ECLI:NL:RBOBR:2024:5332

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
C/01/407808 / EX RK 24-131
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontslag van bestuurders van een stichting en zekerheidstelling voor proceskosten

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, is op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een civiele zaak betreffende een verzoek tot ontslag van bestuurders van de Dogecoin Foundation, een stichting gevestigd op de Cook Islands. De rechtbank behandelt een incident waarin belanghebbenden, waaronder Syscoin Stichting, verzoeken om zekerheidstelling voor proceskosten. De rechtbank overweegt dat geen van de uitzonderingen van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van toepassing is, aangezien Dogecoin geen woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank wijst het verzoek tot zekerheidstelling toe en stelt dat Dogecoin een bedrag van € 2.186,00 voor Syscoin I en € 1.818,00 voor zowel [verweerders 1 t/m 3] als [verweerders 4 en 5] moet stellen. De rechtbank benadrukt dat de vorm van de zekerheid in beginsel ter keuze van Dogecoin staat, maar dat een bankgarantie in de gebruikelijke vorm passend is. De rechtbank bepaalt een termijn van twee weken voor het stellen van de zekerheid en compenseert de proceskosten tussen partijen, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. C. Schollen-den Besten.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer / rekestnummer: C/01/407808 / EX RK 24-131
Beschikking van 7 oktober 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
DOGECOIN FOUNDATION,
te Rarotonga (Cook Islands),
verzoekende partij, verweerder in het incident,
hierna te noemen: Dogecoin,
advocaat: mr. L.V. van der Gun,
tegen

1.[verweerder 1] ,

te [plaats] ( [land] ),
2.
[verweerder 2],
te [plaats] ( [land] ),
3.
[verweerder 3],
te [plaats] ,
verwerende partijen, verzoekers in het incident,
hierna samen te noemen: [verweerders 1 t/m 3] ,
advocaat: mr. B.P. Augustijn,
en tegen

4.[verweerder 4] ,

te [plaats] ( [land] ),
5.
[verweerder 5],
te [plaats] ( [land] ),
verwerende partijen, verzoekers in het incident,
hierna samen te noemen: [verweerders 4 en 5] ,
advocaat: mr. E.A. Buziau,
en tegen

6.SYSCOIN STICHTING,

te Eindhoven,
belanghebbende partij, verzoeker in het incident,
hierna te noemen: Syscoin I,
advocaat: mr. R.C. de Mol,
en tegen

7.SYSCOIN STICHTING,

te Eindhoven,
belanghebbende partij,
hierna te noemen: Syscoin II,
advocaat mr. K.W. van der Graaf.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van Dogecoin, met producties 1-21,
- de brief namens Dogecoin van 16 september 2024, met producties 22-30,
- het verweerschrift inhoudende incidenteel verzoek tot zekerheidstelling van Syscoin I
- het incidenteel verzoek tot zekerheidstelling van [verweerders 1 t/m 3] , met producties 1-7,
- het verweerschrift met tegenverzoek van [verweerders 4 en 5] , tevens incidenteel verzoek tot zekerheidstelling.
1.2.
Vervolgens is bepaald dat een beschikking in de incidenten zal worden gegeven.

2.De beoordeling in de incidenten

2.1.
Syscoin I en [verweerders 1 t/m 3] verzoeken met een beroep op artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) dat Dogecoin zekerheid stelt voor de proceskosten en voor schadevergoeding tot betaling waarvan Dogecoin zou kunnen worden veroordeeld. Dogecoin is namelijk gevestigd op de Cook Islands en geen van de uitzonderingen genoemd in artikel 224 lid 2 Rv zijn hier van toepassing. [verweerders 4 en 5] verzoekt ook dat Dogecoin zekerheid stelt voor de proceskosten. Zij heeft dit verzoek verder niet toegelicht, maar de rechtbank begrijp dat dit verzoek is ingegeven door de vestigingsplaats van Dogecoin op de Cook Islands.
2.2.
Syscoin I begroot het bedrag van de zekerheidstelling op € 25.000,00. De hoogte van dit bedrag is niet nader toegelicht.
[verweerders 1 t/m 3] begroot het bedrag van de zekerheidstelling op € 30.000,00. Daarbij is [verweerders 1 t/m 3] uitgegaan van:
  • 4 punten liquidatietarief à € 508,00 per punt (€ 2.032,00)
  • 50 uur honorarium à € 350,00 (€ 17.500,00)
  • ca. € 10.000,00 voor verschotten en kosten inschakeling strafrechtadvocaat.
[verweerders 1 t/m 3] verlangt zekerheidstelling in de vorm van een bankgarantie verstrekt door een gerenommeerde Nederlandse bank of het storten van een bedrag op de kwaliteitsrekening van een door [verweerders 1 t/m 3] goedgekeurde notaris die woont en is ingeschreven in Nederland.
[verweerders 4 en 5] heeft geen concreet bedrag genoemd waarvoor zekerheid moet worden gesteld, noch op welke wijze de zekerheid volgens hem gesteld zou moeten worden.
2.3.
Dogecoin voert verweer tegen de verzoeken om zekerheidstelling. De rechtbank zal daarop hierna ingaan.
2.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat Dogecoin geen woon- of gewone verblijfplaats heeft in Nederland, zodat zij op grond van artikel 224 Rv in beginsel de gevorderde zekerheid moet stellen. De in het tweede lid van artikel 224 Rv genoemde omstandigheden waarin van dit beginsel moet worden afgeweken, zijn in deze zaak niet van toepassing. Wat Dogecoin heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
2.5.
Met betrekking tot het verzoek van Syscoin I stelt Dogecoin dat het bedrag van € 25.000,00 niet is onderbouwd en om die reden de gevraagde zekerheidstelling moet worden afgewezen. Dat verweer slaagt niet. Het is geen vereiste dat de partij die om zekerheid verzoekt ook het volgens hem daarmee gemoeide bedrag noemt. Voldoende is dat wordt gesteld dat de verzoeker in de hoofdzaak in het buitenland woont. Het is aan de rechter om het bedrag van de zekerheid vast te stellen, hij is daarbij niet gebonden aan het door de verzoeker in het incident genoemde bedrag. Met betrekking tot het verzoek van [verweerders 1 t/m 3] voert Dogecoin aan dat de (hoogte van de) schade niet is onderbouwd. Dat verweer strandt ook op de hiervoor vermelde grond.
2.6.
Dogecoin voert tegen alle verzoeken om zekerheidstelling aan dat de rechter in een verzoekschriftprocedure niet verplicht is om een proceskostenveroordeling uit te spreken. De rechter kan volgens een arrest van de Hoge Raad [1] afzien van het gelasten van zekerheidstelling als hij, mede gelet op de aard van het geschil, aannemelijk acht dat geen proceskostenveroordeling zal worden uitgesproken. Volgens Dogecoin heeft de rechtbank in veel van de sinds 2020 op rechtspraak.nl gepubliceerde 2:298-verzoeken inderdaad geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en zijn de proceskosten gecompenseerd. In dit geval is er ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Gelet op de aard van dit specifieke geschil, waarbij naast Dogecoin ook [verweerders 1 t/m 3] enerzijds en [verweerders 4 en 5] anderzijds elkaar verwijten maken en in de procedure met zaaknummer C/01/407588 / EX RK 24-127 over en weer exact hetzelfde vorderen als Dogecoin, is er wat Dogecoin betreft geen aanleiding voor de rechtbank om van de hiervoor gesignaleerde trend af te wijken. Partijen zijn het er kennelijk over eens dat in het bestuur ingegrepen moet worden. Dat de verzoeken van Dogecoin dan afgewezen zouden worden, ligt niet voor de hand. Ook de proceshouding van Dogecoin geeft volgens haar geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook dit verweer volgt de rechtbank niet.
2.7.
Het klopt dat de rechtbank in een verzoekschriftprocedure niet verplicht is om een proceskostenveroordeling uit te spreken. De rechtbank ziet echter geen grond om vooruitlopend op de beoordeling in de hoofdzaak uitsluitend op grond van wat Syscoin I en [verweerders 1 t/m 3] tot op heden hebben aangevoerd te kunnen concluderen dat het aannemelijk is dat in de hoofdzaak geen proceskostenveroordeling zal worden uitgesproken. Dat de vordering van Dogecoin niet zal worden afgewezen, zoals Dogecoin betoogt, staat allerminst vast.
2.8.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om vooruitlopend op het oordeel in de hoofdzaak zekerheidstelling te gelasten voor de schadevergoeding tot betaling waarvan de verzoeker in de hoofdzaak veroordeeld zou kunnen worden. Het moet daarbij gaan om schade die een rechtstreeks gevolg is van het in rechte opkomen van verzoeker, Dogecoin. Volgens Syscoin I is er sprake van misbruik van procesrecht door Dogecoin, omdat zij volgens Syscoin I in het verzoekschrift in de hoofdzaak op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat zij belanghebbende is in de zin van artikel 2:298 BW. [verweerders 1 t/m 3] sluit zich bij dat standpunt aan.
2.9.
Of Dogecoin wel of niet belanghebbende is, moet in de hoofdzaak worden vastgesteld. Op voorhand kan nu niet worden geconcludeerd dat Dogecoin geen belanghebbende is. De rechtbank ziet in dit stadium van de procedure geen aanleiding om vooruit te lopen op het uiteindelijke oordeel daarover in de hoofdzaak De rechtbank wijst er in dat kader op dat Syscoin I nóg een incident aanhangig heeft gemaakt, met het oog op het verkrijgen van duidelijkheid omtrent het belang van Dogecoin in $SYS. Daar komt nog bij dat als het verzoek van Dogecoin wordt afgewezen en zij ten onrechte de procedure is gestart, dat mogelijk wel grond geeft voor een veroordeling in de proceskosten van de wederpartij(en), maar dat nog niet betekent dat Dogecoin ook aansprakelijk zou zijn voor gemaakte kosten, anders dan die welke onder de gebruikelijke proceskostenvergoeding vallen. Ook het oordeel daarover moet worden geveld door de rechter in de hoofdzaak. Op dit moment is er in ieder geval geen aanleiding om te veronderstellen dat de rechter in de hoofdzaak Dogecoin zal veroordelen tot schadevergoeding vanwege het ten onrechte aanhangig maken van de procedure.
2.10.
De conclusie uit het vorenstaande is dat Dogecoin zekerheid moet stellen.
2.11.
Ten aanzien van het bedrag waarvoor Dogecoin zekerheid moet stellen, overweegt de rechtbank als volgt.
2.11.1.
Syscoin I heeft als belanghebbende in de hoofdzaak € 688,00 griffierecht betaald. Voor wat betreft het salaris advocaat kan in dit stadium van de procedure een bedrag van € 1.228,00 voldoende worden geacht. De rechtbank gaat daarbij uit van twee punten – voor het verweerschrift en voor de mondelinge behandeling – tegen tarief II (€ 614,- per punt). Voor de nakosten gaat de rechtbank uit van het tarief van € 178,00 plus € 92,00 in geval van betekening. Gelet op wat hiervoor over eventuele schadevergoeding voor schade die een rechtstreeks gevolg is van het starten van de procedure is overwogen, hoeft daarvoor geen zekerheid te worden gesteld. Hieruit volgt dat Dogecoin voor een bedrag van € 2.186,00 zekerheid moet stellen.
2.11.2.
[verweerders 1 t/m 3] heeft als verweerder in de hoofdzaak € 320,00 griffierecht betaald. Voor wat betreft het salaris advocaat kan in dit stadium van de procedure een bedrag van € 1.228,00 voldoende worden geacht. De rechtbank gaat daarbij uit van twee punten – voor het verweerschrift en voor de mondelinge behandeling – tegen tarief II (€ 614,- per punt). Voor de nakosten gaat de rechtbank uit van het tarief van € 178,00 plus € 92,00 in geval van betekening. Gelet op wat hiervoor over eventuele schadevergoeding voor schade die een rechtstreeks gevolg is van het starten van de procedure is overwogen, hoeft daarvoor geen zekerheid te worden gesteld. Hieruit volgt dat Dogecoin voor een bedrag van € 1.818,00 zekerheid moet stellen.
2.11.3.
[verweerders 4 en 5] heeft als verweerder in de hoofdzaak € 320,00 griffierecht betaald. Voor wat betreft het salaris advocaat kan in dit stadium van de procedure een bedrag van € 1.228,00 voldoende worden geacht. De rechtbank gaat daarbij uit van twee punten – voor het verweerschrift en voor de mondelinge behandeling – tegen tarief II (€ 614,- per punt). Voor de nakosten gaat de rechtbank uit van het tarief van € 178,00 plus € 92,00 in geval van betekening. Hieruit volgt dat Dogecoin voor een bedrag van € 1.818,00 zekerheid moet stellen.
2.12.
De rechtbank merkt hierbij in het algemeen nog op, dat het Syscoin I, [verweerders 1 t/m 3] en [verweerders 4 en 5] vrij staat om lopende de hoofdzaak op grond van artikel 224 Rv om aanvullende zekerheid te vragen, voor het geval de proceskosten oplopen tot boven het bedrag waarvoor nu zekerheid moet worden gesteld.
2.13.
Met betrekking tot de vorm van de zekerheid verlangt [verweerders 1 t/m 3] zekerheidstelling in de vorm van een bankgarantie verstrekt door een gerenommeerde Nederlandse bank of het storten van een bedrag op de kwaliteitsrekening van een door [verweerders 1 t/m 3] goedgekeurde notaris die woont en is ingeschreven in Nederland.
2.14.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 6:51 BW de vorm van de zekerheid in beginsel ter keuze van Dogecoin zelf staat. Daarvoor gelden volgens de Hoge Raad geen andere eisen dan die voortvloeien uit artikel 6:51 lid 2 BW [2] . De vereisten van artikel. 6:51 lid 2 BW zijn dat de aangeboden zekerheid zodanig moet zijn, dat de vordering en, zo daartoe gronden zijn, de daarop vallende rente en kosten behoorlijk zijn gedekt en dat de schuldeiser daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen [3] . De rechter kan bepalen welke vorm van zekerheidstelling in elk geval voldoet aan de vereisten van artikel 6:51 lid 2 BW. De rechtbank acht in dit geval een bankgarantie in de gebruikelijke vorm in ieder geval passend. Wijkt Dogecoin daarvan af, dan dient de rechtbank zo nodig te onderzoeken of die vorm van zekerheid in overeenstemming is met de eisen van art. 6:51 lid 2 BW [4] .
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank niet reeds op voorhand bepalen dat de zekerheid op een bepaalde wijze wordt gesteld.
2.15.
Gelet op artikel 616 lid 3 Rv zal de rechtbank een termijn van twee weken bepalen voor het stellen van zekerheid door Dogecoin. Verder zal de rechtbank eenzelfde termijn bepalen waarbinnen Syscoin I, [verweerders 1 t/m 3] en [verweerders 4 en 5] ieder afzonderlijk de gestelde zekerheid moeten hebben geweigerd of aanvaard. De rechtbank wijst partijen erop dat zij om verlenging van deze termijnen kunnen vragen, dat het door Dogecoin niet binnen de termijn stellen van zekerheid in beginsel leidt tot haar niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak en dat het door Syscoin I, [verweerders 1 t/m 3] en [verweerders 4 en 5] ieder afzonderlijk niet binnen de gestelde termijn reageren op de zekerheid in beginsel leidt tot het verval van hun bevoegdheid om zekerheid te eisen.
2.16.
Voorts wijst de rechtbank partijen op het volgende. Indien tussen partijen naar aanleiding van deze beschikking een geschil ontstaat over de vraag of Dogecoin
tijdigde zekerheid heeft gesteld dan wel de vraag of Syscoin I, [verweerders 1 t/m 3] en [verweerders 4 en 5] ieder afzonderlijk de geboden zekerheid
tijdighebben geweigerd of aanvaard, dan moet dat geschil ter beoordeling aan de rechtbank worden voorgelegd. Daarentegen wordt - ingevolge artikel 616 lid 1 Rv - in geval van geschil over de
genoegzaamheidvan de (tijdig) gestelde zekerheid daarover op vordering van de meest gerede partij in kort geding beslist door de voorzieningenrechter van deze rechtbank.
2.17.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
in het incident:
3.2.
bepaalt dat Dogecoin zekerheid zal moeten stellen:
  • tot een bedrag van € 2.186,00 voor de proceskosten waarin zij jegens Syscoin I in de hoofdzaak zou kunnen worden veroordeeld,
  • tot een bedrag van € 1.818,00 voor de proceskosten waarin zij jegens [verweerders 1 t/m 3] in de hoofdzaak zou kunnen worden veroordeeld,
  • tot een bedrag van € 1.818,00 voor de proceskosten waarin zij jegens [verweerders 4 en 5] in de hoofdzaak zou kunnen worden veroordeeld,
3.3.
bepaalt dat Dogecoin de zekerheid moet stellen binnen twee weken na deze beschikking,
3.4.
bepaalt dat Syscoin I, [verweerders 1 t/m 3] en [verweerders 4 en 5] ieder afzonderlijk binnen twee weken na het stellen van zekerheid, die zekerheid moeten weigeren of aanvaarden,
3.5.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.6.
wijst af wat meer of anders is verzocht,
in de hoofdzaak:
3.7.
bepaalt dat Dogecoin, Syscoin I, [verweerders 1 t/m 3] en [verweerders 4 en 5] zich op
4 november 2024bij akte moeten uitlaten omtrent de zekerheidstelling.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. Bik en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2024 door mr. C. Schollen-den Besten.

Voetnoten

1.HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1580
2.HR 18 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1607, r.o. 3.3.6
3.HR 9 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1181
4.HR 25 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1740