ECLI:NL:RBOBR:2024:6242

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
10458709 EL 23-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in effectenleasezaak tussen DEXIA NEDERLAND B.V. en gedaagde met betrekking tot leaseovereenkomsten en vernietiging op grond van artikel 1:88/1:89 BW

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft de kantonrechter op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen DEXIA NEDERLAND B.V. en een gedaagde partij. De zaak betreft meerdere leaseovereenkomsten die de gedaagde heeft afgesloten met DEXIA, waarbij de gedaagde stelt dat zijn echtgenote geen schriftelijke toestemming heeft gegeven voor het aangaan van deze overeenkomsten. De gedaagde heeft een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de overeenkomsten op grond van artikel 1:88 en 1:89 BW, wat door de kantonrechter is gehonoreerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zijn echtgenote vóór 13 maart 2000 op de hoogte was van de overeenkomsten, en dat de verjaring van de bevoegdheid tot vernietiging niet is ingegaan. DEXIA is veroordeeld tot terugbetaling van de door de gedaagde betaalde bedragen, verminderd met eventuele uitkeringen die de gedaagde heeft ontvangen. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment waarop DEXIA met de terugbetaling in verzuim was. Daarnaast is DEXIA veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Civiel recht
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
zaaknummer: 10458709 EL 23-17
vonnis van de kantonrechter van 14 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces).
Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 maart 2023;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek, tevens inhoudende een voorwaardelijke wijziging van eis;
  • de conclusie van dupliek;
  • de rolmededeling van 16 mei 2024;
  • de akte van Dexia;
  • de rolmededeling van 1 augustus 2024;
  • de antwoordakte van [gedaagde] .
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend met als wederpartij (de rechtsvoorganger van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
[contractnummer 1]
4-10-1996
WinstVerdubbelaar
II.
[contractnummer 2]
25-4-1997
WinstVerdubbelaar
III.
[contractnummer 3]
25-7-1997
Click-Leasen
IV.
[contractnummer 4]
12-9-1997
Feestplan
V.
[contractnummer 5]
10-3-1998
WinstVerDriedubbelaar
VI.
[contractnummer 6]
24-4-1998
Feestplan II
VII.
[contractnummer 7]
23-9-1999
Korting Kado
VIII.
[contractnummer 8]
10-3-2000
Korting Kado
IX.
[contractnummer 9]
5-10-2000
Feestplan
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
3-10-2001
€ 3.522,94
Nvt
II.
24-4-2002
€ 3.381,39
Nvt
III.
26-7-2004
€ 1.295,84
Nvt
IV.
11-9-2007
- € 1.262,27
Deels betaald, deels verrekend
V.
9-3-2001
€ 389,06
Nvt
VI.
22-4-2008
€ 89,73
Nvt
VII.
22-9-2009
- € 948,19
Ja
VIII.
9-3-2010
- € 662,03
Deels betaald, deels verrekend
IX.
4-10-2010
- € 5.015,69
Deels betaald, deels verrekend
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [gedaagde] op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 30.317,40 aan maandtermijnen en een bedrag van € 3.566,97 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [gedaagde] € 4.297,25 aan dividenden ontvangen. Dexia heeft € 94,75 aan dividenden verrekend. Op 17 juni 2012 en 18 december 2018 heeft Dexia een totaalbedrag van € 13.704,54 aan [gedaagde] uitgekeerd, volgens Dexia tweederde van de restschuld inclusief reeds verschenen rente inzake overeenkomsten VII. en VIII. en een uitkering naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad in het kader van de Eegalease procedure inzake overeenkomst IX.
2.4.
[gedaagde] was ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten gehuwd met [A] (verder: [A] ). [A] heeft [gedaagde] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van de overeenkomsten.
2.5.
Bij brief van 11 januari 2007 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [A] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de overeenkomsten II., III., IV., VI., VII., VIII. en IX. als bedoeld in artikel 1:89 BW.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
Dexia vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een in goede justitie te betalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente;
- zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [gedaagde] gesloten overeenkomsten, na betaling van een in goede justitie te bepalen bedrag, aan al haar verbintenissen heeft voldaan, daaronder begrepen schadevergoedingsverbintenissen, en derhalve niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is;
- [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de vorderingen van Dexia en concludeert tot
niet-ontvankelijkverklaring van Dexia, althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Dexia in de proceskosten en de nakosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

De overeenkomsten I., V. en IX.:
4.1.
[gedaagde] voert geen verweer (meer) tegen de vorderingen van Dexia, voor zover deze zien op de overeenkomsten I., V. en IX. De vorderingen van Dexia met betrekking tot deze overeenkomsten zijn toewijsbaar.
De overeenkomsten II., III., IV., VI, VII. en VIII.:
Huurkoop en artikel 1:88/1:89 BW4.2. Er is sprake van huurkoop. Dit betekent dat [gedaagde] voor het aangaan van elke overeenkomst de schriftelijke toestemming van [A] behoefde (HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2837 en HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM3868). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [A] de bevoegdheid een beroep te doen op de vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:88 en 1:89 BW.
Beroep Dexia op verjaring vernietiging ex artikel 1:88/89 BW4.3. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 oktober 2015 (JOR 2015/337 m.nt. mr. T.M.C. Arons, ECLI:NL:HR:2015:3018) beslist dat de stuitende werking op de voet van artikel 3:316 lid 1 BW van een collectieve vordering in de zin van artikel 3:305a BW zich uitstrekt tot de verjaring van een op die collectieve actie, ingesteld op 13 maart 2003, aansluitende, individuele vordering tot vernietiging van rechtshandelingen krachtens artikel 1:89 BW en dat dit ingevolge het bepaalde in artikel 3:52 lid 2 BW ertoe leidt dat ook de verjaring van de bevoegdheid tot het uitbrengen van een buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging wordt gestuit. Voorts heeft de Hoge Raad daarin bepaald dat een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring als hiervoor bedoeld, die wordt uitgebracht voor het tijdstip waarop de in artikel 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden is verstreken, tijdig is uitgebracht.
4.4.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:936) volgt dat tot uitgangspunt moet worden genomen dat de verjaring van de bevoegdheid tot vernietiging van de effectenleaseovereenkomsten is gestuit indien uiterlijk zes maanden na 25 januari 2007, dat wil zeggen uiterlijk op 25 juli 2007, een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring is afgegeven.
4.5.
Vastgesteld wordt dat de overeenkomsten II., III., IV, VI., VII. en VIII. méér dan drie jaar voorafgaand aan het aanhangig maken van de collectieve vordering zijn afgesloten. Dat betekent dat bovengenoemd arrest van de Hoge Raad niet van toepassing is indien [A] op 13 maart 2000 bekend was met deze overeenkomsten. Dexia heeft naar aanleiding daarvan aangevoerd dat de bevoegdheid tot die vernietiging is verjaard. Dit wordt door [gedaagde] betwist.
4.6.
In het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2023 ECLI:NL:RBAMS:2023:1221 is het toetsingskader voor zaken als de onderhavige, weergegeven. Beoordeling van deze zaak aan de hand van dat toetsingskader leidt tot het volgende.
4.7.
Voor de beoordeling van het beroep op verjaring door Dexia is van belang op welk tijdstip [A] daadwerkelijk bekend werd met de overeenkomsten. Het verjaringsberoep van Dexia kan alleen slagen wanneer Dexia daarvoor voldoende stelt en onderbouwt. Om Dexia daartoe in staat te stellen moet [gedaagde] voldoende gegevens verstrekken over de (financiële) gezinssituatie en andere feiten, die relevant kunnen zijn voor het vaststellen van het tijdstip van daadwerkelijke bekendheid van [A] met de overeenkomsten. Doet [gedaagde] dat niet dan heeft [gedaagde] het verweer tegen het verjaringsberoep onvoldoende onderbouwd.
4.8.
Eerst zal worden beoordeeld of [gedaagde] zijn verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia voldoende heeft onderbouwd.
4.9.
Door [gedaagde] zijn schriftelijke verklaringen van hemzelf en van [A] overgelegd, waarin staat vermeld dat deze zijn opgesteld op basis van antwoorden die elk van hen buiten aanwezigheid van de ander heeft gegeven in een telefoongesprek met hun gemachtigde.
4.9.1.
In de verklaring van [gedaagde] staat vermeld:
“(…) a. (…) In 1997 was ik 47 jaar oud. Getrouwd met mijn vrouw en samen hebben wij twee dochters, geboren in ‘86 en ’89. Ik was altijd werkzaam als elektricien maar had veel korte dienstverbanden en onzekerheid. Mijn vrouw werkte in de geestelijke gehandicapten zorg.
b. (…) Ik heb dat allemaal schriftelijk geregeld. Doordat ik eerder een overeenkomst had afgesloten kreeg ik steeds nieuwe aanbiedingen toegestuurd. Ik vond het er allemaal erg goed uitzien. Het leken goede aanbiedingen. Ik wilde sparen voor een aanvulling op mijn pensioen. Het afsluiten heb ik inhoudelijk niet besproken met mijn vrouw. Wij hadden een spaarregeling voor de kinderen en ik heb haar verteld dat ik ging sparen voor het pensioen. Dat vond zij prima maar wilde er niets van weten. De latere overeenkomsten, daar wist zij helemaal niets vanaf. Door de maandelijkse betalingen en de onzekerheid die mijn wisselende banen met zich meebracht, vond zij het steeds minder prettig dat er maandelijks gespaard werd. Ik wilde het blijven aanvullen en heb toen extra overeenkomsten afgesloten zonder dat zij dat wist. Dat deed ik van mijn eigen rekening.
c. (…) De eerste overeenkomsten heb ik van de huishoudrekening betaald, dat was een rekening van de Postbank met * [nummer 1] . De latere overeenkomsten heb ik vanaf mijn eigen rekening betaald, dat was een rekening met * [nummer 2] .
d. (…) Op een gegeven moment ging het niet goed meer, dat was na de invoering van de euro. De overeenkomsten stonden er niet goed voor. Ik had drie jaar betaald en moest blijven doorbetalen. In het nieuws werd er toen ook over gesproken. Alles was fout gelopen. Toen heb ik het mijn vrouw moeten vertellen. Het sparen bleek niet echt sparen te zijn. Zij was boos, maar ik ook, op de bank, op Dexia. Wij hadden het niet breed in die tijd dus dit was wel extra vervelend.
e. (…) Wij hadden een huishoudrekening, dit betrof een gezamenlijke rekening. Van deze rekening werden alle uitgaven betaald. Hier hadden wij beiden een pasje van. Ik had ook een eigen rekening. Daar had enkel ik een pasje van. Deze rekening gebruikte ik om te sparen voor mijn pensioen. Die bedragen heb ik dus later aangewend om de overeenkomsten mee te betalen.
f. (…) Ons salaris kwam binnen op de en/of rekening. Andere inkomsten waren er niet.
g. (…) De financiën deden wij beiden wel. Mijn vrouw regelde wel de meeste betalingen maar veel ging ook automatisch. We konden rood staan, er was niet perse een bepaalde structuur. Met het geld van de belastingdienst konden we op vakantie. Met mijn tijdelijke banen en dan weer een uitkering moesten wij wel goed op de uitgaven letten. Mijn eigen rekening beheerde ik zelf. Daar keek mijn vrouw niet naar.
h. (…) Wij konden beiden uitgaven doen. Mijn vrouw regelde voornamelijk de vaste lasten.
i. (…) Post gericht aan mijzelf en voor deze overeenkomsten opende ik zelf. Daar heeft mijn vrouw zich nooit mee bemoeid. Het was mijn ding en ze stond er niet achter, dat er zoveel gespaard werd. Mijn vrouw heeft nooit vragen gesteld over post of betalingen van of aan Dexia. Zij heeft enkel eens opgemerkt, dat wij het geld beter konden besteden wanneer wij het niet zo breed hadden. Zij zag het echt als sparen. De bankafschriften van mijn eigen rekening opende ik zelf en heeft mijn vrouw nooit naar gekeken.
j. (…) Eerst had ik een accountant die het invulde. Dat werd te duur. Een kennis via school hielp daar in die tijd bij. Ik ging daar heen en dan vulden wij het samen in. Mijn vrouw had daar niets mee van doen, er was dacht ik een machtiging zodat zij niet nodig was.
k. (…) Nee, wij hebben geen leningen afgesloten in die periode. In ’95 heb ik de hypotheek verhoogd voor een verbouwing aan de badkamer.
l. (…) Ik heb altijd wel kleine beetjes pensioen opgebouwd, maar omdat ik nooit ergens lang werkte, waren dat geen hoge bedragen. Daarom wilde ik met deze overeenkomsten ook sparen voor een aanvulling. Ik had geen idee dat het een lening was. Mijn vrouw bouwde pensioen op via haar werk. Er waren geen andere voorzieningen.
m. (…) Als we een andere auto nodig hadden dan kocht ik dat meestal zelf. Dat ging via via, niets duurs. We overlegden dan wel maar niet uitgebreid. Veel grote uitgaven deden wij niet. Wij hadden het niet altijd even breed. (…)”.
4.9.2.
In de verklaring van [A] staat vermeld:
“(…) a. (…) In 1997 was ik 34 jaar oud. Wij waren al getrouwd en wij hebben samen twee dochters. Eind ’97 ben ik weer gaan werken. Ik had thuisgezeten omdat het met mijn gezondheid niet helemaal goed ging. Ik ben gaan werken ik de geestelijke gehandicapten zorg. Mijn man is altijd elektromonteur geweest.
b. (…) Ik wist dat er gespaard werd. Vanaf de geboorte van onze oudste zijn wij gaan sparen, voor de studie. Mijn man heeft eens gezegd dat hij ging sparen voor het pensioen. Daar werd maandelijks geld voor naar de bank overgemaakt. Ik zag het ook niet anders dan als spaarpotje voor later, net als voor onze dochters.
c. (…) Ik weet dat er twee of drie bedragen per maand overgemaakt werden naar de bank. Om te sparen. Dat ging van de gezamenlijke rekening.
d. (…) Dat hebben wij op TV gezien. Het kwam ter sprake in een programma dat wij keken, ik vroeg toen aan mijn man, heb jij dat ook? Ik was toen erg verdrietig, teleurgesteld en boos. Het sparen was eigenlijk een belegging met geleend geld. Dat had ik niet geweten en daar had ik ook zeker nooit achter gestaan. Wij hebben het wel moeilijk gehad na die tijd. Zeker toen later bleek hoeveel mijn man eigenlijk had afgesloten. Ik had geen idee dat mijn man naast de drie bedragen die hij spaarde, nog meer had afgesloten. Hoeveel geld daar naar toe is gegaan. Ik ben vandaag de dag nog steeds erg voorzichtig met het uitgeven van geld daardoor.
e. (…) Wij hadden een en/of rekening. Daar kwam alles op binnen en werd alles vanaf betaald. Ik had geen eigen rekening meer. Mijn man had nog wel een eigen rekening. Ik had daar geen pasje van en deed daar dook niets mee.
f. (…) Het salaris werd op de gezamenlijke rekening gestort.
g. (…) Dat deed ik voornamelijk. Er was nog geen internetbankieren dus ik deed het handmatig. Ik regelde overschrijvingen en dergelijke. Veel ging ook automatisch dus daar had ik geen omkijken naar.
h. (…) De overboekingen deed ik veelal. Andere uitgaven konden wij beiden doen.
i. (…) Post gericht aan mijn man opende hij zelf. Net zoals ik mijn eigen post opende. Gezamenlijke post konden wij beiden bekijken. Post van Dexia is mij niet opgevallen. Het zei mij ook niets, ik had daar geen interesse naar en vertrouwde mijn man. De betalingen voor de contracten zag ik echt als sparen. Betalingen van of aan Dexia van de rekening van mijn man heb ik nooit gezien.
j. (…) Dat deed een kennis van ons, die regelde dat. Mijn man vulde dat samen met hem in. Ik vertrouwde erop dat het goed ging. Ik las de ingevulde aangifte nooit door.
k. (…) Wij hebben geen lening afgesloten in die periode. Wij hebben eens een extra lening gehad voor de badkamer maar dat was voor 1997.
l. (…) Ik bouwde pensioen op en mijn man ook. Hij spaarde ook voor zijn pensioen. Wij hadden geen andere regelingen.
m. (…) Van mijn eerste salaris kochten we een vaatwasser, daar hebben we wel samen voor gekeken maar ik had al een bedrag in mijn hoofd. Zulke aankopen overleg je altijd wel. (…)”.
4.10.
Dexia voert in de onderhavige zaak onder meer aan dat de verklaringen uitsluitend berusten op de herinneringen van [gedaagde] en [A] en dat geen bewijsmiddelen worden overgelegd die de daarin genoemde standpunten staven.
4.11.
Dexia verliest hierbij echter uit het oog dat [gedaagde] niet hoeft te bewijzen wanneer [A] daadwerkelijk kennisnam van het bestaan van de overeenkomst. Zoals hiervoor reeds is overwogen rust die bewijslast op Dexia. Wel mag van [gedaagde] worden verwacht dat het verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia zo goed is onderbouwd als in het gegeven geval redelijkerwijs van [gedaagde] kan worden verlangd. Nu echter gesteld noch gebleken is dat in dit geval aan [gedaagde] ook andere bronnen of aanknopingspunten ter beschikking staan dan de herinneringen van [gedaagde] en [A] zelf, kan van [gedaagde] niet worden verlangd dat deze het verweer op iets anders baseert dan op die herinneringen.
4.12.
Naar aanleiding van hetgeen [gedaagde] en [A] hebben verklaard concludeert Dexia dat de inhoud van de verklaringen van [gedaagde] en [A] onvoldoende concreet is en niet is gebaseerd op de separate eigen herinnering van [A] ten opzichte van [gedaagde] . Volgens Dexia wijzen de verklaringen geen concreet moment aan waarop [A] bekend werd met de overeenkomst. Daarbij zijn er aanwijzingen dat zij wel op de hoogte was van de overeenkomsten. Zij was er immers mee bekend dat er gespaard werd. Ook was zij betrokken bij de financiën van het gezin. Bovendien zijn het grootste deel van de overeenkomsten betaald vanaf de en/of-rekening.
4.13.
Naar aanleiding van het voorgaande heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat [A] vóór 13 maart 2000 niet op de hoogte was van de overeenkomsten. Daarnaast is echter nog van belang dat het gerechtshof Amsterdam in het arrest van 30 april 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:1074), onder verwijzing naar onder meer de arresten van de Hoge Raad van 12 januari 2024 (ECLI:NL:HR:2024:18 en 19), heeft overwogen dat de verjaring pas behoort aan te vangen als de niet-handelende echtgenoot (in dit vonnis aangeduid als ‘ [A] ’) in staat is zijn recht geldend te maken en dat daarvoor vereist is dat hij beschikt over de kennis en het inzicht die nodig zijn om zich te beraden over het al dan niet nemen van maatregelen. Volgens het gerechtshof is daarbij van belang of de niet-handelende echtgenoot de kennis en het inzicht had dat voor het sluiten van de onderhavige leaseovereenkomsten zijn of haar toestemming was vereist. Volgens het gerechtshof was verder van belang dat dit vereiste pas in of rond 2002 algemeen bekend werd. Voor een geslaagd beroep op verjaring dient Dexia volgens het gerechtshof feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat de niet-handelende echtgenoot al vóór 2002 de kennis en het inzicht had dat voor het sluiten van de overeenkomst zijn of haar toestemming was vereist. Dergelijke feiten en omstandigheden zijn in de onderhavige zaak niet door Dexia gesteld en deze zijn ook niet uit de processtukken en overgelegde producties af te leiden, zodat Dexia niet worden toegelaten tot bewijslevering.
4.14.
Uit het voorgaande volgt dat Dexia, mede gelet op de toelichting door [gedaagde] , haar stellingen in elk geval onvoldoende heeft onderbouwd. Om die reden wordt het bewijsaanbod van Dexia gepasseerd. Voor wat betreft de datum waarop de niet-handelende echtgenoot daadwerkelijk bekend werd met het bestaan van de overeenkomst en haar mogelijkheden daartegen te ageren wordt als uitgangspunt genomen dat dit niet op een eerdere datum dan 13 maart 2000 het geval is geweest.
4.15.
Het beroep van Dexia op verjaring van de bevoegdheid tot vernietigen slaagt dus niet.
4.16.
Het voorgaande betekent dat ook de overeenkomsten II., III., IV, VI. en VII. rechtsgeldig zijn vernietigd. Dexia dient ook ter zake van deze overeenkomsten aan [gedaagde] te betalen al hetgeen [gedaagde] ter zake van deze overeenkomsten aan Dexia heeft betaald, verminderd met al hetgeen hij ter zake van deze overeenkomsten van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden, overige uitkeringen, opbrengsten en eventueel een reeds ontvangen (gedeeltelijke) schadevergoeding (exclusief wettelijke rente). De betreffende bedragen blijken uit de door Dexia (meest recent) overgelegde financiële gegevens van de onderhavige overeenkomst waarvan de juistheid niet is weersproken.
Wettelijke rente en proceskosten:
4.17.
De wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde vanaf een termijn van vier weken na de vernietigingsbrief, waarna er immers redelijkerwijs vanuit mocht worden gegaan dat Dexia niet in de vernietiging berustte (9 februari 2007).
4.18.
De gevorderde wettelijke rente ter zake van de overeenkomsten II., III., IV., VI, VII. en VIII. is toewijsbaar als volgt.
4.18.1.
Dexia is vanaf bovengenoemde ingangsdatum wettelijke rente verschuldigd over het saldo van hetgeen aan Dexia is betaald minus hetgeen van Dexia is ontvangen.
4.18.2.
Telkens indien na bovengenoemde ingangsdatum door Dexia een bedrag (exclusief wettelijke rente) is betaald ter zake van deze overeenkomsten, is vanaf de datum van die betaling de wettelijke rente verschuldigd over hetgeen na aftrek van dat bedrag (exclusief wettelijke rente) nog door Dexia verschuldigd is.
4.18.3.
De wettelijke rente is verschuldigd tot aan de datum van de voldoening van al hetgeen Dexia op grond van de hiervoor onder 4.5. en 4.19. bedoelde berekeningswijze verschuldigd is.
4.18.4.
Voor zover Dexia in het verleden reeds wettelijke rente heeft voldaan kan deze in mindering worden gebracht op het totale bedrag aan wettelijke rente dat Dexia op grond van het voorgaande verschuldigd is.
4.19.
Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding, zodat de vorderingen van Dexia worden toegewezen als in het dictum vermeld.
4.20.
Dexia zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [gedaagde] gevallen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 542,00 (2,00 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 677,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten I., V. en IX. aan al haar verplichtingen met betrekking tot deze overeenkomsten heeft voldaan en niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is,
5.2.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten II., III., IV., VI., VII. en VIII., na betaling van de bedragen die volgen uit de overwegingen 4.16., 4.17. en 4.18., aan al haar verplichtingen met betrekking tot deze overeenkomsten heeft voldaan en niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is,
5.3.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 677,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.5.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: BF