ECLI:NL:GHDHA:2023:1439
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoorplicht bij naheffingsaanslag parkeerbelastingen en de gevolgen van het niet reageren op uitnodigingen voor een hoorgesprek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, waarin de Rechtbank oordeelde dat de Heffingsambtenaar geen hoorplicht heeft geschonden bij de uitspraak op bezwaar van een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. De belanghebbende had een naheffingsaanslag van € 66,00 ontvangen, bestaande uit € 1,50 aan parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten van de naheffingsaanslag. Na het indienen van bezwaar door de belanghebbende, heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. In hoger beroep stelt de belanghebbende dat de Heffingsambtenaar de hoorplicht heeft geschonden door uitspraak te doen zonder hem te horen. De Heffingsambtenaar betwist dit en stelt dat de belanghebbende meerdere keren in de gelegenheid is gesteld om gehoord te worden, maar hier geen gebruik van heeft gemaakt. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar voldoende pogingen heeft ondernomen om de belanghebbende te horen en dat het niet reageren op de uitnodigingen voor een hoorgesprek voor rekening van de belanghebbende komt. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.