ECLI:NL:RBOBR:2024:96

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
23/1579 en 23/1622
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van AOW-pensioen van ongehuwden naar gehuwden door geregistreerd partnerschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 15 januari 2024, worden de beroepen van eisers tegen de wijziging van hun AOW-pensioen beoordeeld. Eisers, die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, ontvingen voorheen een ongehuwdenpensioen. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft hen per 1 januari 2023 het pensioen aangepast naar de norm van gehuwden, wat leidde tot bezwaar van eisers. De rechtbank behandelt de beroepen en concludeert dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden om als duurzaam gescheiden levend te worden aangemerkt. De SVB heeft terecht het AOW-pensioen herzien, aangezien het geregistreerd partnerschap gelijkgesteld wordt met een huwelijk. De rechtbank wijst erop dat de onderlinge verbondenheid van eisers, zowel financieel als sociaal, niet duidt op een duurzame scheiding. De rechtbank oordeelt dat er geen ongerechtvaardigd verschil in behandeling is tussen geregistreerd partners en stellen die zich niet als zodanig hebben geregistreerd. De beroepen worden ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, hoewel het griffierecht wordt teruggestort vanwege samenhangende zaken.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 23/1579 en SHE 23/1622

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de SVB

(gemachtigde: mr. M. Sturmans).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de wijziging van hun pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) van een ongehuwdenpensioen in een gehuwdenpensioen vanaf januari 2023.
De SVB heeft eisers deze wijziging bij twee afzonderlijke besluiten van 14 februari 2023 meegedeeld.
Met de bestreden besluiten van 9 mei 2023 op de bezwaren van eisers is de SVB bij die besluiten gebleven. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Het beroep van eiseres is ingeschreven onder SHE 23/1579 en het beroep van eiser onder nummer SHE 23/1622.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan
hebben deelgenomen: eiser, eiser in zijn hoedanigheid als gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de SVB.

Overwegingen

Aangaan geregistreerd partnerschap
1. Eisers hebben een relatie en ontvingen allebei een AOW-pensioen voor ongehuwden. Eiseres heeft een woning aan de [adres] en eiser heeft een woning aan de [adres] . Eisers hebben op 16 december 2022 bij de SVB gemeld dat zij op 6 december 2022 een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met elkaar. Zij zijn fiscaal partners maar wonen niet op hetzelfde adres. De SVB heeft vervolgens eisers gevraagd een formulier 'Onderzoek woonsituatie' in te vullen om de woonsituatie te onderzoeken.
2. De SVB heeft naar aanleiding van de door eisers aangeleverde informatie bij besluiten van 14 februari 2023 de AOW van eisers aangepast naar de norm van gehuwdenpensioen. Daarnaast heeft de SVB bepaald dat het teveel ontvangen bedrag over de maand januari 2023 terugbetaald dient te worden.
Het bestreden besluit
3. De SVB heeft op 9 mei 2023 de bezwaren van eisers tegen de aanpassing naar het gehuwdenpensioen ongegrond verklaard. De SVB stelt zich op het standpunt dat ze terecht het AOW-pensioen van eisers heeft herzien naar dat van gehuwden per 1 januari 2023. De SVB stelt dat het aangaan van het geregistreerd partnerschap gevolgen heeft omdat het gelijk wordt gesteld met een huwelijk. De SVB merkt eisers niet aan als duurzaam gescheiden levend omdat sprake is van een onderlinge verbondenheid, zowel in financieel als in sociaal opzicht, die te groot is om eisers aan te merken alsof zij geen geregistreerd partner zijn. Daarom hebben eisers alleen recht op AOW voor gehuwden. De in het bezwaar van eisers genoemde mogelijkheid van het toepassen van de Tweewoningenregel komt de SVB niet toe, omdat deze niet van toepassing is op geregistreerde partners.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt de herziening naar een gehuwdenpensioen op grond van de AOW vanaf januari 2023.
5. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Duurzaam gescheiden levend?
6. Eisers voeren in beroep aan dat ze weliswaar per 6 december 2022 het geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, maar ieder hun eigen woning hebben en gescheiden wonen. De financiën hebben ze gescheiden op één uitzondering na omdat ze om praktische redenen een gezamenlijke bankrekening hebben. Eisers betogen dat zij vanaf januari 2023 onverminderd aanspraak maken op een ongehuwdenpensioen.
7. De SVB stelt zich op het standpunt dat het aangaan van het geregistreerd partnerschap voor eisers gevolgen heeft voor het AOW-pensioen omdat het geregistreerd partnerschap gelijk is gesteld met een huwelijk. Verder stelt de SVB dat eisers niet duurzaam gescheiden leven omdat de onderlinge verbondenheid, zowel in financieel als in sociaal opzicht, te groot is. Daarom merkt de SVB eisers niet aan als ware zij ongehuwd.
8. Uit artikel l, tweede lid, aanhef en onder d, van de AOW, volgt dat de als partner geregistreerde gelijkgesteld wordt met een gehuwde. Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW, wordt voor de toepassing van de AOW als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd
is.
9. Voor gevallen waarin geen sprake is van een ongewilde verbreking van de huwelijkse samenleving legt de Centrale Raad van Beroep (CRvB) het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. [1] Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;
b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;
c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.
10. Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. [2] Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken. [3]
11. Verder kan in het algemeen worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk betrokkenen de intentie hebben om een vorm van echtelijke samenleving aan te gaan. Dat kan ook op een andere manier dan door het voeren van een gezamenlijke huishouding. Er kan niet helemaal worden uitgesloten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken. Dat moet dan wel ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijken.
12. Gezien het bepaalde in artikel 1, tweede lid, aanhef en onder d, van de AOW, geldt dit ook voor het aangaan van een geregistreerd partnerschap.
13. De rechtbank is van oordeel dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden om - voor de toepassing van de AOW - als duurzaam gescheiden levend te worden aangemerkt. Eisers leiden geen eigen leven alsof zij niet met de ander een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. De rechtbank betrekt hierbij dat eiser eiseres verzorgt omdat zij hulpbehoevend is en dat ze ook buiten de zorg tweemaal per dag contact hebben. Eisers eten vijf keer per week samen, doen samen boodschappen, musiceren iedere week samen, maken viermaal per jaar uitstapjes met elkaar en gaan twee keer per jaar met elkaar op vakantie. Daarnaast overnachten ze tweemaal per week bij elkaar en hebben ze elkaars sleutel van de woning. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dus niet ondubbelzinnig dat eisers duurzaam gescheiden leven in de zin van artikel 1, derde lid, onderdeel b, van de AOW, zodat zij voor de toepassing van die wet niet zijn aan te merken als ongehuwden.
14. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Gerechtvaardigd verschil?
15. Eisers voeren aan dat er sprake is van rechtsongelijkheid en onrechtvaardigheid omdat koppels die niet als partners zijn geregistreerd en ieder hun eigen woning hebben, wel een AOW-uitkering voor ongehuwden krijgen terwijl ze feitelijk leven als ware ze gehuwd.
De regelgeving doet volgens eisers geen recht aan de verschillende leefvormen die er zijn. Onvolkomenheid van de huidige wetgeving is reden geweest voor het Ministerie van SZW om een verkenning te starten naar de verscheidenheid aan leefvormen in relatie tot het recht op AOW. Eisers wijzen op hetgeen op pagina 4 van het rapport 'Verkenning leefvormen in de AOW' is beschreven, waaruit blijkt dat het stelsel van de leefvormen in de AOW complex is, de huidige regels niet altijd aansluiten bij de beleving van burgers, er onderscheid wordt gemaakt tussen gehuwden en ongehuwden en het stelsel kan leiden tot inconsistente uitkomsten.
16. De SVB stelt dat sprake is van knelpunten bij de uitvoering van de AOW en hij deze onder de aandacht heeft gebracht bij het ministerie van SZW en de Tweede Kamer. Het initiatief tot wetswijziging ligt bij de Tweede Kamer en/of de regering. Totdat sprake is van een wetswijziging, is de SVB gehouden uitvoering te geven aan de bepalingen van de AOW zoals die thans gelden. Deze bepalingen hebben geleid tot de bestreden besluiten. Tot slot stelt de SVB dat geen sprake is van rechtsongelijkheid omdat geen sprake is van gelijke gevallen bij geregistreerd partners en stellen die zich niet als zodanig hebben geregistreerd.
17. Onder verwijzing naar de hiervoor aangehaalde uitspraak van de CRvB van 1 september 2023 overweegt de rechtbank dat voor de toepassing van de AOW in alle opzichten volledig gelijke behandeling van gehuwden en ongehuwden nooit heeft bestaan. Verder heeft de CRvB in die uitspraak geoordeeld dat verschillende behandeling van gehuwden en ongehuwden gerechtvaardigd is omdat de situatie van ongehuwd samenwonenden, gelet op de bijzondere band van het huwelijk die sociale, persoonlijke en juridische gevolgen heeft, niet gelijk is aan de situatie van gehuwden. Datzelfde geldt voor het geregistreerd partnerschap, dat in deze zaak aan de orde is, gezien de overeenkomsten van het geregistreerd partnerschap met het huwelijk.
18. De verwijzing naar het rapport ‘Verkenning leefvormen in de AOW’ kan eisers eveneens niet baten. Volgens de geldende wetgeving heeft het aangaan van een geregistreerd partnerschap nu eenmaal gevolgen voor het AOW-pensioen. [4] Het standpunt van eisers komt erop neer dat zij het niet eens zijn met die wetgeving. De CRvB heeft erop gewezen dat er weliswaar in de politiek aandacht is voor de verschillende leefvormen binnen de AOW, maar dat het eindrapport van de minister niet tot enige standpuntbepaling of besluitvorming heeft geleid.
19. De door eisers voorgestane uitleg - dat aan gehuwden en geregistreerd partners AOW naar de alleenstaande norm wordt toegekend als ze beiden een eigen woning ter beschikking hebben (de tweewoningenregel), zoals deze van toepassing is bij ongehuwden, is in het hiervoor genoemde rapport weliswaar als voorstel benoemd, maar heeft ook niet tot een wetswijziging geleid. Onder deze omstandigheden is het niet aan de rechter om hier op vooruit te lopen.
20. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een ongerechtvaardigd verschil in behandeling van geregistreerd partners en stellen die zich niet als zodanig hebben geregistreerd. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

21. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat de SVB terecht het AOW-pensioen van eisers per 1 januari 2023 heeft herzien naar de norm voor gehuwden omdat eisers geregistreerd partner zijn geworden van elkaar. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van griffierecht bestaat daarom geen aanleiding. Wel ziet de rechtbank aanleiding om eenmaal het griffierecht terug te storten, omdat -zoals eiser ter zitting terecht heeft opgemerkt- er sprake is van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 8:41, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.C.J. Mosheuvel, rechter, in aanwezigheid van
drs. M.T. Petersen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2024.
De rechter is niet in de gelegenheid dezeuitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 september 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1698.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932.
3.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1277 en 3 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1093.
4.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 1 september 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1698 en van 23 december 2021, ECLI:NL:CRVBL2021:3355.