkt daarbij nog op dat uit de getuigenverklaringen van de moeder en de zus van de verdachte ter zitting volgt dat tijdens afwezigheid van de verdachte in zijn [plaats01] woning niet alleen de moeder met haar eigen werkster daar kwam schoonmaken, maar tevens de zus van de verdachte, terwijl de verdachte heeft verklaard dat hij zelf een huishoudelijke hulp had. Het hof acht de door de moeder geschetste context waarbinnen zij die onbekende knappe man zou hebben gezien, die erop neerkomt dat weleens vier personen schoonmaakwerk zouden hebben verricht in het huis van de verdachte, terwijl hij zich [land01] bevond, evenmin aannemelijk.
Uit de overgelegde digitale krantenartikelen komt een beeld naar voren van [naam01] als een topcrimineel, die sinds 2010 internationaal op grote schaal handelde in cocaïne en zo rijk was dat hij beschikte over veel onroerend goed, kunst, dure auto’s als Bentley en Porsche en per vliegtuig eerste klas reisde. Dit beeld verhoudt zich niet met dat van iemand die van [land01] naar [plaats01] zou reizen en daar eigenhandig, gelet op diens eigen handel, relatief geringe hoeveelheden harddrugs in een verhuisdoos en een vriesvakje in garageboxen van de verdachte zou neerleggen, waartoe bovendien de verdachte toegang had.
Het hof acht op grond van het voorgaande niet aannemelijk dat [naam01] , al dan niet in samenhang met [naam06] , de verdovende middelen en accessoire voorwerpen in de garageboxen [nummer01] en [nummer02] zou hebben gelegd en passeert daarmee het geschetste alternatieve scenario van de verdediging.
Wetenschap
Wat betreft de vereiste wetenschap van de aanwezigheid van de verdovende middelen hanteert het hof als uitgangspunt de algemene ervaringsregel dat een persoon die gedurende langere tijd gebruik maakt van een pand, bijvoorbeeld een woning of een garage, en tot dat pand en alle in dat pand aanwezige ruimten toegang heeft, geacht wordt weet te hebben van de aanwezigheid van de daar aangetroffen voorwerpen en stoffen. Het hof ziet in het onderhavige geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken, gezien de voorgaande én de volgende overwegingen.
De verdachte bevond zich ten tijde van de doorzoeking alleen in zijn woning. Hij had toegang tot de garageboxen waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen en hij maakte gebruik van de boxen.
Het hof gaat ervan uit dat hij sedert medio oktober 2013 in Nederland was en verbleef in zijn woning (die hij aanduidt als zijn thuishonk), gezien de gegevens betreffende creditcardbetalingen door de verdachte en de door hem als einde-van-het-toeristenseizoen in [land01] genoemde tijdsduiding van begin november.
De verdachte heeft verklaard dat hij de in garagebox [nummer01] aangetroffen flessen wijn in de koelkast heeft geplaatst en heeft dus erkend dat hij deze koelkast gebruikte. Hiervoor is al gememoreerd dat op 5 november 2013 in het vriesvakje van diezelfde koelkast een pakket cocaïne is gevonden.
De verdachte heeft de op naam van [naam04] op 4 november 2013 in Düsseldorf gehuurde Audi A5 in garagebox [nummer01] geparkeerd, waaruit volgt dat hij ook vlak voor de doorzoeking nog in die garagebox geweest.
Het hof constateert dat de verdachte garagebox [nummer02] in onderhuur had, waar de woningbouwvereniging [bedrijf01] geen weet van had. Hij heeft bovendien niet aan zijn moeder, zus of zijn toenmalige vriendin [getuige01] laten weten dat hij ook deze garagebox tot zijn beschikking had. Zij hebben allen als getuigen bij het hof verklaard dat na het indrukken van de door hen gebruikte elektronische afstandsbediening, die op de trap lag, alleen de deur van [nummer01] openging. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn door de FIOD aangetroffen afstandsbediening zelf zo had ingesteld dat hiermee beide garagedeuren konden worden geopend. Het hof kan niet vaststellen dat er nog twee andere afstandsbedieningen in omloop waren, laat staan dat kan worden vastgesteld dat daarmee ook toegang tot de
tweeboxen kon worden verkregen. Dit ligt echter niet voor de hand, gezien de inhoud van de verklaringen van de genoemde drie getuigen. De motorfiets/scooter in [nummer02] , waarvan zoals gezegd aan het stuur een tasje hing met drugs gerelateerde voorwerpen, stond evenmin op zijn naam.
Al deze omstandigheden in onderling verband bezien wijzen erop dat de verdachte garagebox [nummer02] heimelijk gebruikte en dat dit hem de mogelijkheid bood iets te verbergen.
Uit de hiervoor op pagina 2 en 3 opgesomde feiten volgt dat de aangetroffen harddrugs en aan harddrugs gerelateerde voorwerpen zich verspreid over de garageboxen [nummer01] en [nummer02] bevonden. Het hof acht niet aannemelijk dat een derde de drugs en de voorwerpen op die manier zou opslaan, alleen al omdat dit de kans op ontdekking ervan vergroot. Evenmin acht het hof aannemelijk dat een derde cocaïne zou opbergen in het vriesvak van een koelkast, waarvan hij kan zien dat deze bij de verdachte in gebruik is.
Tenslotte acht het hof het onwaarschijnlijk dat een derde de handelshoeveelheden cocaïne en MDMA met een aanzienlijke waarde waar het in deze zaak om gaat in twee garageboxen die in gebruik zijn bij een onwetende persoon zou hebben achtergelaten en daarmee het risico zou lopen die verdovende middelen kwijt te raken.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de MDMA en cocaïne in de garageboxen [nummer01] en [nummer02] aan de [adres03] in [plaats01] .
De stelling van de raadsman dat het op 27 januari 2014 bij de ontruiming van garagebox [nummer01] aangetroffen bedrag van 5.000 euro daar na 5 november 2013 tijdens de detentie van de verdachte door een ander moet zijn neergelegd, waaruit volgens hem volgt dat een ander dus kennelijk toegang had tot die garagebox, wordt verworpen.
Uit het daarover opgemaakte proces-verbaal blijkt dat de enveloppe met dit geld pas bij demontage van de 2 kasten is aangetroffen, wat de reden kan zijn dat het geld zo goed was opgeborgen dat het tijdens de doorzoeking niet is aangetroffen. Hierbij is ook relevant dat de verdachte tijdens de doorzoeking is aangehouden en dat zijn moeder voorafgaand aan de ontruiming de garagebox heeft schoongemaakt.
Conclusie
Dit leidt het hof tot de slotsom dat het gepresenteerde alternatieve scenario niet aannemelijk wordt geacht, dat de harddrugs zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden en dat hij wist van de aanwezigheid van de drugs.
De raadsman heeft, kort gezegd, als verweer gevoerd dat de ten laste gelegde hoeveelheden verdovende middelen niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld omdat de hoeveelheden niet zijn gewogen, dan wel het gewogen hoeveelheden inclusief verpakking betreft. Het hof kan met de raadsman de netto hoeveelheden aangetroffen cocaïne en MDMA en de ten laste gelegde 1,5 kilogram cocaïne niet afleiden uit de stukken in het dossier, en zal derhalve bewezen verklaren het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne. Het hof heeft de bruto hoeveelheid MDMA in de bewezenverklaring ontleend aan de inhoud van de bewijsmiddelen over dit onderwerp, in onderling verband en samenhang bezien.
Ten overvloede overweegt het hof dat naar vaste jurisprudentie strafbaar wordt geacht het opzettelijk aanwezig hebben van een materiaal, bevattende cocaïne alsmede het opzettelijk aanwezig hebben van een materiaal, bevattende MDMA; bewezen moet worden dat het aangetroffen materiaal cocaïne en MDMA bevat en als hoeveelheid van dat materiaal wordt de gewogen bruto hoeveelheid gehanteerd.
Het tenlastegelegde medeplegen kan niet worden bewezen, zodat het hof de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 5 november 2013 te [plaats01] opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en 28,78 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
Hetgeen onder 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
1.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzittingen in hoger beroep op 26 en 30 augustus 2022.
Deze verklaring houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Het is juist dat ik in 2013 de bewoner was van de woning aan de [adres01] in [plaats01] . Ik huurde de woning sinds 1999. Ik huur de woning nog steeds. Ik stond op dat adres ingeschreven. Ik huurde de naast de woning gelegen garage [nummer01] en gebruikte de naast de woning gelegen garage [nummer02] . Ik had een apart huurcontract voor de huur van garage [nummer01] . Garage [nummer02] werd gehuurd door mijn buurvrouw [naam03] . Zij had een auto van mij overgenomen en door voor mij de huur van garage te betalen, loste ze de auto af. Later maakte ik de huur voor de garage aan haar over. De afmetingen van de garages waren, denk ik, 3,5 bij 6 meter. De enige manier om in de garages te komen was via de grote garagedeur aan de voorkant. Er zaten geen ramen of een loopdeur in de garage. Vanuit de woning waren de garages niet bereikbaar.
Het is juist dat in de vriezer van een koelkast in garage [nummer01] cocaïne is aangetroffen en in een doos op de vloer van garage [nummer02] MDMA. In garage [nummer01] stond een Audi die ik gebruikte, in de auto lagen mijn paspoort en rijbewijs. In garage [nummer02] stond een motorfiets die ik gebruikte. De sleutels van de motorfiets en de afstandsbediening om de garages te openen lagen in de woning op het moment dat ik daar op 5 november 2013 ben aangehouden. Ik had altijd naast mijn huissleutel een afstandsbediening van de garages bij me. Die afstandsbediening zat aan mijn sleutelbos of lag in mijn auto. De sleutel en afstandsbediening op de foto van bijlage O-AH-150c, 48684 p. 1/1 in het dossier zijn van mij. Het zijn de afstandsbediening van de garages en de voordeursleutel van de woning. Alleen ik gebruikte die.
Met de sleutel van de woning kwam je alleen de woning binnen. De sleutel van de woning paste niet op de garages. Er waren geen sleutels van de garages. De deuren van de garages werden gesloten, van het slot af. De garagedeuren konden worden vergrendeld met een automatische afstandsbediening. Die bediening is niet oorspronkelijk; die heb ik zelf geïnstalleerd. Met één afstandsbediening konden de deuren van beide garages worden geopend. Er zaten verschillende knoppen op, afhankelijk van de knop je indrukte ging de garagedeur open.
U houdt mij een creditcard afschrift van American Express voor met een uitgave op 13 oktober 2013 bij [uitgave01] vermeld in bijlage D-1263. De uitgaven die op de afschriften van American Express in de bijlagen D-1259 t/m D-1264 betreffende de periode 3 juli 2013 t/m 13 oktober 2013 staan heb ik gedaan.
In 2013 werkte ik als conciërge [land01] . Ik bemiddelde bij de huur van woningen, regelde reserveringen voor restaurants en clubs. Ik had inkomsten doordat ik een commissie achterhield. Ik was steeds een paar weken [land01] en dan kwam ik even terug naar [plaats01] . Ik was regelmatig in mijn woning aan de [adres01] in [plaats01] . Dat was mijn thuishonk. Mijn privéspullen lagen er ook. Het seizoen [land01] liep in 2013 van medio april tot ongeveer begin november. Het zou kunnen dat ik in oktober 2013 terugkwam omdat het seizoen op zijn eind liep.
In de koelkast in garage [nummer01] , waarin in het vriesvak de cocaïne is gevonden, lagen flessen witte wijn. Die flessen witte wijn kocht ik in Frankrijk als ik met de auto heen en weer reisde naar en van [land01] . Ik heb de flessen wijn in de koelkast in de garage gelegd.
Ik reisde zowel met het vliegtuig als met de auto naar [land01] . Wat dat betreft zijn de creditcard afschriften van 3 juli 2013 t/m 13 oktober 2013 met betrekking tot de aankoop van vliegtickets van en naar [land01] niet volledig want ik reisde dus ook met de auto van en naar [land01] .
Ik heb de schade veroorzaakt aan de Citroën [kenteken04] van Noi, [getuige01] . Dat is gebeurd in de nacht van 2 op 3 november 2013. Ik kwam toen uit [plaats05] . Daarom wilde ik de Smart van [naam04] lenen.
2.
De verklaring van [getuige02] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 26 augustus 2022.
Deze verklaring houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Ik kwam wel eens in de garage van de woning van mijn zoon aan de [adres01] in [plaats01] . Bij mijn weten had mijn zoon één garage, naast de voordeur aan de linkerkant. Nadat mijn zoon was aangehouden, wilde de woningbouw de garage terug. De garage moest schoon en leeg zijn. Toen was [verdachte01] dus in de gevangenis en kwam het op mij neer. Ik heb de garage schoongemaakt en heb twee kasten laten staan.
3.
De verklaring van de getuige [getuige03] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 26 augustus 2022.
Deze verklaring houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Ik ken de garage van de woning van mijn broer aan de [adres01] in [plaats01] . Ik weet alleen van één garage.
4.
De verklaring van de getuige [getuige01] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 30 augustus 2022.
Deze verklaring houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
Mijn roepnaam is [getuige01] . Ik parkeerde mijn auto in de garage van de woning aan de [adres01] in [plaats01] . In de garage stond een spiegel zodat je kon zien hoever je kon parkeren. Ik weet niet van een tweede garage. Ik had een Citroën [kenteken04] . De auto stond op mijn naam, maar [verdachte01] reed er het meest in. De auto was meestal in Nederland. [verdachte01] heeft schade gereden.
5.
Een geschrift, te weten een brief van 3 april 2014 van [naam12] , senior klantbeheerder bij Stichting [bedrijf01] , bijlage D-1803, 48684, pagina 1-1.
Dit geschrift houdt, zakelijk weergegeven, in:
Naar aanleiding van uw verzoek zend ik u hierbij de gegevens van de huurder van de garage aan
[adres04] [nummer01] te [plaats01] .
[verdachte01] , geboren op [geboortedatum01] 1974, heeft deze gedurende heel 2013 gehuurd. [verdachte01] is woonachtig aan de [adres01] te [adres01] .
6.
Een proces-verbaal vordering verstrekking gegevens, van 7 november 2013, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] , bijlage O-AH-150g, 48684, pagina 1-2.
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in als verklaring van de verbalisant:
Aan de hand van de tijdens de doorzoeking op 5 november 2013 op het adres [adres01] te [adres01] aangetroffen aanmaningen in de kantoorruimte op de begane grond met betrekking tot de huurachterstand voor de woning op nummer [nummer03] en de garagebox op nummer [nummer01] , wist ik dat [bedrijf01] te [plaats01] de verhuurder van zowel de woning als de garagebox is. De medewerker van het woonbedrijf deelde mij mee dat hij aan de hand van hun systemen had vastgesteld dat [verdachte01] alleen de woning aan de [adres01] en de garagebox aan de [adres03] [nummer01] huurde. De huurder die bij [bedrijf01] bekend is van de garagebox aan de [adres03] [nummer02] betreft mevrouw [naam03] , wonende aan de [adres05] te [plaats01] .
7.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte met nummer PL2208-2013153874-11 van 11 november 2019, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant02] , bijlage V26-01, 48684, pagina 1-2.
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in als de op 11 november 2013 afgelegde verklaring van [naam03] :
Ik woon nu 5 jaar aan [adres05] te [plaats01] . Hiervoor huurde ik een flat aan de [adres06] te [plaats01] . Toen ik daar woonde huurde mijn buurvrouw [naam02] , [adres02] , garagebox [nummer02] . Toen zij verhuisde stelde [verdachte01] me voor dat ik garagebox [nummer02] op mijn naam zou huren van het woonbedrijf en dat ik dan een auto van [verdachte01] over kon nemen. Nadat ik voor 2.000 euro aan huur had betaald, betaalde [verdachte01] mij maandelijks de huur. Ik heb een transactieoverzicht van de afgelopen 5 jaar dat ik de box huurde. Al die tijd is de garagebox bij [verdachte01] in gebruik geweest.
8.
Een proces-verbaal van verhoor van getuige met codenummer [nummer04] van 13 november 2013, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant03] en [verbalisant04] , bijlage [nummer04] , 48684, pagina 1-4.
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in als de op 13 november 2013 afgelegde verklaring van [naam04] :
[verdachte01] is een maatje van mij. Ik heb een motorscooter met kenteken [kenteken02] op mijn naam gehad. Afgelopen zomer kwam [verdachte01] bij mij langs en vroeg mij of ik deze motorscooter op mijn naam wilde laten zetten. We zijn naar het postkantoor gegaan en ik heb de motorscooter op mijn naam laten overschrijven. Ik denk dat de scooter op dit moment bij [verdachte01] in de garagebox is.
Op zondag 3 november 2013 belde [verdachte01] mij om te vragen of hij mijn Smart mocht lenen. Vervolgens belde hij mij op maandagochtend met de vraag of ik ’s middags mee wilde gaan naar Düsseldorf om een wagen te huren want hij vond de Smart niet lekker rijden. Bij [bedrijf02] in Düsseldorf zijn we overeengekomen dat ik de wagen op mijn naam zou huren, maar dat [verdachte01] erin mocht rijden. Het betreft een zwarte of donkerblauwe Audi A5 met een Duits kenteken [kenteken01] .
De wagen van [verdachte01] vriendin [getuige01] staat bij mij in de straat. Ik zal u de wagen laten zien.
Als opmerking van de verbalisanten:
Getuige toont ons een Citroën met een Belgisch kenteken [kenteken03] . Deze Citroën is aan de rechtervoorkant zwaar beschadigd.
9.
Een proces-verbaal van doorzoeking pand met codenummer O-AH-150a van 6 november 2013, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant05] , pagina 1-6.
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in als verklaring van de verbalisant:
Op 5 november 2013 om 08:15 uur betrad de rechter-commissaris in ons gezelschap de woning aan de [adres01] in [plaats01] . Om 08:18 uur werd de buiten heterdaad aangehouden verdachte [verdachte01] aan mij voorgeleid.
Op de tafel in de woonkamer lag een elektronische afstandsbediening. De pandcoördinator is naar buiten gelopen en heeft gedrukt op willekeurige knoppen waarna plots de garagedeur van box [nummer01] zich automatisch opende.
In de garagebox [nummer01] zijn in een personenauto van het merk Audi, type A5 met het Duitse kenteken [kenteken01] het rijbewijs en paspoort van de verdachte aangetroffen. Om deze garagebox beter te kunnen doorzoeken, is de auto vervolgens naar buiten gereden en geparkeerd op de openbare weg ter hoogte van de woning.
Aan de achterwand hingen motorkleding en een helm. In het vriesvak van de in deze garage aanwezige koelkast vond verbalisant [verbalisant06] een pakketje omwikkeld met lichtgrijze tape. Op basis van de uiterlijke kenmerken en op basis van ervaring concludeerde ik dat het vermoedelijk ging om een pakket met cocaïne. Bij de verdere doorzoeking van garagebox [nummer01] trof verbalisant [verbalisant07] in een kast een plastic tasje aan met hierin een elektrische koffiemolen, een plastic voorraadpotje met opschrift ‘cafeïne’ en een tweede voorraadpot met onbegrijpelijk opschrift. Het was [verbalisant07] ambtshalve bekend dat deze voorwerpen doorgaans gebruikt kunnen worden voor het versnijden van cocaïne. In de maalkom van de koffiemolen zaten nog resten wit poeder.
Ik vernam dat een tweede garagebox, voorzien van nummer [nummer02] open stond. Ik hoorde van de pandcoördinator [naam13] dat hij met dezelfde afstandsbediening ook de garagedeur van die tweede box kon openen en sluiten. Kennelijk was door het aselect indrukken van de knoppen van de afstandsbediening ook de garagedeur van die tweede box geopend. Wij zagen dat garagebox [nummer02] vol stond met dozen en een motorfiets met kenteken [kenteken02] . In de woning was eerder bevonden dat naast de huissleutels nog een andere sleutel hing aan de balkondeur. Pandcoördinator [naam13] heeft vastgesteld dat deze sleutel paste in het contactslot van deze motor.
Verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant07] vonden bij de doorzoeking van deze tweede garagebox [nummer02] een bruine kartonnen verhuisdoos met hierin plastic zakken met pillen en plastic zakken met een bruinkleurige klonterige substantie. Verbalisanten [verbalisant07] en [verbalisant01] troffen in garagebox [nummer02] onder meer verder nog aan: een sealmachine, weegschalen van klein formaat, grotere hoeveelheden plastic sealbags en aan het stuur van de motorfiets een plastic draagtas met daarin gebruikte plastic handschoenen. In beide garageboxen zijn tijdelijke Duitse kentekenplaten gevonden.
[bedrijf01] te [plaats01] liet weten dat garagebox [nummer02] was verhuurd aan mevrouw [naam03] , [adres05] te [plaats01] .
10.
Een proces-verbaal bevindingen met nummer PL2233-2013153874-17 van 19 november 2013, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant08] , bijlage AH-103g, 48684, pagina 1-1.
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in als verklaring van de verbalisant:
Op 18 november 2013 heb ik onderzoek ingesteld naar de kleding die werd aangetroffen in het in beslag genomen motorvoertuig voorzien van kenteken [kenteken01] . Ik zag dat het de volgende kledingstukken betrof: 2x trui V-hals, 3x vestje, 2x trui ronde hals, 6x overhemd, een jas/parka van het merk Stone Island en een zwarte trui van met merk WE.
11.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 14 februari 2020.
Deze verklaring houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in:
In garagebox [nummer01] had ik de Audi A5 geparkeerd.
12.
Een proces-verbaal bevindingen met nummer 05112013.1105.10396 van 5 november 2013, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant09] , bijlage AH-103a, 48684, pagina 1-2.
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in als verklaring van de verbalisant:
Op 5 november 2013 werd in verband met een fraudeonderzoek een doorzoeking verricht in perceel [adres01] in [plaats01] . De bewoner van het pand [verdachte01] geboren op [geboortedatum01] 1974 te [geboorteplaats01] werd meteen na het binnentreden aangehouden. In garagebox [nummer01] in gebruik bij de woning [adres01] werd in het vriesvak van de daar geplaatste koelkast een pakket, ingepakt met grijze duct-tape aangetroffen. Gezien de bewaarplaats en de manier van verpakken leek dit sterk op verdovende middelen. In de woning [adres01] werd een afstandsbediening voor een roldeur/garagedeur aangetroffen, kennelijk bestemd voor een automatische garagedeur. Na het indrukken van de afstandsbediening zagen collega’s dat zowel garagedeur [nummer01] als garagedeur [nummer02] opende. Derhalve werd garagebox [nummer02] ook in de doorzoeking betrokken. In garagebox [nummer02] werd een kartonnen doos aangetroffen, inhoudende een aantal gesealde zakken met daarin een bruine substantie en een aantal gesealde zakken, inhoudende een groot aantal bruine pillen in de vorm van een hart.
Bij een voorlopige narcotest op de op verdovende middelen lijkende stoffen werd vastgesteld dat
de inhoud van het in de koelkast aangetroffen blok met grijze duct-tape positief reageerde op de
cocaïne test. Verder werd vastgesteld dat de in garagebox [nummer02] aangetroffen pillen positief
reageerden op de test MCPP. Verder werd in garagebox [nummer02] een zogenaamd sealapparaat
aangetroffen, alsmede middelen bestemd voor de productie en bereiding van drugs.
13.
Een kennisgeving van inbeslagneming, met registratienummer PL2233-2013153874-6, bijlage O-AH-150p, pagina 1-26.
Inbeslagneming.
Plaats: [adres01]
Datum en tijd: 5 november 2013 te 11.00 uur
Reden: Handel e.d. hard-drugs (lijst 1)
Omstandigheden: Zoeking woning/garageboxen [adres01] te
[plaats01] door FIOD en Politie, waarbij drugs werden aangetroffen.
Beslagene.
Achternaam: [verdachte01]
Voornamen: [verdachte01]
Geboren: [geboortedatum01] 1974
Geboorteplaats: [geboorteplaats01] , Nederland
Volgnummer 25
Goednummer: PL2233-2013153874-724459
Categorie omschrijving: colli/fust
Object: fles
Aantal: 347
Kleur: blauw
Bijzonderheden: flesjes zaten in een groene tas Emte, rode dop, blauwe vloeistof
Volgnummer 35
Goednummer: PL2233-2013153874-724378
Categorie omschrijving: zak/tas/koffer
Object: tas
Merk/type: [winkel01] plastic tas
Kleur: paars
Inhoud: inh. koffiemolen + 2 potjes poeder
Volgnummer 36
Goednummer: PL2233-2013153874-724379
Categorie omschrijving: huish. gebruiksvoorwerpen
Object: keukenartikel (koffiemolen)
Merk: Braun
Inhoud: voorzien van witte poederresten
Bijzonderheden: aangetroffen in paarse [winkel01] -tas
Volgnummer 37
Goednummer: PL2233-2013153874-724381
Categorie omschrijving: medicamenten/hulpmiddelen
Object: poeders
Merk/type: Boodha
Kleur: wit
Inhoud: wit potje inh. wit poeder, cafeïne
Bijzonderheden: aangetroffen in paarse [winkel01] -tas
Volgnummer 38
Goednummer: PL2233-2013153874-724383
Categorie omschrijving: medicamenten/hulpmiddelen
Object: poeders
Merk/type: Federa
Kleur: wit
Inhoud: witte pot federa, inh. wit poeder, inositol
Bijzonderheden: aangetroffen in paarse [winkel01] -tas
14.
Een geschrift, te weten een lijst “Doorzoeking [adres01] ” met registratienummer 2013153874, bijlage O-AH-150q, 48684, pagina 1-2.
15.
Een proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer PL2209-2014012466-1 van 27 januari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde verbalisant [verbalisant10] , bijlage O-AH-150ag, 48684, pagina 1-2.
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in als verklaring van bovengenoemde verbalisant:
Op 27 januari 2014 werd ik door een medewerkster van [bedrijf01] in kennis gesteld dat in een garagebox, die voorheen in gebruik was bij [verdachte01] en waar de FIOD enkele maanden geleden een onderzoek had ingesteld, een geldbedrag was aangetroffen. Naar aanleiding van het aantreffen van drugs in de garagebox had [bedrijf01] de huur van de garagebox opgezegd.
Ik ben erheen gegaan en zag op de grond in garagebox [nummer01] een opengescheurde enveloppe liggen met eurobiljetten. Ik werd aangesproken door [naam14] . Hij deelde mede dat hij in opdracht van [bedrijf01] een garagebox moest ontruimen en dat achterin de garagebox kasten stonden die te groot waren om in hun geheel te worden afgevoerd. Nadat de kasten leeg gehaald waren en men met de demontage/sloop begon, viel er plotseling een enveloppe van de Postbank op de grond. Na telling bleek de enveloppe 5 pakketjes van elk 20 bankbiljetten van 50 euro te bevatten, in totaal een geldbedrag van 5.000 euro.
16.
Een proces-verbaal bevindingen met proces-verbaalnummer PL2233-2013153874-15 van 14 november 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde verbalisanten [verbalisant11] en [verbalisant12] , bijlage AH-103e, 48684, pagina 1-2.
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in als verklaring van bovengenoemde verbalisanten:
Op 5 november 2013 werden bij een zoeking door de politie op het adres [adres01] te [plaats01] diverse goederen, vermoedelijk drugs, aangetroffen en in beslag genomen. In onze aanwezigheid werden diverse in beslag genomen goederen bemonsterd en gewogen:
Volgnummer 39: plak witte substantie, bruto 1,04 kg (incl. verpakking), getest op cocaïne.
Monster is reeds naar het NFI.
Volgnummer 40: 10 zakken met bruine substantie/brokken, bruto gewicht resp. 1,02 kg, 1,03 kg, 1,02 kg, 1,05 kg, 1,07 kg, 1,03 kg, 1,09 kg, 1,01 kg, 1,03 kg en 1,03 kg (incl. verpakking).
Monsters uit deze zakken gaan naar het NFI.
Volgnummer 41: 32 zakken pillen, bruin, bruto gewicht 17x 0,57 kg, 14x 0,58 kg, 1x 0,59 kg (incl. verpakking), getest op XTC.
Uit elke zak zijn 10 pillen genomen en 30 pillen gaan naar het NFI.
17.
Een proces-verbaal Opiumwet met procesverbaalnummer PL2219-2013153874-14 van 15 november 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde verbalisanten [verbalisant13] en [verbalisant14] , bijlage AH-103h, 48684, pagina 1-14.
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in als verklaring van bovengenoemde verbalisanten:
Op 5 november 2013 werd een onderzoek ingesteld in de woning op het adres [adres01] in [plaats01] . Het betrof een woning op de eerste verdieping. De toegang bevond zich op de begane grond. Aan beide zijden van de toegangsdeur bevond zich een garage. Boven de deur aan de linkerzijde bevond zich een bordje met daarop de aanduiding [nummer01] . Aan de rechterzijde bevond zich een bordje met daarop de tekst [nummer02] . Beide garages waren in gebruik bij de bewoner van het pand [adres01] .
In de vriezer van de koelkast uit garage [nummer01] had men een pakket aangetroffen dat omwikkeld was met grijze tape. De inhoud van het pakket bestond uit een wit korrelig poeder samengeperst tot een compact blok. De verbalisanten hebben een monster genomen en getest met de MMC cocaïne test. De kristallen in de breekampul verkleurden op de aanwezigheid van cocaïne en/of derivaten daarvan. De test was positief. [verbalisant13] heeft op 5 november 2013 een hoeveelheid van circa 5 gram aan poeder veiliggesteld en verpakt en voorzien van een
SIN AAEJ5476NL.
Bovengenoemd monster is op 8 november 2013 aangeboden aan het Nederlands Forensisch Instituut.
In de doos op de vloer van garage [nummer02] werden de volgende zakken met inhoud veiliggesteld.
32 Zakken gevuld met bruine hartvormige pillen, verpakt in een dicht gesealde plastic zak die vervolgens weer in een andere zak met daaromheen gemalen koffie vermengd was. Eveneens in de doos aanwezig waren 10 plastic zakken gevuld met harde gele/bruine brokken. Deze zakken waren ook dicht geseald en vervolgens weer verpakt in een andere zak. In deze zak was eveneens gemalen koffie gemengd.
Uit elke hoeveelheid aan vermoedelijk verdovend is een representatief monster genomen, gewaarmerkt met de onderscheidenlijke SIN nummers:
- monster 10 bruine hartvormige pilletjes,
SIN AAEJ5493NL
- monster 10 bruine hartvormige pilletjes,
SIN AAEJ5434NL
- monster 10 bruine hartvormige pilletjes,
SIN AAEJ5444NL
- monster gele/bruine harde brokken,
SIN AAEJ5923NL
- monster gele/bruine harde brokken,
SIN AAEJ5952NL
- monster gele/bruine harde brokken,
SIN AAEJ5925NL
Deze bemonsteringen zijn op 15 november 2013 verzonden aan het Nederlands Forensisch Instituut.
18.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut “Identificatie van drugs en precursoren” van 20 november 2013, opgemaakt door Ing. [naam15] , betreffende de aanvraag van 8 november 2013, bijlage AH-103k, 48684, pagina 1-2.
Dit geschrift houdt, zakelijk weergegeven, in:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
AAEJ5476NLmonster crèmekleurig poeder en brokjes bevat cocaïne
19.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut “Identificatie van drugs en precursoren” van 29 november 2013, opgemaakt door Ing. [naam16] , betreffende de aanvraag van 14 november 2013, bijlage AH-103i, 48684, pagina 1-3.
Dit geschrift houdt, zakelijk weergegeven, in:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en Conclusie
AAEJ5493NLmonster, tien hertvormige tabletten (à 0,22 gram), bruin, diepdruk: “Love” bevat MDMA
AAEJ5434NLmonster, tien hartvormige tabletten ( à 0,21 gram), bruin, diepdruk: “Love” bevat MDMA
AAEJ5444NLmonster, tien hartvormige tabletten (à 0,22 gram), bruin, diepdruk: “Love” bevat MDMA
AAEJ5923NLmonster beige kristallijne brokken bevat MDMA
AAEJ5952NLmonster beige kristallijne brokken bevat MDMA
AAEJ5925NLmonster beige kristallijne brokken bevat MDMA

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 3 tenlastegelegde, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige overtredingen van de Opiumwet. Hij heeft in zijn garageboxen opzettelijk een hoeveelheid materiaal bevattende cocaïne en materiaal bevattende ongeveer 28 kilogram MDMA aanwezig gehad. De hoeveelheden cocaïne en MDMA waren van dien aard dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Deze handelshoeveelheden, alsmede de in de garageboxen aangetroffen voor de bewerking en distributie van verdovende middelen geschikte voorwerpen, duiden er op dat de verdachte met een zekere mate van professionaliteit betrokken is geweest bij de handel in en/of verspreiding van harddrugs.
Harddrugs zijn voor de volksgezondheid in het algemeen en voor de gezondheid van gebruikers daarvan in het bijzonder zeer schadelijke stoffen, en het gebruik ervan is bezwarend en in toenemende mate ontwrichtend voor de samenleving. De handel in en/of verspreiding van harddrugs heeft bovendien veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg en dient daarom evenals het opzettelijke bezit ervan krachtig te worden bestreden. Vanwege de ernst van het strafbare handelen van de verdachte is dan ook alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende sanctie.
De Oriëntatiepunten voor straftoemeting van 2013 bevatten geen oriëntatiepunt ten aanzien van artikel 2 onder C van de Opiumwet. Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof daarom tot uitgangspunt genomen welke straffen rechters doorgaans rond 2013 hebben opgelegd voor het opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden harddrugs als de onderhavige.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie op naam van de verdachte van 24 augustus 2022 blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en/of onherroepelijk is veroordeeld, waaronder in 1999, 2005 en 2010 voor het bezit van harddrugs. Gelet op het feit dat die veroordelingen ruim vóór het onderhavige delict hebben plaatsgehad, zal het hof deze niet in strafverzwarende zin bij de strafmaat betrekken.
Verder heeft het hof acht geslagen op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarover hij ter terechtzitting van 30 augustus 2022 heeft verklaard. Hierin ziet het hof geen reden voor strafmatiging.
Het hof zal wel in strafmatigende zin rekening houden met een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM en overweegt als volgt.
Het hof is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 5 november 2013, de datum waarop de woning van de verdachte is doorzocht en hij is aangehouden en in verzekering gesteld. Wat betreft de berechting van feit 3 zijn het hof geen bijzondere omstandigheden gebleken die een langere redelijke termijn rechtvaardigen dan de termijn van twee jaren voor de berechting per instantie.
Gelet op de datum van het vonnis van de rechtbank, te weten 1 mei 2020, constateert het hof dat de redelijke termijn in eerste aanleg met vier jaren en zes maanden is overschreden. De redelijke termijn in hoger beroep is met vier maanden overschreden.
Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. [2]
Bij een tijdige afdoening in eerste aanleg en in hoger beroep zou het hof aan de verdachte, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de hoeveelheden aangetroffen verdovende middelen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 27 maanden hebben opgelegd.
Nu het hof heeft vastgesteld dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, zal het hof deze in beginsel passend en geboden geachte gevangenisstraf matigen met 10%. Dat betekent dat het hof aan de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden zal opleggen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis met daarnaast een geheel voorwaardelijk deel óf een werkstraf zoals de verdediging heeft bepleit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 (Sv), aan de orde is.

Beslag

Gedurende het onderzoek naar het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde zijn verschillende voorwerpen in beslag genomen.
Het hof is van oordeel dat de voorwerpen onder categorie A op de beslaglijst, te weten de voorwerpen die in beslag zijn genomen in verband met het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen, moeten worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van de voorwerpen, al dan niet in combinatie met elkaar, in samenhang met het redelijkerwijs te verwachten gebruik ervan is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Ten aanzien van de in beslag genomen kluis en twee documentmappen, voorwerpen die onder categorie B op de beslaglijst zijn opgenomen, is het hof van oordeel dat deze aan verdachte moeten worden teruggegeven. Deze voorwerpen zijn naar het oordeel van het hof niet vatbaar voor
verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering verzet zich
ook overigens niet tegen teruggave van deze voorwerpen aan verdachte.
De twee in beslag genomen horloges, eveneens opgenomen onder categorie B op de beslaglijst, zijn op grond van artikel 117 Sv vernietigd. Het beslag is daardoor beëindigd op grond van artikel 134, tweede lid onder c Sv, zodat ten aanzien van die voorwerpen geen beslagbeslissing meer aan het hof voorligt.
Met betrekking tot de voorwerpen onder categorie C op de beslaglijst, te weten drie horloges en diverse munten(verzamelingen), neemt het hof geen beslissing. Het hof heeft vastgesteld dat op dit moment op deze voorwerpen uitsluitend conservatoir beslag op de voet van artikel 94a Sv rust. Uit artikel 353 Sv en jurisprudentie volgt dat ten aanzien van (enkel) conservatoir in beslag genomen voorwerpen geen beslissing bij einduitspraak in de strafzaak mogelijk is. Het hof begrijpt de omschrijvingen (onder de kop ‘beslissing’) op de papieren beslaglijst in het dossier namelijk zo, dat op de voorwerpen onder deze categorie niet langer klassiek strafvorderlijk beslag op de voet van artikel 94 Sv ligt, waarover het hof zou moeten beslissen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. tas, [winkel01] , plastic, met maatbeker, snowseals, verpakk. materiaal, buisjes;
2. gereedschap, zilverkl., [winkel02] , sealapparaat, inpakmachine;
3. tas, [winkel03] plastic, inh. diverse plastic handschoentjes;
4. lepel, zilverkl., voorzien van witte poederresten;
5. tas, wit, [winkel04] , inh. sealapp, foodsaver + verpakk. materiaal;
6. tas, rood, Rimi, inh. sealapp., 2 weegsch., 2 verpakmat.,handsch., koker;
7. pan, grijs, grillpan, incl. zak met gripzakjes;
8. tas, meerkleur., [winkel05] , inh. sealapp., weegs., verpakk. mat., indicator, koffie hds;
9. tas, wit, plastic, inh. weegsch., koffiemolen, gsm, flesje vloeistof, drugs;
10. telefoontoestel, grijs, Nokia GSM, zat in witte plastic tas [winkel06] ;
11. tas, [winkel01] , plastic, inh. grote hoeveelheid ghb-flesjes;
12. dozen, 2, bruin, inh. grote hoeveelheid ghb-flesjes;
13. tas, wit, plastic, inh. geldtelmachine, beige, spb mercadona;
14. tassen, 2, grijs, vuilniszakken, inh. restafval;
15. verwarmingsketel, meerkleur., BorstHGRE201, verwarmingsapp. in bruine verpakkingsdoos;
16. weegschaal, zilverkl., Escali, in witte verpakkingsdoos;
17. dozen, 10, meerkleur., Edelweiss, 9x12 pkn per doos en 1x7 pkn (aangebr.doos);
18. weegschaal, meerkleur., in de vorm van ed-hoes;
19. papieren, 15 stuks, krantenknipsels [krant] in plastic hoes;
20. tas, paars, [winkel01] , inh. koffiemolen + 2 potjes poeder;
21. koffiemolen, Braun, aangetroffen in paarse [winkel01] -tas, witte poederrest;
22. poeder, wit, Boodha, wit potje, inh. wit poeder, cafeïne;
23. poeder, wit, Federa, witte pot federa, inh. wit poeder, inositol.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
26. kluis, Toledo TKE-180, OI2619-48684-BJ-028;
1. documentenmap, OI2619-48684-KVI-040;
1. documentenmap, OI2619-48684-KVI-050.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. W.M.C. Tilleman en mr. L.I.M. van Bergen, in tegenwoordigheid van mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 september 2022.
mr. L.I.M. van Bergen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna onderscheidenlijk aan te duiden als [nummer01] en [nummer02] .