In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een loonsanctie opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellante, een BV, omdat zij onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht voor haar werknemer die zich ziek had gemeld. De werknemer, werkzaam als kaasmaker, had zich op 21 april 2018 ziekgemeld en het Uwv had op 2 maart 2020 besloten om de loondoorbetalingsverplichting te verlengen met 52 weken, omdat de re-integratie-inspanningen van appellante niet deugden. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de loonsanctie niet terecht was opgelegd, omdat zij de mogelijkheden voor re-integratie niet voldoende inzichtelijk had gemaakt, en dat dit een motiveringsgebrek opleverde dat in bezwaar kon worden hersteld. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet tijdig de benodigde informatie heeft verstrekt en dat de loonsanctie terecht is opgelegd. De Raad bevestigt dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever inzichtelijk moeten zijn en dat het Uwv op basis van de beschikbare informatie een oordeel moet vellen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van appellante is afgewezen.