11.1.Na kennisneming van de ongelakte versie van het document met nummer PL2400-2013028919 is de Afdeling van oordeel dat [wederpartij] terecht betoogt dat niet alle weggelakte informatie in de verstrekte versie van het document politiegegevens bevat. Zo zijn onder meer data weggelakt en informatie over de handelwijze van de politie. Die gegevens zijn geen tot geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen te herleiden gegevens en dus geen politiegegevens in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg. De korpschef heeft deze gegevens dan ook ten onrechte geweigerd met een beroep op de Wpg. Hij dient alsnog te beoordelen of deze gegevens op grond van de Wob openbaar kunnen worden gemaakt.
12. Het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 27 maart 2019 is gegrond. Dit besluit komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover het ziet op het document met nummer PL2400-2013028919.
13. Nu het besluit van 26 maart 2018 volledig moet worden vernietigd en het besluit van 27 maart 2019 gedeeltelijk - namelijk voor zover dat ziet op het document met nummer PL2400-2013028919 -, dient de korpschef opnieuw op het bezwaar van [wederpartij] te beslissen. Zoals hiervoor overwogen is het resterende geschil beperkt tot het document met nummer PL2400-2013028919. Dat betekent dat de korpschef een nieuwe beslissing op het bezwaar van [wederpartij] moet nemen uitsluitend voor zover het dat document betreft. De korpschef dient opnieuw te beoordelen in hoeverre de weggelakte gedeelten in de aan [wederpartij] verstrekte versie gegevens zijn die onder de Wpg vallen en voor zover dat niet het geval is, of deze gegevens op grond van de Wob openbaar kunnen worden gemaakt.
14. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuw te nemen besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
15. De korpschef dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraken;
II. verklaart het beroep van [wederpartij A] en [wederpartij B] tegen het besluit van de korpschef van politie van 26 maart 2018, kenmerk 2017-0000473, 15plb20864, 16plb20329, 16plb20624, 16plb20741, gegrond;
III. vernietigt het onder II. vermelde besluit;
IV. verklaart het beroep van [wederpartij A] en [wederpartij B] tegen het besluit van de korpschef van politie van 27 maart 2019, kenmerk Wob/Wpg [wederpartij]/[wederpartij B], gegrond;
V. vernietigt het onder IV. vermelde besluit, voor zover het ziet op het document met nummer PL2400-2013028919;
VI. bepaalt dat tegen het door de korpschef van politie te nemen nieuwe besluit op bezwaar slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VII. veroordeelt de korpschef van politie tot vergoeding van bij [wederpartij A] en [wederpartij B] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.536,00 (zegge: vijftienhonderdzesendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. bepaalt dat van de korpschef van politie een griffierecht van € 508,00 (zegge: vijfhonderdacht euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. H. Bolt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane-van de Put, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Niane-van de Put
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2019