ECLI:NL:RBZWB:2023:6352
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van het maandloon voor WIA-uitkering en toepassing van de startersregeling
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van zijn maandloon voor zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had het maandloon vastgesteld op € 1.225,44, wat eiser betwistte. Eiser had zich op 18 mei 2021 ziekgemeld en het UWV had op basis van zijn inkomen over de referteperiode van 1 mei 2020 tot en met 30 april 2021 het dagloon vastgesteld op € 56,42. Eiser stelde dat het UWV ten onrechte uitging van een lager inkomen, omdat hij door corona en andere omstandigheden minder had kunnen werken. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV de referteperiode en de berekening van het dagloon correct had vastgesteld volgens de Wet WIA en het Dagloonbesluit. De rechtbank oordeelde dat er geen ruimte was om af te wijken van de wettelijke bepalingen, ook niet vanwege de bijzondere omstandigheden die eiser aanvoerde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het UWV.