Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.de maatschap [eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
1.De procedure
2.De feiten
- een “overeenkomst verwerving recht tot mestverwerking” met Biopark De Peel B.V. en Merensteyn , waarbij de maatschap tegen betaling van € 70.000,= het recht verkreeg om haar mest te laten verwerken in de mestverwerker van Biopark De Peel
- een “mestverwerkingsovereenkomst” met Merensteyn , waarin de maatschap zich verplicht om zeven jaar lang 10.000 ton drijfmest te leveren aan Merensteyn , die daarna zorgt voor de verwerking van die drijfmest.
- de bevoegdheid van Merensteyn om de tarieven te verhogen in twijfel trok
- wilde dat Merensteyn inzichtelijk zou maken welke omstandigheden aanleiding gaven tot de verhogingen
- Merensteyn beschuldigde van intern wanbeleid
- betoogde dat zij bij het aangaan van de mestverwerkingsovereenkomst had gedwaald
- stelde dat zij inmiddels € 316.432,09 teveel aan Merensteyn had betaald.
Partijen verklaren overeen te komen als volgt:
3.Het geschil
4.De beoordeling
“een beroep in rechte op een vernietigingsgrond kante allen tijdeworden gedaan ter afwering van een op de rechtshandeling steunende vordering (...)”. Dat betekent dat de rechtbank het vernietigingsberoep van de maatschap toch inhoudelijk zal beoordelen.
“3.5.1 Ingevolge art. 6:227 BW moeten de verbintenissen die partijen op zich nemen bepaalbaar zijn.
- de maatschap de juistheid van het totaalbedrag van € 45.161,92 in verband met de ophaalbijdragen erkent
- de maatschap meent dat het bedrag van € 45.161,92 onder het gelegde eigenbeslag valt, zodat zij niet kan worden veroordeeld tot betaling.
5.De beslissing
- het bedrag van € 7.206,46 met ingang van 23 mei 2023,
telkens tot de dag van volledige betaling,