ECLI:NL:RBOBR:2023:4499

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
18/2847 T2
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wob-verzoek met betrekking tot politie-informatie en samenwerking met [bedrijf]

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 12 september 2023, wordt een Wob-verzoek behandeld dat betrekking heeft op de samenwerking tussen de politie en [bedrijf] in het kader van het programma 'Ontvoerd'. De rechtbank heeft eerder geconstateerd dat de korpschef niet alle relevante informatie heeft verstrekt en heeft hem de gelegenheid gegeven om gebreken in de informatievoorziening te herstellen. De rechtbank heeft in deze uitspraak de korpschef opgedragen om nadere zoekslagen te verrichten naar documenten en correspondentie die mogelijk onder hem berusten, met name met betrekking tot zaken in Portugal, Turkije en Bosnië. De rechtbank heeft ook overwogen dat de korpschef niet voldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde gegevens als politiegegevens zijn aangemerkt en waarom deze niet openbaar kunnen worden gemaakt. De rechtbank heeft de korpschef een termijn van twaalf weken gegeven om de gebreken te herstellen en heeft bepaald dat hij binnen twee weken moet meedelen of hij gebruik maakt van deze gelegenheid. De uitspraak is openbaar gedaan en is ondertekend door de voorzitter en de leden van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/2847 T2
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 12 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de korpschef van politie, de korpschef

(gemachtigden: mr. D.I. van Weerden en mr. J.P. Heinrich).
Als derde-partij neemt aan het geding deel: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf] B.V.(hierna: [naam] ), uit [plaats] , de rechtsopvolger van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf] B.V.(hierna: [bedrijf] ), uit [plaats] (gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

1.1
Voor het procesverloop verwijst de rechtbank allereerst naar de tussenuitspraak van 29 april 2022 (hierna: de tussenuitspraak) [1] .
1.2
De korpschef heeft in reactie op de tussenuitspraak op 5 augustus 2022 een aanvullend besluit genomen (hierna: deelbesluit VI).
1.3.
Het beroep van eiser wordt op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geacht mede betrekking te hebben op deelbesluit VI.
1.4
Bij brief van 10 augustus 2022 heeft de korpschef op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend en voor een deel daarvan onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank hiervan kennis mag nemen.
1.5
Eiser heeft op 7 september 2022 zijn zienswijze over deelbesluit VI naar voren gebracht.
1.6
Bij brief van 7 november 2022 heeft eiser de rechtbank laten weten dat hij beschikt over informatie in documenten die volgens hem een deel van de in de tussenuitspraak ten onrechte ongegrond verklaarde beroepsgronden onderbouwt. Eiser heeft de rechtbank onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb verzocht dat uitsluitend zij van die stukken kennis neemt. Ook heeft eiser een notitie overgelegd waarin hij argumenten aanvoert waarom de betreffende beroepsgronden wel zouden moeten slagen.
1.7
In reactie hierop heeft de rechtbank eiser bij brief van 14 november 2022 laten weten dat hij desgewenst binnen twee weken de documenten kan indienen en hij het verzoek om beperkte kennisneming moet motiveren.
1.8
Bij brief van 25 november 2022 heeft de korpschef gereageerd op eisers brief van
7 november 2022.
1.9
Bij brief van 12 december 2022 heeft eiser documenten ingebracht en verzocht daarop artikel 8:29 van de Awb toe te passen.
1.1
Bij brief van 15 december 2022 heeft de rechtbank de korpschef verzocht een reactie te geven over, kortgezegd, een document dat wel of niet onder hem berust. Bij brief van 20 januari 2023 heeft de korpschef hierop een reactie gegeven.
1.11
Bij beslissing van 1 februari 2023 heeft de rechtbank het verzoek van eiser om beperkte kennisname afgewezen. De rechtbank heeft de desbetreffende documenten retour gezonden aan eiser.
1.12
Bij beslissing van eveneens 1 februari 2023 heeft de rechtbank ten aanzien van het op 10 augustus 2022 gedane verzoek van de korpschef geoordeeld dat i) de geheimhouding van de ongeschoonde versie van de documenten die met deelbesluit VI aanvullend openbaar zijn gemaakt van rechtswege is gegeven en ii) het verzoek over de ongeschoonde versie van de documenten die zijn betrokken bij de besluitvorming op het Wob [2] -verzoek van mevrouw [naam] wordt toegewezen.
1.13
Eiser heeft bij brief van 13 februari 2023 aan de rechtbank toestemming gegeven de onder ii) genoemde documenten bij de beoordeling van het beroep te betrekken.
1.14
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

2. Deze tussenuitspraak bouwt voort op de vorige tussenuitspraak (hierna ook wel: vorige tussenuitspraak). De rechtbank heeft overwogen dat uit de rechtsoverwegingen 21, 27, 29, 36, 37, 38, 39, 40, 44.1, 51.1, 54.1, 55.1, 63.1, 64.1, 69.2, 71.1, 80.2, 83.1, 84.1, 85.1, 86.1, 87.1, 88.1, 89.1, 95, 96, 97.1, 97.2, 97.3, 97.4, 97.5, 97.6, 97.7, 98.1, 98.2, 102.2, 113 en 124 volgt dat het besluit van 20 december 2018 niet zorgvuldig voorbereid en/of ondeugdelijk gemotiveerd is. De rechtbank heeft de korpschef in de gelegenheid gesteld de gebreken te herstellen. Om de gebreken te herstellen, moet de korpschef met het oog op rechtsoverwegingen 21, 27, 29, 36, 37, 38, 39, 40, 44.1, 51.1, 54.1, 55.1, 63.1, 64.1, 69.2, 71.1, 80.2, 83.1, 84.1, 85.1, 86.1, 87.1, 88.1 en 89.1 nadere zoekslagen verrichten en inzichtelijk maken hoe hij heeft gezocht. Als de korpschef meer documenten aantreft, dan zal hij moeten beoordelen of die documenten openbaar gemaakt kunnen worden. Ook moet de korpschef met het oog op de rechtsoverwegingen 95, 96, 97.1, 97.2, 97.3, 97.4, 97.5, 97.6, 97.7, 98.1 en 98.2 het onderhavige Wob-verzoek doorzenden naar andere bestuursorganen onder mededeling van de doorzending aan eiser. Voor wat betreft rechtsoverweging 102.2 moet de korpschef (de) weglakkingen van de datums in de desbetreffende documenten beter motiveren of (de) weglakkingen ongedaan maken. Wat betreft rechtsoverweging 113 moet de korpschef de belangenafweging tussen de persoonlijke levenssfeer van de genoemde personen en de openbaarheid van de gegevens (beter) motiveren. Wat betreft rechtsoverweging 124 moet de korpschef (de) weglakkingen in de in de tabel hierboven vermelde pagina’s beter motiveren of (de) weglakkingen ongedaan maken.
De Wet open overheid (Woo)
3. De Wet open overheid (Woo) is op 1 mei 2022 in werking getreden en heeft onmiddellijke werking. Ook op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken moet (dus) met inachtneming van de bepalingen van de Woo worden beslist. De rechtbank stelt vast dat de korpschef met deelbesluit VI de Woo ook heeft toegepast.
Nadere zoekslagen
4.1
De korpschef heeft in deelbesluit VI toegelicht, voor zover hier nog belang, dat hij naar aanleiding van de tussenuitspraak nadere zoekslagen heeft verricht. Daarbij zijn 55 documenten aangetroffen die binnen de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek vallen en die niet in de eerdere besluitvorming zijn betrokken. De korpschef wijst erop dat er geen centraal gearchiveerd dossier ‘ [bedrijf] ’ is, zodat hij voor de aanlevering van de informatie afhankelijk is geweest van de archivering in individuele dossiers door individuele functionarissen. Hierdoor is niet alle informatie die is gegenereerd in de dossiers waarin [bedrijf] op enig moment betrokkenheid heeft gehad, bewaard gebleven. Dit hoeft ook niet; uitsluitend informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van de politietaak mag, voor een beperkte periode, worden bewaard, andere informatie hoeft niet bewaard te blijven. De Wet politiegegevens (Wpg) kent daarvoor een strikt regime. Informatie over handelingen die worden verricht in verband met de handhaving van de rechtsorde in een bepaald geval, waar zaken over (vermeende) kinderontvoering in beginsel onder vallen, wordt op grond van artikel 9 van de Wpg verwijderd zodra het niet meer noodzakelijk is voor het doel waarvoor ze zijn verzameld of worden gedurende maximaal zes maanden verwerkt om te bezien of ze noodzakelijk zijn voor nieuw onderzoek. Gegevens die worden verwijderd zijn niet langer toegankelijk voor de gewone politiedienst, maar uitsluitend voor specifieke doeleinden. Dit betekent dat lang niet alle informatie omtrent (vermeende) kinderontvoering voor langere periode bewaard moet worden. Daarbij ziet het Wob-verzoek op de periode 2012 - april 2017. Dit is inmiddels geruime tijd geleden. Veel functionarissen die destijds bij de zaken waren betrokken, hebben inmiddels een andere functie, zijn met pensioen of zijn elders gaan werken. Het is gangbare praktijk dat medewerkers die uit dienst gaan bij de politie voor hun vertrek hun mailboxen en persoonlijke schijven opruimen en daarbij een schifting maken tussen informatie die bewaard moet worden en informatie die niet bewaard moet worden. Daarna wordt het account van de functionaris afgesloten en zijn de inbox en persoonlijke schijven niet meer toegankelijk. Al het voorgaande verklaart waarom niet alle informatie die op enig moment is gegenereerd, bewaard is gebleven en bij de besluitvorming op het Wob-verzoek betrokken kon worden.
De korpschef heeft verder aangegeven dat hij zich tot het uiterste heeft ingespannen om de door de rechtbank geconstateerde gebreken in de zoekslagen te herstellen en de ontbrekende informatie te achterhalen, maar dat de reikwijdte van zijn onderzoeksplicht niet onbeperkt is. Op het moment dat wordt verzocht om openbaarmaking van documenten die niet meer onder de korpschef berusten, maar gelet op de bewaartermijnen in de Archiefwet of in specifieke wetgeving wel bij de korpschef hadden behoren te berusten, mag van de korpschef worden verwacht dat hij al het redelijkerwijs mogelijke doet om de documenten alsnog te achterhalen. Als echter wordt verzocht om documenten die gelet op de bewaartermijnen niet meer onder de korpschef behoren te berusten, reikt de inspanningsplicht minder ver. In die gevallen is de korpschef gehouden te bezien of de informatie feitelijk nog voorhanden is. De korpschef vindt dat hij aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan als hij gedegen onderzoek heeft gedaan en gelet op dat onderzoek niet ongeloofwaardig is dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust. Dat is alleen anders als de verzoeker om informatie aannemelijk maakt dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek, een bepaald document toch onder de korpschef berust.
Wanneer het aannemelijk is dat in een bepaald dossier meer handelingen zijn verricht of meer contacten hebben plaatsgevonden en dus dat in het verleden meer informatie daarover onder de korpschef heeft berust, betekent dat niet dat die informatie nu ook nog onder hem berust of behoort te berusten. Dit verklaart ook dat niet alle aanwijzingen die eiser naar voren heeft gebracht ertoe hebben geleid dat aanvullende informatie is aangetroffen.
Een andere reden dat niet alle aanwijzingen van eiser ertoe hebben geleid dat meer informatie is aangetroffen, is dat een (wezenlijk) aantal van de aanwijzingen weinig concreet is. De korpschef wijst er in dit verband nogmaals op dat als na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet (meer) onder het bestuursorgaan berust en die mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt het aan de Wob-verzoeker is om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder het bestuursorgaan berust. Algemene veronderstellingen over contacten die zouden moeten hebben plaatsgevonden, zonder dat vast staat dat die contacten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en dat dat schriftelijk was, zijn onvoldoende om aannemelijk te maken dat er meer, bepaalde informatie is. Een aantal van eisers aanwijzingen is weinig specifiek en biedt geen of onvoldoende aanknopingspunten voor het doen van gericht nader onderzoek naar het bestaan van specifieke informatie.
Tot slot heeft de korpschef vooraf en in algemene zin opgemerkt dat een aantal aanwijzingen die eiser heeft gegeven en ten aanzien waarvan de rechtbank de korpschef heeft opgedragen nader onderzoek te doen, inderdaad aannemelijk maken dat er in een bepaald dossier bepaalde contacten zijn geweest of handelingen zijn verricht waarover informatie zou moeten zijn (geweest). Deze algemene aanwijzingen maken echter niet steeds aannemelijk dat een bepaald document dat binnen de reikwijdte van eisers Wob-verzoek valt (toch) onder de korpschef berust. Eiser heeft immers niet verzocht om openbaarmaking van alle informatie over alle casussen waarin op enig moment contact is geweest met [bedrijf] , maar om – kort samengevat – informatie die op enige wijze is te relateren aan (uitvoering van) ondersteuning aan [bedrijf] / Ontvoerd dan wel het uitwisselen van informatie met [bedrijf] .
4.2
Eiser stelt in zijn zienswijze (onder de punten 13 tot en met 19) dat politiefunctionarissen terughoudend en/of met weerstand op verzoeken om informatie zullen hebben gereageerd en dat om die reden niet alle informatie bewaard is gebleven. Volgens eiser zijn betrokkenen binnen de politieorganisatie in juni 2018 erover geïnformeerd dat samenwerking met derden en het delen van gegevens met [bedrijf] /het programma Ontvoerd niet mogelijk en niet rechtmatig is. Door de gevraagde informatie beschikbaar te stellen zal betrokkenheid van de desbetreffende politiefunctionarissen blijken in een actie die nadrukkelijk door de korpsleiding als onrechtmatig is bestempeld.
Verder voert eiser in zijn zienswijze (onder de punten 51 tot en met 56) samengevat het volgende aan. Onderzoek naar een onderzoeksdossier kan gelden als alternatief voor het uitvragen van politiefunctionarissen. Alle activiteiten, informatiestromen, resultaten in een zaak van Ontvoerd waarin de politie een rol heeft gespeeld zijn vastgelegd in een onderzoeksdossier. Die informatie moet dus ook aanwezig zijn.
4.3
De rechtbank stelt vast dat eiser nieuwe beroepsgronden aanvoert. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling; zie onder meer de uitspraak van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877) kan, gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, niet worden aanvaard dat na een tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Gelet hierop en nu deze beroepsgronden ook al tegen het bestreden besluit van
20 december 2018 en tegen de deelbesluiten IV en V naar voren gebracht hadden kunnen worden, gaat de rechtbank niet op deze beroepsgronden in.
4.4
Eiser keert zich in zijn zienswijze (onder de punten 21 tot 33) tegen het oordeel van de rechtbank dat zij de korpschef volgt in diens toelichting dat geen sprake is geweest van een formeel duurzaam samenwerkingsverband waarbij afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop de Landelijk Eenheid (LE) [bedrijf] zou ondersteunen (rechtsoverweging 79.2 van de tussenuitspraak).
Ook keert eisers zich in zijn zienswijze (onder de punten 58 tot en met 60) tegen de oordelen van de rechtbank dat de stelling van eiser dat er meer documenten moeten zijn op . vermoedens berust (zie bijvoorbeeld de rechtsoverwegingen 42.1, 43.1 en 53.1 van de tussenuitspraak).
4.5
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 12 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1013) kan niet worden teruggekomen van een in een tussenuitspraak gegeven oordeel, behoudens zeer uitzonderlijke gevallen. Met wat eiser hiervoor onder 4.4 aanvoert, is naar het oordeel van de rechtbank van zeer uitzonderlijke gevallen geen sprake, zodat van de desbetreffende in de tussenuitspraak gegeven oordelen wordt uitgegaan. De beroepsgronden slagen niet.
4.6
Eiser voert in zijn zienswijze (onder de punten 34 tot en met 50) tegen de toelichting van de korpschef aan dat op grond van artikel 9 van de Wpg informatie niet bewaard is gebleven, samengevat het volgende aan. Artikel 14 van de Wpg geeft aan dat op grond van artikel 9 van de Wpg verwijderde politiegegevens gedurende een termijn van tenminste vijf jaar worden bewaard ten behoeve van verwerking met het oog op de afhandeling van klachten en de verantwoording van verrichtingen en vervolgens worden vernietigd. De politiegegevens zijn dus beschikbaar voor de afhandeling van klachten en de verantwoording van verrichtingen. Op 19 april 2017, het moment van het indienen van het Wob-verzoek, was de betreffende informatie nog wel aanwezig en moest deze veilig worden gesteld.
4.7
De rechtbank stelt onder verwijzing naar de rechtsoverwegingen 2 en 3 van de vorige tussenuitspraak voorop dat eiser in zijn Wob-verzoek overeenkomstig artikel 4.1, vierde lid, van de Woo, heeft volstaan met het noemen van de bestuurlijke aangelegenheid waarover hij informatie wenst te ontvangen, namelijk de gehele ondersteuning en samenwerking van de politie met [bedrijf] en het programma Ontvoerd in de periode april 2012 - april 2017. De korpschef moet dan nagaan welke documenten informatie over die bestuurlijke aangelegenheid bevatten (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2285, rechtsoverweging 4.2).
Verder wijst de rechtbank erop dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer haar uitspraken van 9 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1214, en van 21 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2477, een bestuursorgaan na indiening van een verzoek om openbaarmaking van documenten niet de vrijheid heeft om documenten, waarop dat verzoek betrekking heeft, te vernietigen. Vanaf dat moment dient het behoud daarvan volledig te worden gewaarborgd. Voor zover het gaat om documenten die politiegegevens bevatten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg, is er weliswaar geen plaats voor toepassing van de Woo op een verzoek om verstrekking van die gegevens en geldt in beginsel een geheimhoudingsplicht, maar dit laat onverlet dat de korpschef ook die documenten moet bewaren. Alleen al om die reden kan de rechtbank het beroep van de korpschef op artikel 9 van de Wpg niet volgen.
4.8
Uit wat hiervoor onder 4.7 is overwogen volgt dat de korpschef, zodra hij het onderhavige Wob-verzoek op 19 april 2017 had ontvangen, actief had moeten onderzoeken welke documenten betrekking hebben op de gehele ondersteuning en samenwerking van de politie met [bedrijf] en het programma Ontvoerd in de periode april 2012 – april 2017 en het behoud van die documenten had moeten waarborgen. Dat heeft de korpschef kennelijk niet gedaan. In hoeverre aan dat nalaten gevolgen moeten worden verbonden, komt hierna aan bod in rechtsoverwegingen 5.6 en 5.7 (zaak 1), rechtsoverwegingen 5.12 en 5.13 (zaak 7), rechtsoverweging 7.5 (informatie bij politiefunctionarissen) en rechtsoverweging 10.4 (de doorgestuurde e-mail met betrekking tot document 44).
Rechtsoverweging 21 (liaison officers)
5.1
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 21 van de vorige tussenuitspraak overwogen dat het niet zonder meer geloofwaardig is dat onder de liaison officers (ook wel: liaisons) geen informatie berust die valt onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. Daarbij wijst de rechtbank er allereerst op dat in de zaken 1, 2, 3, 7 en 10 mailcorrespondentie is aangetroffen van en naar liaison officers. Daar komt bij dat de korpschef niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke manier hij de (acht) liaison officers heeft bevraagd en op welke manier de liaison officers hebben gezocht.
5.2
De korpschef heeft in deelbesluit VI de volgende toelichting gegeven.
5.3
De liaisons zijn individueel bevraagd en via de teamleiders van het Team Liaison Officers. De individuele uitvragen zijn gedaan bij de liaisons in de landen waar één of meerdere zaken hebben plaatsgevonden. Het gaat om negen liaisons die werkzaam zijn in Turkije, Frankrijk, Portugal, Marokko, Bosnië, Suriname, Spanje, Roemenië en de Verenigde Staten. Aan de teamleiders is gevraagd de liaisons die in Duitsland, Polen en België gestationeerd zijn te bevragen. Zij hebben aangegeven dat er in de periode waar het Wob-verzoek op ziet (2012-2017) geen liaisons in die drie landen gestationeerd waren. In de bezwarenfase is reeds gebleken dat er in Angola evenmin een liaison gestationeerd was in de periode waar het Wob-verzoek op ziet, zodat ook de zaak die in Angola speelde niet bij de nadere zoekslag is betrokken. De teamleiders en de liaisons zijn bevraagd door middel van een e-mail waarin is aangegeven naar welke informatie zij een zoekslag moeten doen. De aanwijzingen die eiser in zijn beroepschrift van 22 februari 2021 heeft opgenomen, zijn daarbij ook specifiek genoemd. De e-mail had de volgende tekst:
“Hierbij daarom graag het verzoek een zoekslag te verrichten in alle (algemene en privé) mailboxen, archieven, politiesystemen en (eerdere) liaisons te bevragen door gericht te zoeken a.d.h.v. de volgende zoekopdrachten:
-
Alle communicatie met [bedrijf] over het programma Ontvoerd in de periode 2012 – april 2017;
-
Correspondentie tussen liaison officers en BZ (departement en ambassades) 2012 – april 2017;
-
Correspondentie tussen liaison officers en Ca in de periode 2012 – april 2017;
-
Correspondentie tussen liaison officers en ambtenaren van het directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van J&V (DGRR) in de periode 2012 – april 2017;
-
Correspondentie tussen liaison officers bij de Nederlandse ambassades in het buitenland met autoriteiten (OM, politie, rechtbanken) in het desbetreffende land in de periode 2012 – 2017;
-
Alle communicatie van de LVBP met liaison officers over zaken van het tv-programma Ontvoerd in de periode 2012 – april 2017.
Gebruik s.v.p. (in ieder geval, maar niet uitsluitend) zoektermen om gerichter te kunnen zoeken (denk bv. aan ‘naam kind’, ‘ [bedrijf] ’, ‘ [naam] ’, ‘ [naam] ’, ‘Ontvoerd’, ‘Samenwerking’, ‘Ondersteuning’).”
Ten aanzien van de zaken 1, 2, 3, 7 en 10 zijn de liaisons van de betreffende landen (ook) specifiek gevraagd te onderzoeken of er over die zaken informatie onder hen berust.
5.4
Over zaak 1 heeft de korpschef toegelicht dat de liaison in het land waar deze zaak speelde thans niet meer werkzaam is als liaison en dat bij het vertrek van deze functionaris in oktober 2017 zijn persoonlijke archief en zijn e-mailaccount zijn vernietigd. Wel is op de gemeenschappelijke netwerkschijf van het betreffende team één document aangetroffen. Dit document is beoordeeld (bijlage H bij deelbesluit VI).
Over zaak 2 heeft de korpschef toegelicht dat de liaison in het land waar deze zaak speelde ook liaison was in de periode waar het Wob-verzoek op ziet. Deze functionaris heeft middels de zoektermen een zoekslag gedaan in zijn persoonlijk archief. Daarbij zijn een veertigtal documenten aangetroffen. Daarbij is geconstateerd dat het overgrote deel ervan reeds is betrokken bij deelbesluit II of bij de besluitvorming op het Wob-verzoek van eisers dochter. De overige documenten zijn beoordeeld (bijlage H bij deelbesluit VI).
Over zaak 3 heeft de korpschef toegelicht dat de liaison in het land waar deze zaak speelde een aanvullende zoekslag heeft uitgevoerd in zijn inbox van de liaison en in de mappen in het documentmanagementsysteem dat ook gebruikt wordt voor archivering van e-mails. Daarbij zijn de volgende zoektermen gebruikt: ‘vermissing’, ‘ontvoering’, ‘ [naam] ’, ‘ [bedrijf] ’, ‘mediaberichten’ en ‘programma [naam] ’. De liaison heeft 19 documenten aangetroffen en aangeleverd. Er is geconstateerd dat 12 documenten niet binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen. De overige zeven documenten die wel binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen, zijn beoordeeld (bijlage H bij deelbesluit VI).
Over zaak 5 heeft de korpschef toegelicht dat de liaison in het land waar deze zaak speelde een aanvullende zoekslag heeft uitgevoerd in het archief. Het team van deze liaison heeft in Outlook gezocht naar e-mailberichten middels de zoektermen die in de e-mail waren opgenomen. De liaison heeft aangegeven dat voordat in 2017 werd overgegaan op het systeem Summ-IT (landelijk opsporingssysteem voor de gehele recherche en intelligence) er met een papieren archief werd gewerkt en met het programma ‘Hotdocs’. Het papieren archief is vernietigd. Het programma ‘Hotdocs’ is sinds 2017 niet meer in
gebruik en wordt ook niet meer ondersteund door de IT-voorzieningen. Dit betekent dat
de informatie van de liaison in de periode vóór 2017 niet meer toegankelijk is. Er berust
geen aanvullende informatie van deze liaison onder de korpschef die binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek valt.
Over zaak 6 heeft de korpschef toegelicht dat de liaison in het land waar deze zaak speelde het voormalig team van de liaison uit de periode 2012-2017 heeft benaderd. Daarnaast heeft de liaison (nogmaals) een zoekslag verricht in alle oude e-mailboxen van het toenmalige team. Er zijn geen documenten aangetroffen. Er is ook een uitvraag gedaan bij het huidige team van de liaison. Dit team is niet bekend met [bedrijf] en het programma Ontvoerd. Er berust geen aanvullende informatie onder de korpschef van de betreffende liaison die binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek valt.
Over zaak 7 heeft de korpschef toegelicht dat de liaison in het land waar deze zaak speelde heeft aangegeven dat het politiemutatiesysteem dat destijds werd gebruikt om informatie op te slaan niet meer toegankelijk is, zodat er geen zoekslag kan worden gedaan in dat documentmanagementsysteem. Er zijn geen back-ups gemaakt van dit systeem.
De korpschef heeft over zaak 7 voorts toegelicht dat de liaison in het andere land waar deze zaak (ook) speelde een zoekslag heeft verricht in de zogenoemde ‘Hotdocsjournaals’ en in de groepsjournaals. Dit betreffen digitale documentatiesystemen, waar informatie in de periode 2012-2017 werd gearchiveerd. Er is gezocht middels de zoektermen ‘ [bedrijf] ’, ‘ [naam] ’ en ‘Ontvoerd’. Er is een document aangetroffen waarin wordt gesproken over het televisieprogramma. Het document ziet niet op een individuele zaak en er is geen opvolging aan gegeven, in die zin dat het niet tot vervolgacties (en documentatie) heeft geleid. Het document is beoordeeld (bijlage H bij deelbesluit VI). Daarnaast is aan de hand van dezelfde zoektermen een zoekslag verricht in Outlook en in Summ-IT . Hierbij is geen aanvullende informatie aangetroffen, aldus de korpschef.
Over zaak 10 heeft de korpschef toegelicht dat de liaison in het land waar deze zaak speelde middels de zoektermen ‘ontvoering’, ‘ [naam] ’, ‘[naam kind]’ en ‘ [bedrijf] ’ heeft gezocht naar informatie over de betreffende zaak op de harde schijf van de digitale werkomgeving van de liaison. Daarnaast zijn de medewerkers in het team van de betreffende liaison bevraagd. Het Wob-verzoek is ook doorgestuurd naar de Koninklijke Marechaussee (KMar), omdat is gebleken dat in de periode waarin de zaak speelde er geen liaison vanuit de politie was gestationeerd, maar enkel vanuit de KMar. Het verzoek is daarom ten aanzien van dit onderdeel doorgestuurd naar de KMar (ministerie van Defensie). Er berust niet meer informatie onder de korpschef van de liaison die binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek valt.
Over zaak 11 heeft de korpschef toegelicht dat de liaison in het land waar deze zaak speelde heeft aangegeven dat hij nogmaals in de digitale systemen heeft gezocht middels de zoektermen ‘ [bedrijf] ’, ‘ [naam] ’ en Ontvoerd’. Daarnaast is er in het systeem Summ-IT gezocht. De liaison heeft opgemerkt dat in de periode 2012-2017 de archivering niet volledig dekkend was en dat de liaison die destijds op de post werkzaam was, er thans niet meer is. Er berust niet meer informatie onder de korpschef van de betreffende liaison die binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek valt.
5.5
Eiser heeft in zijn zienswijze (onder punt 61) kortgezegd aangevoerd dat de oogst van deze zoekslagen schraal is.
5.6
Ten aanzien van zaak 1 verwijst de rechtbank allereerst naar wat zij hiervoor onder 4.7 en 4.8 heeft overwogen. Daaruit volgt dat de korpschef bij de ontvangst van het onderhavige Wob-verzoek op 19 april 2017 bij deze liaison officer had moeten nagaan of met betrekking tot zaak 1 documenten onder hem berusten die vallen onder de reikwijdte van dat verzoek. De korpschef had met het oog hierop moeten voorkomen dat bij het vertrek van deze liaison officer in oktober 2017 het persoonlijke archief en het e-mailaccount werden vernietigd. Het voorgaande komt erop neer dat de korpschef door eigen toedoen niet meer in staat is na te gaan of onder de betreffende liaison officer documenten berusten of hebben berust die vallen onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. Dat betekent dat deelbesluit VI, als het gaat om het onderzoek naar op het Wob-verzoek betrekking hebbende en onder de desbetreffende liaison officer in zaak 1 berustende documenten, onzorgvuldig is voorbereid en voor vernietiging in aanmerking komt.
5.7
Verder overweegt de rechtbank over zaak 1 als volgt.
Allereerst herhaalt zij onder verwijzing naar wat zij onder 9 van de vorige tussenuitspraak heeft overwogen dat het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Bij de beoordeling of een stelling van een bestuursorgaan de rechtbank niet ongeloofwaardig voorkomt, wordt betrokken op welke wijze het onderzoek is verricht. Voor zover openbaarmaking wordt verzocht van stukken die niet bij het bestuursorgaan berusten, maar wel bij het bestuursorgaan hadden behoren te berusten, mag van het bestuursorgaan worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze stukken alsnog te achterhalen.
De mededeling van de korpschef dat de liaison in het land waar deze zaak speelde thans niet meer werkzaam is als liaison en dat bij het vertrek van deze functionaris in oktober 2017 zijn persoonlijke archief en zijn e-mailaccount zijn vernietigd, heeft eiser niet weersproken en acht de rechtbank ook niet ongeloofwaardig. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat het in zoverre niet meer mogelijk is om documenten te achterhalen die vallen onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat de korpschef, als het gaat om het onderzoek naar op het Wob-verzoek betrekking hebbende en onder de desbetreffende liaison officer in zaak 1 berustende documenten, niet opnieuw op het bezwaar een besluit behoeft te nemen.
5.8
Ten aanzien van zaak 2 overweegt de rechtbank dat de desbetreffende toelichting van de korpschef haar niet ongeloofwaardig voorkomt. Met deze toelichting heeft de korpschef inzichtelijk gemaakt op welke manier hij in zaak 2 naar informatie heeft gezocht. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat in zaak 2 toch nog een bepaald document onder de korpschef berust. De korpschef heeft in zoverre het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 21 van de vorige tussenuitspraak hersteld.
5.9
Ten aanzien van zaak 3 overweegt de rechtbank dat de desbetreffende toelichting van de korpschef haar niet ongeloofwaardig voorkomt. Met deze toelichting heeft de korpschef inzichtelijk gemaakt op welke manier hij in zaak 3 naar informatie heeft gezocht. De korpschef heeft in zoverre het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 21 van de vorige tussenuitspraak hersteld.
5.1
Ten aanzien van zaak 5 overweegt de rechtbank dat de desbetreffende toelichting van de korpschef haar niet ongeloofwaardig voorkomt. Met deze toelichting heeft de korpschef inzichtelijk gemaakt op welke manier hij in zaak 5 naar informatie heeft gezocht. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat zij ten aanzien van deze zaak in de vertrouwelijke stukken geen emailcorrespondentie van of naar een liaison officer heeft aangetroffen. De korpschef heeft in zoverre het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 21 van de vorige tussenuitspraak hersteld.
5.11
Ten aanzien van zaak 6 overweegt de rechtbank dat de desbetreffende toelichting van de korpschef haar niet ongeloofwaardig voorkomt. Met deze toelichting heeft de korpschef inzichtelijk gemaakt op welke manier hij in zaak 6 naar informatie heeft gezocht. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat zij ten aanzien van deze zaak in de vertrouwelijke stukken geen emailcorrespondentie van of naar een liaison officer heeft aangetroffen. De korpschef heeft in zoverre het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 21 van de vorige tussenuitspraak hersteld.
5.12
Ten aanzien van zaak 7, als het gaat om de liaison officer in het land waar de zaak speelde, verwijst de rechtbank allereerst naar wat zij hiervoor onder 4.7 en 4.8 heeft overwogen. Uit de toelichting van de korpschef leidt de rechtbank af dat de korpschef na de ontvangst van het onderhavige Wob-verzoek op 19 april 2017 tot het moment dat het documentmanagementsysteem niet meer toegankelijk is, met betrekking tot zaak 7 niet is nagegaan of onder de desbetreffende liaison officer documenten berusten die vallen onder de reikwijdte van dat verzoek. Nadat het documentmanagementsysteem niet meer toegankelijk is (geworden), is de korpschef ook niet meer in staat dat onderzoek te verrichten. Dat betekent dat deelbesluit VI, als het gaat om het onderzoek naar op het Wob-verzoek betrekking hebbende en onder de desbetreffende liaison officer in zaak 7 berustende documenten, onzorgvuldig is voorbereid en voor vernietiging in aanmerking komt.
5.13
Verder overweegt de rechtbank over zaak 7 en de desbetreffende liaison officer als volgt. De mededeling van de korpschef dat het documentmanagementsysteem niet meer toegankelijk is, heeft eiser niet weersproken en acht de rechtbank niet ongeloofwaardig. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat het in zoverre niet meer mogelijk is om documenten te achterhalen die vallen onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat de korpschef, als het gaat om het onderzoek naar op het Wob-verzoek betrekking hebbende en onder de desbetreffende liaison officer in zaak 7 berustende documenten, niet opnieuw op het bezwaar een besluit behoeft te nemen.
5.14
Ten aanzien van zaak 7, als het gaat om de liaison officer van het andere land waar de zaak speelde, overweegt de rechtbank dat de desbetreffende toelichting van de korpschef niet ongeloofwaardig voorkomt. Met deze toelichting heeft de korpschef inzichtelijk gemaakt op welke manier hij in zaak 7, wat betreft de liaison in het andere land waar de zaak speelde, naar informatie heeft gezocht. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat in zaak 7, als het gaat om de desbetreffende liaison officer, toch nog een bepaald document onder de korpschef berust. De korpschef heeft in zoverre het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 21 van de vorige tussenuitspraak hersteld.
5.15
Ten aanzien van zaak 10 overweegt de rechtbank dat de desbetreffende toelichting van de korpschef niet ongeloofwaardig voorkomt. Met deze toelichting heeft de korpschef inzichtelijk gemaakt op welke manier hij in zaak 10 naar informatie heeft gezocht bij de desbetreffende liaison officer. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat in zaak 10 toch nog een bepaald document onder de korpschef berust. De korpschef heeft in zoverre het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 21 van de tussenuitspraak hersteld.
5.16
Ten aanzien van zaak 11 overweegt de rechtbank dat de desbetreffende toelichting van de korpschef niet ongeloofwaardig voorkomt. Met deze toelichting heeft de korpschef inzichtelijk gemaakt op welke manier hij in deze zaak naar informatie heeft gezocht. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat zij ten aanzien van deze zaak in de vertrouwelijke stukken geen emailcorrespondentie van of naar een liaison officer heeft aangetroffen. De korpschef heeft in zoverre het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 21 van de tussenuitspraak hersteld.
Rechtsoverweging 27 ( [naam] )
6.1
In rechtsoverweging 27 van de vorige tussenuitspraak heeft de rechtbank het volgende overwogen:
“Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken bij de deelbesluiten IV en V stelt de rechtbank vast dat de korpschef zoekslagen heeft verricht bij [naam] , althans de regionale eenheid waarbij hij werkzaam is. Die zoekslagen hebben ook meer informatie van [naam] opgeleverd die bij de genoemde deelbesluiten zijn betrokken. De rechtbank laat in het midden of dit opgaat voor beide deelbesluiten. Ook staat vast dat [naam] betrokken is geweest bij de zaak [naam] , dat documenten over die zaak onder de korpschef berusten maar dat die documenten niet betrokken zijn bij één van de hier voorliggende deelbesluiten. Die documenten zijn betrokken bij de besluiten op de Wob-verzoeken van [naam][rechtbank: de dochter van eiser]
. Kennelijk is er meer informatie van [naam] betrokken bij die besluiten, terwijl de korpschef niet inzichtelijk heeft gemaakt welke informatie hiervan tevens valt onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. Door dat inzicht niet te geven, stelt de korpschef zodoende de rechtbank niet in staat te beoordelen of er meer informatie van [naam] onder de korpschef moet berusten die valt onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek.”
6.2
De korpschef heeft in deelbesluit VI de volgende toelichting gegeven. Hij heeft [naam] nogmaals benaderd en verzocht alle informatie aan te leveren die binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek valt. [naam] is gevraagd een zoekslag te verrichten in de (algemene en individuele) mailboxen, archieven en de politiesystemen en daarbij (onder meer, maar niet uitsluitend) de volgende zoektermen te gebruiken: ‘[naam kind]’, ‘ [bedrijf] ’, ‘ [naam] ’, ‘ [naam] ’, ‘Ontvoerd’, ‘Samenwerking’ en ‘Ondersteuning’.
[naam] heeft in reactie op deze zoekvraag aangegeven dat hij alle onder hem berustende informatie eerder heeft verstrekt en dat hij geen aanvullende informatie heeft. Hij heeft gezocht op de zoektermen: ‘ [bedrijf] ’, ‘ [bedrijf] ’, ‘ [naam] ’, ‘LBVP’ (Landelijk Bureau Vermiste Personen), ‘[naam advocaat], vier namen van medewerkers van [bedrijf] en zes namen van kinderen. [naam] heeft geen aanvullende informatie aangetroffen die binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek valt.
De korpschef heeft verder, om inzichtelijk te maken welke informatie bij het besluit op het Wob-verzoek van [naam] is betrokken die eveneens onder de reikwijdte van eisers Wob-verzoek valt en of het al dan niet correspondentie met [naam] betreft, een afschrift overgelegd van de besluitvorming op het Wob-verzoek van [naam] (bijlage J bij deelbesluit VI). Het betreft een afschrift van het primaire besluit van 3 april 2018 (inclusief inventaris en de met dat besluit (deels) openbaar gemaakte documenten), het aanvullend besluit van
7 mei 2021 (inclusief inventaris en de met dat besluit (deels) openbaar gemaakte documenten) en het besluit op bezwaar van 14 oktober 2021 (inclusief inventaris en de met dat besluit aanvullend openbaar gemaakte informatie). De korpschef heeft aan de inventarissen bij de besluiten van 3 april 2018 en 7 mei 2021 een kolom toegevoegd. In die kolom is aangegeven of de betreffende informatie ook binnen de reikwijdte van eisers verzoek valt. De informatie opgenomen op de inventaris bij het besluit op bezwaar van 14 oktober 2021 valt niet binnen de reikwijdte van eisers Wob-verzoek. Aan die inventaris is dan ook geen extra kolom toegevoegd. De korpschef heeft aangegeven dat in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [naam] niet kan worden aangegeven welke van die documenten tevens correspondentie met [naam] betreffen. Dit kan echter wel worden afgeleid uit de ongeschoonde versie van de documenten. Aan de hand van de ongeschoonde documenten kan de rechtbank nagaan welke informatie correspondentie van [naam] betreft. Hieruit zal ook blijken dat er niet meer informatie van [naam] onder de korpschef berust.
Voor zover de rechtbank meent dat de besluitvorming op het Wob-verzoek van eiser onvolledig is, omdat de documenten die ook binnen de reikwijdte van zijn Wob-verzoek vallen alleen zijn betrokken bij de besluitvorming op het verzoek van [naam] , wordt met dit deelbesluit VI alsnog beslist op dit deel van eisers verzoek. De Woo is niet van toepassing op informatie die reeds openbaar is. Voor zover de documenten reeds openbaar zijn gemaakt met de besluitvorming op het Wob-verzoek van [naam] , is de korpschef niet gehouden nogmaals over de openbaarmaking van deze informatie te beslissen. Voor zover de openbaarmaking van de informatie is geweigerd, wijst de korpschef het verzoek om openbaarmaking van die informatie (nogmaals) af. Voor de motivering verwijst de korpschef naar de besluitvorming op het verzoek van [naam] .
6.3
Eiser heeft in zijn zienswijze (onder punt 62) samengevat het volgende aangevoerd. Inderdaad is informatie die [naam] behandelde in eerdere beslissingen naar voren gekomen. Vragen aan [naam] om nog meer informatie te vinden is wellicht te veel uitgaan van een belangeloze loyaliteit.
6.4
De rechtbank is van oordeel dat de korpschef alsnog inzichtelijk heeft gemaakt welke informatie die valt onder de reikwijdte van het Wob-verzoek van [naam] ook valt onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek van eiser. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen de overgelegde vertrouwelijke documenten die horen bij de besluiten van de korpschef van 3 april 2020, 7 mei 2021 en 14 oktober 2021 die zijn genomen naar aanleiding van het Wob-verzoek van [naam] . De rechtbank kan gelet daarop aan de hand van de kolom bij de overgelegde inventarislijst de korpschef volgen welke documenten ook onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek vallen. Daar komt bij dat de toelichting van de korpschef over het nader onderzoek of onder [naam] meer informatie berust die onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek valt, haar niet ongeloofwaardig voorkomt. Voor zover eiser meent dat [naam] niet zijn volledige medewerking aan het onderzoek heeft gegeven, berust dat slechts op vermoedens. Eiser heeft ook niet gesteld dat een bepaald document toch onder [naam] (heeft) berust. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank kunnen beoordelen of er meer informatie onder [naam] (heeft) berust die valt onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. Zij is ook van oordeel dat niet meer informatie onder [naam] (heeft) berust die valt onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. De korpschef heeft het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 27 van de tussenuitspraak hersteld.
Rechtsoverweging 29 (documenten bij andere politiefunctionarissen?)
7.1
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 29 van de vorige tussenuitspraak kortgezegd overwogen dat ten aanzien van de zaken 3, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 14 en 15 waarop deelbesluit III betrekking heeft het aannemelijk is dat onder politiefunctionarissen van politie-eenheden informatie berust die betrekking heeft op de samenwerking tussen de korpschef en [bedrijf] , en dat de korpschef dit ten onrechte niet heeft onderzocht.
7.2
De korpschef heeft in deelbesluit VI de volgende toelichting gegeven.
Hij heeft 13 verschillende politiefunctionarissen benaderd en gevraagd een zoekslag uit te voeren naar informatie die onder hen berust over deze zaken. Het betreft steeds politiefunctionarissen die blijkens de eerder verstrekte documenten, betrokken waren bij de betreffende zaak. De korpschef heeft bij zijn uitvraag toegelicht op welke informatie eisers Wob-verzoek ziet en daarbij opgemerkt dat uit eerder aangetroffen documenten is gebleken dat degene die wordt aangeschreven betrokken is geweest bij een specifieke zaak. De korpschef heeft de betrokken politiefunctionarissen gevraagd om een zoekslag te verrichten naar informatie over die specifieke zaak en daarbij in elk geval in de (algemene en individuele) mailboxen, archieven en de politiesystemen te zoeken en daarbij (onder meer, maar niet uitsluitend) de volgende zoektermen te gebruiken: ‘[naam kind]’, ‘ [bedrijf] ’, ‘ [naam] ’, ‘ [naam] ’, ‘Ontvoerd’, ‘Samenwerking’ en ‘Ondersteuning’.
De korpschef heeft geen aanvullende zoekslag uitgevoerd bij de politiefunctionaris van het LBVP die nauw betrokken is geweest bij de contacten met [bedrijf] over verschillende
zaken. De korpschef heeft dit nagelaten omdat deze persoon op verschillende momenten
in de besluitvorming reeds is verzocht alle relevante informatie aan te leveren en dat het niet aannemelijk is dat deze persoon beschikt over nog meer informatie. Daarnaast is deze persoon inmiddels met pensioen, zodat hij niet meer rechtstreeks benaderd kan worden.
Per zaak heeft de korpschef de volgende toelichting gegeven:
“In zaak 3 zijn de volgende twee politiefunctionarissen benaderd:
i De functionaris die e-mail op pag. 1 stuurde
ii De functionaris aan wie e-mail op pag. 18 is gericht
De functionaris achter i heeft een zoekslag uitgevoerd. Daarbij is informatie
aangetroffen die verband houdt met de bestuurlijke aangelegenheid waar uw Wob verzoek op ziet. Die informatie is betrokken bij onderdeel B van dit besluit, maar het
betreft geen informatie die specifiek betrekking heeft op zaak 3.
De functionaris achter ii heeft aangegeven niet meer werkzaam te zijn bij het team
Vermiste Personen en daarom ook geen toegang meer te hebben tot het betreffende
dossier.
De functionaris aan wie de e-mail op pag. 8 is gericht is met pensioen en kon niet
benaderd worden
In zaak 4 is de politiefunctionaris aangeschreven die is opgenomen in de cc van de e-mail op pag. 122. Zij heeft geen aanvullend informatie over deze zaak aangetroffen.
Verder komt eerdergenoemde politiefunctionaris van het LBVP in de documenten voor.
Zoals hiervoor is toegelicht is alle informatie die onder deze persoon berust al bij de
eerdere besluitvorming betrokken. Het is niet aannemelijk dat er meer informatie van
deze politiefunctionaris onder mij berust.
In zaak 7 is de politiefunctionarissen benaderd die in de cc is opgenomen van de e-mail
op pag. 173. Hij heeft met behulp van zoektermen zijn inbox en zijn persoonlijke schijf
doorzocht: ‘[naam kind]’, ‘ [bedrijf] ’, ‘ [naam] ’. Daarbij zijn er documenten
aangetroffen waarin een zaak-/dossiernummer wordt genoemd, waarna de functionaris
ook op dat betreffende nummer heeft gezocht. De functionaris heeft naar aanleiding van
de zoekslag dertien documenten aangetroffen over deze zaak. Dat betreft veel dubbele
documenten en documenten die niet binnen de reikwijdte van uw Wob-verzoek vallen,
zodat uiteindelijk drie aanvullende documenten bij onderdeel B. van dit besluit zijn
betrokken. De functionaris heeft aangegeven dat de systemen die destijds gebruikt
werd om de in dossiers verrichtte handelingen te documenteren voor hem niet meer
toegankelijk zijn. Een (oud) collega van de politiefunctionaris heeft aangegeven dat in
verband met de bewaartermijn van vijf jaar geen informatie van deze zaak meer is terug
te vinden bij het betreffende team.
De functionaris die wordt genoemd op pag. 167 (team Coldcase) en de functionaris die
de e-mail op pag. 173 stuurde zijn beiden niet meer werkzaam bij de politie en konden
niet benaderd worden.
De politiefunctionaris in zaak 8 die de e-mail stuurt die is opgenomen op pag. 206 van
deelbesluit III is niet meer werkzaam bij de politie.
Een andere politiefunctionaris die in de documenten wordt genoemd (de functionaris
aan wie de e-mail op pag. 202 is gericht) is niet meer werkzaam bij de politie, zodat zij
niet meer rechtsstreek benaderd kan worden.
In zaak 9 zijn de volgende politiefunctionarissen benaderd:
i De functionaris die in de e-mail op pag. 223 wordt genoemd
ii De functionaris die als laatste in de cc is opgenomen van de e-mail op pag.
225
De functionaris achter i heeft middels de in de e-mail genoemde zoektermen een
zoekslag uitgevoerd in Outlook en in haar bestanden. Daarbij heeft zij zes documenten
aangetroffen die binnen de reikwijdte van uw verzoek allen.
De functionaris achter ii heeft een zoekslag gedaan in zijn persoonlijke archief
(documenten) en in zijn inbox, maar geen informatie aangetroffen. Hij heeft aangegeven
dat de informatie die is opgeslagen in het politieregistratiesysteem niet meer toegankelijk is vanwege het verstrijken van de bewaartermijnen.
In zaak 10 zijn de volgende twee politiefunctionarissen bevraagd.
i De functionaris die de e-mail stuurt op pag. 234 (team grootschalige
opsporing)
ii De functionaris die als laatst is opgenomen als ontvanger van de e-mail op
pag. 251 (afdeling Vermiste personen).
De functionaris achter i heeft een zoekslag uitgevoerd, daarbij is informatie aangetroffen
die verband houdt met de bestuurlijke aangelegenheid waar uw Wob-verzoek op ziet.
Die informatie is betrokken bij onderdeel B van dit besluit, maar het betreft geen
informatie die specifiek betrekking heeft op zaak 10.
De functionaris achter ii heeft aangegeven dat zij in 2020 reeds veelvuldig contact heeft
gehad over uw Wob-verzoek met de Wob-coördinator van de regionale eenheid waar zij
werkt. De gevraagde zoekslagen heeft zij toen al uitgevoerd en de informatie die zij
heeft aangeleverd is toen al bij de besluitvorming betrokken. Zij heeft niet meer informatie.
In zaak 11 zijn de volgende drie politiefunctionarissen bevraagd:
i De functionaris die de e-mail stuurt op pag. 299
ii De functionaris die de e-mail stuurt op pag. 302
iii De functionaris die de e-mail ontvangt op pag. 322
Functionaris i heeft aangegeven dat zij niet meer werkzaam is bij het LBVP en daarom
ook geen toegang meer heeft tot de administratie en informatie die bij dat team is
opgeslagen.
Functionaris ii heeft een zoekslag uitgevoerd, daarbij is informatie aangetroffen die
verband houdt met de bestuurlijke aangelegenheid waar uw Wob-verzoek op ziet. Die
informatie is betrokken bij onderdeel B van dit besluit, maar het betreft geen informatie
die specifiek betrekking heeft op zaak 11.
De functionaris iii heeft een zoekslag verricht in haar eigen inbox. Daarbij heeft zij een
reactie aangetroffen op de e-mail die op pag. 342 is opgenomen. Er is geen
aanvullende informatie aangetroffen. Ter toelichting daarop is aangegeven dat de
werkwijze is dat relevantie informatie in het politieregistratiesysteem (genaamd
Basisvoorziening Handhaving (BVH)) wordt opgenomen/gemuteerd, maar dat zij
vanwege (de bewaartermijnen van) de Wpg geen toegang meer heeft tot deze mutaties.
De personen naar wie deze functionaris heeft verwezen omdat zij (mogelijk) betrokken
zijn geweest bij de zaak zijn ook benaderd. Dit heeft geen aanvullende informatie
opgeleverd.
In de e-mails in zaak 14 wordt naar de voornoemde politiefunctionaris van het LBVP die
met pensioen is één andere werknemer van de politie genoemd. Ook deze persoon is
niet meer werkzaam bij de politie, zodat ik hem niet benaderd heb met de vraag aan
aanvullende zoekslag uit te voeren. Het gaat om de persoon aan wie de e-mail is
gericht op pag. 369.
In zaak 15 is één functionaris benaderd met het verzoek een aanvullende zoekslag uit
te voeren. Het betreft de medewerker die in de cc is opgenomen van de e-mail op pag.
379. De functionaris heeft aangegeven dat hij geen zoekslag kan doen in de digitale
politiesystemen, omdat de zaak vanwege het tijdsverloop voor hem niet meer
toegankelijk is. Wel heeft de functionaris een zoekslag gedaan in zijn inbox, daarbij
heeft hij een aantal documenten aantroffen. De functionaris heeft aangegeven dat hij
niet rechtstreeks contact heeft gehad met [bedrijf] . Na beoordeling is gebleken dat
het steeds documenten betreft die al zijn meegenomen bij deelbesluit III en IV.
De andere functionaris die in de stukken voorkomt betreft voornoemde functionaris van
het LBVP, die met pensioen is.”
7.3
Eiser heeft in zijn zienswijze (onder de punten 64 en 65) het volgende aangevoerd. Rechtsoverweging 29 van de tussenuitspraak betreft meer informatie die bij politiefunctionarissen aanwezig zou kunnen zijn. De politiefunctionaris bij het LBVP is daarbij niet betrokken. Enerzijds omdat hij in eerdere stadia van de procedure al uitgevraagd zou zijn en omdat hij inmiddels met pensioen zou zijn. Dit laatste is overigens pas sinds januari 2022. De zoekslag bij de overige politiefunctionarissen die enige betrokkenheid hadden bij de cases die door [bedrijf] /Ontvoerd zijn opgepakt hebben slechts een zeer beperkt aantal documenten opgeleverd met zeer beperkte relevantie.
7.4
Ten aanzien van de niet-verrichte zoekslag bij de politiefunctionaris van het LBVP die nauw betrokken is geweest bij de contacten met [bedrijf] over verschillende zaken volgt de rechtbank op grond van de vertrouwelijke stukken de korpschef in zijn toelichting dat aan deze persoon al is verzocht om alle relevante informatie aan te leveren en dat het niet aannemelijk is dat deze persoon beschikt over nog meer informatie. Eiser heeft verder ook niet aannemelijk gemaakt dat een bepaald document toch onder deze politiefunctionaris heeft berust. In zoverre acht de rechtbank het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 29 van de tussenuitspraak hersteld.
7.5
Verder overweegt de rechtbank als volgt. Ten aanzien van de toelichting over de zoekslagen bij andere politiefunctionarissen die niet meer informatie heeft opgeleverd, omdat
- in zaak 3: de functionaris achter ii heeft aangegeven niet meer werkzaam te zijn bij het team Vermiste Personen en de functionaris aan wie de e-mail op pagina 8 is gericht met pensioen is;
- in zaak 7: de functionaris die wordt genoemd op pagina 167 (team Coldcase) en de functionaris die de e-mail op pagina 173 stuurde beiden niet meer werkzaam zijn bij de politie;
- in zaak 11: de functionaris i heeft aangegeven dat zij niet meer werkzaam is bij het LBVP;
- in zaak 14: de andere werknemer van de politie met pensioen is;
verwijst de rechtbank allereerst naar wat zij hiervoor onder 4.7 en 4.8 heeft overwogen. Gelet hierop komt de toelichting van de korpschef ten aanzien van de desbetreffende politiefunctionarissen erop neer dat hij door eigen toedoen niet meer in staat is na te gaan of onder die politiefunctionarissen documenten berusten of hebben berust die vallen onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. Dat betekent dat deelbesluit VI, als het gaat om het onderzoek naar op het Wob-verzoek betrekking hebbende en onder de desbetreffende politiefunctionarissen in genoemde zaken berustende documenten, onzorgvuldig voorbereid is en voor vernietiging in aanmerking komt.
Verder heeft eiser de toelichting van de korpschef, zoals die hiervoor is geschetst onder 7.5, niet weersproken en die toelichting acht de rechtbank ook niet ongeloofwaardig. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat het in zoverre niet meer mogelijk is om documenten te achterhalen die vallen onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat de korpschef, als het gaat om het onderzoek naar op het Wob-verzoek betrekking hebbende en onder de desbetreffende politiefunctionarissen in genoemde zaken berustende documenten, niet opnieuw op het bezwaar een besluit behoeft te nemen.
7.6
De toelichting van de korpschef over de zoekslagen bij de andere dan de onder 7.4 en 7.5 genoemde politiefunctionarissen, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat een bepaald document toch onder de korpschef berust. Ook in zoverre acht de rechtbank het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 29 van de tussenuitspraak hersteld.
Rechtsoverweging 36
8.1
De rechtbank heeft in de vorige tussenuitspraak overwogen dat document 25 (pagina 26) een e-mail van KPLD@minbuza.nl van vrijdag om 12:08 uur is die is doorgestuurd en dat die doorgestuurde e-mail ontbreekt. De rechtbank kan de korpschef niet volgen in zijn reactie dat de doorgestuurde e-mail is weergegeven op pagina 31 bij deelbesluit II.
8.2
De korpschef heeft in deelbesluit VI de volgende toelichting gegeven. Hij heeft de persoon die de betreffende e-mail heeft verzonden verzocht een nadere zoekslag te doen. Het betreft de liaison officer in zaak 2. Deze liaison heeft enkele aanvullende documenten aangetroffen die binnen de reikwijdte van eisers Wob-verzoek vallen, maar geen van deze documenten is het (gestelde) doorgestuurde bericht. Verder heeft de korpschef opgemerkt dat niet vaststaat dat er daadwerkelijk een e-mail is doorgestuurd. Het is ook mogelijk dat op de optie ‘doorsturen’ is geklikt, waarna het originele bericht is verwijderd en een nieuw e-mailbericht is getypt, zonder dat de onderwerpregel is aangepast. In document 25 wordt ook op geen enkel wijze verwezen naar de e-mail die met het bericht zou zijn doorgestuurd. Het bericht lijkt daarmee op zichzelf te staan. De korpschef komt tot de conclusie dat het bedoelde bericht niet onder hem berust.
8.3
Eiser voert in zijn zienswijze (onder punt 66) aan dat de veronderstelde volgorde van handelen door de verzender (forwarder) van het bericht slechts een van de mogelijke verklaringen is. Daarom zou ‘niet meer berust’ een meer nauwkeuriger formulering zijn.
8.4
De rechtbank komt de toelichting van de korpschef over de wijze waarop gezocht is naar het bestaan van de desbetreffende doorgestuurde e-mail niet ongeloofwaardig voor. Mede gelet hierop is de toelichting van de korpschef dat document 25 op zichzelf lijkt te staan navolgbaar. Gelet hierop is het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de doorgestuurde e-mail toch onder de korpschef berust. Dat heeft eiser echter nagelaten. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 36 van de tussenuitspraak hersteld.
Rechtsoverweging 37
9.1
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 37 van de vorige tussenuitspraak het volgende overwogen:
“Eiser voert ten aanzien van document 40 (pagina 41) aan dat de bijlage bij de e-mail van vrijdag om 15:35 uur ontbreekt. Volgens de korpschef is het desbetreffende “Document 1” aangetroffen en niet openbaar gemaakt. De rechtbank overweegt na raadpleging van de vertrouwelijke stukken dat zonder nadere uitleg van de korpschef niet valt op te maken welk document dit betreft.”
9.2
De korpschef heeft in deelbesluit VI de volgende toelichting gegeven. De betreffende bijlage is reeds bij de besluitvorming betrokken. Het gaat om pagina 90 en verder van deelbesluit II.
9.3
Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken volgt de rechtbank de korpschef in zijn onweersproken toelichting.
Rechtsoverweging 38
10.1
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 38 van de vorige tussenuitspraak het volgende overwogen:
“Eiser voert ten aanzien van document 44 (pagina 45) aan dat het een e-mail betreft waarbij een e-mail is doorgestuurd en dat de doorgestuurde, originele, e-mail ontbreekt. De korpschef heeft laten weten dat hij de originele e-mail niet heeft aangetroffen. De rechtbank overweegt dat deze reactie van de korpschef neerkomt op een erkenning dat dat document onder hem had behoren te berusten. Uit rechtsoverweging 9 volgt dat van de korpschef mag worden verwacht dat hij al het redelijkerwijs mogelijke doet om dat stuk alsnog te achterhalen. Gesteld noch gebleken is dat de korpschef aan die inspanningsverplichting heeft voldaan.”
10.2
De korpschef heeft in deelbesluit VI toegelicht dat uit nader onderzoek is gebleken dat er in de algemene mailbox van waaruit de e-mail is verzonden, geen e-mails bewaard zijn gebleven uit het jaar waarvan de e-mail dateert. Dit houdt verband met bewaartermijnen uit de Wpg. De betrokkene die de e-mail heeft ontvangen, is niet meer werkzaam bij de politie, zodat die ook niet meer benaderd kan worden met het verzoek de informatie aan te leveren. De doorgestuurde e-mail behoort, gelet op de bewaartermijnen, niet meer onder de korpschef te berusten en uit onderzoek is gebleken dat die ook feitelijk niet meer onder de korpschef berust. De informatie kan daarom niet worden verstrekt.
10.3
Eiser heeft in zijn zienswijze (onder punt 67), kortgezegd, aangevoerd dat op grond van artikel 14 van de Wpg documenten ten minste vijf jaar moeten worden bewaard en dat vanaf de indiening van zijn Wob-verzoek op 19 april 2017 de informatie veilig had moeten worden gesteld.
10.4
De rechtbank verwijst allereerst naar wat zij hiervoor onder 4.7 en 4.8 heeft overwogen. Gelet hierop komt de onder rechtsoverweging 10.2 geschetste toelichting van de korpschef erop neer dat hij door eigen toedoen niet meer in staat is na te gaan of onder hem de desbetreffende e-mail berust of heeft berust die valt onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. Dat betekent dat deelbesluit VI, als het gaat om het onderzoek naar dit document, onzorgvuldig voorbereid is en voor vernietiging in aanmerking komt.
De mededeling van de korpschef dat er in de algemene mailbox van waaruit de e-mail is verzonden, geen e-mails bewaard zijn gebleven uit het jaar waarvan de e-mail dateert, heeft eiser niet weersproken en acht de rechtbank ook niet ongeloofwaardig. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat het in zoverre niet meer mogelijk is om het desbetreffende document te achterhalen. De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat de korpschef, als het gaat om de doorgestuurde e-mail met betrekking tot document 44, niet opnieuw op het bezwaar een besluit behoeft te nemen.
Rechtsoverweging 39
11.1
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 39 van de vorige tussenuitspraak het volgende overwogen:
“Eiser voert ten aanzien van document 46 (pagina 47) aan dat de bijlagen bij de desbetreffende e-mail van @politie.nl van maandag 11:06 uur ontbreken. De korpschef heeft laten weten dat die bijlagen niet zijn aangetroffen. De rechtbank overweegt dat deze reactie neerkomt op een erkenning dat die bijlagen onder hem hebben berust en niet bewaard zijn gebleven. Uit rechtsoverweging 9 volgt dat van de korpschef mag worden verwacht dat hij al het redelijkerwijs mogelijke doet om die stukken alsnog te achterhalen. Gesteld noch gebleken is dat de korpschef aan die inspanningsverplichting heeft voldaan.”
11.2
De korpschef heeft naar aanleiding van deze overweging de volgende toelichting gegeven. Deze e-mail bevat vier bijlagen. De eerste bijlage is het document op pagina 90 en verder van deelbesluit II van 31 augustus 2017. Het tweede document is het document op pagina 96 en verder van deelbesluit II van 31 augustus 2017. De andere twee documenten betreffen vertalingen van die twee documenten. Voor de beoordeling van de vertalingen verwijst de korpschef naar de beoordeling van de Nederlandstalige documenten.
11.3
De rechtbank stelt vast dat eiser op deze herstelpoging van de korpschef niet heeft gereageerd. Verder overweegt de rechtbank, na raadpleging van de vertrouwelijke stukken, als volgt. Zij kan de korpschef volgen dat (de eerste) twee bijlagen de Nederlandstalige documenten zijn op de pagina’s 90 (en 96) en verder van deelbesluit II. Die stukken zijn alsnog achterhaald en zijn ook gedeeltelijk openbaar gemaakt. Verder heeft de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de toelichting van de korpschef dat de andere twee bijlagen vertalingen betreffen van de twee genoemde Nederlandstalige documenten. Uit de toelichting van de korpschef volgt ook kenbaar dat hij deze vertalingen niet bij de stukken heeft gevoegd. Omdat de Nederlandstalige documenten (gedeeltelijk) openbaar zijn gemaakt en eiser niet heeft gereageerd op deze herstelpoging van de korpschef, gaat de rechtbank ervan uit dat het eiser niet (meer) te doen is om openbaarmaking van de vertalingen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 39 van de vorige tussenuitspraak hersteld.
Rechtsoverweging 40
12.1
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 40 van de vorige tussenuitspraak het volgende overwogen:
“Eiser voert ten aanzien van document 48 (pagina 49) aan dat uit de e-mail van [e-mailadres] van woensdag 13:43 uur aan @KLPD en @LBVP blijkt dat daarmee een andere e-mail is doorgestuurd. Die e-mail ontbreekt, aldus eiser. In reactie hierop heeft de korpschef erop gewezen dat die mail staat weergegeven op pagina 32 bij deelbesluit II. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken kan de rechtbank de korpschef niet volgen in zijn reactie.”
12.2
De korpschef heeft in deelbesluit VI toegelicht dat de doorgestuurde e-mail dezelfde e-mailketting betreft als op de pagina’s 50 tot en met 53 van deelbesluit II. De onderwerpregel van die e-mailketting komt immers overeen met de onderwerpregel van het doorgestuurde bericht en ook uit de data, tijden en inhoud van de e-mails op pagina’s 50 tot en met 53 blijkt dat deze e-mailketting het doorgestuurde bericht moet zijn.
12.3
Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken volgt de rechtbank de korpschef in zijn – onweersproken – toelichting. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 40 van de tussenuitspraak hersteld.
Rechtsoverwegingen 44.1, 51.1, 54.1, 55.1, 63.1, 64.1 en 88.1
13.1
De rechtbank heeft in deze rechtsoverwegingen overwogen, kortgezegd, dat als de korpschef zoekslagen verricht bij de liaison in Portugal, daarbij moet betrekken:
- Informatie die de liaison in Portugal in juni 2015 in zijn back office heeft gegenereerd (44.1);
- Correspondentie tussen de liaison enerzijds en de Nederlandse ambassade in Portugal anderzijds (51.1);
- Correspondentie met de Portugese autoriteiten/politie (54.1);
- Correspondentie tussen de liaison en [bedrijf] (aangaande een verzoek van [bedrijf] ) (55.1);
- Correspondentie met een Portugese en met een Nederlandse Officier van Justitie over een EAB-verzoek (63.1);
- (e-mail)correspondentie op 29 september 2015 waarbij [bedrijf] de liaison informeert over een uitspraak van de Portugese rechter dat de moeder binnen 24 uur haar dochter moet overdragen aan de vader (64.1);
- Informatie over de actieve rol van de liaison bij de arrestatie en het tekenen voor de overdracht van het kind (88.1).
13.2
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de korpschef in deelbesluit VI toegelicht dat hij de desbetreffende liaison heeft benaderd en heeft gevraagd specifiek onderzoek te doen naar de hiervoor weergegeven informatie. De liaison heeft in zijn persoonlijke archief gezocht naar informatie. Daarbij heeft hij een aantal documenten aangetroffen en aangeleverd. Daarbij is geconstateerd dat de meeste documenten betrokken zijn bij de eerdere besluitvorming op eisers Wob-verzoek dan wel bij de besluitvorming op het Wob-verzoek van [naam] van 6 december 2018. De korpschef heeft over documenten die niet eerder (deels) openbaar zijn gemaakt betrokken bij zijn beoordeling (bijlage H bij deelbesluit VI).
13.3
Eiser voert in zijn zienswijze (onder de punten 68 en 69) het volgende aan. Het onderhavige Wob-verzoek kan niet worden beperkt tot het directe contact met [bedrijf] over de betreffende case maar omvat ook (de voorbereiding van) het handelen in de zaak met het uiteindelijke doel om [bedrijf] te ondersteunen bij het daadwerkelijk ingrijpen in het buitenland en dat te kunnen filmen. Een voorbeeld daarvan is pagina 1 van het Wob-besluit van 31 augustus 2018. In de betreffende e-mail wordt vermeld dat op maandag een operationeel overleg LIRC heeft plaatsgevonden waarin door de hoofdinspecteur van politie van het LBVP werkzaam bij het Landelijk Parket LIRC Zoetermeer een casus werd toegelicht over een aankomende aflevering van een tv programma van [naam] . Informatie over de aanleiding van dat overleg ontbreekt.
13.4
De rechtbank stelt voorop dat rechtsoverwegingen 44.1, 51.1, 54.1, 55.1, 63.1, 64.1 en 88.1 zien op het verrichten van zoekslagen naar informatie die onder de liaison officer in Portugal berust en wel zoals dat hiervoor onder 13.1 wordt weergegeven. De toelichting van de korpschef over de manier waarop hij naar deze informatie heeft gezocht, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Voor zover eiser meent dat de zoekslagen hadden moeten worden uitgebreid in de door hem gewenste zin, stelt de rechtbank vast dat eiser daarmee een nieuwe beroepsgrond aanvoert. Onder verwijzing naar wat de rechtbank hiervoor onder 4.3 heeft overwogen en nu deze beroepsgrond ook al tegen het bestreden besluit van 20 december 2018 en tegen de deelbesluiten IV en V naar voren gebracht had kunnen worden, gaat de rechtbank niet op deze beroepsgrond in.
Rechtsoverweging 44.1
14.1
De korpschef heeft in deelbesluit VI ten aanzien van rechtsoverweging 44.1 verder aangegeven dat eiser niet heeft gespecificeerd welke specifieke informatie er ontbreekt. De korpschef wijst er verder op dat de liaison een aantal aanvullende documenten heeft aangetroffen, waaronder een journaal. Hierin heeft de liaison steeds gedocumenteerd welke handelingen hij in de betreffende zaak heeft verricht. Dat journaal bevat ook mutaties van juni 2015.
14.2
Eiser voert in zijn zienswijze (onder punt 70) het volgende aan. De informatie van de liaison officer valt onder het beheer van de korpschef omdat de liaison officer een politiefunctionaris is, ook al gebruikt deze ook een emailadres op de server van het ministerie van Buitenlandse Zaken (@minbuza). De informatie betreft de correspondentie over casus die vermeende kinderontvoeringen betrof en waarover met de verschillende Nederlandse en buitenlandse instanties werd gecorrespondeerd. Veel specifieker is niet mogelijk en niet nodig omdat deze correspondentie te beschouwen is als behorend tot de bestuurlijke aangelegenheid.
14.3
De rechtbank stelt voorop dat de korpschef met rechtsoverweging 44.1 specifiek is opgedragen te onderzoeken of er informatie bestaat die de liaison in Portugal in juni 2015 in zijn back-office heeft gegenereerd. Wat betreft de toelichting van de korpschef over de zoekslagen, verwijst de rechtbank wat zij hiervoor onder 13.4 heeft overwogen. Verder staat vast dat de korpschef een aantal documenten heeft aangetroffen, waaronder een journaal met mutaties van juni 2015. Gelet op het voorgaande en nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat onder de liaison officer in Portugal toch een bepaald document berust, heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 44.1 van de vorige tussenuitspraak hersteld.
Rechtsoverweging 51.1
15.1
De korpschef heeft in deelbesluit VI verder aangegeven dat de rechtbank kennelijk aannemelijk acht dat uit de zin
“Ik informeer consulair medewerker ambassade en belast met deze zaak, dat zij eventueel jou kan bellen voor ondersteuning of advies”(pagina 16/17 van deelbesluit II) volgt dat er correspondentie is tussen de liaison en de Nederlandse ambassade in Portugal. Volgens de korpschef volgt uit deze zin alleen maar dat de liaison voornemens was een consulair medewerker van de ambassade te informeren, maar niet dat dit daadwerkelijk is gebeurd. Evenmin volgt uit deze informatie dat, als het contact heeft plaatsgevonden, dat het schriftelijk was; het kan ook zijn dat het contact telefonisch heeft plaatsgevonden. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de betreffende informatie onder de korpschef berust dan wel behoort te berusten. Desalniettemin is een zoekslag verricht. Daarbij is geen rechtstreekse correspondentie tussen de liaison en de ambassade in Portugal aangetroffen.
15.2
Eiser voert in zijn zienswijze (onder 71) het volgende aan. De verwachting is dat de informatie onder de korpschef berust omdat de liaison officer een politiefunctionaris is. Alleen als er telefonisch contact is geweest en er op geen enkele wijze informatie is uitgewisseld of geregistreerd kan volhard worden in de stelling dat er geen informatie onder de korpschef zal berusten. In alle andere gevallen is dat wel zo, aldus eiser.
15.3
Wat betreft de toelichting van de korpschef over de zoekslagen, verwijst de rechtbank naar wat zij hiervoor onder 13.4 heeft overwogen. Verder volgt de rechtbank de thans in deelbesluit VI gegeven toelichting van de korpschef, zoals die hiervoor onder 15.1 is weergegeven, dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er daadwerkelijk schriftelijke correspondentie bestaat tussen de liaison officer en een consulair medewerker van de ambassade. Gelet op het voorgaande en omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat een bepaald document toch onder de korpschef berust, heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 51.1 van de vorige tussenuitspraak hersteld.
Rechtsoverweging 54.1
16.1
De korpschef heeft in deelbesluit VI verder aangegeven dat rechtsoverweging 54.1 een reactie is op onderdeel DD van eisers aanvullend beroepschrift van 22 februari 2021. Hierin heeft eiser aangegeven dat uit Wob-documenten van 3 september 2015 zou blijken dat iemand van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan iemand van het LBVP vraagt of er een contactpersoon is bij de Portugese politie en diegene de suggestie doet om de Portugese politie over een bepaalde zaak te informeren. De korpschef wijst erop dat eiser niet heeft gemotiveerd dat dit contact vervolgens ook daadwerkelijk én schriftelijk heeft plaatsgevonden. Desalniettemin heeft de korpschef aanvullend onderzoek laten uitvoeren naar het bestaan van correspondentie tussen de liaison en de Portugese politie/autoriteiten. De bedoelde correspondentie is daarbij niet aangetroffen. Uit het eerdergenoemde journaal blijkt wel dat er contact is geweest tussen de liaison en de lokale politie in Portugal, maar niet dat dat op of omstreeks 3 september 2015 was en evenmin dat dat schriftelijk was. Er berust dus geen correspondentie tussen de liaison en de Portugese politie/autoriteiten onder de korpschef, aldus de korpschef.
16.2
Eiser voert in zijn zienswijze (onder punt 72) het volgende aan. Het is zeer aannemelijk en ook een logische stap dat het aangekondigde gedrag (iemand informeren) ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
16.3
De toelichting van de korpschef over het onderzoek naar het bestaan van correspondentie tussen de liaison officer in Portugal en de Portugese autoriteiten, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zij de vertrouwelijke versie van het journaal heeft geraadpleegd en het geen concrete aanwijzingen bevat voor schriftelijk contact tussen de liaison officer en de Portugese autoriteiten. Gelet op het voorgaande en omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat een bepaald document toch onder de korpschef berust, heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 54.1 hersteld.
Rechtsoverweging 55.1
17.1
De korpschef heeft in deelbesluit VI toegelicht dat hij bij de aanvullende zoekslag geen correspondentie tussen de liaison en [bedrijf] heeft aangetroffen. Verder merkt de korpschef op dat de aanwijzing dat er op of rond 4 september 2015 ‘een verzoek’ van [bedrijf] is ontvangen weinig concreet is en dat uit het aangetroffen journaal van de liaison ook niet blijkt dat er op of rond 4 september 2015 een verzoek van [bedrijf] is ontvangen. Uit het journaal blijkt wel dat er contact is geweest tussen de liaison en [bedrijf] , maar niet dat dit op of omstreeks 4 september 2015 was en evenmin dat dat schriftelijk was. Uit het journaal is voorts af te leiden dat het contact tussen de liaison en [bedrijf] veelal telefonisch is geweest, aldus de korpschef.
17.2
Eiser voert in zijn zienswijze (onder punt 73) het volgende aan. Het gegeven dat de liaison officer op 4 september 2015 zowel een vooraankondiging van een rechtshulpverzoek als een verzoek van [bedrijf] heeft ontvangen, duidt op afstemming en coördinatie. Alleen als de volledige communicatie verbaal heeft plaats gevonden, kan volgehouden worden dat er geen informatie onder de korpschef berust.
17.3
De rechtbank stelt voorop dat zij in rechtsoverweging 55.1 van de vorige tussenuitspraak heeft overwogen dat zij, omdat de korpschef geen op de betreffende beroepsgrond toegespitste reactie heeft gegeven – en daartoe wel in de gelegenheid is gesteld –, ervan uitgaat dat de liaison officer een verzoek van Ontvoerd heeft ontvangen. De thans gegeven toelichting van de korpschef over het onderzoek naar het bestaan van correspondentie tussen de liaison officer in Portugal en [bedrijf] , komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zij de vertrouwelijke versie van het journaal heeft geraadpleegd. Daaruit blijkt niet dat de liaison officer op 4 september 2015 een verzoek heeft ontvangen van Ontvoerd/ [bedrijf] . Evenmin bevat het journaal concrete aanwijzingen voor schriftelijk contact tussen de liaison officer en [bedrijf] . Gelet op het voorgaande en omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat een bepaald document toch onder de korpschef berust, heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 55.1 hersteld
Rechtsoverweging 63.1
18.1
De korpschef heeft in deelbesluit VI toegelicht dat hij een aanvullende uitvraag heeft gedaan bij de liaison. Daarbij is geen correspondentie aangetroffen tussen de liaison en een Nederlandse officier van justitie dan wel een Portugese officier van justitie. Uit het journaal van de liaison blijkt wel dat er contact is geweest tussen de liaison en een Nederlandse officier van justitie, maar daaruit volgt ook dat dit contact veelal telefonisch heeft plaatsgevonden. Ook is blijkens het journaal telefonisch contact geweest met het secretariaat van de Portugese officier van justitie.
18.2
Eiser voert in zijn zienswijze (onder punt 74) het volgende aan. Het is zeer onwaarschijnlijk dat er geen bewijzen zijn van een schriftelijk contact of van een schriftelijke weergave van het contact van de liaison officer met de Portugese autoriteiten. Ook is het onwaarschijnlijk dat de liaison officer alleen telefonisch contact heeft gelegd. Informatie over de verstrekking van politiegegevens op grond van artikel 17 van de Wpg moet op grond van artikel 32, eerste lid, van de Wpg worden vastgelegd en dus dient deze informatie onder de korpschef aanwezig te zijn.
18.3
De rechtbank stelt vast dat op de vierde pagina van de openbaar gemaakte versie van het journaal het volgende staat:
“Meerdere keren getracht de OvJ OM […] te bereiken om haar te informeren over het contact met haar counterpartner. Derhalve sms en mail gestuurd.”
Op de zesde pagina van het journaal staat:
“Krijg de OvJ niet aan de lijn. Nav de mail van […] mijn bezorgdheid over de situatie uitgesproken in een mail en gevraagd om contact. Tevens sms gestuurd. Mailbox staat op afwezig.”
Op de tiende pagina van het journaal staat:
“Mail van de OvJ dat zij van SIRENE.NL had vernomen dat […]. Zij wijt dit aan het optreden van het programma.
Mail teruggestuurd, dat info SIRENE NL niet juist is en dat de rechter besloten heeft het kind over te dragen aan […] en morgen terug vliegt naar Nederland.”
De geciteerde passages uit het journaal bevatten concrete aanwijzingen over het bestaan van mailcorrespondentie tussen de liaison officer in Portugal en een Nederlandse officier van justitie, terwijl gesteld noch gebleken is dat de korpschef aan de hand van die aanwijzingen zoekslagen heeft verricht naar de betreffende mails en het sms-bericht. In zoverre heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 63.1 niet hersteld en is deelbesluit VI onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
Rechtsoverweging 64.1
19.1
De korpschef heeft in deelbesluit VI toegelicht dat hij een aanvullende zoekslag heeft verricht. Daarbij is geen correspondentie van 29 september 2015 aangetroffen waarin [bedrijf] de liaison informeert over een uitspraak van de Portugese rechter. Uit het journaal is gebleken dat contacten tussen de liaison en [bedrijf] veelal telefonisch plaatsvonden.
19.2
Eiser voert in zijn zienswijze (onder punt 75) het volgende aan. Het is zeer onwaarschijnlijk dat het niet schriftelijk is gebeurd. Daarbij kan worden aangevuld dat het enkel gaat om een mededeling van de Portugese rechter, waarover naar alle waarschijnlijkheid wel is gecorrespondeerd. Deze correspondentie blijkt na onderzoek een misleiding (geen uitspraak maar een bevestiging van ontvangst) en de terughoudendheid van de liaison officer die deze informatie bekend zou moeten maken is dus zeer begrijpelijk even zo verwerpelijk.
19.3
De toelichting van de korpschef over de aanvullende zoekslag naar het bestaan van correspondentie van 29 september 2015 waarin [bedrijf] de liaison informeert over een uitspraak van de Portugese rechter, komt de rechtbank, mede na raadpleging van de vertrouwelijke versie van het journaal, niet ongeloofwaardig voor. Gelet op het voorgaande en omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat een bepaald document toch onder de korpschef berust, heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 64.1 hersteld.
Rechtsoverweging 88.1
20.1
De korpschef heeft in deelbesluit VI toegelicht dat er reeds informatie over de arrestatie van de ouder en de overdracht van het kind bij de besluitvorming op eisers Wob-verzoek is betrokken. De aanvullende zoekslag bij de liaison heeft geen aanvullende informatie opgeleverd, behoudens het eerder genoemde journaal waarin de liaison verslag heeft gedaan van de gang van zaken, waaronder ten aanzien van de arrestatie van de ouder en de overdracht van het kind.
20.2
Eiser voert in zijn zienswijze (onder de punten 76 tot en met 80) samengevat het volgende aan. Het delen van informatie is gekwalificeerd als onrechtmatig en in principe niet mogelijk. De korpschef verwijst naar het journaal van de liaison officer waarin hij verslag doet van de gang van zaken. Het verslag van de liaison officier wordt echter niet onderbouwd met de aanwezigheid van documenten. Een liaison officer behoort iedere dag schriftelijk verslag te doen voor de backofficer in Nederland (DLIO-LIRC), ondersteund met documenten. Een liaison officer heeft niet de zelfstandige bevoegdheid om te tekenen voor de overdracht van een minderjarige. Communicatie over en de opdracht tot tekenen van de overdracht van de minderjarige ontbreekt. Dat de betrokken liaison officer in de zaak Portugal een belangrijk formulier tekent en verder geen zicht heeft op wat daarmee gebeurt, is hoogst onwaarschijnlijk, aldus eiser.
20.3
De toelichting van de korpschef over de aanvullende zoekslag naar het bestaan van informatie over de rol die de liaison officer in Portugal heeft gespeeld bij de arrestatie en of deze heeft getekend voor overdracht kind in de zaak Portugal, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Daarbij heeft de rechtbank de inhoud van de vertrouwelijke versie van het journaal van de liaison officer in aanmerking genomen. Het journaal bevat geen concrete aanwijzingen dat over de arrestatie van de ouder en de overdracht van het kind documenten onder de liaison officer berusten of hebben berust. Dat volgens eiser er meer documenten moeten zijn, is slechts op vermoedens gebaseerd. Gelet op het voorgaande heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 88.1 van de vorige tussenuitspraak hersteld.
Rechtsoverweging 69.2
21.1
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 69.2 van de vorige tussenuitspraak overwogen dat zij na raadpleging van de vertrouwelijke stukken de korpschef niet zonder meer kan volgen in zijn toelichting dat een aantal documenten updates bevatten in meerdere ontvoeringszaken.
21.2
De korpschef heeft in deelbesluit VI hierover de volgende toelichting gegeven. In de e-mail op pagina 9 van deelbesluit III (een e-mail van een medewerker van het LBVP) staat:
“Ik zal jullie per zaak een update sturen over de stand van zaken (…)”. Op dezelfde dag als waarop de hiervoor genoemde e-mail werd verzonden, is een update in een andere zaak aan [bedrijf] verzonden. De korpschef heeft gewezen op de e-mails op pagina 30 (05:31 uur) en pagina 35 (17:37 uur) van deelbesluit I. De korpschef heeft aangegeven dat er niet meer updates zijn aangetroffen die van dezelfde dag dateren. Er is ook niet aannemelijk gemaakt dat er die bewuste dag meer updates zijn verzonden. De korpschef heeft er ter verdere toelichting op gewezen dat het contact tussen het LBVP en [bedrijf] veelal bestond uit het over en weer verzenden van informatie over de laatste stand van zaken in bepaalde zaken. In die zin bevatten zeer veel documenten ‘updates’ van de politie aan [bedrijf] en omgekeerd, aldus de korpschef.
21.3
Eiser voert in zijn zienswijze (onder punt 81) het volgende aan. De beperking die de korpschef aanlegt voor het zoeken van ‘updates’ (dezelfde dag) is door hem zelf gedefinieerd. Dat er later de bedoelde ‘updates’ worden gestuurd is zeer wel mogelijk en wellicht ook te verwachten. Het veralgemeniseren, ‘over en weer versturen van informatie’, is voorbijgaan aan de bedoeling die zit achter de mededeling ‘ik zal jullie per zaak een update sturen....’
21.4
De rechtbank overweegt als volgt. De thans in deelbesluit VI gegeven toelichting van de korpschef over het per zaak opsturen van een update over de stand zaken acht de rechtbank niet ongeloofwaardig. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er meer updates (op dezelfde dag) zijn verzonden. Gelet op het voorgaande heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in 69.2 hersteld.
Rechtsoverweging 71.1
22.1
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 125 overwogen dat uit onder meer rechtsoverweging 71.1 volgt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en/of ondeugdelijk is gemotiveerd.
22.2
De korpschef wijst in deelbesluit VI erop dat de rechtbank in rechtsoverweging 71.1 echter overweegt dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat onder hem documenten berusten met afspraken over de samenwerking tussen de politie en [bedrijf] . Nu de rechtbank concludeert dat eisers beroep op dit punt ongegrond is, hoeft hij de besluitvorming op dit punt niet te herstellen en heeft hij geen aanvullend onderzoek verricht naar het bestaan van documenten met afspraken over de bedoelde samenwerking.
22.3
Eiser voert in zijn zienswijze (onder 82) het volgende aan. In rechtsoverweging 125 stelt de rechtbank vast dat de korpschef onderzoek moet doen ook vanwege het gebrek dat in rechtsoverweging 71.1 is geconstateerd. In die rechtsoverweging concludeert de rechtbank dat de vertrouwelijke versies van de genoemde pagina’s van deelbesluit III geen aanwijzingen geven voor het bestaan van afspraken tussen [bedrijf] en de korpschef dan wel interne afspraken. Deze observatie laat volgens eiser onverlet dat er op andere plaatsen een veelheid van documenten bestaat en zijn aangehaald die de samenwerking expliciet als wel impliciet beschrijven en benoemen.
22.4
De rechtbank stelt vast dat rechtsoverweging 125 van de tussenuitspraak, als het gaat om de verwijzing naar rechtsoverweging 71.1, een kennelijke fout is. In rechtsoverweging 71.1 heeft de rechtbank immers geoordeeld dat de desbetreffende beroepsgrond niet slaagt. In zoverre is er geen sprake van een gebrek dat hersteld moet worden.
Rechtsoverweging 80.2
23.1
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 80.2 van de vorige tussenuitspraak overwogen dat eiser met de door hem overgelegde e-mail van 30 maart 2012 heeft aangetoond dat op 30 maart 2012 een bespreking is geweest tussen een persvoorlichter van het KLPD, IKO en [bedrijf] over het programma Ontvoerd en dat daarom aannemelijk is dat er in aanloop naar die bespreking correspondentie moet zijn geweest die onder de persvoorlichter berust of heeft berust. De rechtbank heeft verder aannemelijk geacht dat tijdens de bespreking afspraken zijn gemaakt en dat die schriftelijk zijn vastgelegd en berusten of hebben berust onder de persvoorlichter.
23.2
In deelbesluit VI heeft de korpschef aangegeven dat hij de afdeling communicatie heeft verzocht op zoek te gaan naar correspondentie in aanloop naar de bespreking op 30 maart 2012 en naar een verslag van die bespreking. Ook degenen die vanuit de politie bij het overleg van 30 maart 2012 aanwezig waren, zijn benaderd met de vraag of zij over informatie beschikken. De betrokkenen hebben aangegeven dat zij niet beschikken over correspondentie in aanloop naar de bespreking op 30 maart 2012. Daarnaast hebben zij aangegeven dat de bespreking geen formeel karakter had, zodat van de bespreking geen verslag is gemaakt. Dit is ook de reden dat hierover geen contact is opgenomen met het IKO. De korpschef heeft verder opgemerkt dat in de e-mail van 30 maart 2012 staat dat “
afspraken tussen KLPD en [naam] worden uiterlijk 10 april op papier vastgelegd”, maar dit is volgens de korpschef slechts een voornemen om een verslag te maken. Niet is gebleken dat daadwerkelijk een verslag is gemaakt van de bespreking van 30 maart 2012. Integendeel, betrokkenen die bij de bespreking aanwezig waren herinneren zich dat er geen verslag is gemaakt. Wat betreft de correspondentie die in de aanloop naar de bespreking zou zijn gewisseld, heeft de korpschef aangegeven dat aannemelijk is dat die correspondentie niet bewaard is gebleven, omdat die correspondentie geen archiefwaardig karakter heeft. Tot slot heeft de korpschef opgemerkt dat er geen aanwijzingen bestaan dat er vóór 30 maart 2012 in breder verband binnen de politieorganisatie en/of met ketenpartners over [bedrijf] is gesproken. Wel is er informatie bij de besluitvorming betrokken over contacten die vóór 30 maart 2012 in specifieke zaken hebben plaatsgevonden.
24.3
Eiser voert in zijn zienswijze (onder punt 83) het volgende aan. De korpschef stelt dat er geen correspondentie is geweest vooraf. Dit impliceert dat de aanwezigen om een andere reden bij elkaar waren of dat dit een spontane gebeurtenis was. Dat is zeer onwaarschijnlijk nu er twee ambtenaren van het ministerie van Justitie en Veiligheid bij aanwezig waren en de directeur [naam] van het Centrum IKO, een stichting gefinancierd door het ministerie van Justitie en Veiligheid. Als expliciet in een verslag een lijst van de gemaakte afspraken in het vooruitzicht wordt gesteld dan is het onwaarschijnlijk dat dit niet gebeurd. Het is voor alle aanwezigen en hun achterban van belang te weten welke afspraken gelden. Verder is eenvoudig je te herinneren als iets wel is gebeurd, het is onmogelijk je te herinneren dat iets niet is gebeurd als dat buiten je waamnemingsveld plaats vindt (later zoals 10 april).
24.4
De griffier van de rechtbank heeft bij brief van 15 december 2022 de korpschef het volgende voorgelegd:
"De rechtbank wenst geïnformeerd te worden over het volgende.
In haar tussenuitspraak van 29 april 2022 heeft zij in rechtsoverweging 80.2 onder meer geoordeeld dat het gelet op de e-mail van 30 maart 2012 waarin de persvoorlichter van de KLPD schrijft dat “afspraken tussen KLPD en [bedrijf] worden uiterlijk op 10 april op papier vastgelegd, eea iom persvoorlichting V&J/Centrale Autoriteit” aannemelijk is dat er daadwerkelijk schriftelijke afspraken zijn vastgesteld en dat dat document onder de persvoorlichter – en daarmee onder de korpschef – berust of heeft berust.
In het besluit van 5 augustus 2022 heeft de korpschef te kennen gegeven dat degenen die vanuit de politie bij dit overleg (van 30 maart 2012) aanwezig waren desgevraagd hebben aangegeven dat zij zich herinneren dat er geen verslag is gemaakt (pagina 15 van het besluit).
De rechtbank wenst van de korpschef te vernemen hoe die motivering zich verhoudt met de tijdens de zitting namens hem gegeven toelichting dat de persvoorlichter heeft verklaard dat hij niet wist of de afspraken schriftelijk waren vastgesteld (zie ook rechtsoverweging 80.1 van de tussenuitspraak). Daarbij gaat de rechtbank gelet op de inhoud van de e-mail ervan uit dat de persvoorlichter bij dat overleg aanwezig was.
Verder wijst de rechtbank erop dat zij naar aanleiding van een behandeling van een beroep van de heer [eiser] in een andere zogeheten Woo-zaak onder zaaknummer SHE 21/1441 ambtshalve bekend is met een door de minister van Justitie en Veiligheid geopenbaard document (zie bijlage). Gelet op de inhoud ervan wenst de rechtbank ook te vernemen of de korpschef aanleiding ziet de minister van Justitie en Veiligheid te bevragen of onder hem een verslag over afspraken tussen KPLD en [bedrijf] berust of heeft berust. "
24.5
De korpschef heeft bij brief van 20 januari 2023 als volgt gereageerd.
24.6
De korpschef heeft over de verhouding tussen de op de zitting van 8 oktober 2020 gegeven toelichting en de motivering in deelbesluit VI het volgende opgemerkt. Bij het overleg op 30 maart 2012 zijn vanuit de politie meerdere vertegenwoordigers aanwezig geweest. Net als de rechtbank gaat de korpschef ervan uit dat één van hen de persvoorlichter betreft die de e-mail met resumé van 30 maart 2012 heeft opgesteld. Bij hem heeft de toenmalig Wob-coördinator ( [naam] ) navraag gedaan naar een verslag met schriftelijke afspraken naar aanleiding van het overleg. Hij heeft, zoals ter zitting is opgemerkt, laten weten dat hij zulke afspraken niet heeft gezien, ook niet heeft aangetroffen en ook niet wist of de afspraken schriftelijk waren vastgelegd. Ter voorbereiding van deelbesluit VI heeft de behandelend Woo-jurist navraag gedaan naar de bedoelde schriftelijke afspraken bij twee andere personen die vanuit de politie bij het overleg aanwezig waren. Het betreft de twee personen die de persvoorlichter in de aanhef van zijn e-mail van 30 maart 2012 noemt. De
persvoorlichter was inmiddels niet meer werkzaam bij de politie en kon daarom niet
nogmaals worden bevraagd. De medewerker van de politie die in de cc van de e-mail
is opgenomen, was eveneens niet meer werkzaam bij de politie. In reactie op de uitvraag hebben de twee andere in de aanhef genoemde betrokkenen het volgende naar voren gebracht:
 “ “
Ik denk niet dat je enige stukken gaat vinden, want zo formeel is dit overleg niet geweest. Er is ook geen verslag gemaakt van dit overleg” en “Deze afspraken zijn schriftelijk nooit vastgelegd”.
 “
“Ik sluit me aan bij de woorden van [naam], Ik kan me herinneren dat ik kort aangesloten ben bij dit gesprek om even kennis te maken, inhoudelijk heb ik er geen bemoeienis mee gehad, later ben ik wel door [naam] op de hoogte gesteld van de vragen die er zijn geweest op dit onderwerp. Ik heb zeker geen mailwisseling op dit onderwerp gevoerd.”
Nu de persvoorlichter eerder kenbaar had gemaakt dat hij niet wist of de afspraken
schriftelijk waren vastgesteld, een tweede betrokkene zich kan herinneren dat er geen
verslag is opgemaakt en dat wordt onderschreven door een derde betrokkene, heeft
de korpschef in deelbesluit VI gemotiveerd dat er van het bewuste overleg geen
verslag met afspraken is opgemaakt.
24.7
Verder heeft de korpschef toegelicht dat hij naar aanleiding van de brief van de rechtbank van 15 december 2022 wederom contact heeft opgenomen met het ministerie van Justitie en Veiligheid en gevraagd heeft of het bedoelde verslag (met schriftelijke afspraken) onder de minister van Justitie en Veiligheid berust of heeft berust. Daarbij is verwezen naar de e-mailwisseling van 27 juni 2019 waar de rechtbank in de brief van 15 december 2022 naar heeft verwezen. In reactie op deze uitvraag heeft het ministerie de ongelakte versie van de e-mailwisseling toegestuurd. De Woo-jurist van de politie heeft de verzender en ontvanger van de e-mail van 27 juni 2019 10:14 uur (beiden werkzaam bij de politie) benaderd en gevraagd het verslag waar de e-mailwisseling op ziet en dat als bijlage bij die e-mail is gevoegd aan te leveren. De verzender heeft het document dat in de e-mailwisseling als ‘verslag’ wordt aangeduid verstrekt en het blijkt te gaan om de e-mail met bullets die de persvoorlichter op 30 maart 2012 naar aanleiding van het overleg heeft opgesteld. Uit de e-mailwisseling van 27 juni 2019 volgt dus niet dat er nog een ander verslag is (geweest) dan het door de persvoorlichter opgestelde resumé per e-mail.
24.8
Verder wijst de korpschef erop dat hij ten overvloede naar aanleiding van de brief van de rechtbank van 15 december 2022 contact heeft opgenomen met het Centrum IKO, die tijdens het overleg van 30 maart 2012 ook vertegenwoordigd was. Het Centrum IKO heeft laten weten een zoekslag te hebben verricht, maar dat er geen bestanden zijn aangetroffen die betrekking hebben op het overleg van 30 maart 2012.
24.9
De toelichting van de korpschef, zoals die hiervoor onder 24.6 en 24.7 wordt geschetst, en die erop neerkomt dat de zogeheten bullets in de e-mail van 30 maart 2012 in feite het enige verslag vormen van het betreffende overleg op diezelfde datum, komt, mede na raadpleging van de vertrouwelijke versie van die e-mail, de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Dat geldt ook voor de onder 23.2 en 24.8 geschetste toelichtingen van de korpschef die erop neerkomen dat bij zoekslagen bij de betrokken politiefunctionarissen en een door Centrum IKO verrichte zoekslag geen documenten zijn aangetroffen over de aanloop naar het overleg van 30 maart 2012. Gelet hierop en omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat een bepaald document toch onder de korpschef berust, heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in 80.2 hersteld.
Rechtsoverweging 83.1
25.1
De rechtbank heeft overwogen, kortgezegd, dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt uit te sluiten dat onder de korpschef (meer) informatie berust over het uitvaardigen van een EAB in de zaak Polen.
25.2
De korpschef heeft in deelbesluit VI aangegeven dat informatie over een zaak die in Polen heeft gespeeld en die verband houdt met [bedrijf] , reeds is betrokken in de besluiten van 3 april 2019 en 7 mei 2021 op het Wob-verzoek van [naam] . Deze informatie is op 24 juni 2021 met een beroep op artikel 8:29 van de Awb bij de rechtbank ingediend. De korpschef heeft aangegeven dat als hij richting eiser concreter aangeeft welke informatie het betreft, de informatie herleidbaar is tot de specifieke casus. In verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan daarom niet naar de specifieke documenten worden verwezen.
De korpschef heeft verder toegelicht dat voor de volledigheid een nadere zoekslag is verricht bij de eenheid die de zaak behandelde. De zoekslag is uitgezet bij de afdeling communicatie en (de teamleider van) de afdeling zeden. Bij de afdeling communicatie is geen aanvullende informatie aangetroffen. Wat betreft de afdeling zeden geldt dat verschillende functionarissen van die afdeling die bij de zaak betrokken waren, niet meer werkzaam zijn bij de afdeling en daarom geen toegang meer hebben tot het dossier in de zaak. Daarom heeft de teamleider bekeken of er informatie is. Dit is niet het geval, aldus de korpschef.
25.3
Eiser voert in zijn zienswijze (onder de punten 84 en 85) het volgende aan. Hij heeft deze zaak in Polen aangehaald, met instemming van de betrokkene. Daarbij is geconstateerd dat deze informatie niet was betrokken bij de beslissingen van de korpschef. Weliswaar zijn een afschrift van het EAB, de naam van de officier van justitie en andere informatie aan de korpschef beschikbaar gesteld, maar de korpschef kon deze zaak niet terugvinden in de bestanden en kon deze klaarblijkelijk ook niet meenemen in de beslissingen. Nu de korpschef meldt dat de informatie in een beslissing op een ander verzoek is meegenomen lijkt deze informatie wel te zijn gevonden. Helaas is dat voor eiser niet vast te stellen.
25.4
Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken die horen bij de op het Wob-verzoek van [naam] genomen besluiten van de korpschef van 3 april 2020 en 7 mei 2021, stelt de rechtbank vast dat informatie over een zaak die in Polen heeft gespeeld deel uitmaakt van die stukken. Gelet hierop heeft de korpschef inzichtelijk gemaakt dat er onder hem informatie berust over, kortgezegd, de zaak Polen. Verder komt de toelichting van de korpschef dat uit nader onderzoek niet meer informatie hierover onder hem berust de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Gelet op het voorgaande heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in 83.1 hersteld.
Rechtsoverweging 84.1
26.1
De rechtbank heeft in de vorige tussenuitspraak overwogen, kortgezegd, dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt uit te sluiten dat onder de korpschef informatie berust over de zaak Duitsland.
26.2
De korpschef heeft in deelbesluit VI aangegeven dat hij uitvoering heeft willen geven aan de opdracht van de rechtbank om nader onderzoek te doen, maar dat de staf van de korpschef niet bekend is met een met een zaak die in Duitsland heeft gespeeld waarin contact is geweest met [bedrijf] . Zoals eerder is toegelicht, was de werkwijze in principe dat [bedrijf] steeds via het LBVP contact zou opnemen als zij zich met een zaak ging bezighouden. Er hebben meerdere uitgebreide zoekslagen plaatsgevonden bij het LBVP. Daarbij is nooit informatie aangetroffen over een zaak die in Duitsland speelde. In aanvulling hierop heeft de korpschef geïnformeerd naar een liaison in Duitsland. Daaruit is echter gebleken dat er geen liaison in Duitsland actief is (geweest) die hierover kan worden bevraagd. Voor verder onderzoek naar het bestaan van informatie over ondersteuning van [bedrijf] over een zaak in Duitsland zijn geen andere concrete aanknopingspunten. Het is niet duidelijk om welke zaak het gaat. Dit betekent dat geen gerichte zoekvraag kan worden uitgezet bij een regionale politie-eenheid, aldus de korpschef
26.3
Eiser voert in zijn zienswijze (onder de punten 86 en 87) het volgende aan. Over de zaak die in Duitsland speelde heeft het ministerie van Justitie en Veiligheid uitgebreid intern en met [bedrijf] gesproken. Daarbij heeft eiser een e-mail van 22 september 2014 van 9:20 uur overgelegd die volgens eiser door de minister van Justitie en Veiligheid met een besluit van 2 maart 2020 openbaar is gemaakt. Verder wijst eiser erop dat de werkwijze van [bedrijf] is dat er eerst een aangifte moet zijn gedaan en het contract tussen de ouder die contact zoekt en [bedrijf] moet zijn getekend. Dit contract vormt de machtiging voor [bedrijf] waarmee het contact met de politie en ministeries wordt opgenomen. Eiser verwijst hierbij naar een e-mail van [bedrijf] van 16:52 uur die volgens hem de korpschef met een (aanvullend) besluit van 7 mei 2021 openbaar heeft gemaakt. Zonder aangifte is er geen zaak voor [bedrijf] . Van deze zaak wordt dus informatie verwacht aanwezig te zijn, aldus nog steeds eiser.
26.4
De – thans gegeven – toelichting van de korpschef waarom op grond van eerder onderzoek hem niet bekend is dat er een zaak in Duitsland heeft gespeeld, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Uit de door eiser overgelegde e-mail van
22 september 2014 van 9:20 uur blijkt weliswaar dat [bedrijf] / Ontvoerd aandacht heeft besteed aan een zaak in Duitsland, maar deze e-mail bevat geen concrete aanwijzingen dat de politie bij deze zaak betrokken is (geweest). Verder blijkt uit de overgelegde e-mail van [bedrijf] van 16:52 uur enkel dat [bedrijf] aan een politiefunctionaris heeft voorgelegd of een persoon aangifte kan doen en dat daarbij is aangegeven dat het belang groot is. Een gestelde werkwijze van [bedrijf] die erop neerkomt dat zij eerst met een ministerie contact opneemt over een zaak als de betrokken persoon bij de politie aangifte heeft gedaan, is echter met die e-mail noch anderszins aannemelijk gemaakt. Gelet op het voorgaande heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 84.1 hersteld.
Rechtsoverweging 85.1
27.1
De rechtbank heeft overwogen dat zonder nadere reactie, die ontbreekt, niet valt uit te sluiten dat onder de korpschef (meer) informatie berust in de zaak Turkije.
27.2
De korpschef heeft in deelbesluit VI toegelicht dat de door eiser opgegeven aanwijzingen weinig concreet zijn. Verder wijst de korpschef erop dat informatie over meerdere zaken in Turkije bij deelbesluiten III en IV is betrokken. Daarnaast heeft de korpschef opgemerkt dat, zoals is toegelicht ten aanzien van rechtsoverweging 21 in de tussenuitspraak, een uitgebreide aanvullende zoekslag is verricht bij liaisons, waaronder ook de liaison in Turkije. Dit heeft enkele aanvullende documenten opgeleverd, die zijn beoordeeld (bijlage H van deelbesluit VI). Omdat de door eiser genoemde aanwijzingen weinig concreet zijn, is het niet mogelijk geweest een gerichte aanvullende zoekslag uit te voeren bij een regionale eenheid en politiefunctionarissen die betrokken zijn geweest bij de zaak die eiser bedoelt. De korpschef heeft daarom geconcludeerd dat niet aannemelijk is dat er meer informatie over ondersteuning aan [bedrijf] in een Turkse zaak onder de korpschef berust.
27.3
Eiser voert in zijn zienswijze (onder punt 88) het volgende aan. Hij heeft als aanwijzingen (i) een zaak die in Turkije speelt, (ii) in de publicatie van Follow-the-Money is opgenomen, (iii) onderdeel vormt van de uitzending van Medialogica en (iv) in een uitspraak genoemd wordt. Deze specificering van de zaak in Turkije kan slechts tot een zaak leiden die door politie en [bedrijf] is opgepakt. Datum van de uitzending van Ontvoerd is eenvoudig te achterhalen en de correspondentie die vooraf en daarna is gevoerd met [bedrijf] /Ontvoerd eenvoudig te zoeken. Dat er bedenkingen zijn over de handelwijze van de overheidsinstanties mag geen reden zijn voor het niet kunnen vinden van de gegevens.
27.4
De rechtbank stelt vast dat eiser als aanwijzingen heeft gegeven dat de politie een rol heeft gespeeld in de zaak Turkije, de publicatie Follow the Money van [datum] , Medialogica van [datum] en de uitspraak met zaak- en rolnummer C/09/524118 / KG ZA 16/1571. Zonder nadere toelichting die ontbreekt valt niet in te zien waarom deze gegevens onvoldoende concreet zijn om onderzoek te verrichten naar het bestaan van (meer) informatie over de gestelde zaak in Turkije. Gelet op het voorgaande heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in 85.1 niet hersteld.
Rechtsoverwegingen 86.1, 87.1 en 89.1
28.1
De rechtbank heeft in de vorige tussenuitspraak overwogen, kortgezegd, dat als de korpschef (nadere) zoekslagen verricht bij de desbetreffende liaison officer, dan zal de korpschef ook een zoekslag moeten verrichten naar het bestaan van informatie waarin de liaison officer (i) de signalering en de zorgen over de vader heeft overgebracht (rechtsoverweging 86.1), en (ii) informatie deelt met het ministerie van Buitenlandse Zaken (rechtsoverweging 87.1). Verder heeft de rechtbank overwogen dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt uit te sluiten dat onder de korpschef (meer) informatie berust over de zaak Bosnië (rechtsoverweging 89.1).
28.2
De korpschef heeft hierover in deelbesluit VI het volgende aangegeven. De aanwijzingen in voornoemde rechtsoverwegingen zien steeds op dezelfde zaak. Over deze zaak is reeds informatie betrokken bij deelbesluiten IV en V. Er was in het land waar deze zaak speelde geen liaison gestationeerd vanuit de politie. Wel was er een liaison vanuit de KMar. Het verzoek is daarom doorgestuurd naar de KMar. De korpschef heeft voorts bij de regionale eenheid waar deze zaak speelde nogmaals gevraagd naar informatie over ondersteuning van de politie aan [bedrijf] in deze zaak en naar de gestelde betrokkenheid van [bedrijf] , met verwijzing naar de door eiser genoemde aanwijzingen. Er zijn drie functionarissen bevraagd die destijds vanuit de politie contact hadden met het betrokken gezin. Verder zijn er twee medewerkers van de afdeling conflict en crisisbeheersing benaderd. Ook is de Dienst Regionale Informatie Organisatie (DRIO) benaderd en is het digitale systeem Documentum geraadpleegd. Tevens is er een uitvraag gedaan bij het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC) en bij het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) van de eenheid waar de zaak speelde. Het LIRC en IRC hebben beiden aangegeven geen informatie over een EAB in deze zaak te hebben aangetroffen. Uit de systemen blijkt niet dat in deze zaak een EAB is uitgevaardigd. De zoekslagen hebben geen aanvullende informatie opgeleverd. De korpschef heeft daarom geconcludeerd dat niet aannemelijk is dat er meer informatie over deze zaak onder de korpschef berust.
28.3
Eiser voert in zijn zienswijze (onder de punten 89 tot en met 91) samengevat het volgende aan. In de nota “Voorbereiding gesprek [bedrijf] / [bedrijf] ” wordt de zaak Bosnië genoemd als een van de vele zaken waarin “ [naam] ondanks nog hangende procedures toch actie (heeft) ondernomen om het kind terug te geleiden naar de ouder”. Uit het arrest van de Hoge Raad blijkt dat de politie bij deze zaak betrokken is en dat er een EAB is uitgevaardigd. Zo heeft de moeder op 3 februari 2013 aangifte gedaan bij de politie Amsterdam. Op 12 februari 2013 stuurt [bedrijf] de machtiging van de moeder door naar Buitenlandse Zaken. Op 20 maart 2013 doet de rechtbank Amsterdam uitspraak in een voorlopige voorziening waarin de moeder eenhoofdig gezag krijgt. Op 16 april 2013 wordt een aanvullend proces-verbaal opgemaakt. Uit documenten van Buitenlandse Zaken blijkt dat [naam] met tv-crew op 3 juli 2013 zal afreizen naar Bosnië nadat vader is gelokaliseerd. Op 6 juli 2013 is de vader met behulp van “Ontvoerd’ in Split, Kroatië, op grond van het EAB aangehouden en vanuit Kroatië uitgeleverd aan Nederland (zie ECLI:NL:RBMNE:2014:1816). Het is dan ook vreemd dat de zoekslagen van de korpschef geen enkele informatie hebben opgeleverd en dat er in deze zaak geen EAB is uitgevaardigd.
28.4
Uit het door eiser aangehaalde vonnis in kort geding van 24 april 2014 van de voorzieningenrechter van rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2014:1816) leidt de rechtbank af dat het gaat om een Bosnische zaak en dat “Ontvoerd” hierbij betrokken is. In het vonnis staat dat op 13 mei 2013 door het Openbaar Ministerie een EAB is uitgevaardigd (rechtsoverweging 2.5). De uitvaardiging van het EAB veronderstelt dat de politie hierbij betrokken is. Eiser heeft daarmee voldoende concrete aanknopingspunten aangedragen op basis waarvan de korpschef onderzoek kan verrichten naar het bestaan van (meer) informatie over de zaak Bosnië. Gelet op het voorgaande heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 89.1 niet hersteld.
De openbaarmaking van aanvullende informatie
29. De rechtbank stelt vast dat de korpschef aanvullende zoekslagen heeft verricht en daarbij informatie heeft aangetroffen en deze informatie met deelbesluit VI deels wel en deels niet openbaar heeft gemaakt. De betreffende documenten heeft de korpschef als bijlage H aan eiser verstrekt. Voor het deel dat niet openbaar is gemaakt heeft de korpschef (ook) in bijlage H gemotiveerd welke weigeringsgronden als bedoeld in de Woo van toepassing zijn. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn reactie niet ingaat op dit onderdeel van deelbesluit VI.
De doorzendverplichting
30.1
De rechtbank heeft in de rechtsoverwegingen 95, 96, 97.1, 97.2, 97.3, 97.4, 97.5, 97.6, 97.7, 98.1, 98.2 en 99 van de vorige tussenuitspraak overwogen, kortgezegd, dat in verschillende zaken de korpschef het Wob-verzoek niet heeft doorgeleid naar een ander bestuursorgaan/andere bestuursorganen. De korpschef moet met het oog op die rechtsoverwegingen het onderhavige Wob-verzoek doorzenden naar andere bestuursorganen onder mededeling van de doorzending aan eiser.
30.2
Niet in geschil is dat de korpschef met deelbesluit VI overeenkomstig de rechtsoverwegingen 95, 96, 97.1, 97.2, 97.4, 97.5, 97.6, 97.7, 98.1, 98.2 en 99 het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar een ander bestuursorgaan/andere bestuursorganen. Gelet hierop heeft de korpschef de desbetreffende gebreken hersteld.
30.3
Ten aanzien van rechtsoverweging 97.3 staat vast dat de korpschef in zaak 6 het Wob-verzoek niet heeft doorgeleid naar de buitenlandse politie. Volgens de korpschef is de buitenlandse politie geen bestuursorgaan in de zin van artikel 4 van de Wob, in samenhang met artikel 1:1 van de Awb. Verder wijst de korpschef erop dat op 23 juni 2022 de Woo-coördinatiedesk een e-mail heeft gestuurd naar een medewerker van de betreffende buitenlandse politie met de vraag of er met betrekking tot zaak 6 meer informatie bij die autoriteit berust dan de informatie die tot op heden bij de besluitvorming op eisers Wob-verzoek is betrokken. Deze autoriteit heeft op 6 juli 2022 in een e-mailbericht laten weten niet over meer informatie te beschikken.
30.4
De rechtbank stelt vast dat eiser niet is ingegaan op de omstandigheid dat de korpschef in zaak het Wob-verzoek niet heeft doorgeleid naar de buitenlandse politie en de redenen van de korpschef hiervoor. Ook is eiser niet ingegaan op de toelichting van de korpschef over de zoekslag die heeft verricht bij de desbetreffende buitenlandse politie. Onder deze omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat eiser in zoverre zijn beroepsgrond over de doorzendverplichting niet langer handhaaft.
Ten aanzien van beroepsgronden die niet slagen (rechtsoverwegingen 45.1, 56.1, 60.1, 62.1, 65.1 en 67.1)
31. Eiser keert zich in zijn zienswijze (onder de punten 92 tot en met 128) en zijn nadere reactie van 7 november 2022 tegen oordelen van de rechtbank in rechtsoverweging 45.1, 56.1, 60.1, 62.1, 65.1 en 67.1 van de vorige tussenuitspraak. Daarbij wijst eiser erop dat hij de desbetreffende beroepsgronden kan onderbouwen met documenten. De rechtbank herhaalt dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling niet kan worden teruggekomen van een in een tussenuitspraak gegeven oordelen, behoudens zeer uitzonderlijke gevallen. Gelet op wat eiser heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank van zeer uitzonderlijke gevallen geen sprake, zodat van de desbetreffende in de tussenuitspraak gegeven oordelen wordt uitgegaan. De beroepsgronden slagen niet.
Ten aanzien van het weglakken van data in documenten (rechtsoverweging 102.2)
32.1
In rechtsoverweging 102.2 heeft de rechtbank overwogen dat de korpschef de weglakking van datums op de pagina’s 92-121 (zaak 4), 210-233 (zaak 9), 353-370 (zaak 14) van deelbesluit III en pagina’s 174-178 van deelbesluit IV met een beroep op de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob ondeugdelijk gemotiveerd.
32.2
De rechtbank stelt vast dat de korpschef met deelbesluit VI alsnog heeft besloten de data in deze documenten te openbaren en de dienovereenkomstig aangepaste documenten als bijlagen E en F aan eiser te verstrekken. Niet in geschil is dat de korpschef daarmee het gebrek als bedoeld in 102.2 heeft hersteld.
Ten aanzien van de Wpg (rechtsoverweging 103)
33.1
Eiser heeft in zijn zienswijze (onder de punten 134 tot en met 143) een reactie gegeven op het in rechtsoverweging 103 van de vorige tussenspraak gegeven oordeel van de rechtbank.
33.2
De rechtbank stelt vast dat eiser zich deels keert tegen het oordeel van de rechtbank Daarom herhaalt zij dat niet kan worden teruggekomen van een in een tussenuitspraak gegeven oordelen, behoudens zeer uitzonderlijke gevallen. Met wat eiser hierover aanvoert, is naar het oordeel van de rechtbank van een zeer uitzonderlijk geval geen sprake, zodat van de desbetreffende in de tussenuitspraak gegeven oordeel wordt uitgegaan.
De rechtbank stelt verder vast dat eiser voor het overige nieuwe beroepsgronden aanvoert. Daarover herhaalt de rechtbank dat, gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, niet kan worden aanvaard dat na een tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Gelet hierop en nu deze beroepsgronden ook al tegen het bestreden besluit van 20 december 2018 en tegen de deelbesluiten IV en V naar voren gebracht hadden kunnen worden, gaat de rechtbank niet op deze beroepsgronden in.
Ten aanzien van de toepassing van artikel 10, tweede lid, van de Wob
rechtsoverweging 110
34. Eiser keert zich in zijn zienswijze (onder de punten 145 tot en met 154) tegen het oordeel van de rechtbank zoals weergegeven in rechtsoverweging 110 van de tussenuitspraak. De rechtbank herhaalt dat niet kan worden teruggekomen van een in een tussenuitspraak gegeven oordelen, behoudens zeer uitzonderlijke gevallen. Gelet op wat eiser heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank van een zeer uitzonderlijke geval geen sprake, zodat van het desbetreffende in de tussenuitspraak gegeven oordeel wordt uitgegaan. De beroepsgrond slaagt niet.
rechtsoverweging 113
35.1
Uit rechtsoverweging 113 van de tussenuitspraak volgt dat de beroepsgrond van eiser, voor zover het gaat om de weigering om de namen van [naam] en [naam] in de documenten openbaar te maken, slaagt, omdat de korpschef niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van Van den [naam] en [naam] zwaarder weegt dan het belang van de openbaarheid.
35.2
De rechtbank stelt vast dat de korpschef met deelbesluit VI heeft besloten alsnog de namen van Van den [naam] en [naam] in de documenten openbaar te maken en de dienovereenkomstig aangepaste documenten als bijlagen C tot en met G aan eiser te verstrekken. Daarmee heeft de korpschef het gebrek als bedoeld in rechtsoverweging 113 van de vorige tussenuitspraak hersteld.
Ten aanzien van de motivering van de toegepaste weigeringsgronden (rechtsoverweging 124)
36.1
De rechtbank heeft geoordeeld dat de korpschef niet ten aanzien van alle niet-openbaargemaakte documenten voldoende heeft gemotiveerd waarom openbaarmaking achterwege is gelaten. De rechtbank heeft in de tabel onder bijlage 2 van de vorige tussenuitspraak weergegeven ten aanzien van welke pagina’s de motivering niet voldoende is. De reden voor dat oordeel is ook in de tabel vermeld.
36.2
De korpschef heeft in deelbesluit VI toegelicht dat hij naar aanleiding van de tabel in bijlage 2 van de tussenuitspraak de hierin vermelde gebreken heeft hersteld door de informatie met dit besluit alsnog openbaar te maken, dan wel door de motivering aan te vullen, dan wel door een andere uitzonderingsgrond op de informatie toe te passen. De korpschef heeft aan de tabel een kolom toegevoegd, waaraan per gebrek is aangegeven op welke wijze dat is hersteld. Voor zover de openbaarmaking van de informatie op een andere grond wordt geweigerd, verwijst de korpschef voor de motivering naar de motivering die hij in bijlage H bij deelbesluit VI heeft opgenomen. Verder heeft de korpschef als bijlagen C tot en met G bij deelbesluit VI de documenten openbaar gemaakt waarin de wijzigingen zijn verwerkt.
36.3
Eiser voert in zijn zienswijze (onder de punten 155 tot en met 160) samengevat het volgende aan. Eiser kan de beoordelingen van de korpschef anders dan “openbaar maken” niet beoordelen, omdat eiser niet over de vertrouwelijke stukken beschikt. Eiser heeft verder een steekproef van 1 op 9 documenten gedaan. Daaruit blijkt dat in 50 gevallen de reactie van de korpschef overeenkomt met die in de tabel en in 6 gevallen niet. Op een totaal aantal van 551 gevallen komt dit neer op ongeveer 40 tot 60 gevallen. Eiser vindt dat een relevant aandeel. Verder wijst eiser erop dat weliswaar functienamen van enkele betrokkenen openbaar zijn gemaakt, maar dan blijft de ernstige tekortkoming van de functie van zender en ontvanger staan. Verder heeft de korpschef in 339 gevallen op de weigering om openbaar te maken de weigeringsgrond door een andere nieuwe weigeringsgrond vervangen. De rechtvaardiging van dit in stand houden van de uitzondering kan eiser niet beoordelen, uitgezonderd een beperkt gedeelte. In 19 gevallen zou de informatie elders beschikbaar zijn, maar dat kan eiser niet beoordelen. In 16 gevallen werd de informatie als verloren beschouwd en kon niet meer gevonden worden. In 6 gevallen geeft de korpschef geen reactie. Eiser vindt niet het aantal maar de kwaliteit van de informatie relevant bij het accepteren van de omissies. Gezien de aard van de zaak acht eiser dit niet acceptabel.
36.4
De rechtbank stelt vast dat eiser niet op elke afzonderlijke herstelpoging van de korpschef een reactie heeft gegeven. Daar waar voor de beoordeling van een herstelpoging de vertrouwelijke stukken moeten worden geraadpleegd, is het ook niet nodig om daarover een concrete beroepsgrond te formuleren. Ook volstaat, indien aan de orde, de vaststelling van eiser als beroepsgrond dat de korpschef geen reactie heeft gegeven op een gebrek. Op de andere – kenbare – herstelpogingen zal de rechtbank niet ingaan, omdat eiser hiertegen een concrete beroepsgrond kon formuleren en dat heeft nagelaten. Dat eiser heeft volstaan met enkele algemene bevindingen uit een steekproef (van 1 op de 9 documenten) is onvoldoende.
36.5
De herstelpogingen waarvoor de vertrouwelijke stukken moeten worden geraadpleegd betreffen een, naar de korpschef stelt, alsnog deugdelijke motivering waarom passages in documenten niet openbaar worden gemaakt. De korpschef heeft in bijlage H bij het deelbesluit VI per toegepaste weigeringsgrond, namelijk, voor zover hier nog van belang, de Wpg, en de onderdelen e en i, van het tweede lid van artikel 5.1 van de Woo, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo een toelichting gegeven. De rechtbank heeft bij de beoordeling van de toegepaste weigeringsgronden het volgende in aanmerking genomen.
Wpg
36.6
Op grond van artikel 8.8 van de Woo zijn de artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 niet van toepassing op informatie waarvoor een bepaling geldt die is opgenomen in de bijlage bij deze wet. In de bijlage bij artikel 8.8 van de Woo zijn de artikelen 3, derde lid, en 7 van de Wpg opgenomen. Daarmee heeft de wetgever beoogd de jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:265) te codificeren dat de Wpg een uitputtende regeling voor de verstrekking van politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van die wet bevat. Voor de beoordeling of gegevens als politiegegevens dienen te worden aangemerkt, is onder meer bepalend of die gegevens een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van de Afdeling van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3350), dient daarbij te worden beoordeeld of die gegevens alleen of in combinatie met andere gegevens zo kenmerkend zijn voor die persoon dat deze daarmee kan worden geïdentificeerd. Bij deze beoordeling mogen alle middelen worden betrokken waarvan mag worden aangenomen dat zij redelijkerwijs door de verantwoordelijke dan wel enig ander persoon zijn in te zetten om die persoon te identificeren (Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, blz. 45-50). Voor ieder gegeven in een mutatie dient een dergelijke beoordeling te worden gemaakt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2234).
Hierbij betrekt de rechtbank dat wat de Afdeling in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2004, heeft overwogen:
(…)
Na kennisneming van de onder geheimhouding overgelegde documenten is de Afdeling van oordeel dat de documenten weliswaar grotendeels uit politiegegevens bestaan — waarop de Wpg van toepassing is en niet de Wob —, maar niet uitsluitend. Zo bevatten de documenten naast aangiften en verklaringen van betrokkenen, die tot de desbetreffende natuurlijke persoon zijn te herleiden en wel politiegegevens zijn, bijvoorbeeld ook processen-verbaal van bevindingen en onderzoeken van politieambtenaren. Die stukken bestaan niet volledig uit politiegegevens.
(…)
11.1.
Na kennisneming van de ongelakte versie van het document met nummer PL2400-2013028919 is de Afdeling van oordeel dat wederpartij terecht betoogt dat niet alle weggelakte informatie in de verstrekte versie van het document politiegegevens bevat. Zo zijn onder meer data weggelakt en informatie over de handelwijze van de politie. Die gegevens zijn geen tot geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen te herleiden gegevens en dus geen politiegegevens in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg. De korpschef heeft deze gegevens dan ook ten onrechte geweigerd met een beroep op de Wpg. Hij dient alsnog te beoordelen of deze gegevens op grond van de Wob openbaar kunnen worden gemaakt.
Hieruit volgt dat data en informatie over de handelwijze van de politie geen tot geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen te herleiden gegevens hoeven te zijn en dat processen-verbaal van bevindingen en onderzoeken van politieambtenaren niet volledig uit politiegegevens hoeven te bestaan. Aangiften en verklaringen van betrokkenen zijn wel politiegegevens (vergelijke de noot van [naam] bij deze uitspraak van de Afdeling onder AB 2019/364).
Aangaande de beoordeling of het gaat om gegevens die alleen of in combinatie met andere gegevens zo kenmerkend zijn voor die persoon dat deze daarmee kan worden geïdentificeerd, heeft de korpschef – in bijlage H – toegelicht dat bepaalde gegevens, zoals data en plaatsnamen en het geslacht van een betrokkene, herleidbaar zijn tot een specifieke zaak en daarmee naar een natuurlijke persoon, omdat [bedrijf] over die zaak een tv-uitzending heeft gemaakt en daardoor veel informatie over die zaak bekend is. De rechtbank volgt deze onweersproken toelichting van de korpschef en zal daarmee rekening houden bij de beoordeling of sprake is van politiegegevens.
Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo
36.7
Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo bepaalt dat het verstrekken van informatie achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Deze uitzonderingsgrond komt overeen met de uitzonderingsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob. Het moet gaan om gegevens die, op zichzelf en in combinatie met elkaar, zonder onevenredige inspanning te herleiden zijn tot een persoon (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 30 september 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ8937).
Vaststaat dat de korpschef alle direct identificeerbare gegevens over de bij een persoon betrekking hebbende zaak terecht heeft weggelakt. Ook heeft de korpschef terecht alle directe identificeerbare gegevens ten aanzien van ambtenaren van de politie en andere (bestuurs)organen weggelakt, waarbij in aanmerking is genomen dat gesteld noch gebleken is dat het gaat om ambtenaren die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:32).
Ook heeft de korpschef andere gegevens op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo weggelakt. Het beantwoorden van de vraag of een persoon op basis van indirecte gegevens kan worden geïdentificeerd is casuïstisch. Hierbij kan een rol spelen of het unieke details betreft binnen het geheel van omstandigheden waarin de identificeerbare persoon verkeert of heeft verkeerd, dan wel of het een samenstel van gegevens betreft die onmiskenbaar naar die persoon verwijzen. Verder kan, ook als documenten worden geanonimiseerd, de kring van betrokkenen een rol spelen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2622).
Uit rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak volgt dat op grond van een datum, zijnde een indirect gegeven, een persoon kan worden geïdentificeerd, als het document waarin de datum staat vermeld betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
De korpschef vindt ook dat alle zaakspecifieke gegevens waarbij een link kan worden gelegd tussen documenten en de desbetreffende ontvoeringszaak op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e van de Woo niet openbaar mogen worden gemaakt. De rechtbank volgt de korpschef hierin, voor zover het gaat om de naam van het land waar het kind (met de betrokken ouder) zich bevindt en het betreffende document ziet op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft uitgezonden. Daartoe is redengevend dat de korpschef onweersproken heeft toegelicht dat het programma ‘Ontvoerd’ slechts een beperkt aantal afleveringen kent en in het programma de herkomst, en met name ook het land waar het kind zich bevindt aan de orde komen.
Ook heeft de korpschef terecht de locaties waar de betrokken ambtenaren werkzaam zijn niet openbaar gemaakt, voor zover die locaties staan vermeld in documenten die zien op zaken waarover [bedrijf] een aflevering heeft uitgezonden. Daarbij is in aanmerking genomen dat de korpschef onweersproken het volgende heeft toegelicht. De betrokken ambtenaren zijn werkzaam in hetzij de regio waar de betrokkenen vandaan komen, hetzij het land waar het kind mee naar toe genomen is. Aangezien het programma ‘Ontvoerd’ slechts een beperkt aantal afleveringen kent en in het programma de herkomst, en met name ook het land waar het kind zich bevindt aan de orde komen, zou door het vrijgeven van de locaties waar de betrokken ambtenaren werkzaam zijn herleidbaar zijn op welke afdeling en daarmee op welke personen de informatie betrekking heeft.
Ook heeft de korpschef naar het oordeel van de rechtbank terecht, daar waar de openbaarmaking van functienamen van ambtenaren geweigerd is, specifieke solofuncties op bepaalde locaties niet openbaar gemaakt, omdat anders gegevens openbaar worden gemaakt die direct te herleiden zijn tot de specifieke ambtenaar.
Of andere indirecte gegevens meebrengen dat op basis daarvan een persoon kan worden geïdentificeerd is casuïstisch en zal de rechtbank beoordelen aan de hand van de vertrouwelijke stukken.
Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo
36.8
Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo bepaalt dat het verstrekken van informatie achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen. Met deze bepaling heeft de wetgever beoogd de jurisprudentie te codificeren over de toepassing van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob, voor zover het betreft de bescherming van het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen (zie Kamerstukken II 2019/20, 35 112, nr. 9, blz. 46-50). Over de juistheid van de toepassing van de ‘oude’ weigeringsgrond in deze zaak verwijst de rechtbank naar de rechtsoverwegingen 119 en 120 van de vorige tussenuitspraak.
De korpschef heeft toegelicht dat deze weigeringsgrond heeft toegepast op telefoonnummers en e-mailadressen die bij specifieke afdelingen binnen een organisatieonderdeel van de politie in gebruik zijn. Van de mailadressen is steeds een deel weggelakt, zodat duidelijk blijft wel organisatieonderdeel het betreft. Openbaarmaking van deze informatie werkt misbruik van de mailadressen en telefoonnummers en kan ervoor zorgen dat de afdelingen worden gehinderd bij het uitvoeren van hun werkzaamheden, aldus nog steeds de korpschef. De rechtbank volgt diens onweersproken toelichting en zal daarmee rekening houden bij de beoordeling van de toepassing door de korpschef van deze weigeringsgrond.
36.9
De rechtbank heeft met inachtneming van het voorgaande beoordeeld of de korpschef de in tabel 2 opgenomen gebreken heeft hersteld. De rechtbank is van oordeel dat de korpschef een aantal gebreken niet heeft hersteld. Dat zal de rechtbank hierna per deelbesluit bespreken. De gebreken in tabel 2 die de rechtbank onbesproken laat, heeft de rechtbank hersteld geacht.

Deelbesluit I

Pag.
Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten
Motivering herstelpoging van de korpschef
67
Dit betreft een mailbericht waarbij een ander mailbericht wordt doorgestuurd. Onduidelijk is welk mailbericht is doorgestuurd.
De mailwisseling die wordt doorgestuurd staat op p. 187 t/m 191 van db 1.
37. De rechtbank stelt na raadpleging van de vertrouwelijke stukken vast dat de mailwisseling op de pagina’s 187 tot en met 191 van deelbesluit I recenter is dan het mailbericht op pagina 67 van deelbesluit I. De rechtbank kan de korpschef dan ook niet volgen dat de doorgestuurde mailbericht bij het mailbericht op pagina 67 de mailwisseling betreft op de pagina’s 187 tot en met 191.

Deelbesluit II

Pag.
Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten
Motivering herstelpoging van de korpschef
26
Het gaat om een e-mail van KPLD@minbuza.nl van vrijdag om 12:08 uur die is doorgestuurd. Die doorgestuurde e-mail ontbreekt. Gelet op de vertrouwelijke stukken wordt zonder nadere uitleg de korpschef niet gevolgd dat het doorgestuurde e-mail zou zijn weergegeven op pagina 31 bij deelbesluit II.
38. De rechtbank stelt vast dat de korpschef niet op dit gebrek is ingegaan.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging van de korpschef
62
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de informatie tussen “feestelijkheden” en “a.s. vrijdag”
Betreft een bijnaam van een persoon. Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet openbaar.
39. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt. Zonder nadere toelichting valt niet in te zien dat de bijnaam te herleiden is tot een bepaald persoon. Voor zover de korpschef met de bijnaam [naam] op het oog heeft, wijst de rechtbank erop dat de korpschef zijn naam naar aanleiding in de documenten openbaar heeft gemaakt (zie ook rechtsoverweging 35.2 van deze tussenuitspraak).

Deelbesluit III

Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging van de korpschef
6
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens onder “Haalbaarheid” de e-grond van toepassing is.
Betreft afbeelding van ontvoerd kind en informatie i.r.t. de ontvoering
40. Mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt. Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen waarom op de gegevens de e-grond van toepassing is, met uitzondering van namen, geboortedatum, de afbeelding van het kind, de familierelaties, het land en de plaatsnamen. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging van de korpschef
7
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens onder “Televisieverhaal” en “Advies” de e-grond van toepassing is.
Zie nadere motivering. Kopje advies artikel 10.2.e deels van toepassing, verder openbaar.
41. Mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt. Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen waarom op deze passages de e-grond van toepassing is, met uitzondering van de familierelaties en land. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging van de korpschef
41
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór het logo met het woord “ [naam] ”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
Gaat om een solofunctie. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
42. Mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt. Uit de motivering van de korpschef over solofuncties blijkt dat hij het oog heeft gehad op ambtenaren. Hier gaat het niet om een ambtenaar. Daarom is niet te volgen waarom deze functietitel op grond van de e-grond is weggelakt.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging van de korpschef
56
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór het logo met het woord “ [naam] ”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
Gaat om een solofunctie. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
43. Mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt. Uit de motivering van de korpschef over solofuncties blijkt dat hij het oog heeft gehad op ambtenaren. Hier gaat het niet om een ambtenaar. Daarom is niet te volgen waarom deze functietitel op grond van de e-grond is weggelakt.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging van de korpschef
88
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór het logo met het woord “ [naam] ”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
Gaat om een solofunctie. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
44. Mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt. Uit de motivering van de korpschef over solofuncties blijkt dat hij het oog heeft gehad op ambtenaren. Hier gaat het niet om een ambtenaar. Daarom is niet te volgen waarom deze functietitel op grond van de e-grond is weggelakt.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
94 t/m 121
Artikel 7 Wpg in samenhang met artikel 16-24 Wpg en/of de e-grond en/of de g-grond
Niet duidelijk is waarom de korpschef alle gegevens in dit document als politiegegevens heeft aangemerkt. Ook is niet duidelijk waarom op alle gegevens in dit document de e-grond en/of de g-grond van toepassing is.
p.94 grotendeels openbaar
p.95 deels openbaar
p.96 deels openbaar
p.97 deels openbaar
p.98 deels openbaar
p.99 Wpg
p.100 deels openbaar
p.101 deels openbaar
p.103 t/m 121 deels openbaar deels 10.2.e en Wpg
45. De rechtbank stelt na raadpleging van de vertrouwelijke stukken vast dat het gaat om een document uit een politieregistratiesysteem en dat het deels gaat om gegevens die in het kader van de uitoefening van politietaken zijn verwerkt. Gelet op wat onder 102 tot en met 102.2 van de vorige tussenuitspraak is overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat het onderhavige document niet ziet op een casus waarover [bedrijf] een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden en dat de weglakking van datums in dit document op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de wob (lees: artikel artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo) ondeugdelijk is gemotiveerd.
De korpschef heeft in de nieuwe versie van het document, zoals opgenomen in bijlage E bij deelbesluit VI, gegevens openbaar gemaakt en datums (in het rood) toegevoegd bij een aantal weglakkingen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de – thans nog –
weggelakte gegevens te herleiden zijn tot een natuurlijke persoon en aldus politiegegevens zijn.
Ten aanzien van pagina’s 94 en 95 is niet te volgen dat alle weggelakte gegevens politiegegevens zijn, met uitzondering van namen en plaatsnaam.
De pagina’s 96 tot en met 98 bovenaan betreffen een weergave van een mutatierapport. Pagina 96 bevat voor een deel politiegegevens, namelijk achter “Plaats voorval” en “Verbalisanten”, onder en niet naast “Recherche” en de weggelakte passage(s) vanaf achter “Kaartnummer” tot en met “Rol”, uitgezonderd de passages achter “Rollen”/”Rol”. Niet te volgen is dat de overige weggelakte passages politiegegevens zijn.
Ten aanzien van pagina 97 geldt dat de passage boven “Maatschappelijke klasse” voor een deel politiegegevens bevat en voor een deel niet. Verder bevat deze pagina – van boven naar beneden – politiegegevens onder “Aktie volgnummer 2” en wel achter “Plaats voorval”, achter en onder “Verbalisanten”, achter “Referentie”, “Plaats voorval”, achter en onder “Verbalisanten”, onder “Aktie volgnummer 3”en wel achter “referentie” “Plaats voorval” achter en onder “Verbalisanten”, achter “Betrokken persoon”, onder “Aktie volgnummer 4” en wel “Plaats voorval”, achter “Verbalisant” “Betrokken persoon”, onder “Aktie volgnummer 5”en wel achter “Referentie” “Plaats voorval”, achter en onder “Verbalisant”, achter en onder “Betrokken personen”, onder “Aktie volgnummer 6” en wel achter “Referentie” “Plaats voorval” “Verbalisant” “Betrokken persoon”, onder “Aktie volgnummer 7” en wel achter “referentie. De overige weglakkingen op pagina 97 betreffen geen politiegegevens
Ten aanzien de passage op pagina 98 bovenaan, zijn de weglakkingen achter “Plaats voorval” “Verbalisant” en “Betrokken persoon” politiegegevens. De overige weglakkingen in die passages zijn geen politiegegevens.
Verder bevat pagina 98 tot en met ongeveer halverwege pagina 101 een weergave van een proces-verbaal van aangifte. De weggelakte gegevens zijn tot een natuurlijke persoon te herleiden en zijn daarmee politiegegevens (zie ook de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2019).
Pagina 101 vervolgt met een weergave van een mutatierapport. Deze passage bevat achter “Plaats voorval” “Verbalisanten” en de gegevens onder “Betrokken persoon” politiegegevens. De overige weglakkingen in deze passage zijn geen politiegegevens.
Op pagina 102 gaat de weergave van het mutatierapport verder. De weggelakte gegevens tot aan “Toelichting bij incident” zijn politiegegevens, uitgezonderd de passages achter de items “Rol”: deze zijn geen politiegegevens. Verder zijn de gegevens achter “Plaats voorval” en achter en onder “Verbalisanten” politiegegevens. De andere weglakkingen in deze passage zijn geen politiegegevens.
Pagina 102 vervolgt met een weergave van een andere mutatierapport. De weglakkingen in deze passage zijn geen politiegegevens.
Ten aanzien van pagina 103 zijn de weglakkingen – van boven naar beneden - achter “Plaats voorval” “Verbalisanten” en alle items onder “Betrokken personen” tot “Toelichting bij incident”, uitgezonderd de items “Rollen” of “Rol” politiegegevens. Verder zijn de gegevens achter “Betreft” geen politiegegevens. Ten aanzien van de weglakkingen onder “Betreft” tot aan boven “Aktie volgnummer 2” op pagina 104 is niet te volgen dat deze politiegegevens betreffen, met uitzondering van familierelaties, landen en plaatsnamen. Verder zijn de weglakkingen onder “Aktie volgnummer 2” tot aan “Document 5: Toelichting” achter “Plaats voorval” en achter en onder “Verbalisanten” politiegegevens. De overige weglakkingen in deze passage zijn geen politiegegevens.
De passage tussen “Document 5: Toelichting” en “3.2 Activiteit” bevat voor een deel geen politiegegevens en voor een deel wel.
De weglakkingen tussen “3.2 Activiteit” en “Gerelateerde personen” bevatten geen politiegegevens. De weglakkingen onder “Gerelateerde personen” tot aan “Document 1: PV VERHOOR” zijn politiegegevens.
Verder bevat het document vanaf pagina 104 vanaf “Document 1: PV VERHOOR” tot aan “3.4 Activiteit” op pagina 107 een weergave van processen-verbaal van verhoren. De weglakte gegevens zijn tot een natuurlijke persoon te herleiden en zijn daarmee politiegegevens (zie ook de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2019).
De weglakte gegevens achter en onder “3.4 Activiteit” op pagina 107 zijn geen politiegegevens.
Ten aanzien van pagina 108 zijn de weggelakte gegevens tussen “Gerelateerde personen” en “Document 1” politiegegevens. De weggelakte gegevens tussen Document 1” en “A: Persoonsgegevens” zijn geen politiegegevens. De weggelakte gegevens tussen “Persoonsgegevens” en “Officier van Justitie te” zijn politiegegevens. De weglakking achter “Officier van Justitie te” is geen politiegegeven. De weggelakte gegevens achter “Naam Off. Van Justitie” en “Telefoonnummer” zijn politiegegevens. De weglakkingen vanaf “Referentienummer” tot aan “ONDERTEKENING SIGNALERENDE AUTORITEITEN” zijn geen politiegegevens. De weggelakte gegevens onder “ONDERTEKENING SIGNALERENDE AUTORITEITEN” zijn politiegegevens.
De gegevens achter en onder “3.5 Activiteit” op pagina 108 zijn geen politiegegevens.
Ten aanzien van pagina 109 zijn de weggelakte gegevens tussen “Gerelateerde personen” en “Document 1” politiegegevens. De weggelakte gegevens tussen “Document 1” en “Persoonsgegevens” zijn geen politiegegevens. De weggelakte gegevens tussen “Naam” en Gevarenklasse” zijn politiegegevens. De weggelakte gegevens achter “gevarenklasse” tot en met achter “Te nemen aktie” zijn geen politiegegevens. De weggelakte gegevens achter “Bijzonderheden” zijn politiegegevens. De weglakking achter “Team Recherche” is geen politiegegeven. De weglakkingen achter “Naam van de H.O.V.J” en “Telefoonnummer” zijn politiegegevens. De weglakkingen vanaf achter “Referentienummer” tot aan “ONDERTEKENDE SIGNALERENDE AUTORITEITEN” zijn geen politiegegevens. De weggelakte gegevens onder “ONDERTEKENDE SIGNALERENDE AUTORITEITEN” zijn politiegegevens.
De weggelakte gegevens achter “3.6 Aktiviteit” tot aan “Gerelateerde personen” zijn geen politiegegevens. De weggelakte gegevens onder “Gerelateerde personen” zijn politiegegevens.
Ten aanzien van pagina 110 zijn de weglakkingen boven “Persoonsgegevens” geen politiegegevens. De weglakkingen tussen “Naam” en “Gevarenklasse” zijn politiegegevens. De weggelakte gegevens na “Gevarenklasse” tot aan “Bijzonderheden” zijn geen politiegegevens. De gegevens achter “Bijzonderheden” zijn politiegegevens. De weglakking achter “Team Recherche” is geen politiegegeven. De weggelakte gegevens achter “Naam van de H.O.V.J.” en “Telefoonnummer” zijn politiegegevens. De weggelakte gegevens vanaf achter “Datum van aangifte” tot aan “ONDERTEKENDE SIGNALERENDE AUTORITEITEN” zijn geen politiegegevens. De weggelakte gegevens onder aan “ONDERTEKENDE SIGNALERENDE AUTORITEITEN” zijn politiegegevens.
De weggelakte gegevens vanaf achter “ALGEMENE MUTATIE” tot aan “Gerelateerde personen” zijn geen politiegegevens. De weggelakte gegevens tussen “Gerelateerde personen” en “Document 1” zijn politiegegevens.
De weggelakte gegevens onder “Document 1” zijn geen politiegegevens.
Ten aanzien van pagina 111 zijn de weggelakte gegevens vanaf achter “Opmaak datum” tot en met achter “Maatschappelijke klasse” geen politiegegevens. Het weggelakte gegeven achter “Referentie” is een politiegegeven. De weglakkingen achter “Datum/tijdstip kennisname” en “Pleegdatum/tijd” zijn geen politiegegevens. De weggelakte gegevens achter “Plaats voorval” zijn politiegegevens. De weggelakte gegevens achter “Soort locatie” is geen politiegegeven. De weggelakte gegevens vanaf achter “Achternaam” tot en met achter “Telefoonnummer” zijn politiegegevens. De weglakking achter “Rol” is geen politiegegeven. De weglakkingen achter “Kaartnummer” en “Belde melder met het volgende” zijn politiegegevens.
Ten aanzien van de weggelakte gegevens tussen “Document 2 TOELICHTING” en “3.8 Activiteit” zijn de gegevens in de eerste zin geen politiegegevens. De andere weggelakte gegevens zijn wel politiegegevens.
De weggelakte gegevens vanaf achter “3.8 Activiteit: ONDERZOEK OVERIG” tot aan “Gerelateerde personen” zijn geen politiegegevens. De weglakkingen tussen “Gerelateerde personen” en “Document 1: MUTATIERAPPORT” zijn politiegegevens. De weggelakte gegevens onder “Document 1: MUTATIERAPPORT” zijn geen politiegegevens.
Ten aanzien van pagina 112 zijn de weggelakte gegevens vanaf achter “Opmaak datum” tot en met achter “Pleegdatum/tijd” geen politiegegevens. De weggelakte gegevens achter “Plaats voorval” zijn politiegegevens. De weglakking achter “Soort locatie” is geen politiegegeven. De weggelakte gegevens vanaf achter “Verbalisant” tot aan “3.9 Activiteit ONDERZOEK OVERIG” zijn politiegegevens. De weggelakte gegevens achter 3.9 Activiteit ONDERZOEK OVERIG” tot aan “Gerelateerde locaties” zijn geen politiegegevens. De weglakking onder “Gerelateerde locaties” is een politiegegeven. De weggelakte gegevens tussen “DOCUMENT 1: PV VAN BEVINDINGEN” TOT “verbalisant” zijn geen politiegegevens. De weggelakte gegevens achter “verbalisant” en “aktenummer” zijn politiegegevens. De weglakkingen achter “Team” en “Op” zijn geen politiegegevens. De weglakkingen achter “locatie” en “gemeente” zijn politiegegevens. De weggelakte gegevens achter “donderdag” zijn geen politiegegevens.
Ten aanzien van pagina 113 zijn de weglakkingen tot aan “3.10 Activiteit ONDERZOEK OVERIG” politiegegevens. De weglakkingen daarachter en daaronder tot aan “Gerelateerde locaties” zijn geen politiegegevens. De weglakking onder “Gerelateerde locaties” is een politiegegeven. De weglakkingen achter “Form.nr” tot en met achter “Proces-verbaalnummer” zijn geen politiegegevens. De weglakking achter “verbalisant” is een politiegegeven. De weglakkingen achter “Team” en “Op” zijn geen politiegegevens. De weglakkingen vanaf achter “locatie de” zijn politiegegevens.
Ten aanzien van pagina 114 zijn de weglakkingen tot aan “Gerelateerde personen” geen politiegegevens. De weglakkingen tussen “Gerelateerde personen” en “Document 1: MUTATIERAPPORT” zijn politiegegevens. De weglakkingen tot aan “Verbalisant” zijn geen politiegegevens. De weggelakte gegevens achter “Verbalisant” zijn politiegegevens. De weglakking achter “Recherche” en Regio” zijn geen politiegegevens. De weglakkingen tussen “betrokken personen” en “nationaliteit” zijn politiegegevens. De weglakking vóór “rol” betreft geen politiegegeven. De onderste weggelakte passage en de weggelakte passage boven “naam” op pagina 115 bevat voor een deel politiegegevens en voor een deel niet.
Ten aanzien van pagina 115 zijn verder de weggelakte passage vanaf achter “Naam” tot “Gevaren klasse” politiegegevens. Vanaf achter “Gevaren klasse” tot en met achter “Aliassen” bevatten de weggelakte gegevens geen politiegegevens. De weglakkingen achter “Naam” tot en met achter “Nationaliteit” bevatten politiegegevens. De weglakkingen vanaf achter “Gevaren klasse” tot aan “Signalerende land” bevatten geen politiegegevens. De weggelakte gegevens achter “Schengen id nr” zijn politiegegevens. De weglakking achter “Aliassen” betreft geen politiegegeven. De weglakkingen vanaf achter “Naam” tot aan “Datum aanh.bevel’ betreffen politiegegevens. De weglakkingen achter “Datum aanh.bevel” en “Openbaar Ministerie te” betreffen geen politiegegevens. De weglakking achter :”OVJ MR.” betreft een politiegegeven. De weglakkingen vanaf achter “Plaats feit” betreffen politiegegevens.
Ten aanzien van pagina 116 zijn de weggelakte gegevens tot en met achter “P-nummer” politiegegevens. De weggelakte gegevens tussen “Gerelateerde activiteiten” en “Gerelateerde locaties” zijn geen politiegegevens. De weggelakte gegevens onder “Gerelateerde locaties” zijn politiegegevens.
Ten aanzien van pagina 117 betreft de weglakking tussen “Gerelateerde activiteiten” en “Gerelateerde locaties” geen politiegegevens. De weglakking onder “Gerelateerde locaties” tot aan “VERHOOR GETUIGE” betreffen politiegegevens. De weglakking daarachter betreft geen politiegegeven. De weglakkingen onder “Gerelateerde locaties” tot en met achter “P-nummer” betreffen politiegegevens. De weglakkingen tussen “Gerelateerde activiteiten” en “Gerelateerde locaties” betreffen geen politiegegevens. De weglakking onder “Gerelateerde locaties” betreffen politiegegevens.
Ten aanzien van pagina 118 zijn de weglakkingen onder “4.5 Persoon” tot en met achter “P-nummer politiegegevens. De weglakking achter “ONDERZOEK OVERIG” betreft geen politiegegeven. De weglakkingen onder “4.6 Persoon” tot en met achter “P-nummer” zijn politiegegevens. De weglakkingen tussen “Gerelateerde activiteiten” en “Gerelateerde locaties” betreffen geen politiegegevens. De weglakking onder “Gerelateerde locaties” betreffen politiegegevens. De weglakkingen achter en onder “4.7 Persoon” betreffen politiegegevens.
Ten aanzien van pagina 119 zijn de weglakkingen tot aan “Gerelateerde activiteiten” persoonsgegevens. De weglakkingen tussen “Gerelateerde activiteiten” en “Gerelateerde locaties” betreffen geen politiegegevens. De weglakkingen onder “Gerelateerde locaties” tot aan “Gerelateerde activiteiten” betreffen politiegegevens. De weglakkingen tussen “Gerelateerde activiteiten” en “7.3 Locatie” betreffen geen politiegegevens. De weglakkingen achter en onder “7.3 Locatie” betreffen politiegegevens.
Ten aanzien van de pagina’s 120 en 121 betreffen de weglakkingen politiegegevens.
Voor zover het niet om politiegegevens gaat, vallen de weggelakte gedeelten van het document onder de Woo. Ten aanzien van de gedeelten uit dit document die onder de Woo vallen, heeft de korpschef zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze konden worden geweigerd op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo. Alle tot geïdentificeerde of identificeerbare personen herleidbare gegevens zijn immers politiegegevens die zijn verwerkt in het kader van de uitoefening van de politietaak en daarop is de Woo niet van toepassing. Gelet hierop is ten aanzien van de weggelakte gedeelten die niet politiegegevens betreffen niet inzichtelijk waarom de overige weigeringsronden van de Woo van toepassing zijn.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging van de korpschef
132 t/m 134
Artikel 7 in samenhang met artikel 16-24 en/of de e-grond en/of de g-grond
Niet duidelijk is waarom de korpschef alle gegevens in dit document als politiegegevens heeft aangemerkt. Ook is niet duidelijk waarom op alle gegevens in dit document de e-grond en/of de g-grond van toepassing is.
Wordt grotendeels openbaar gemaakt
46. De weggelakte passage op pagina 133 onder “082 ANTWOORD OP UW BERICHT” bevat gegevens over de handelwijze van de politie. Niet is te volgen dat het gaat om politiegegevens.
De overige (nog) weggelakte passages op pagina 132 tot en met 134 bevatten politiegegevens of bevatten geen informatie.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging van de korpschef
147
e-grond
Niet duidelijk is waarom op basis van de e-grond de tekst tussen “your” en “: letter”, tussen “with” en “has” en na “follows” is weggelakt
Art. 5.1.2 onder e van toepassing. Betreft datum i.r.t. ontvoeringszaak. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
47. Mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt.
Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de gegevens tussen “with” en “has” de e-grond is toegepast, met uitzondering van namen en een datum.
Ook is niet te volgen op de gegevens na “follows” de e-grond is toegepast, met uitzondering van namen, familierelaties en het land.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging van de korpschef
174
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele passage tussen “arriveren.” en “Alvast” de e-grond is toegepast.
Wordt deels openbaar gemaakt
48. De rechtbank stelt vast dat een deel van de betreffende passage nog steeds is weggelakt.
Mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt.
Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Ten aanzien van de passage tussen “locatie” en “Alvast” is niet te volgen dat daarop de e-grond is toegepast, met uitzondering van de plaatsnaam en familierelaties. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
186 en 187
Artikel 7 Wpg in samenhang met artikel 16-24 Wpg en/of de e-grond
Niet duidelijk is waarom de korpschef alle gegevens in dit document als politiegegevens heeft aangemerkt. Ook is niet duidelijk waarom op die gegevens de e-grond is toegepast
Wordt deels openbaar gemaakt
49. De rechtbank stelt vast dat een deel van de betreffende passages nog steeds is weggelakt.
Mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt.
Voorop wordt gesteld dat de pagina’s 186 en 187, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Het gaat om een mutatierapport van de politie. Niet alle weggelakte informatie tussen “Toelichting bij zelfstandige aktie” en “betrokkene” bevat politiegegevens. Zo is ook informatie over de handelwijze van de politie weggelakt. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
190
e-grond
Niet duidelijk is waarom de gehele passage tussen “allemaal,” en “Met groeten” de e-grond is toegepast.
Wordt deels openbaar gemaakt
50. De rechtbank stelt vast dat een deel van de betreffende passage nog steeds is weggelakt.
Mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt.
Voorop wordt gesteld dat deze pagina, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de passage tussen “verblijven” en “Met groeten” de e-grond is toegepast, met uitzondering van de familierelatie. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
195
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens tussen “heeft” en “Dank” en tussen “hangen” en “Met groeten” de e-grond is toegepast.
Wordt deels openbaar gemaakt. Op de overige delen is art. 5.1.2 onder e van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
51. De rechtbank stelt vast dat een deel van de betreffende passages nog steeds is weggelakt.
Mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt.
Voorop wordt gesteld dat deze pagina, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de passage tussen “uit” en “Dank” de e-grond is toegepast, met uitzondering van het land, de familierelaties en een plaatsnaam.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
196
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele eerste alinea na “Hallo allemaal” de e-grond is toegepast.
Zaakspecifieke details over terugkeer gezin en locatiegegevens
52. De rechtbank stelt vast dat deze passage nog steeds is weggelakt.
Mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt.
Voorop wordt gesteld dat deze pagina, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen waarom op die eerste alinea de e-grond is toegepast, met uitzondering van de familierelaties en plaatsnaam. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
225
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele passages onder 1, 2, 4 en 5 de e-grond is toegepast.
Wordt grotendeels openbaar gemaakt. Art. 10.2.e Wob is nog deels van toepassing
53. Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’
nieteen aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet te volgen is dat op de (thans nog) weggelakte passages onder 1,2, 4 en 5 de e-grond van toepassing is, met uitzondering van plaatsnamen, namen en landen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
225
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele tekst tussen “dat” en “bevestigen” de e-grond is toegepast.
Wordt deels openbaar gemaakt
54. Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’
nieteen aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Anders dan als motivering herstelpoging is vermeld, is in bijlage E de passage nog steeds weggelakt maar nu omdat het volgens de korpschef politiegegevens zijn. Waarom dat zo is, heeft de korpschef niet duidelijk gemaakt. Overigens bevat de passage, met uitzondering van namen en plaatsnamen, geen tot personen herleidbare gegevens.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
227
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele passages tussen “(…) bij ons opkwamen:” en “Groet” de e-grond is toegepast
Deels openbaar, deels artikel 10.2.e Wob
55. Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’
nieteen aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet te volgen is dat op de (thans nog) weggelakte passages de e-grond van toepassing is, met uitzondering van namen, landen en een werelddeel.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
230
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele tekst tussen “over” en “Veel” de e-grond is toegepast.
Wordt m.u.v. een naam openbaar gemaakt. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
56. Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’
nieteen aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet te volgen is dat op de (thans nog) weggelakte passage de e-grond van toepassing is, met uitzondering van namen, familierelaties, plaatsnamen en locatieaanduidingen
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
232
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de eerste gehele passage na “Goedenavond,” de e-grond is toegepast.
Wordt deels openbaar gemaakt, ziet deels op 10.2.e Wob en art. 5.1.2.i Woo is van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
57. Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’
nieteen aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet te volgen is dat tussen “dat gesprek” en “Even voor” de e-grond is toegepast, met uitzondering van namen. Dat geldt ook voor de passage tussen “uitgesproken dat” en “Een vervolg”.
In de passage is in het weggelakte blok vóór “Vriendelijke groet” vermeld “5.1.5 Woo”. Kennelijk is de korpschef bij de weglakking van de gegevens in dit blok gebleven op basis van artikel 5.1, vijfde lid, van de Woo (onevenredige benadeling). De korpschef heeft echter niet gemotiveerd waarom hier van sprake is en dat daarom openbaarmaking achterwege moet blijven.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
272-274
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle weggelakte gegevens politiegegevens betreffen.
Wordt grotendeels openbaar gemaakt. Betreft deels Wpg gegevens. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
58. Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Wat betreft de pagina’s 272 en 273 is niet te volgen waarom de passage direct onder tussen “MAINTAIN REFERENCE” politiegegevens bevat.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
279-290
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle weggelakte gegevens de e-grond is toegepast.
Wordt grotendeels openbaar gemaakt.
59. Voorop wordt gesteld dat deze pagina’s, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Pagina’s 275-285 betreffen een beschikking van een rechtbank. Pagina’s 286-290 betreffen een beschikking van een gerechtshof. Niet duidelijk is wat thans de grondslag is voor de weggelakte gegevens. Uit de motivering in bijlage C valt af leiden dat de korpschef op de niet openbaar gemaakte passages nog steeds de e-grond toepast, terwijl bij de weglakking in de documenten in bijlage E artikel 28 van Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staat vermeld.
De rechtbank kan de korpschef niet volgen dat de bijzondere openbaarmakingsregeling van artikel 28 Rv van toepassing is. Deze documenten betreffen beschikkingen, terwijl het artikel uitsluitend van toepassing is op processtukken in een civiele procedure (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2803). Daarbij wijst de rechtbank erop dat dat voor eiser, als derde, gelet op het bepaalde in artikel 29, tweede lid, Rv mogelijk is om van de griffier in de civiele procedure een afschrift daarvan te verkrijgen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2988).
Voor zover de korpschef heeft bedoeld de e-grond toe te passen is hij niet te volgen, met uitzondering van directe persoonsgegeven (namen, geboortedata, en verblijfsplaats), familierelaties, datums, en zaaknummers. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
303-311
Wpg en e-grond
Het gaat om de passages na “Document 1: TOELICHTING”. Niet duidelijk is dit allemaal politiegegevens zijn. Evenmin is duidelijk waarom op al deze gegevens de e-grond is toegepast.
Betreft zaakspecifieke (persoonlijke) informatie. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
60. Het document betreft politiemutaties en heeft betrekking op een zaak waarover [bedrijf] een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
De weggelakte passages bevatten naast gegevens die tot personen zijn te herleiden ook gegevens over bijvoorbeeld de handelwijze van de politie. Laatstgenoemde gegevens zijn geen politiegegevens. Voor zover de korpschef de openbaarmaking van die gegevens (subsidiair) heeft geweigerd op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo, volgt de rechtbank hem hierin ook niet. Alle tot geïdentificeerde of identificeerbare personen herleidbare gegevens zijn immers politiegegevens die zijn verwerkt in het kader van de uitoefening van de politietaak en daarop is de Woo niet van toepassing. Gelet hierop is ten aanzien van de weggelakte gedeelten die niet politiegegevens betreffen niet inzichtelijk waarom de overige weigeringsronden van de Woo van toepassing zijn.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
354-368
Wpg
Niet duidelijk waarom alle weggelakte gegevens politiegegevens zijn
Wordt deels openbaar gemaakt. Betreft Wpg gegevens. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
61. Het document betreft politiemutaties. Gelet op wat onder 102 tot en met 102.2 van de vorige tussenuitspraak is overwogen, gaat de rechtbank ervan uit dat het onderhavige document niet ziet op een casus waarover [bedrijf] een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden en dat de weglakking van datums in dit document op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob (lees: artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo) ondeugdelijk is gemotiveerd.
Mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van de weggelakte gegevens vanaf pagina 354 tot “Gerelateerde locaties” op pagina 355, vanaf “REGIOPOLITIE” tot “Plaats voorval”, vanaf “soort locatie” tot “Verbalisant” (op pagina 355) is niet duidelijk waarom deze gegevens politiegegevens zijn. Ten aanzien van de passage achter en onder “Toelichting bij actie” is onduidelijk waarom de laatste zin politiegegevens bevat.
Ten aanzien van de weggelakte gegevens op pagina 356 boven “Document 2: Toelichting” is niet duidelijk waarom deze politiegegevens zijn. Ten aanzien van de passage tussen “Document 2: Toelichting” en “3.2 Activiteit” is niet duidelijk waarom de laatste twee zinnen politiegegevens bevatten. Ook is niet duidelijk waarom de gegevens tussen “3.2 Aktiviteit” en “Gerelateerde personen” politiegegevens zijn. Dat geldt ook voor de gegevens vanaf achter “REGIOPOLITIE” tot aan “Titel”, vanaf achter Projectcode” tot aan “Plaats voorval, achter “soort locatie” tot aan “Verbalisanten”.
De weggelakte passages vanaf onder “Toelichting bij incident” op pagina 356, die doorlopen tot aan “Document 2: PV VAN AANGIFTE (ALGEM.)” op pagina 359 bevatten naast gegevens die tot personen zijn te herleiden ook gegevens over bijvoorbeeld de handelwijze van de politie. Laatstgenoemde gegevens zijn geen politiegegevens.
De weggelakte passages onder “Document 3: TOELICHTING” op pagina 363 tot aan “3.3 Activiteit (…)” op pagina 365 bevatten naast gegevens die tot personen zijn te herleiden ook gegevens over bijvoorbeeld de handelwijze van de politie. Laatstgenoemde gegevens zijn geen politiegegevens.
Ten aanzien van de weggelakte passages naast en onder “3.3 Activiteit (…)” op pagina 365 tot aan “Gerelateerde personen” is niet duidelijk waarom deze politiegegevens bevatten. Dat geldt ook voor de gegevens achter “REGIOPOLITIE” en “Registratienummer”. En ook voor vanaf achter “Gevarenklasse” tot aan “functionaris’, vanaf “Signaleringsnummer” tot aan “functionaris”, vanaf “Referentienummer” tot aan “”plaats delict” en vanaf “Omschrijving van het feit” tot aan “Signalering in” en vanaf “Korpscode” tot aan het eind van pagina 365
De weggelakte passage tussen “Document 2 (…)” en “4. Personen” bevat naast gegevens die tot personen zijn te herleiden ook gegevens over bijvoorbeeld de handelwijze van de politie. Laatstgenoemde gegevens zijn geen politiegegevens.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
385
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens in de tekst tussen “Er is nu” en “Mocht hij” de e-grond is toegepast.
Wordt grotendeels openbaar gemaakt
62. Voorop wordt gesteld dat deze passage, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de passage tussen “het risico dat” en “Mocht” de e-grond is toegepast, met uitzondering van familierelaties en een naam.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
390-391
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle weggelakte gegevens als politiegegevens zijn aangemerkt
Wordt grotendeels openbaar gemaakt
63. Voorop wordt gesteld dat deze passage, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Het document op pagina 390 betreft een rapport verstrekking politiegegevens. Niet is te volgen dat de gegevens allemaal politiegegevens betreffen, met uitzondering van datums, persoonsgegevens (namen, geboorteplaats, geboortedatum). Het gaat ook om gegevens die de handelwijze van de politie betreffen. Dat zijn geen politiegegevens.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
394
Wpg en/of e-grond
Niet duidelijk is waarom alle gegevens in de tweede alinea politiegegevens betreffen. Ook is niet duidelijk waarom op al die gegevens de e-grond is toegepast.
Wordt grotendeels openbaar gemaakt. Wpg is niet van toepassing
64. Voorop wordt gesteld dat deze passage, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden. Ten aanzien van de eerste zin van de tweede alinea is niet te volgen dat het allemaal politiegegevens zijn, met uitzondering van familierelaties en een naam. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.

Deelbesluit IV

Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
1
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie onder “
Adres” en “
Adres school” politiegegevens betreffen,
Art. 5.1.2 e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
65. Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de gehele passage tussen “Adres” en “Adres school” de e-grond is toegepast, met uitzondering van namen, landen, familierelaties, plaatsnamen en locaties. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
4
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
66. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Gelet hierop is niet te volgen waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
13
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens van SM na “T” en “F” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
67. Het gaat hier om contactgegevens van [bedrijf] en (dus) niet van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
19
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “F” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
68. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
20
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “F” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
69. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
21
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “M” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
70. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
23
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
71. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
26
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
72. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
36
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de informatie vóór “ [bedrijf] B.V.” de e-grond is toegepast
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
73. Niet te volgen is dat op het kader direct boven “ [bedrijf] B.V.” de e-grond is toegepast, omdat het gaat om het logo van [bedrijf] .
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
37
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “M” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
74. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
39
Wpg
Niet duidelijk is waarom de weggelakte informatie een politiegegeven betreft
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
75. Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Ten aanzien van de weggelakte passages onder de eerste en laatste bulletpoints is niet te volgen dat de e-grond is toegepast, met uitzondering van namen, land, nationaliteit overheid en familierelaties. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
40
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “M” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
76. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
40
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de informatie vóór “ [bedrijf] B.V.” de e-grond is toegepast
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
77. Niet te volgen is dat op het kader direct boven “ [bedrijf] B.V.” de e-grond is toegepast, omdat het gaat om het logo van [bedrijf] .
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
48
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de informatie vóór “ [bedrijf] B.V.” de e-grond is toegepast
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
78. Niet te volgen is dat op het kader direct boven “ [bedrijf] B.V.” de e-grond is toegepast, omdat het gaat om het logo van [bedrijf] .
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
48
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “F” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
79. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
57
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “lichten” en “Ik” een politiegegeven betreft, omdat niet alle informatie tot een persoon herleidbaar is
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing
80. Voorop wordt gesteld dat het document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Ten aanzien van de passage tussen “bij ons van” en “Ik zie dat” is niet te volgen dat de e-grond is toegepast, met uitzondering van een naam, een locatie, een datum, en een parketnummer. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
63
e-grond
Niet duidelijk is waarom de e-grond is toegepast op de informatie tussen “Groet, [weglakking]” en “ [bedrijf] B.V.”
Idem als redenering op p. 36
81. Niet te volgen is dat op het kader direct boven “ [bedrijf] B.V.” de e-grond is toegepast, omdat het gaat om het logo van [bedrijf] .
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
63
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “M” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
82. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
82
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
Deels Wpg deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
83
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
Deels Wpg deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
83
g-grond
Niet duidelijk waarom de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
84
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
83. Deze pagina’s betreffen een journaal van de politie. Voorop wordt gesteld dat het journaal, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Ten aanzien van de weggelakte passages is niet te volgen dat de e-grond is toegepast, met uitzondering van namen, familierelaties, datums, landen en plaatsnamen. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten
Motivering herstelpoging
85
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing
84. Voorop wordt gesteld dat het journaal, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de passage tussen “(Interpol) en” en “*Signalering” de e-grond is toegepast, met uitzondering van namen, landen en nationaliteit autoriteiten. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
87
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
85. Voorop wordt gesteld dat het journaal, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de passage tussen “kind besloten om” en “Rapp’s” de e-grond is toegepast, met uitzondering van familierelaties, een datum en een naam. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
88
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
Deels openbaar deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
89
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
Deels openbaar deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
90
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
Deels openbaar deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
91
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
Deels openbaar deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
91
Artikel 28 Rv
Deze weigeringsgrond is niet van toepassing, omdat het geen mededeling betreft van een partij als bedoeld in artikel 28 Rv
Deels openbaar deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
86. Voorop wordt gesteld dat dit document, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
De rechtbank stelt voorop dat de pagina’s 88 tot en met 91 een journaal/mutaties van de politie betreft/betreffen en dat de hierin opgenomen gegevens in het kader van de uitoefening van de politietaak zijn verwerkt. De korpschef heeft in dit journaal gegevens weggelakt niet alleen op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo maar ook op grond van de Wpg, omdat de gegevens herleidbaar zijn tot geïdentificeerde of identificeerbare personen. De Woo is echter niet van toepassing op geïdentificeerde of identificeerbare personen herleidbare gegevens die zijn verwerkt in het kader van de uitoefening van de politietaak: het zijn (dan) politiegegevens in de zin van de Wpg. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de korpschef dat de gegevens die hij op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo heeft weggelakt heeft bedoeld dat het (ook) om politiegegevens gaat.
Gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, heeft het journaal betrekking op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat de weggelakte passages allemaal politiegegevens zijn, met uitzondering van familierelaties, namen, nationaliteit, plaatsnamen, landen, telefoonnummers, datums, en een BPS-nummer.
Verder wijst de rechtbank op het volgende.
De passage onder “(…) die informatie wilde over (…)” en boven “Gebled met MINBUZA (…)” op pagina 89 bevat naast politiegegevens ook gegevens over de handelwijze van de politie en een ministerie. Laatstbedoelde gegevens zijn geen politiegegevens.
De passage tussen “(…) Buitenlandse zaken op de lijn” en “Bij nieuwe ontwikkelingen (…)” op pagina 90 bevat naast politiegegevens ook gegevens over de handelwijze van de politie. Laatstbedoelde gegevens zijn geen politiegegevens.
De passage boven “Wil je dit svp doorgeven (…)” waarin “Wpg” als weigeringsgrond staat vermeld op pagina 90 bevat naast politiegegevens ook gegevens over de handelwijze van de politie. Laatstbedoelde gegevens zijn geen politiegegevens.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
94
Wpg
Niet duidelijk is dat alle gegevens na “Hoi [weglakking]” politiegegevens betreft
Deels openbaar deels art. 5.1.2e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
95
Wpg en e-grond
Het gaat om het tweede kader. In dit kader worden zowel de Wpg als de e-grond genoemd als weigeringsgrond. Niet duidelijk is waarop de weigeringsgronden betrekking hebben
Art. 5.1.2 e Woo van toepassing. Zaakspecifieke details. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
96
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens zijn
Art. 5.1.2 e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
97
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina zijn persoonsgegevenspolitiegegevens zijn
Art. 5.1.2 e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
98
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gegevens tussen “SMC” en “Na” en tussen “mailwisseling.” en “ALIAS” betreffen politiegegevens betreffen
Art. 5.1.2 e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
98
Wpg
Niet duidelijk is dat de gegevens tussen “12.30 uur:” en “van de meldkamer” politiegegevens betreffen
Art. 5.1.2 e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
87. De rechtbank stelt voorop dat de pagina’s 94 tot en met 98 een journaal/mutaties van de politie betreffen en dat de hierin opgenomen gegevens in het kader van de uitoefening van de politietaak zijn verwerkt. De korpschef heeft in dit journaal/deze mutaties gegevens weggelakt niet alleen op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo maar ook op grond van de Wpg, omdat de gegevens herleidbaar zijn tot geïdentificeerde of identificeerbare personen De Woo is echter niet van toepassing op geïdentificeerde of identificeerbare personen herleidbare gegevens die zijn verwerkt in het kader van de uitoefening van de politietaak: het zijn (dan) politiegegevens in de zin van de Wpg. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de korpschef met de gegevens die hij op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo heeft weggelakt, heeft bedoeld dat het (ook) om politiegegevens gaat.
Niet in geschil is dat dit document betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat de weggelakte passages allemaal politiegegevens zijn, met uitzondering van namen, jaartallen, familierelaties, landen, mailadres, plaatsnamen, datums, referentienummer, telefoonnummer, straatnaam, adressen en geboortedata.
Verder wijst de rechtbank op het volgende
De weggelakte passage pal boven “ [naam] (…)” op pagina 96 bevat naast politiegegevens ook gegevens over de handelwijze van de politie. Laatstbedoelde gegevens zijn geen politiegegevens.
De twee onderste passageblokken met de vermelding “5.1.2.e Woo” op pagina 96 bevatten naast politiegegevens ook gegevens over de handelwijze van de politie. Laatstbedoelde gegevens zijn geen politiegegevens.
De twee bovenste passageblokken met de vermelding “5.1.2.e Woo” bevatten naast politiegegevens ook gegevens over de handelwijze van de politie. Laatstbedoelde gegevens zijn geen politiegegevens. Dat geldt ook voor de passage onder “zie mailwisseling met […] van de […]”. Verder bevat de laatste zin tussen “zie nieuwe mails” en “Ze” alleen gegevens over de handelwijze van de politie. Dat zijn geen politiegegevens.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
101
Wpg
De geschoonde versie van de deze pagina heeft zeven grijze kaders. Niet duidelijk is waarom alle gegevens in de kaders 4, 5, 6 en 7 politiegegevens betreffen
Deels openbaar deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
102
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “Registratienummer” en “de naam”, tussen “de gevraagde informatie” en “[weggelakt] Kwam” en na “op de lijn” politiegegevens betreffen
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
102
e-grond
Niet alle gegevens in het kader vóór “[weggelakt] verm. pers.” zijn persoonsgegevens
Deels openbaar gemaakt
102
Niet duidelijk is welke weigeringsgrond is gehanteerd op de informatie tussen “op” en “onderstaand bericht”
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
102
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “******” politiegegevens betreffen
Wordt deels openbaar gemaakt en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing.
103
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “collega [weggelakt]” en “Aangever” politiegegevens betreffen
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
88. De rechtbank stelt voorop dat de pagina’s 101 tot en met 103 een journaal/mutaties van de politie betreffen en dat de hierin opgenomen gegevens in het kader van de uitoefening van de politietaak zijn verwerkt. De korpschef heeft in dit journaal/deze mutaties gegevens weggelakt niet alleen op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo maar ook op grond van de Wpg, omdat de gegevens herleidbaar zijn tot geïdentificeerde of identificeerbare personen De Woo is echter niet van toepassing op geïdentificeerde of identificeerbare personen herleidbare gegevens die zijn verwerkt in het kader van de uitoefening van de politietaak: het zijn (dan) politiegegevens in de zin van de Wpg. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de korpschef met de gegevens die hij op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo heeft weggelakt, heeft bedoeld dat het (ook) om politiegegevens gaat.
Niet in geschil is dat dit document betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat de weggelakte passages allemaal politiegegevens zijn, met uitzondering van datums, namen, adressen, nationaliteit, plaatsnamen, landen, telefoonnummers, familierelaties, BPS-nummer en Burgerservicenummer.
Verder wijst de rechtbank op het volgende
De eerste zin onder “(…) een paspoort heeft aangevraagd” op pagina 102 bevat naast politiegegevens ook gegevens over de handelwijze van de politie. Die gegevens zijn geen politiegegevens. De laatste twee zin na “(…) Buitenlandse zaken op de lijn.” bevatten gegevens over de handelwijze van de politie en een ministerie. Dat zijn geen politiegegevens.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
113
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “Amsterdam” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
89. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
137
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
Betreft persoonsgegevens van de verdachte en deels art. 5.1.2.e.Woo van toepassing
90. Ten aanzien van de passage op pagina 137 waarvan de korpschef meent dat het gaat om politiegegevens stelt de rechtbank voorop dat het gaat om – handgeschreven – aantekeningen van een politiefunctionaris en gegevens betreffen die in het kader van de uitoefening van de politietaken zijn verwerkt. Deze passage bevat niet alleen politiegegevens (persoonsgegevens van de verdachte) maar ook gegevens over de handelwijze van de politie. Laatstgenoemde gegevens zijn geen politiegegevens.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
138
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
139
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
91. Voorop wordt gesteld dat deze pagina, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Ten aanzien van de zin tussen “veel gebeurd” en “ook interventie” op pagina 138 is niet te volgen dat de e-grond is toegepast, met uitzondering van een familierelatie.
Ten aanzien van de eerste weglakking op pagina 139 is niet te volgen dat de e-grond is toegepast, met uitzondering van een nationaliteit.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
157
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “Interpol [weglakking]” en “Graag” politiegegevens betreffen
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
92. Voorop wordt gesteld dat deze pagina, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de passage “worden genomen” en “De vraag” de e-grond is toegepast, uitgezonderd nationaliteit, familierelaties en land. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
159
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gegevens tussen “Groetjes [weglakking]” en “Van” politiegegevens betreffen
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
93. Voorop wordt gesteld dat deze pagina, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op deze passage de e-grond is toegepast, met uitzondering van namen, nationaliteit, familierelaties en datum. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
170
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
94. Voorop wordt gesteld dat deze pagina, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de passage tussen “Formulier en “Formulier” de e-grond is toegepast, met uitzondering van familierelaties, plaatsnamen, een datum en namen. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
176
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens in de twee grote blokken de e-grond is toegepast. De gelakte teksten bevatten maar een enkele persoonsgegeven
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
95. Voorop wordt gesteld dat deze pagina, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking heeft op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ geen aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Ten aanzien van de onderstaande passage is niet te volgen waarom de e-grond is toegepast. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
191-195
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gelakte gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
96. De rechtbank stelt voorop dat de pagina’s 191 tot en met 195 een journaal/mutaties van de politie betreffen en dat de hierin opgenomen gegevens in het kader van de uitoefening van de politietaak zijn verwerkt. De korpschef heeft in dit journaal/deze mutaties gegevens weggelakt niet alleen op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo maar ook op grond van de Wpg, omdat de gegevens herleidbaar zijn tot geïdentificeerde of identificeerbare personen De Woo is echter niet van toepassing op geïdentificeerde of identificeerbare personen herleidbare gegevens die zijn verwerkt in het kader van de uitoefening van de politietaak: het zijn (dan) politiegegevens in de zin van de Wpg. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de korpschef met de gegevens die hij op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo heeft weggelakt, heeft bedoeld dat het (ook) om politiegegevens gaat.
Ten aanzien van de passage op pagina 191 tussen “Op” en “DEFINITIEF DOSSIER” is niet volgen dat het politiegegevens zijn, met uitzondering van familierelaties, landen, datum en plaatsnamen.
Ten aanzien van de onderste passage op pagina 191 is niet te volgen dat het politiegegevens zijn, met uitzondering van namen , een datum en een land.
Ten aanzien van de passage tussen “HISTORISCHE MOMENTEN” en “AANGIFTE” is niet te volgen dat het om politiegegevens gaat, met uitzondering van namen en een datum. Daar komt bij dat de laatste twee zinnen een handelwijze van de politie betreffen. Dat zijn geen politiegegevens.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
201
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “ingesteld” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
202-204
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
205
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen de strepen bovenaan en onderaan tot personen herleidbaar zijn
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
97. De rechtbank stelt voorop dat pagina’s 201 tot en met 205 een relaas proces-verbaal van de politie betreffen en dat de hierin opgenomen gegevens in het kader van de uitoefening van de politietaak zijn verwerkt. De korpschef heeft in dit document gegevens weggelakt niet alleen op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo maar ook op grond van de Wpg, omdat de gegevens herleidbaar zijn tot geïdentificeerde of identificeerbare personen De Woo is echter niet van toepassing op geïdentificeerde of identificeerbare personen herleidbare gegevens die zijn verwerkt in het kader van de uitoefening van de politietaak: het zijn (dan) politiegegevens in de zin van de Wpg. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de korpschef met de gegevens die hij op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo heeft weggelakt, heeft bedoeld dat het (ook) om politiegegevens gaat.
Het document heeft, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat alle gegevens tussen “voor tot” en “DEFINITIEF ROOSTER” op pagina 201 politiegegevens zijn, met uitzondering van familierelaties, landen, een datum en een plaatsnaam.
Ten aanzien van de twee bovenste weggelakte passages op pagina 202 gaat het deels om politiegegevens en deels gegevens over de handelwijze van de politie. Dat geldt ook voor de passages vanaf onder de tweede “SIGNALERING” op pagina 203.
Ten aanzien van de passage onder “KRANTEN ARTIKEL” op pagina 204 is niet te volgen dat het om politiegegevens gaat, met uitzondering van datums en namen. Daar komt bij dat de laatste twee zinnen een handelwijze van de politie betreffen. Dat zijn geen politiegegevens. weggelakt op basis van de e-grond. De tekst bevat direct identificeerbare gegevens.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
247-251
Artikel 28 Rv
Deze weigeringsgrond is niet van toepassing, omdat het geen mededeling betreft van een partij als bedoeld in artikel 28 Rv
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
98. Voorop wordt gesteld dat deze pagina’s, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking hebben op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Pagina’s 247-249 betreffen een beschikking van een rechtbank. Niet is te volgen dat op alle weggelakte passages de e-grond is toegepast, met uitzondering van namen, plaatsnamen, landen, datums, zaaknummer, datums, nationaliteit, adressen en familierelaties.
Pagina’s 250-251 betreffen een Nederlandse vertaling van een stuk in een civiele procedure. Niet is te volgen dat de passages zijn weggelakt op de e-grond, met uitzondering van namen, landen, plaatsnamen, nationaliteit, datum en familierelaties.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
254-260
Artikel 28 Rv
Deze weigeringsgrond is niet van toepassing, omdat het geen mededeling betreft van een partij als bedoeld in artikel 28 Rv
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
99. Voorop wordt gesteld dat deze pagina’s, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, betrekking hebben op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Dit document betreft een Nederlandse vertaling van een rechterlijke beslissing. Niet is te volgen dat op de weggelakte passages de e-grond is toegepast, met uitzondering van namen, landen, plaatsnamen, datums en zaaknummers.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
313
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder “PROCES-VERBAAL van bevindingen” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
314
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
315
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
100. Dit document betreft een proces-verbaal van bevindingen en ziet, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de weggelakte passages de e-grond is toegepast, met uitzondering van adressen, plaatsnamen, familierelaties, namen en datums. Daar komt bij dat het document gegevens bevat over de handelwijze van de politie.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
322
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “Bevindingen” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
323
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare gegevens betreffen
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
324
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
101. Dit document betreft een proces-verbaal van bevindingen en ziet, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de weggelakte passages de e-grond is toegepast, met uitzondering van adressen, plaatsnamen, familierelaties, namen, landen, telefoonnummers, bankrekeningnummers en datums. Daar komt bij dat het document gegevens bevat over de handelwijze van de politie.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
329
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de kopjes “Inbeslagneming” en “Volgnummer 1”, tot personen herleidbare politiegegevens betreffen. Dat geldt ook voor de gegevens in de passage onder “Eigenaar”|
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
330
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
102. Dit document betreft een kennisgeving van inbeslagneming en ziet, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Dit document betreft een kennisgeving van inbeslagneming. Niet is te volgen dat op de gegevens achter “reden” “Grondslag” en “omstandigheden” op pagina 329 de e-grond is toegepast.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
331
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens z onder de kopjes “Inbeslagneming” en “Volgnummer 1”, tot personen herleidbare politiegegevens betreffen. Dat geldt ook voor de gegevens in de passage onder “Eigenaar”.
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
332
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
103. Dit document betreft een kennisgeving van inbeslagneming en ziet, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de gegevens achter “reden” “Grondslag” en “omstandigheden” op pagina 331 de e-grond is toegepast.
Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
337-339
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare gegevens betreffen
Art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
104. Dit document betreft politiemutaties en ziet, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen, op een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de weglakkingen de e-grond is toegepast, met uitzondering van namen, datums, familierelaties, landen, plaatsnamen, telefoonnummers, namen van banken en (mail)adressen. Daar komt bij dat het document gegevens bevat over de handelwijze van de politie.
105. Als de impliciete redenering van de korpschef is dat deze gegevens in combinatie met de betreffende uitzending kunnen leiden tot identificatie van de betreffende personen, dan heeft te gelden dat de rechtbank niet beschikt over deze uitzendingen en ook niet via internet kennis heeft kunnen nemen van een of meer uitzendingen.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
345
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
106. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
347
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
107. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
349
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na Tel:, na “T:” en na “en direct doorgestuurd” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
108. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina zijn de gegevens na “T” geen contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
350
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “Tel:” en na “T:” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
109. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina zijn de gegevens na “T” geen contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
353
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:” en “Tel: de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
110. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina zijn de gegevens na “T” geen contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
354
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
111. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
355
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel: de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
112. De rechtbank heeft abusievelijk “Tel” vermeld in plaats van “T”. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina zijn de gegevens na “T” geen contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
358
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:” (tweemaal, bovenaan en onderaan de pagina) de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
113. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
359
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
114. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
360
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
115. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
361
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
116. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
370
Wpg
Uitgezonderd de bovenste weggelakte passage is niet duidelijk waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
Deels openbaar en deels art. 5.1.2.e Woo van toepassing. Zie uitgebreide motivering in bijlage H.
117. Dit document betreft een e-mail van een politiefunctionaris en ziet, gelet op wat in rechtsoverweging 102 van de tussenuitspraak is overwogen,
nietop een zaak waarover [bedrijf] voor het programma ‘Ontvoerd’ een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden.
Niet is te volgen dat op de passage tussen “zojuist telefonisch)” en “wanneer alle juridische” de e-grond is toegepast.
Niet is te volgen dat de gegevens tussen “rechtmatig bezig zijn” en “De officier heeft” politiegegevens zijn.

Deelbesluit V

Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
1
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
118. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina gaat het niet om contactgegevens van de politie. Niet duidelijk is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
14
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:”, “F:” en “Tel.” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
119. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina zijn de gegevens na “Tel” geen contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
15
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:”, “F:” en “Tel.” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
120. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina zijn de gegevens na “Tel” geen contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
18
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “Tel.”, “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
121. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina zijn de gegevens na “Tel” geen contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
29
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” boven- en onderaan de pagina en op het gegeven na “Tel.” (halverwege de pagina) de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
122. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina zijn de gegevens na “Tel” geen contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
30
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” en op het gegeven na “Tel.” De g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
123. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina zijn de gegevens na “Tel” geen contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
34
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
124. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina zijn de gegevens na “Tel” geen contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
46
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
125. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina zijn de gegevens na “Tel” geen contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Motivering herstelpoging
64
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” de g-grond is toegepast. Ook is niet duidelijk waarom op het gehele laatste blok op deze pagina de g-grond is toegepast.
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
65
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” de g-grond is toegepast
Art. 5.1.2 onder i. Zie uitgebreide motivering in bijlage H
126. Blijkens de vertrouwelijke versie van deze pagina zijn de gegevens na “Tel” geen contactgegevens van de politie. Niet te volgen is waarom op de betreffende gegevens artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo van toepassing is.
Conclusie
127. De korpschef heeft niet alle in de vorige tussenuitspraak geconstateerde gebreken hersteld. De rechtbank verwijst hiervoor naar wat in deze tussenuitspraak in rechtsoverwegingen 18.3, 27.4, 28.4 en 37 tot en 126 is overwogen. Zij zal de korpschef in de gelegenheid stellen om deze gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering hetzij met een opvolgend deelbesluit. Ten aanzien van rechtsoverweging 18.3 zal de korpschef aan de hand van het journaal zoekslagen moeten verrichten naar het bestaan van mailcorrespondentie tussen de liaison officer in Portugal en een Nederlandse officier van justitie. Ten aanzien van rechtsoverweging 27.4 zal de korpschef zoekslagen moeten verrichten naar het bestaan van (meer) informatie over de gestelde zaak in Turkije. Ten aanzien van rechtsoverweging 28.4 zal de korpschef zoekslagen moeten verrichten naar het bestaan van informatie over de Bosnische zaak. Wat betreft de andere overwegingen moet de korpschef (de) weglakkingen beter motiveren of (de) weglakkingen ongedaan maken. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de korpschef de gebreken kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
128. De korpschef moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als de korpschef gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen acht weken te reageren op de herstelpoging van de korpschef. In beginsel, ook in de situatie dat de korpschef de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder zitting uitspraak doen op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt de korpschef op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
  • stelt de korpschef in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzitter, en mr. H.M.H. de Koning en mr. M. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 12 september 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

2.Wet openbaarheid van bestuur