ECLI:NL:RBMNE:2014:1816

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
C/16/367406 / KL ZA 14/137
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op uitzending van televisieprogramma in verband met kinderontvoering

In deze zaak vorderde eiser een verbod op de uitzending van een aflevering van het televisieprogramma 'Ontvoerd', waarin hij ten onrechte in verband zou worden gebracht met kinderontvoering. Eiser was eerder vrijgesproken van deze beschuldiging, maar vreesde dat de uitzending zijn eer en goede naam zou schaden. De voorzieningenrechter moest een afweging maken tussen de vrijheid van meningsuiting van RTL en het recht op privacy van eiser. De rechter oordeelde dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de uitzending een onrechtmatige inbreuk op de rechten van eiser zou opleveren. De rechter nam daarbij in overweging dat de uitzending voldoende steun vond in de beschikbare feiten en dat eiser niet herkenbaar in beeld zou worden gebracht. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging tussen de vrijheid van meningsuiting en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/367406 / KL ZA 14/137
Vonnis in kort geding van 24 april 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats ],
eiser,
advocaat mr. B.T.A. Visser te Purmerend,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RTL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hilversum,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.J.M. van Kaam te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en RTL genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 april 2014 met producties;
  • het herstelexploot van 22 april 2014;
  • de fax van 23 april 2014 (14:07 uur) van RTL;
  • de fax van 23 april 2014 (18:25 uur) van RTL met producties;
  • de mondelinge behandeling op 24 april 2014;
  • de pleitnota van [eiser];
  • de pleitnota van RTL, alsmede een productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 24 april 2014 vonnis gewezen en uitgesproken. Aan partijen is meegedeeld dat de nadere schriftelijke uitwerking van dit vonnis zo spoedig mogelijk zal volgen. Het onderstaande vormt de nadere schriftelijke uitwerking en is op 8 mei 2014 opgemaakt.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 18 augustus 2009 gehuwd met [A] (hierna: [A]). Op 12 maart 2014 is de echtscheiding tussen [eiser] en [A] uitgesproken. Inschrijving van de echtscheiding heeft nog niet plaatsgevonden. Uit het huwelijk is op [2011]geboren de minderjarige [B] (hierna: [B]). [eiser] en [A] hebben beiden het ouderlijk gezag over [B].
2.2.
[eiser] en [A] woonden samen in [woonplaats ] Op 20 november 2012 zijn [eiser], [A] en [B] naar Bosnië vertrokken. [eiser] heeft zichzelf per 20 november 2012 uit laten schrijven uit de gemeentelijk basisadministratie met als reden emigratie naar Marokko.
2.3.
[A] is op 22 januari 2013 alleen teruggereisd naar Nederland. Op 3 februari 2013 heeft [A] aangifte gedaan van kinderontvoering.
2.4.
Op 20 maart 2013 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam in de door [A] opgestarte echtscheidingsprocedure bij beschikking bepaald dat [B] met onmiddellijke ingang aan [A] wordt toevertrouwd met het bevel dat [eiser] [B] aan [A] afgeeft. [eiser] is in deze procedure niet verschenen. Op 27 november 2013 is bij beschikking het verzoek van [eiser] om de getroffen voorlopige voorzieningen te wijzigen afgewezen.
2.5.
De Centrale Autoriteit van het Nederlandse ministerie van justitie heeft op 16 april 2013 aan de justitiële autoriteiten in Bosnië verzocht zodanige maatregelen te treffen dat zeker wordt gesteld dat [B] terugkeert naar [A]. Tevens is op 13 mei 2013 door het openbaar ministerie een Europees arrestatiebevel uitgevaardigd voor [eiser] ten behoeve van zijn opsporing en uitlevering op verdenking van ontvoering.
2.6.
Op 6 juli 2013 is [B], met behulp van het televisieprogramma ‘Ontvoerd’, in Split, Kroatië, herenigd met [A]. [eiser] is aangehouden en vanuit Kroatië uitgeleverd aan Nederland.
2.7.
Op 30 januari 2014 is [eiser] bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van het onttrekken en/of onttrokken houden van [B] aan het wettig gezag. In deze uitspraak is, onder meer, door de rechtbank overwogen dat: “
verdachte geen uitvoering heeft gegeven aan de beschikking voorlopige voorzieningen van de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2013. In deze beschikking is bepaald dat [B] met onmiddellijke ingang aan de moeder dient te worden toevertrouwd en wordt bevolen dat verdachte [B] aan de moeder zal afgeven. Uit het dossier blijkt dat verdachte in ieder geval op 25 april 2013, de datum van het verweerschrift van zijn advocaat in Bosnië en Herzegovina aan de rechtbank te Amsterdam, van de inhoud van de beschikking op de hoogte was. Verdachte heeft dit ter terechtzitting ook bevestigd. Het nalaten uitvoering te geven aan de beslissing van de rechtbank zou er naar het oordeel van de rechtbank onder omstandigheden toe kunnen leiden dat op dat moment sprake is van onttrekking haan het ouderlijk gezag. Zo bepaalde de Hoge Raad dat degene die mede het gezag over een minderjarig kind uitoefent, dit kind desondanks aan het gezag en/of het opzicht van een ander kan onttrekken, bijvoorbeeld door zich niet te houden aan een bij rechterlijke beslissing vastgestelde omgangsregeling (ECLI:NL:PHR:2005:AR8250, NJ 2005/218). in dit arrest betrof het een situatie waarbij de vader het kind niet volgens de omgangsregeling terugbracht bij de moeder bij wie het kind hoofdverblijf had. De Hoge Raad achtte in een dergelijke geval strafrechtelijke vervolging op grond van artikel 279 Sr mogelijk. Echter, het nalaten uitvoering te geven aan de beschikking van de rechtbank is niet aan verdachte ten laste gelegd. Nu dit niet ten laste is gelegd komt de rechtbank niet aan een beoordeling hiervan toe.” Het openbaar ministerie heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
2.8.
Op 12 maart 2014 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de beslissing omtrent de hoofdverblijfplaats, het gezag en de kinder- en partneralimentatie aangehouden in afwachting van het raadsonderzoek. Op 2 april 2014 is bij beschikking het verzoek van [eiser] om de bij beschikking van 20 maart 2013 getroffen voorlopige voorzieningen te wijzigen (wederom) afgewezen.
2.9.
RTL is voornemens op 27 april 2014 in haar televisieprogramma ‘Ontvoerd’ (hierna: de voorgenomen uitzending) aandacht te besteden aan het verhaal van de zoon van [eiser] (hierna: [C]), die op jonge leeftijd door [eiser] is ontvoerd, en aan het verhaal van [A].

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 Primair RTL te verbieden om de aflevering van het programma ‘Ontvoerd’ over de vermeende ontvoering van de minderjarige [B] door [eiser], zoals beschreven en genoemd in de dagvaarding, uit te zenden en/of voor het publiek openbaar te maken, zowel op 27 april 2014 als op iedere andere datum;
 Subsidiair RTL te verbieden om voormelde uitzending uit te zenden en/of voor het publiek openbaar te maken, voor zover daarin op enigerlei wijze, hetzij direct, hetzij indirect, wordt verwezen naar [eiser], in welke bewoordingen en op welke wijze dan ook, zulks zowel op 27 april 2014 als op iedere andere datum;
 Een en ander op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 100.000,- dan wel een door de rechter in goede justitie te bepalen bedrag;
 En met veroordeling van RTL in de (na)kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] stelt hiertoe dat hij voorziet dat hij in de voorgenomen uitzending in verband wordt gebracht met kinderontvoering en dat in de uitzending onwaarheden worden genoemd, terwijl [eiser] nooit een recht op wederhoor heeft gehad. [eiser] wenst te voorkomen dat hij ten onrechte in verband wordt gebracht met kinderontvoering, nu hij daarvoor is vrijgesproken. Dat [eiser] in de voorgenomen uitzending (wellicht) niet herkenbaar in beeld wordt gebracht en niet met naam wordt genoemd, maakt dit niet anders nu hij en zijn leefomgeving zeker herkend zullen worden. Daarbij komt dat [A] en [B] wel herkenbaar in beeld worden gebracht, waardoor iedereen in de nabije omgeving weet dat het om [eiser] gaat. De uitzending is zowel een ongerechtvaardigde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] alsmede die van [B]. [eiser] heeft nimmer toestemming gegeven voor het maken van beelden van [B], terwijl hij haar wettelijk vertegenwoordiger is. [B] bevindt zich in een zeer kwetsbare positie en moet in bescherming worden genomen tegen het vertonen van haar afbeeldingen op televisie en internet. Voorts is sprake van schending van de privacy en portretrecht en een schending van de eer en goede naam. Daarnaast wenst [eiser] te voorkomen dat [B] het slachtoffer zal worden van een grotere verstoring in de relatie tussen haar ouders vanwege de door RTL voorgenomen uitzending.
3.3.
RTL voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering en veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser] in de (na)kosten van het geding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid van de primaire en subsidiaire vordering is in voldoende mate gebleken, aangezien de voorgenomen uitzending staat geprogrammeerd op 27 april 2014.
4.2.
Met het toewijzen van de vorderingen van [eiser] zou de in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde vrijheid van meningsuiting van RTL worden beperkt. De vrijheid van meningsuiting kan alleen worden beperkt, indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen, zoals het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (zie artikel 8 en artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is, anders dan RTL stelt, sprake wanneer de uitzending van RTL onrechtmatig is jegens [eiser] in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of hiervan sprake is dienen de in beginsel gelijkwaardige rechten – het recht op vrije meningsuiting en het recht ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer – tegen elkaar worden afgewogen. Hierbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
4.3.
Het belang van RTL is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend en opiniërend moet kunnen uitlaten over allerlei soorten zaken van algemeen belang die de samenleving raken. Met het programma ‘Ontvoerd’ wil zij aandacht besteden aan gevallen van ouders die, ondanks dat zij het recht aan hun zijde hebben, niet herenigd worden met hun kind. Het belang van [eiser] is erin gelegen dat zijn recht op bescherming van zijn eer en goede naam en zijn privacy wordt gewaarborgd.
4.4.
Bij de beoordeling van dit geschil gaat de voorzieningenrechter uit van de (toegezegde) weergave van de voorgenomen uitzending zoals ter zitting door RTL gedaan, waarbij in de eerste plaats het verhaal van [C] wordt verteld, die op jonge leeftijd door [eiser] is ontvoerd en waarvoor [eiser] ook is veroordeeld en in de tweede plaats het verhaal van [A]. [C] speelt een bemiddelende rol en doet een poging [eiser], die met zijn [B] in Bosnië verblijft, op andere gedachten te brengen en hem te bewegen haar af te geven aan [A]. [eiser] komt niet herkenbaar in beeld, zijn voornaam wordt een keer genoemd, zijn achternaam in het geheel niet en in de uitzending wordt expliciet melding gemaakt van het feit dat [eiser] recentelijk is vrijgesproken van (kinder)ontvoering. Aan deze toezeggingen mag RTL worden gehouden.
4.5.
Afweging van de betrokken belangen leidt tot de conclusie dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de voorgenomen uitzending een dreigende, onrechtmatige inbreuk op de rechten van [eiser] oplevert. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat hetgeen in de uitzending terugkomt voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Er is derhalve geen sprake van een lichtvaardige verdachtmaking van [eiser] bij betrokkenheid bij kinderontvoering. Zoals blijkt uit de in deze procedure vastgestelde feiten staat in ieder geval vast dat [B] bij beschikking van 20 maart 2013 voorlopig is toegewezen aan [A] en dat [eiser] [B] desondanks bij zich heeft gehouden, terwijl hij in ieder geval vanaf eind april dan wel in ieder geval begin mei 2013 wist dat hij [B] diende over te dragen aan [A]. Op 13 mei 2013 is er daarnaast een internationaal arrestatiebevel uitgevaardigd voor [eiser] en [eiser] heeft na aanhouding door de Kroatische politie ook daadwerkelijk in detentie gezeten. [eiser] wordt op dit moment nog steeds als verdachte aangemerkt van kinderontvoering en daar ook nog steeds voor vervolgd. Weliswaar is hij recentelijk vrijgesproken van ontvoering, maar tegen deze uitspraak is het openbaar ministerie in hoger beroep gegaan zodat deze uitspraak (nog) niet onherroepelijk is geworden. Daarnaast is van belang dat [eiser] niet herkenbaar in beeld zal worden gebracht. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat het enkele onherkenbaar maken van het gelaat en het niet noemen van zijn achternaam er niet aan af hoeft te doen dat hij nog steeds herkenbaar zal zijn indien zijn leefomgeving, zijn zoon [C], [A] en [B] wel herkenbaar in beeld zullen worden gebracht, maar onvoldoende aannemelijk is dat deze herkenbaarheid zich zal uitstrekken buiten zijn naaste kring.
4.6.
Het belang van RTL bij uitzending weegt gelet op het voorgaande naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook zwaarder dan de (eventuele) inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eiser].
4.7.
Het beroep van [eiser] op schending van zijn portretrecht faalt eveneens. Weliswaar behoeft het geheel of gedeeltelijk onherkenbaar maken van het gelaat van de afgebeelde persoon er niet aan af te doen dat er sprake is van portret in de zin van art. 21 Auteurswet, nu ook uit hetgeen die afbeelding overigens toont, de identiteit van die persoon kan blijken, maar dit portretrecht is niet absoluut en dient te worden afgewogen tegen het recht van RTL op vrijheid van meningsuiting. Deze belangenafweging valt zoals hiervoor reeds overwogen in het voordeel van RTL uit.
4.8.
[eiser] heeft zich er ter zitting nog op beroepen dat RTL opnamen gaat uitzenden van zijn minderjarige dochter, zonder dat daarvoor toestemming is gegeven. De voorzieningenrechter begrijpt dat naar het oordeel van [eiser] deze omstandigheid er toe moet leiden dat de voorgenomen uitzending verboden wordt, zoals hij primair vordert. RTL heeft (primair) gesteld dat [eiser] niet kan optreden als vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter omdat [A] hiertegen bezwaar maakt, zodat hij niet namens zijn minderjarige dochter bezwaar kan maken tegen het uitzenden van opnamen die van haar gemaakt zijn.
4.9.
[eiser] en [A] hebben gezamenlijk het gezag over hun minderjarige dochter. Dit betekent, zoals artikel 1:253i BW bepaalt, dat zij gezamenlijk hun minderjarige dochter vertegenwoordigen, met dien verstande dat één van hen ook alleen hiertoe bevoegd is, mits niet van bezwaren van de andere ouder blijkt. Ter zitting is gebleken, middels de door (de advocaat van) RTL overgelegde e-mail van 23 april 2014, dat [A] er bezwaar tegen maakt dat [eiser] alleen hun minderjarige dochter vertegenwoordigt. Dit betekent dat [eiser] in dit geding niet kan optreden als vertegenwoordiger van zijn minderjarige dochter en dus ook niet namens haar bezwaar kan maken tegen de voorgenomen uitzending. Hetgeen hieromtrent overigens naar voren is gebracht kan dan ook onbesproken blijven.
4.10.
Het vorenstaande betekent dat de vordering van [eiser] wordt afgewezen.
4.11.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van RTL tot op heden begroot op € 1.424,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.P. de Ridder en in het openbaar uitgesproken op
24 april 2014. [1]

Voetnoten

1.type: RC(M