Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 oktober 2023 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres,
[naam], uit [woonplaats] , de werkneemster,
Rechtbank Oost-Brabant
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres, een B.V., tegen de loonsanctie die door het UWV is opgelegd. De loonsanctie houdt in dat eiseres het loon van de werkneemster moet doorbetalen tot 11 februari 2022, omdat zij niet zou hebben voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. Het UWV heeft in zijn besluit van 10 februari 2021 vastgesteld dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het UWV heeft in het bestreden besluit van 15 september 2021 de loonsanctie gehandhaafd.
De rechtbank heeft op 5 september 2023 de zaak behandeld. Eiseres heeft betoogd dat het UWV de rapportage van arbeidsdeskundige Willems, die na de loonsanctie is opgesteld, ten onrechte niet heeft betrokken bij de heroverweging in bezwaar. De rechtbank oordeelt echter dat het UWV voldoende heeft aangetoond dat eiseres onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt of er herplaatsingsmogelijkheden zijn in ander of aangepast werk binnen de eigen onderneming. De rechtbank concludeert dat de loonsanctie terecht is opgelegd en verklaart het beroep ongegrond.
De rechtbank benadrukt dat het UWV de plicht heeft om aannemelijk te maken dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. In dit geval heeft eiseres niet voldoende onderbouwd dat er, gezien de verbeterde belastbaarheid van de werkneemster, geen mogelijkheden zijn om het eigen werk aan te passen of ander passend werk te doen. De rechtbank bevestigt dat de loonsanctie in stand blijft en dat eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.