ECLI:NL:RBOBR:2024:1800

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
23/495
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en hoorplicht in bezwaar

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die is opgelegd aan eiser op 3 november 2022, nadat zijn voertuig op 31 oktober 2022 zonder betaling van de verschuldigde parkeerbelasting was geparkeerd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar stelt dat hij ten onrechte niet telefonisch is gehoord tijdens de bezwaarprocedure. De heffingsambtenaar heeft echter verklaard dat hij telefonisch contact heeft geprobeerd op te nemen met de gemachtigde van eiser, maar dat deze niet bereikbaar was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkwijze van eisers gemachtigde in eerdere zaken al bekritiseerd is vanwege het aanvoeren van alleen formele gronden en het slecht bereikbaar zijn. Hierdoor oordeelt de rechtbank dat eiser niet geloofwaardig heeft weersproken dat er contact is geweest met zijn gemachtigde. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat eiser geen inhoudelijke gronden heeft aangevoerd tegen de naheffingsaanslag. De uitspraak is gedaan op 23 april 2024 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Mutsaers, griffier. Eiser heeft het recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/495

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

23 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, de heffingsambtenaar

(gemachtigde: mr. R.A.M.T. Klaassen).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen. Eiser(s gemachtigde) is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Eisers gemachtigde procedeert digitaal en is via het digitale systeem op 26 maart 2024 voor de zitting uitgenodigd. Eiser is dus behoorlijk opgeroepen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 31 oktober 2022 omstreeks 15:37 uur stond het voertuig van eiser met het kenteken [nummer] geparkeerd in de [adres] in [woonplaats] Deze parkeerlocatie is op grond van de toepasselijke gemeentelijke regelgeving aangewezen als plaats waar parkeerbelasting wordt geheven. Eiser had op het hiervoor genoemde moment de verschuldigde parkeerbelasting niet voldaan.
2. De heffingsambtenaar heeft op 3 november 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, bestaande uit € 3,19 parkeerbelasting en € 66,50 kosten naheffing. Met uitspraak op bezwaar van 25 januari 2023 is de naheffingsaanslag gehandhaafd. Eiser vindt dat niet terecht en heeft daarom beroep ingesteld.
3. Eiser klaagt er in beroep over dat hij niet (voldoende) in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. De rechtbank vindt dat eiser dit ten onrechte stelt. Voor dat oordeel is het volgende van belang.
3.1.
Eiser heeft voor de behandeling van deze beroepsprocedure en de daaraan voorafgaande bezwaarprocedure het kantoor Verkeersboete.nl ingeschakeld. Voor dat kantoor zijn onder andere zijn gemachtigde en de heer [naam] werkzaam. In het bezwaarschrift dat door eisers gemachtigde is ingediend is verzocht om een telefonische hoorzitting in de bezwaarfase waarvoor een afspraak kon worden gemaakt met de heer [naam] . De heffingsambtenaar heeft met een aangetekende brief van 11 januari 2023 de gemachtigde van eiser uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting op 24 januari 2023 om 11:00 uur. De brief is verzonden aan de postbus van Verkeersboete.nl en op 12 januari 2023 afgehaald op het PostNL-punt. Eisers gemachtigde betwist niet dat hij genoemde uitnodiging heeft ontvangen.
3.2.
Eisers gemachtigde ontkent dat hij noch de heer [naam] door de heffingsambtenaar op genoemde datum en genoemd tijdstip zijn gebeld. De heffingsambtenaar stelt daar tegenover dat zijn bezwaarafhandelaar [naam] toen wel heeft gebeld met de heer [naam] , maar dat de telefoon (door laatstgenoemde) niet werd opgenomen. In dit geval oordeelt de rechtbank dat het standpunt van de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk is geworden. Daarvoor is het volgende van belang.
3.2.1.
Geen van beide partijen heeft informatie overgelegd met betrekking tot de belhistorie van de bij hen ten behoeve van de telefonische hoorzitting gebruikte c.q. beschikbaar gestelde telefoonnummers. Wel zit er een verklaring in het dossier van de heer [naam] (als onderdeel van het verweerschrift) waarin staat dat hij met de heer [naam] telefonisch contact heeft gezocht op genoemde datum en genoemd tijdstip, maar dat de telefoon niet werd opgenomen.
3.2.2.
Verder stelt de rechtbank vast dat het procesgedrag van eisers gemachtigde al meermalen in de rechtspraak is bekritiseerd dat er in de kern op neerkomt dat er alleen formele gronden tegen de aanslagoplegging worden aangevoerd en dat hij slecht bereikbaar is. [1] Het gerechtshof Den Haag merkt over het procesgedrag van eisers gemachtigde het volgende op: “Uit zijn proceshouding en de door hem ingediende processtukken leidt het Hof af dat de gemachtigde aanstuurt op een beslissing van de Heffingsambtenaar die bij de Rechtbank of het Hof op formele gronden – in het bijzonder vanwege schending van de hoorplicht – wordt vernietigd. De gemachtigde reageert niet op ingesproken voicemailberichten op het door hem opgegeven telefoonnummer en betwist stelselmatig – dat is het Hof ook uit andere dossiers van deze gemachtigde bekend – de ontvangst van alle per gewone post verzonden brieven van de Heffingsambtenaar. Verder blijkt dat belanghebbende dan wel zijn gemachtigde gedurende de gehele procedure niet of nauwelijks aandacht heeft gehad voor de inhoud van de zaak. Het beroepschrift noch het hogerberoepschrift bevat enige inhoudelijke grond tegen de naheffingsaanslag. Het Hof concludeert hieruit dat belanghebbende dan wel zijn (beroepsmatig handelende) gemachtigde uitsluitend heeft willen bereiken dat de zaak voor de tweede maal wordt teruggewezen en de Heffingsambtenaar wordt verplicht (wederom) proceskosten te vergoeden.” [2]
3.2.3.
In deze zaak is voldoende duidelijk dat een herhaling van dit patroon aan de orde is. Daarvoor is van belang dat ook in deze zaak zowel in bezwaar als in beroep alleen formele punten tegen de aanslagoplegging zijn aangevoerd. Eisers gemachtigde is verder zonder berichtgeving niet op de zitting verschenen om het beroep toe te lichten. Verder heeft de heffingsambtenaar desgevraagd verklaard dat hij (onder andere) de uitnodiging voor de hoorzitting en de uitspraak op bezwaar aangetekend heeft verstuurd. Dat doet de heffingsambtenaar standaard bij zaken waarbij (het kantoor van) eisers gemachtigde is betrokken, omdat – zo leert zijn ervaring – de gemachtigde anders standaard de ontvangst van aan hem verzonden stukken betwist. Ook daarin is dat patroon dus zichtbaar.
3.2.4.
Bij deze stand van zaken acht de rechtbank de ontkenning van eisers gemachtigde – dat hij noch de heer [naam] door de heffingsambtenaar is gebeld op 24 januari 2023 om 11:00 uur voor een telefonische hoorzitting – ongeloofwaardig. Het gevolg daarvan is dat in dit geval de stelling van de heffingsambtenaar – dat hij op genoemde datum en tijdstip wel met de heer [naam] heeft gebeld voor een telefonische hoorzitting – niet geloofwaardig is weersproken. Daarom kan van de juistheid van laatstgenoemde stelling worden uitgegaan.
3.3.
Eisers gemachtigde stelt verder dat uit het feit dat hij niet op de uitnodiging heeft gereageerd niet kan worden afgeleid dat hij van het horen in de bezwaarfase heeft afgezien. Hierin heeft eisers gemachtigde geen gelijk. De heffingsambtenaar wijst er terecht op dat bij deze stand van zaken ervan mag worden uitgegaan dat eiser(s gemachtigde) om hem moverende redenen geen gebruik heeft gemaakt van het recht om te worden gehoord. [3]
4. Inhoudelijke gronden tegen de (met de uitspraak op bezwaar gehandhaafde) naheffingsaanslag parkeerbelasting zijn niet aangevoerd.
5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting van 3 november 2022 met de uitspraak op bezwaar van 25 januari 2023 terecht heeft gehandhaafd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Van deze uitspraak wordt een proces-verbaal opgemaakt dat binnen twee weken na vandaag aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechtbank wijst partijen erop dat zij het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Dat moet binnen zes weken nadat het proces-verbaal van deze uitspraak door de rechtbank aan partijen is verzonden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2024 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Mutsaers, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Gerechtshof Den Haag 28 februari 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:369, en gerechtshof Den Haag 19 juli 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1439.
2.Gerechtshof Den Haag 19 juli 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1438.
3.Gerechtshof Amsterdam 31 oktober 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4618.