ECLI:NL:RBOBR:2023:4841

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
21/2514
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van loonsanctie opgelegd door UWV wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen door werkgever

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres, een B.V., tegen de loonsanctie die door het UWV is opgelegd. De loonsanctie houdt in dat eiseres het loon van de werkneemster moet doorbetalen tot 11 februari 2022, omdat zij niet zou hebben voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. Het UWV heeft in zijn besluit van 10 februari 2021 vastgesteld dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV heeft in het bestreden besluit van 15 september 2021 de loonsanctie gehandhaafd.

De rechtbank heeft op 5 september 2023 de zaak behandeld. Eiseres heeft betoogd dat het UWV de rapportage van arbeidsdeskundige Willems, die na de loonsanctie is opgesteld, ten onrechte niet heeft betrokken bij de heroverweging in bezwaar. De rechtbank oordeelt echter dat het UWV voldoende heeft aangetoond dat eiseres onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt of er herplaatsingsmogelijkheden zijn in ander of aangepast werk binnen de eigen onderneming. De rechtbank concludeert dat de loonsanctie terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond.

De rechtbank benadrukt dat het UWV de plicht heeft om aannemelijk te maken dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. In dit geval heeft eiseres niet voldoende onderbouwd dat er, gezien de verbeterde belastbaarheid van de werkneemster, geen mogelijkheden zijn om het eigen werk aan te passen of ander passend werk te doen. De rechtbank bevestigt dat de loonsanctie in stand blijft en dat eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/2514

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: [naam] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: B.N. van Driel).
Als derde-partij heeft deelgenomen:
[naam], uit [woonplaats] , de werkneemster,
(gemachtigde: mr. I.E. Mussche).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan haar opgelegde loonsanctie.
1.1.
Met het besluit van 10 februari 2021 heeft het UWV bepaald dat eiseres het loon van de werkneemster moet doorbetalen tot 11 februari 2022 (loonsanctie), omdat eiseres niet zou hebben voldaan aan haar re-integratieverplichtingen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 15 september 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij het opleggen van de loonsanctie gebleven.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De werkneemster heeft zich aangesloten bij dit verweer.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] en [naam] , beiden namens eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. De werkneemster en haar gemachtigde hebben de rechtbank laten weten dat zij niet zullen deelnemen aan de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het terecht is dat het UWV aan eiseres een loonsanctie heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Relevante feiten en omstandigheden
3. De werkneemster werkt sinds 1 februari 2017 bij eiseres als UX researcher voor 40 uur per week. Op 15 februari 2019 heeft zij zich ziekgemeld. Vanaf 22 maart 2019 heeft de werkneemster wisselend gewerkt in aangepaste taken.
3.1.
Op 5 oktober 2019 heeft de bedrijfsarts de belastbaarheid vastgesteld. Op grond daarvan heeft op 22 november 2019 arbeidsdeskundig onderzoek door ArboNed plaatsgevonden. De conclusie van dit onderzoek is dat de eigen functie niet passend is vanwege overschrijding van de belastbaarheid. Het werk is ook niet passend te maken. De overige functies bij de eigen werkgever kennen een vergelijkbare belasting en zijn daardoor ook niet passend. Het advies is een tweesporenbeleid in te zetten. Het tweede spoor is vervolgens gestart op 2 januari 2020.
3.2.
Op 20 juli 2020 heeft de bedrijfsarts de belastbaarheid opnieuw vastgesteld. Daarop is het arbeidsdeskundig rapport van ArboNed van 6 augustus 2020 gevolgd. De werkneemster werkt op dat moment ongeveer 20 uur per week in aangepast ander werk. De arbeidsdeskundige stelt in haar rapport dat de verschillen tussen de arbeidsmogelijkheden en beperkingen in oktober 2019 en juli 2020 minimaal zijn, waardoor haar conclusie niet wezenlijk wijzigt ten opzichte van haar conclusies op 22 november 2019.
3.3.
Op 28 augustus 2020 heeft de werkneemster bij het UWV een deskundigenoordeel aangevraagd. Daarin vraagt zij of eiseres voldoende re-integratie inspanningen verricht vanaf de eerste ziektedag tot de datum van de aanvraag. Op 10 september 2020 heeft de arbeidsdeskundige van het UWV geconcludeerd dat eiseres onvoldoende inspanningen verricht, omdat de mogelijkheden in het eerste spoor onvoldoende zijn onderzocht. Eiseres heeft volgens de arbeidsdeskundige van het UWV niet voldoende onderbouwd dat er, gezien de verbeterde belastbaarheid sinds juli 2020, geen mogelijkheden zijn om het eigen werk aan te passen of ander passend werk te doen in het eerste spoor.
3.4.
In de eindevaluatie van 24 november 2020 is aangegeven dat de werkneemster op dat moment werkzaam is op een werkervaringsplaats voor 6 uur per week. In het plan van aanpak bij de eindevaluatie wordt ook geschreven dat de eigen functie van de werkneemster met ingang van 1 januari 2020 is komen te vervallen. Terugkeer in eigen werk is daarmee geen optie meer. Aangepast ander werk in het eerste spoor is volgens eiseres niet mogelijk, omdat de werkneemster dan uitgebreid omgeschoold zou moeten worden en over de nodige werkervaring moet gaan beschikken. Eiseres heeft vacatures op Java gebied, maar die zijn volgens eiseres te afwijkend van de achtergrond van de werkneemster en vereisen daardoor een te lange scholingsweg.
3.5.
Op 25 november 2020 heeft de werkneemster een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft een sociaal-medisch onderzoek en een arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden om na te gaan of eiseres aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Dit onderzoek heeft geleid tot de besluitvorming zoals genoemd in de inleiding.
3.6.
Eiseres heeft vervolgens aan arbeidsdeskundige Willems advies gevraagd over de re-integratiemogelijkheden van de werkneemster. Hij heeft op 30 april 2021 gerapporteerd en komt tot de conclusie dat er geen passend werk bij eiseres beschikbaar is.
3.7.
Met de beslissing van 31 augustus 2021 is de loonsanctie verkort tot 1 september 2021. Deze beslissing is gebaseerd op het arbeidsdeskundig rapport van 26 augustus 2021 waarin staat dat eiseres door aanvullend arbeidsdeskundig onderzoek inzichtelijk en aannemelijk heeft gemaakt dat er in het eerste spoor geen passende mogelijkheden zijn.
Het geschil
4. Het staat niet ter discussie dat er geen sprake is van een bevredigend re-integratieresultaat. Het geschil tussen partijen richt zich uitsluitend op de vraag of eiseres de re-integratiemogelijkheden in spoor 1 voldoende heeft onderzocht. Het gaat er dan vooral om of eiseres voldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke functies er nog zijn binnen de organisatie en of zij heeft aangetoond dat de werkneemster niet geschikt (te maken) is voor de functies.
4.1.
Eiseres beantwoordt deze vragen bevestigend en zij beroept zich daarbij op de rapportage van arbeidsdeskundige Willems van 30 april 2021. Volgens eiseres bevestigt arbeidsdeskundige Willems de conclusie van de arbeidsdeskundige van ArboNed van 6 augustus 2020 dat het eigen werk van de werkneemster niet passend is en niet passend te maken is en dat voor haar bij eiseres geen andere en/of betere passende mogelijkheden voorhanden zijn. Eiseres betoogt dat het UWV de rapportage van arbeidsdeskundige Willems ten onrechte bij de beoordeling in bezwaar buiten beschouwing heeft gelaten.
4.2.
Het UWV is het daar niet mee eens. Hij blijft bij zijn standpunt dat eiseres onvoldoende heeft gedaan om de werkneemster weer aan het werk te krijgen. Het onderzoek door arbeidsdeskundige Willems is uitgevoerd na de datum einde wachttijd. Op de datum einde wachttijd waren de uitkomsten van dit onderzoek nog niet aanwezig en daarom kunnen die volgens het UWV geen onderdeel uitmaken van de beslissing en de heroverweging in bezwaar.
Het beoordelingskader
5. In artikel 65 van de Wet WIA is bepaald dat het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde (werknemer) in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
5.1.
Het UWV moet zijn besluit deugdelijk motiveren. Een loonsanctiebesluit, zoals bedoeld in artikel 25, negende lid, van de Wet WIA, is een belastend besluit. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat in verband daarmee op het UWV de plicht rust om aannemelijk te maken dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, of dit zonder deugdelijke grond is geschied en daarbij inzichtelijk en concreet te motiveren waaruit de tekortkoming van de werkgever heeft bestaan. [1]
5.2.
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter [2] heeft het UWV een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Daarnaast is de Werkwijzer Poortwachter (de Werkwijzer) van belang, waarmee het UWV aan werkgevers duidelijkheid probeert te bieden over wat van hen bij de re-integratie van een werknemer wordt verwacht.
5.3.
In 4.2.3 van de Werkwijzer staat onder andere dat een onderzoek naar de herplaatsingsmogelijkheden in het eerste spoor in ieder geval uit een inventarisatie van de volgende 2 punten bestaat:
Alle binnen de eigen organisatie voorkomende functies op en onder het (opleidings)niveau van de arbeidsongeschikte werknemer.
Een beoordeling van de geschiktheid van elk van deze functies, op basis van een vergelijking van de daarin voorkomende belasting met de belastbaarheid van de werknemer, daarbij ook rekening houdend met zijn bekwaamheden.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
6. De rechtbank is van oordeel dat het UWV inzichtelijk en concreet heeft gemotiveerd waaruit de tekortkoming van eiseres bij de re-integratie van de werkneemster heeft bestaan. De rechtbank deelt het standpunt van het UWV dat eiseres onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt of er herplaatsingsmogelijkheden zijn in ander/aangepast werk in de eigen onderneming. De eigen functie van de werkneemster is weliswaar vervallen, maar uit de rapportage van ArboNed van 6 augustus 2020 blijkt niet welke overige functies aanwezig zijn in de onderneming van eiseres. De arbeidsdeskundige van ArboNed heeft zich daarover slechts in algemene bewoordingen uitgelaten en het ontbreekt aan specifieke informatie over de functies, de belasting in de functies, de opleidingseisen, ervaringseisen en de geschiktheid van de afzonderlijke functies voor de werkneemster. De rapportage van ArboNed voldoet daardoor niet aan het onderzoek zoals dat wordt beschreven in 5.3. Het gevolg is dat onvoldoende inzichtelijk en onvoldoende controleerbaar is of er binnen de eigen onderneming passende functies voor de werkneemster zijn. In de brief van 1 februari 2021 van eiseres aan de arbeidsdeskundige van het UWV is deze tekortkoming niet hersteld. In deze brief gaat eiseres bij punt 6. immers voornamelijk in op vacatures die zij heeft en die niet passend zouden zijn vanwege gebrek aan kennis en ervaring, maar het onderzoek naar de herplaatsingsmogelijkheden moet niet worden beperkt tot (openstaande) vacatures. Pas met de rapportage van arbeidsdeskundige Willems van 30 april 2021 heeft eiseres inzichtelijk gemaakt dat er geen mogelijkheden waren voor re-integratie binnen spoor 1. In deze rapportage zijn de verschillende functies bij naam genoemd en is per functie beschreven wat het werk inhoudt, wat het functioneringsniveau is en welke scholing en ervaring wordt gevraagd. Arbeidsdeskundige Willems heeft ook per functie onderzocht of die passend is voor de werkneemster. Voor zijn onderzoek heeft hij onder andere gesproken met eiseres en de werkneemster, waarmee hij ook goed inzicht heeft gekregen in de scholing en werkervaring van de werkneemster.
6.1.
De rechtbank deelt het standpunt van eiseres dat het UWV de rapportage van arbeidsdeskundige Willems in de heroverweging in bezwaar had moeten betrekken niet. Maar de rechtbank volgt daarin niet de redenering van het UWV. Die is namelijk te rigide. Het enkele feit dat de rapportage is opgemaakt na de datum einde wachttijd en nadat de loonsanctie is opgelegd, betekent namelijk niet dat het niet kan worden betrokken bij de beoordeling van de re-integratieactiviteiten van eiseres. [3] Of de rapportage in de heroverweging had moeten worden betrokken, is afhankelijk van de vraag of het gaat om nieuwe re-integratie-inspanningen of om een onderbouwing van de stelling van eiseres dat zij voldoende inspanningen heeft verricht. [4] De rechtbank is van oordeel dat de rapportage van arbeidsdeskundige Willems niet kan worden gezien als enkel een nadere onderbouwing van de stelling van eiseres dat zij voldoende inspanningen heeft verricht. De tekortkoming in de re-integratie bestaat er namelijk uit dat eiseres onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt of er nog mogelijkheden zijn in spoor 1. Ook het inzichtelijk maken van de inspanningen die zijn verricht, maakt onderdeel uit van de re-integratie-activiteiten die van een werkgever worden verwacht. [5] Dat heeft eiseres pas gedaan nadat de loonsanctie is opgelegd. Het onderzoek van arbeidsdeskundige Willems bestaat immers uit meer dan alleen het rapporteren van dat wat al eerder is onderzocht. Hij heeft wezenlijk extra onderzoek gedaan en meer onderzoeksactiviteiten verricht dan ArboNed. Het gaat dus om nieuwe re-integratie-inspanningen. De rapportage van arbeidsdeskundige Willems kan daarom bij de beoordeling van de vraag of er voor datum einde wachttijd voldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht geen rol spelen. Het is dan ook terecht dat het UWV deze rapportage bij de heroverweging buiten beschouwing heeft gelaten. Dat de rapportage volgens eiseres ook ziet op de te beoordelen periode (vanaf de eerste ziektedag tot de datum einde wachttijd) maakt dit niet anders. Het extra onderzoek naar mogelijkheden in spoor 1 is immers pas uitgevoerd nadat de loonsanctie is opgelegd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de loonsanctie in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, voorzitter, en mr. F.M.S. Requisizione en
mr. D.J.M. van de Voort, leden, in aanwezigheid van mr. I.M.C. van Og, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

2.Besluit van 3 december 2022, Stcrt. 2002,236, gewijzigd bij Besluit van 17 oktober 2006, Stcrt. 2006, 224.