In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 15 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van zijn WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die 47 jaar lang stelselmatig overuren heeft gemaakt, stelt dat zijn maandloon van € 3.921,31, dat door het UWV is vastgesteld, niet correct is. Hij betoogt dat de referteperiode voor de berekening van zijn dagloon, die loopt van 1 mei 2020 tot en met 30 april 2021, niet representatief is omdat hij tijdens de coronacrisis geen overuren kon maken. Eiser verzoekt de rechtbank om een andere referteperiode te hanteren, maar de rechtbank oordeelt dat de wettelijke dagloonregels geen ruimte bieden voor een dergelijke verschuiving. De rechtbank benadrukt dat de wetgever bewust heeft gekozen voor deze regels en dat de rechter niet kan ingrijpen in deze politieke afweging. De rechtbank concludeert dat het UWV het dagloon op juiste wijze heeft vastgesteld en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het bestreden besluit blijft in stand.