ECLI:NL:RBOBR:2022:1765

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
18/2847
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over Wob-verzoek inzake informatie over samenwerking politie en mediabedrijf

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 29 april 2022, wordt een Wob-verzoek behandeld dat in 2017 door een inwoner van Vught is ingediend bij de korpschef van de politie. Het verzoek betreft informatie over de ondersteuning die de korpschef biedt aan het mediabedrijf Simpel Media en het televisieprogramma 'Ontvoerd'. De korpschef heeft in verschillende deelbesluiten informatie openbaar gemaakt, maar de eiser is van mening dat er nog meer informatie beschikbaar is die niet is vrijgegeven. De rechtbank heeft de zaak op verschillende momenten besproken, waaronder op 8 oktober 2020 en 2 maart 2021, en heeft vastgesteld dat de korpschef onvoldoende zoekslagen heeft verricht naar aanvullende documenten. De rechtbank oordeelt dat de korpschef nadere zoekslagen moet verrichten en moet motiveren waarom bepaalde informatie is weggelakt. De rechtbank geeft de korpschef de mogelijkheid om binnen 12 weken de geconstateerde gebreken te herstellen en het Wob-verzoek door te zenden naar andere bestuursorganen die mogelijk over relevante informatie beschikken. De rechtbank benadrukt het belang van transparantie en de noodzaak voor de korpschef om alle redelijke inspanningen te leveren om de gevraagde informatie te achterhalen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 18/2847
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 29 april 2022 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats] , eiser
en
de korpschef van politie, de korpschef
(gemachtigden: mr. D.I. van Weerden en mr. J.P. Heinrich).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] B.V.(hierna: [naam] ), uit [vestigingsplaats]
(gemachtigde: [naam] ).
Procesverloop
Eiser heeft de korpschef op 19 april 2017 verzocht om met toepassing van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) informatie openbaar te maken.
Bij besluit van 9 augustus 2017, verzonden op 10 augustus 2017, heeft de korpschef documenten (deels) openbaar gemaakt (deelbesluit I).
Bij besluit van 31 augustus 2017 heeft de korpschef documenten (deels) openbaar gemaakt (deelbesluit II).
Tegen de deelbesluiten I en II heeft eiser bezwaar gemaakt.
Hierna heeft de korpschef bij besluit van 23 november 2017 deelbesluit I aangevuld door meer documenten (deels) openbaar te maken. Dit besluit van 23 november 2017 maakt deel uit van deelbesluit I.
Bij besluit van 20 februari 2018 heeft de korpschef documenten (deels) openbaar gemaakt (deelbesluit III). Het bezwaar van eiser wordt mede geacht tegen deelbesluit III te zijn gericht.
Op 16 november 2018 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar. Hierop heeft de korpschef gereageerd met een verweerschrift.
Bij besluit van 20 december 2018 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de deelbesluiten I, II en III gehandhaafd met een aanvullende motivering.
Eiser heeft daarop het beroep gehandhaafd en op 30 januari 2019 beroepsgronden ingediend tegen het bestreden besluit. Het beroep wordt geacht mede gericht te zijn tegen het bestreden besluit.
Op 11 februari 2019 heeft eiser aanvullende stukken ingediend.
Op 29 mei 2020 heeft de korpschef vertrouwelijke, op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend en de rechtbank verzocht om ten aanzien van die stukken toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij brief van 7 juni 2019 heeft [naam] laten weten dat zij als derde-partij deelneemt aan dit geding.
Bij griffiersbrief van 2 juli 2019 heeft de rechtbank het verzoek van eiser om versnelde behandeling van het verzoek afgewezen.
Op 29 mei 2020 heeft de korpschef zogeheten B-stukken ingestuurd met een beroep op de beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb. Op 10 juni 2020 heeft eiser aan de rechtbank toestemming gegeven om de vertrouwelijke stukken bij de beoordeling te betrekken.
Eiser heeft op 14 juni 2020 nadere beroepsgronden en stukken ingediend.
De korpschef heeft op 10 augustus 2020 een verweerschrift ingediend. Hierop heeft eiser bij brief van 27 september 2020 gereageerd.
Bij brief van 5 oktober 2020 heeft de korpschef onder meer bericht dat hij naar aanleiding van eisers brief van 27 september 2020 nader onderzoek gaat doen naar het bestaan van meer, onder het Wob-verzoek vallende, informatie.
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020. Eiser is met zijn dochter [naam] naar de zitting gekomen. Voor de korpschef zijn verschenen zijn gemachtigden en [naam] , Wob-coördinator en werkzaam bij de afdeling juridische zaken van de korpsstaf van de nationale politie. Namens [naam] is niemand naar de zitting gekomen.
Op de zitting heeft de rechtbank de behandeling van het beroep geschorst.
De korpschef heeft op 22 januari 2021 een nader besluit genomen, waarbij documenten niet of deels openbaar zijn gemaakt (deelbesluit IV). De korpschef heeft een als vertrouwelijke aangemerkte versie van de (deels) te openbaren stukken ingediend en heeft de rechtbank verzocht om ten aanzien van die vertrouwelijke versie artikel 8:29 van de Awb toe te passen. Op 8 februari 2021 heeft eiser toestemming gegeven om de vertrouwelijke stukken bij de beoordeling te betrekken.
De korpschef heeft op 10 februari 2021 een nader besluit genomen, waarbij documenten niet of deels openbaar zijn gemaakt (deelbesluit V). De korpschef heeft een als vertrouwelijk aangemerkte versie van de (deels) te openbaren stukken ingediend en de rechtbank verzocht om ten aanzien van die vertrouwelijke versie artikel 8:29 van de Awb toe te passen. Op 22 februari 2021 heeft eiser toestemming gegeven om de vertrouwelijke stukken bij de beoordeling te betrekken.
Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de deelbesluiten IV en V.
Bij brief van 22 februari 2021 heeft eiser nadere beroepsgronden ingediend.
Een nadere zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2021. Eiser is met [naam] naar de zitting gekomen. Voor de korpschef zijn verschenen zijn gemachtigden, [naam] en
, werkzaam bij de korpsstaf van de nationale politie. Voor [naam] is niemand naar de zitting gekomen.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en bij brief van 7 april 2021 een aantal verzoeken voorgelegd aan de korpschef. Hierop heeft de korpschef bij brieven van 20 en 28 april 2021 gereageerd.
Bij brief van 14 april 2021 heeft eiser nadere beroepsgronden en nadere stukken ingediend. Hierop heeft de korpschef bij brief van 24 juni 2021 gereageerd. Bij brief van eveneens
24 juni 2021 heeft de korpschef documenten ingediend en ten aanzien daarvan verzocht dat op grond van artikel 8:29 van de Awb, in samenhang met artikel 2.8, zesde lid, van het Procesreglement Bestuursrecht Rechtbanken (niet-Kei-zaken) 2017 uitsluitend de rechtbank hiervan kennisneemt. Op de eerstgenoemde brief van 24 juni 2021 heeft eiser bij brief van
9 september 2021 gereageerd. Bij beslissing van 17 september 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de beperking van de kennisneming van de documenten gerechtvaardigd is. Daarop hebben zowel eiser als [naam] toestemming gegeven om de vertrouwelijke stukken bij de beoordeling te betrekken.
Bij brief van 9 november 2021 heeft de korpschef een reactie gegeven op de brief van eiser van 9 september 2021.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. De wettelijke regels die in deze zaak een rol spelen zijn opgenomen in bijlage 1 die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Het Wob-verzoek
2. Eiser heeft op 19 april 2017 een Wob-verzoek ingediend bij de korpschef. Hierin is het volgende vermeld:
“Op grond van de Wet openbaarheid van bestuur verzoek ik u mij alle documenten met daarin opgenomen informatie te verstrekken die aanwezig zijn bij de Nationale Politie in het kader van de bestuurlijke aangelegenheid uitvoering van ondersteuning aan [naam] / tv-programma [naam] en die betreffen de verstrekking van informatie en/of verzoeken van enigerlei vorm van ondersteuning alsmede de verzoeken aan [naam] voor de verstrekking van informatie alsmede de ondersteuning door de Nationale Politie, alsmede documenten met daarin informatie over de genoemde bestuurlijke aangelegenheid met andere autoriteiten in Nederland dan wel in het buitenland.
Mocht u onverhoopt enkele passages of hele documenten willen beperken dan verzoek ik u dit per handeling, per document of per passage te motiveren. Als bij het voorbereiden van een beslissing blijkt dat delen van het gevraagde zich bij een ander bestuursorgaan bevinden moet terstond en zonder oprekken van termijnen actief doorgeleid worden naar dat andere orgaan
(…)”
3. Eiser heeft zijn Wob-verzoek bij brief van 10 mei 2017 als volgt gepreciseerd:
“Op grond van de Wet openbaarheid van bestuur verzoek ik u mij alle documenten en andersoortige informatiedragers toe te sturen met daarin opgenomen informatie met betrekking tot:
  • Directe of indirecte verzoeken aan de politie in enigerlei vorm van [naam] of het programma [naam] om informatie of andere ondersteuning en de informatie die is geleverd en de vormen van ondersteuning die zijn geboden.
  • Directe of indirecte verzoeken aan [naam] of het programma [naam] in enigerlei vorm van de politie om informatie of andere ondersteuning en de informatie die is geleverd en de vormen van ondersteuning die zijn geboden.
  • De informatieuitwisseling in het kader van de ondersteuning van [naam] en het programma [naam] met andere overheidsorganisaties alsmede particuliere organisaties in Nederland en daarbuiten.
(…)Mijn verzoek richt zich niet tot enkel de tv-uitzendingen die door [naam] zijn gemaakt. Zoals hierboven aangegeven, verzoek ik u om informatie over de gehele ondersteuning en samenwerking van de politie met [naam] en het programma [naam] . Dit impliceert dat u zich niet hoeft te beperken tot een enkele uitzending.”
Deelbesluiten I, II en III en het bestreden besluit
4. Deelbesluit I heeft betrekking op 162 documenten (in totaal 192 pagina’s) die hoofdzakelijk e-mails bevatten. Deze documenten zien op een zaak waarover [naam] een aflevering voor [naam] heeft gemaakt en waarover contact is geweest met de politie. Naast e-mails gaat het om documenten die (over en weer) met [naam] of andere instanties zijn gedeeld. De korpschef heeft deze documenten deels openbaar gemaakt. Deelbesluit II heeft betrekking op 74 documenten (in totaal 109 pagina’s) die hoofdzakelijk e-mails bevatten. Deze documenten zien ook op een andere zaak waarover [naam] een aflevering voor [naam] heeft gemaakt en waarover contact is geweest met de politie. Naast e-mails gaat het om documenten die (over en weer) met [naam] of andere instanties zijn gedeeld. Deelbesluit III heeft betrekking op 398 pagina’s aan documenten. De informatie in deze documenten ziet volgens de korpschef op ongeveer 15 zaken waarover contact is geweest met [naam] . Het gaat met name om e-mails. In die e-mails vindt communicatie en afstemming plaats tussen [naam] , (verschillende onderdelen van) de politie en nadere organisaties die bij de casus betrokken zijn, over de genoemde kinderontvoeringszaken.
De korpschef heeft openbaarmaking van de bij die deelbesluiten betrokken documenten deels of geheel geweigerd. Hij heeft daarbij één of meer van de volgende weigeringsgronden toegepast:
- politiegegevens waarvoor een bijzondere openbaarmakingsregeling geldt (artikel 7, in samenhang met de artikel 16 tot en met 24 van de Wet politiegegevens (Wpg));
- documenten die deel uitmaken van een civielrechtelijk procesdossier waarvoor een bijzondere openbaarmakingsregeling geldt (artikel 28 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv));
- de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob);
- het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob);
- documenten zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en bevatten persoonlijke beleidsopvattingen (artikel 11, eerste lid, van de Wob).
5. De korpschef heeft in de bezwaarfase advies ingewonnen bij de bezwarenadviescommissie (bac). De korpschef heeft bij het bestreden besluit naar aanleiding van het advies van de bac de toepassing van de weigeringsgronden, met uitzondering van de weigeringsgrond van artikel 11, eerste lid, van de Wob ten aanzien van documenten die zien op beraad met externe derden, gehandhaafd en het standpunt ingenomen dat er niet meer informatie is.
Beoordeling van de beroepsgronden

I. Meer documenten?

Algemeen
6. Eiser voert aan dat het, gezien de aard van de samenwerking tussen de nationale politie met [naam] , zeer aannemelijk is dat er meer informatie moet bestaan dan e-mails. Verder wijst eiser erop dat de bac heeft geconcludeerd dat er aanwijzingen zijn voor ontbrekende stukken en dat het aannemelijk is dat in dit belangrijke dossier meer documenten aanwezig moeten zijn. Eiser heeft daartoe voor de deelbesluiten I, II en III een lijst met aanwijzingen opgesteld.
7. De rechtbank stelt allereerst vast dat de korpschef in de beroepsfase een nadere zoekslag heeft verricht bij regionale eenheden. Dit heeft 370 pagina’s aan documenten opgeleverd waarover deelbesluit IV is genomen en 65 pagina’s aan documenten waarover deelbesluit V is genomen. Eiser had dus in zoverre gelijk dat er onder de korpschef meer documenten berusten die vallen binnen het bereik van zijn Wob-verzoek. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank zal hierna vanaf rechtsoverweging 10 nader ingaan op de (nadere) beroepsgrond van eiser dat er nog meer documenten onder regionale eenheden moeten berusten.
8. Verder stelt de rechtbank vast dat de korpschef in reactie op de beroepsgronden de volgende toelichting heeft gegeven.
8.1.
In 2012 heeft [naam] verschillende publieke instanties benaderd die betrokken zijn bij de aanpak van internationale kinderontvoering. [naam] is de producent van onder meer het tv-programma [naam] , waarin journalist en tv-presentator [naam] ouders helpt die menen geconfronteerd te zijn met kinderontvoering om hun kind terug naar Nederland te halen. Hij reist daarvoor naar het land waar het kind verblijft. In het kader van dit programma heeft [naam] de Landelijke Eenheid (LE), het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) en het ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) gevraagd om ondersteuning bij het terughalen van kinderen die zonder toestemming van de gezaghebbende ouder zijn meegenomen naar een ander land. In het Haags Kinderontvoeringsverdrag zijn afspraken gemaakt over de aanpak van internationale kinderontvoering. Bij de uitvoering van dit verdrag heeft de LE van de politie een ondersteunende taak. De Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden (Ca) is verantwoordelijk voor de uitvoering van het verdrag en ressorteert onder J&V. De Landelijke Eenheid (LE) van de politie ondersteunt de Ca hierbij. Omdat internationale kinderontvoering strafbaar is, hebben ook het Openbaar Ministerie (OM) en de officier van justitie een rol bij het oplossen van internationale kinderontvoeringszaken. Ook de liaison officiers die vanuit de Nederlandse politie in het buitenland zijn gestationeerd zijn bij de aanpak van internationale kinderontvoeringen betrokken. De liaisonofficier onderhoudt ook contact met de Nederlandse ambassade in het desbetreffende land. Via die weg is ook BZ betrokken bij internationale kinderontvoeringszaken. Bij de uitvoering van internationaal politiewerk is sprake van rechtshulp. Het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum (LIRC) is landelijk verantwoordelijk voor de internationale informatie-uitwisseling en samenwerking. Ook de Internationale Rechtshulp Centra (IRC), die per arrondissementsparket een samenwerkingsverband zijn tussen het OM en de politie ten behoeve van het nationale netwerk voor internationale rechtshulp, zijn bij kinderontvoeringen betrokken. Het Centrum voor Internationale Kinderontvoering (Centrum IKO) geeft tot slot informatie aan ouders en professionals bij (dreigende) internationale ontvoering van een kind. Om internationale kinderontvoering aan te pakken en uitvoering te geven aan het Haags Kinderontvoeringsverdrag, heeft de LE samengewerkt met [naam] , bijvoorbeeld door [naam] te ondersteunen met het leggen van contacten met de bij een specifieke zaak betrokken instanties. De communicatie tussen [naam] en de politie is steeds verlopen via een vast contactpersoon van het LBVP. Het LVBP is onderdeel van de LE.
8.2.
In het kader van de samenwerking met [naam] heeft het LBVP onder meer contact gehad met voornoemde instanties. Het ging hier niet om een officieel samenwerkingsverband of iets dergelijks. Er zijn dan ook geen formele afspraken gemaakt over de wijze van ondersteuning door de LE aan [naam] . De communicatie en afstemming heeft gaandeweg vorm gekregen. Er is daarom geen informatie over de beleids- en besluitvorming over ‘de’ samenwerking met [naam] .
8.3.
Er is bij de politie geen documentatiemanagementsysteem waarin een dossier is aangelegd met de communicatie en afstemming die met [naam] heeft plaatsgevonden. Voor het terughalen van de informatie die onder de reikwijdte van het Wob-verzoek valt is de korpschef afhankelijk van de archivering door individuele medewerkers. Bij de voorbereiding van de deelbesluiten I, II en III is het LVBP benaderd en gevraagd om alle documenten aan te leveren die zien op de samenwerking met [naam] in het kader van het programma [naam] . Daarnaast is er in de bezwaarfase bij een aantal individuele functionarissen die bij twee specifieke ontvoeringszaken betrokken waren, uitvraag gedaan naar documenten met informatie over de samenwerking met [naam] in die zaken. Ook is in de bezwaarfase nogmaals expliciet navraag gedaan bij het LVBP en het team Media en Publiciteit van de LE naar het bestaan van documenten waarin afspraken zijn vervat over de samenwerking tussen de politie en [naam] .
9. De rechtbank stelt het volgende voorop. Zoals volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling; bijvoorbeeld uit de uitspraak van 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1991), is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Bij de beoordeling of een stelling van een bestuursorgaan de rechtbank niet ongeloofwaardig voorkomt, wordt betrokken op welke wijze het onderzoek is verricht (zie de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1743). Voor zover openbaarmaking wordt verzocht van stukken die niet bij het bestuursorgaan berusten, maar wel bij het bestuursorgaan hadden behoren te berusten, mag van het bestuursorgaan worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze stukken alsnog te achterhalen (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1586).
Meer documenten bij regionale eenheden (deelbesluiten IV en V)
10. De rechtbank zal, zoals hiervoor in rechtsoverweging 7 is aangekondigd, ingaan op de nadere beroepsgrond van eiser die hij in reactie op de toelichting van de korpschef heeft aangevoerd. Volgens eiser is de communicatie met en ondersteuning aan [naam] in het kader van [naam] – anders dan waar de korpschef steeds van uit is gegaan – niet uitsluitend via het LVBP van de LE gelopen, maar is er ook rechtstreeks contact geweest tussen [naam] en verschillende regionale eenheden.
11. De korpschef heeft vervolgens in de beroepsfase een nadere zoekslag gedaan bij regionale eenheden. Dit heeft, zoals hiervoor onder rechtsoverweging 7 is vastgesteld, 370 pagina’s aan documenten opgeleverd waarover deelbesluit IV is genomen en 65 pagina’s aan documenten waarover deelbesluit V is genomen.
12. Zoals de rechtbank ook hiervoor onder het kopje “Procesverloop” heeft vastgesteld wordt eisers beroep geacht ook betrekking te hebben op de deelbesluiten IV en V. De korpschef heeft openbaarmaking van de bij die deelbesluiten betrokken documenten deels of geheel geweigerd. Hij heeft daarbij geen andere weigeringsgronden toegepast dan die bij de deelbesluiten I, II en III (zie rechtsoverweging 4).
13. Eiser voert naar aanleiding van deelbesluit IV aan dat de korpschef niet te volgen is in diens stelling dat alleen bij de eenheden I, II en III documenten zijn aangetroffen en niet bij de eenheden V, VI, en VII. Bij die eenheden hebben ook zaken gespeeld waarbij [naam] is betrokken. In veel zaken is ook aangifte gedaan nadat de zaken bij [naam] waren aangebracht, aldus eiser.
14. De korpschef heeft over de zoekslagen bij de regionale eenheden de volgende toelichting gegeven.
14.1.
De Wob-coördinatiedesk van de korpsstaf heeft aan de hand van de informatie die bij de eerdere inventarisatie bij het LBVP is aangetroffen een overzicht gemaakt van alle zaken waarin contact is geweest met [naam] . Daarbij was uitgangspunt dat er in iedere zaak contact is geweest met het LBVP, omdat destijds is afgesproken dat de communicatie via het LBVP zou lopen. Dat heeft geresulteerd in een lijst met twaalf zaken. Per zaak is daarna uitgezocht:
  • binnen welke eenheid deze zaak speelde;
  • wie destijds binnen die eenheid de contactpers(o)n(en) wa(s)(ren) voor de zaak;
  • in welk land de betrokken minderjarige zich bevond.
Deze contactpersonen komen voort uit de stukken die eiser heeft ingebracht in de beroepsprocedure. Vervolgens is door de Wob-coördinator van de korpsstaf aan alle eenheden via de Wob-coördinatoren van die eenheden gevraagd een zoekopdracht uit te zetten bij de contactpersonen mensenhandel/mensensmokkel in de periode 2012-2017 en, via de teamleiders, bij de teamleden van het onderzoeksteam dat de zaak destijds
behandelde. Hierbij is aangegeven dat het Wob-verzoek betrekking heeft op alle informatie over het contact, de ondersteuning en de uitvoering van die ondersteuning aan [naam] in de betreffende zaak. Verzocht is om informatie die daarop betrekking heeft aan te
leveren. Er is expliciet aangegeven dat het niet alleen om correspondentie met [naam]
gaat, maar bijvoorbeeld ook om correspondentie tussen politiefunctionarissen of
andere betrokkenen onderling, naar aanleiding van contact/overleg met [naam] .
De Wob-coördinatoren hebben de zoekopdracht uitgezet bij de contactpersonen
mensenhandel/mensensmokkel en bij (leden van) het onderzoeksteam dat de
betreffende zaak in behandeling had. De Wob-coördinatoren hebben iedereen
bevraagd die mogelijk betrokken zou kunnen zijn bij de betreffende zaken binnen de
eenheden. Om mogelijke herleidbaarheid tot bepaalde zaken en personen te
voorkomen, heeft de korpschef de eenheden voorzien van een Romeins cijfer, I tot en met VII.
14.2.
De jurist van eenheid I heeft de vraag uitgezet bij de contactpersoon die destijds
betrokken was bij desbetreffende ontvoeringszaak. De contactpersoon zegt zich niets
van deze zaak te herinneren en vraagt voor een gerichtere zoekslag naar aanvullende
gegevens zoals een proces verbaal-nummer en NAW-gegevens. Door middel van deze
gegevens heeft de desbetreffende contactpersoon een nadere zoekslag verricht en
aanvullende stukken aangeleverd die binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen.
Tevens heeft een collega, die werkzaam is als rechercheur binnen de afdeling Zeden,
een collega benaderd die bij de zaak betrokken is geweest. Deze collega heeft aangegeven dat hij geen contact heeft gehad met [naam] . Ook heeft deze rechercheur een zoekslag verricht in de systemen en een uitvraag gedaan bij collega’s die mogelijk betrokken zouden kunnen zijn geweest bij de ontvoeringszaken. De collega’s hebben niets aangetroffen. De rechercheur heeft een aantal journaals aangetroffen in de systemen, die bij de aanvullende besluitvorming zijn meegenomen.
14.3.
De Wob-coördinator van eenheid II heeft uitvraag gedaan bij drie contactpersonen. Eén van die contactpersonen is werkzaam bij de afdeling Vermiste Personen. Vanuit die afdeling zijn stukken aangeleverd, die zijn meegenomen in de aanvullende besluitvorming. De andere twee contactpersonen hebben aangegeven geen contact te hebben gehad met [naam] . Het IRC is benaderd door de Wob-coördinator van de eenheid en heeft middels de zoektermen ‘ [naam] ’, ‘ [naam] ’ en ‘ [naam] ’ in hun systemen een zoekslag verricht. Dit heeft geen aanvullende informatie opgeleverd. Vanuit afdeling Zeden is een contactpersoon bevraagd die betrokken is geweest bij een ontvoeringszaak. De informatie die deze persoon heeft aangeleverd, is bij de aanvullende besluitvorming betrokken. De vraag is binnen eenheid II tot slot uitgezet bij de teamleiding van het district waar
een zaak is behandeld door de Wob-coördinator van de eenheid. Deze zoekslag heeft
geen aanvullende stukken opgeleverd die vallen binnen de reikwijdte van het Wob
verzoek.
14.4.
Er is binnen eenheid III uitvraag gedaan bij een operationeel specialist van het team Crisisbeheersing, omdat deze persoon mogelijk betrokken is geweest bij de
ontvoeringszaak. Daarnaast is er een vraag uitgezet bij de districten A en B, omdat de
ontvoering binnen deze districten heeft plaatsgevonden. Vanuit één van deze districten
is een aantal documenten aangeleverd. De documenten die binnen de reikwijdte van
het Wob-verzoek vallen, zijn bij de aanvullende besluitvorming betrokken.
14.5.
Door de stafjurist is binnen eenheid IV een zoekslag verricht naar aanvullende stukken die vallen binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek. Hij heeft de teamchef Opsporing en beleidsmedewerkers benaderd. Hieruit is gebleken dat een jeugdrechercheur die destijds betrokken was bij de betreffende zaak contact heeft gehad met [naam] .
De aanvullende stukken die via deze rechercheur zijn ontvangen, zijn bij de aanvullende
besluitvorming betrokken.
14.6.
De stafjurist van eenheid V heeft de vraag uitgezet bij de contactpersoon die destijds betrokken is geweest bij de ontvoeringszaak. Deze contactpersoon heeft aangegeven
dat er in de betreffende ontvoeringszaak niet veel onderzoek is verricht, omdat de ouder
van het ontvoerde kind direct naar het programma van [naam] is gestapt. Vanuit
de politie is in deze zaak dan ook geen informatie verstrekt aan [naam] . Dit heeft
derhalve niet geresulteerd in aanvullende stukken die binnen de reikwijdte van het Wob
verzoek vallen.
14.7.
Binnen eenheid VI is uitvraag gedaan bij Bureau Communicatie, de contactpersonen Mensenhandel/Mensensmokkel, de afdeling Generieke Opsporing en de
teamleiders/contactpersonen die bij een aantal ontvoeringszaken betrokken waren.
Deze voornoemde afdelingen en (contact)personen hebben geen aanvullende stukken
aangetroffen die binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen.
14.8.
De Wob-coördinator van eenheid VII heeft de vraag verder uitgezet bij de districtsrecherche van deze eenheid. Hier is geen informatie aangetroffen die binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek valt. Voorts heeft een uitvraag plaatsgevonden bij de contactpersonen die betrokken waren bij de ontvoeringszaken binnen deze eenheid en bij de afdeling Vermiste Personen. De afdeling Vermiste Personen heeft documenten aangeleverd, die niet binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek vallen.
14.9.
Zoals hiervoor is aangegeven, zijn op basis van het nader onderzoek in de eenheden I, II, III en IV nog documenten aangetroffen die vallen binnen de reikwijdte van eisers Wob-verzoek. In de eenheden V, VI en VII zijn geen documenten aangetroffen, aldus nog steeds de korpschef.
15. De hiervoor geschetste toelichting van de korpschef komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Gelet op wat in rechtsoverweging 9 is overwogen is het aan eiser om aannemelijk te maken dat onder de eenheden V, VI en VII meer documenten moeten berusten. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hier niet in geslaagd. Daartoe is de enkele stelling van eiser dat in vele zaken ook aangifte is gedaan nadat de zaken bij [naam] waren aangebracht, onvoldoende. De beroepsgrond slaagt niet.
Aanwijzingen voor meer informatie (tabel)?
16. De rechtbank heeft de vertrouwelijke stukken – ofwel de ongeschoonde versie van de deelbesluiten I tot en met V – geraadpleegd om te beoordelen of daarin concrete aanwijzingen zijn gelegen voor het bestaan van meer documenten die vallen onder de reikwijdte van het Wob-verzoek van eiser. Die beoordeling heeft inderdaad geleid tot een aantal concrete aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten. De rechtbank heeft die aanwijzingen opgenomen in de kolom “Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten” van de tabel die hieronder in bijlage 2 wordt weergegeven. De beroepsgrond slaagt.
Aanwijzingen voor meer informatie bij liaison officers?
17. De rechtbank zal vervolgens ingaan op de stelling van eiser dat er aanwijzingen zijn dat ten aanzien van de deelbesluiten I, II en III de volgende informatie ontbreekt:
  • correspondentie van politieambtenaar bij de Nederlandse ambassade in Lissabon met medewerkers van BZ in de periode mei 2012 - april 2017;
  • correspondentie van politieambtenaar bij de Nederlandse ambassade in Turkije met medewerkers van BZ in de periode mei 2012 - april 2017;
  • correspondentie van politieambtenaar bij de Nederlandse ambassade in Turkije met Turkse autoriteiten in de periode mei 2012 - april 2017;
  • correspondentie van politieambtenaar bij de Nederlandse ambassade in Frankrijk met Franse autoriteiten in de periode mei 2012 - april 2017;
  • correspondentie tussen liaison officers en BZ (departement en ambassades);
  • correspondentie tussen liaison officers en Ca in de periode 2012 - april 2017;
  • correspondentie tussen liaison officers en ambtenaren van het directoraat-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van J&V (DGRR) in de periode 2012 - april 2017;
  • correspondentie van Nederlandse liaison officers bij de Nederlandse ambassades in het buitenland met autoriteiten (OM, politie, rechtbanken) in het desbetreffende land in de periode 2012 – 2017;
  • alle communicatie van de LVBP met liaison officers over zaken van het tv-programma [naam] .
18. De korpschef heeft de volgende toelichting gegeven. Ten aanzien van het verzoek om informatie over correspondentie met (dan wel tussen) andere bestuursorganen is deze informatie betrokken bij de behandeling van het Wob-verzoek voor zover die onder de korpschef berust. Deze informatie is – voor zover die daarvoor in aanmerking komt – openbaar gemaakt. Er berust niet meer correspondentie met andere bestuursorganen onder de korpschef. Aangezien het om communicatie met andere bestuursorganen gaat, is niet uitgesloten dat deze informatie niet bij de politie maar bij die andere bestuursorganen berust. Ten aanzien van de laatste stelling van eiser onder rechtsoverweging 17 heeft de korpschef opgemerkt dat hij alle communicatie die het LVBP aangaande de samenwerking met [naam] heeft gevoerd bij de besluitvorming heeft betrokken. Daaronder valt ook de communicatie met de liaison officers.
19. De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat in dit geding een liaison officer een politiefunctionaris is. Verder gaat de rechtbank ervan uit dat eiser met een politieambtenaar bij een Nederlandse ambassade ook een liaison officer bedoelt. Gelet op de onder rechtsoverweging 8 geschetste toelichting van de korpschef staat ook vast dat deelbesluit I en II elk betrekking hebben op één zaak (hierna: zaken 1 en 2), en dat de aangetroffen informatie, voornamelijk e-mails, het resultaat is van zoekslagen bij uitsluitend de LVBP en de LE. Daaronder bevinden zich e-mails van en naar liaison officers die betrekking hebben op de samenwerking tussen de korpschef en [naam] in deze zaak. Ten aanzien van deelbesluit III blijkt op grond van de door de korpschef bij brief van 28 april 2021 gegeven toelichting in combinatie met raadpleging van de vertrouwelijke stukken dat dat besluit betrekking heeft op 13 zaken, namelijk:
  • pagina 1 tot en met 91 (zaak 3);
  • pagina 92 tot en met 121 (zaak 4);
  • pagina 122 tot en met 137 (zaak 5);
  • pagina 138 tot en met 159 (zaak 6);
  • pagina 160 tot en met 200 (zaak 7);
  • pagina 201 tot en met 209 (zaak 8);
  • pagina 210 tot en met 233 (zaak 9);
  • pagina 234 tot en met 278 (zaak 10);
  • pagina 279 tot en met 344 (zaak 11);
  • pagina 345 tot en met 352 (deze gaan over twee zaken; zaken 12 en 13);
  • pagina 353 tot en met 370 (zaak 14); en
  • pagina 371 tot en met 398 (zaak 15).
De zaken 3, 7 en 10 blijken e-mails van en naar liaison officers te bevatten die betrekking hebben op de samenwerking tussen de korpschef en [naam] . Gelet op het voorgaande is het aannemelijk dat ten aanzien van de zaken 1, 2, 3, 7 en 10 onder de desbetreffende liaison officers informatie berust die betrekking heeft op de samenwerking tussen de korpschef en [naam] . De korpschef heeft echter ten tijde van het bestreden besluit niet onderzocht of onder die liaison officers informatie over genoemde zaken berust. Het bestreden besluit is in zoverre onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
20. Uit een passage in deelbesluit IV blijkt dat de korpschef in de beroepsfase alsnog zoekslagen heeft verricht bij liaison officers. Hij heeft daarbij de volgende toelichting gegeven :
“Parallel aan de uitvraag bij de eenheden zijn alle liaison officers benaderd die actief zijn in de landen waar een zaak heeft gespeeld, waarin [naam] contact heeft gehad met de politie. Onder verwijzing naar het Wob-verzoek is aan hen gevraagd om alle informatie aan te leveren die betrekking heeft op contacten tussen de politie en [naam] in de zaak of zaken die speelden in het land waar zij liaison officer zijn.
De liaison officers hebben de vraag uitgezet binnen hun eigen post. Een aantal liaison officers heeft aangegeven dat de liaison die actief was toen de zaak speelde, niet meer werkzaam is op die post, maar dat het archiefwelis doorzocht. Ten aanzien van deze uitvraag bij de liaison officers, is geen aanvullende informatie aangeleverd die binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek valt.”
Tijdens de zitting heeft de korpschef hieraan het volgende toegevoegd. Op basis van de geïnventariseerde kinderontvoeringszaken en de daarin genoemde landen is navraag gedaan bij acht liaisonofficieren. Daarbij zijn zij gewezen op de informatie die afkomstig is van het LVBP. Alle acht benaderde liaisonofficieren hebben gereageerd en zij hebben allemaal aangegeven dat zij geen informatie hebben aangetroffen. Daarbij heeft de korpschef erop gewezen dat een mailbox geen archief is, mails niet altijd worden bewaard, en dat een liaisonofficier voor elke zaak een dossier moet aanleggen, maar dat dat niet altijd is gebeurd.
21. Met inachtneming van rechtsoverweging 9 acht de rechtbank het niet zonder meer geloofwaardig dat onder de liaison officers geen informatie berust die valt onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. Daarbij wijst de rechtbank er allereerst op dat in de zaken 1, 2, 3, 7 en 10 mailcorrespondentie is aangetroffen van en naar liaison officers. Daar komt bij dat de korpschef niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke manier hij de (acht) liaison-officers heeft bevraagd en op welke manier de liaison-officers hebben gezocht. Voor zover moet worden aangenomen dat (ook) de liaison officers van de zaken met [naam] geen dossiers hebben aangemaakt en dat informatie niet in (hun) mailboxen bewaard is gebleven, laat dit onverlet dat informatie onder de liaison officers heeft berust en gesteld noch gebleken is dat de korpschef al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om informatie alsnog te achterhalen. Dat de korpschef vanwege de verstreken tijd niets verwacht van nadere zoekslagen, doet aan die inspanningsverplichting niet af.
Meer documenten bij brigadier [naam] ?
22. Volgens eiser ontbreekt correspondentie van brigadier [naam] van de eenheid Amsterdam met [naam] over [naam] , in de personen van [naam] en [naam] , in de periode 2014 – 2017.
23. De korpschef wijst erop dat de correspondentie met [naam] wel bij het verzoek is betrokken. Het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer verzet zich ertegen om ter onderbouwing hiervan te verwijzen naar de documenten waarin de betreffende correspondentie is opgenomen. De correspondentie is met een beroep op artikel 8:29 van de Awb bij brief van 29 mei 2020 aan de rechtbank overgelegd.
24. De rechtbank stelt na raadpleging van de vertrouwelijke stukken bij de deelbesluiten I, II en III vast dat zich hierin ook correspondentie met [naam] bevindt, waarbij overigens de rechtbank in het midden laat of dat opgaat voor al deze deelbesluiten. Gelet op de hiervoor onder 8 geschetste toelichting van de korpschef staat echter vast dat de desbetreffende documenten uitsluitend bij de LVBP en LE zijn aangetroffen, terwijl de korpschef niet heeft weersproken dat [naam] werkzaam is bij een regionale eenheid. Hoewel correspondentie met [naam] is aangetroffen is gesteld noch gebleken dat de korpschef nog in de bezwaarfase bij [naam] , dan wel bij de regionale eenheid waar hij werkzaam is/was, zoekslagen heeft verricht. De beroepsgrond slaagt.
25. Eiser heeft ook na de bekendmaking van de deelbesluiten IV en V zijn beroepsgrond gehandhaafd dat correspondentie ontbreekt van [naam] . Eiser voert onder verwijzing naar een overgelegde Europees Aanhoudingsbevel (EAB) aan dat [naam] bij een zaak is betrokken waarvan eiser niet kan vaststellen of deze bij het bestreden besluit of de deelbesluiten IV en V zijn betrokken. Verder wijst eiser erop dat [naam] betrokken is geweest bij meerdere zaken van [naam] .
26. De korpschef heeft in reactie hierop toegelicht dat de zaak mogelijk betrekking heeft op de minderjarige [naam] en zijn vader [naam] . Bij de deelbesluiten I tot en met V is geen informatie over die zaak betrokken. De korpschef wijst erop dat hij in zijn verweerschrift heeft toegelicht dat [naam] , de dochter van eiser, een aantal Wob-verzoeken bij de politie heeft ingediend. Een deel van de reikwijdte van deze Wob-verzoeken overlapt volgens de korpschef met het onderhavige Wob-verzoek. Bij de afhandeling van het Wob-verzoek van [naam] is de politieorganisatie op diepgaandere wijze bevraagd en zijn er meer documenten aangetroffen. Het gaat onder meer om documenten die zijn aangetroffen bij een rechercheteam van de politie dat bij de behandeling van een door [naam] behandelde casus betrokken was. Ook de afdelingen Communicatie van de elf eenheden zijn gevraagd de informatie aan te leveren over de communicatie en afstemming die binnen die eenheden met [naam] heeft plaatsgevonden. Omdat er in reactie op het Wob-verzoek van [naam] reeds over de openbaarmaking van de desbetreffende stukken is beslist, volstaat de korpschef op dit punt met een verwijzing naar die beslissing (zie https://www.politie.nl/wob/korpsstaf/2020-simpel-media.html). De informatie over de zaak [naam] is betrokken bij het besluit op de Wob-verzoeken van [naam] van 3 april 2020 en het aanvullend besluit van 7 mei 2021. De desbetreffende ongeschoonde documenten heeft de korpschef in het geding gebracht met een beroep op beperkte kennisneming als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb. De verwijzing van eiser naar deze zaak onderschrijft daarmee niet diens stelling dat de zoekslag van de korpschef naar informatie over ondersteuning aan [naam] onvolledig dan wel onzorgvuldig geweest. Verder wijst de korpschef erop dat informatie van [naam] bij de besluitvorming is betrokken.
27. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken bij de deelbesluiten IV en V stelt de rechtbank vast dat de korpschef zoekslagen heeft verricht bij [naam] , althans de regionale eenheid waarbij hij werkzaam is. Die zoekslagen hebben ook meer informatie van [naam] opgeleverd die bij de genoemde deelbesluiten zijn betrokken. De rechtbank laat in het midden of dit opgaat voor beide deelbesluiten. Ook staat vast dat [naam] betrokken is geweest bij de zaak [naam] , dat documenten over die zaak onder de korpschef berusten maar dat die documenten niet betrokken zijn bij één van de hier voorliggende deelbesluiten. Die documenten zijn betrokken bij de besluiten op de Wob-verzoeken van [naam] . Kennelijk is er meer informatie van [naam] betrokken bij die besluiten, terwijl de korpschef niet inzichtelijk heeft gemaakt welke informatie hiervan tevens valt onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. Door dat inzicht niet te geven, stelt de korpschef zodoende de rechtbank niet in staat te beoordelen of er meer informatie van [naam] onder de korpschef moet berusten die valt onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. De beroepsgrond slaagt.
Meer documenten bij andere politiefunctionarissen?
28. Omdat eiser als meer algemene beroepsgrond aanvoert dat bij de korpschef meer documenten moeten berusten, ziet de rechtbank ten aanzien van zaken waarop deelbesluit III betrekking heeft, mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken en met inachtneming van rechtsoverweging 9, aanleiding om het volgende te overwegen.
29. Zaak 3 bevat e-mails van en/of naar verschillende medewerkers van een politie-eenheid. Zaak 4 bevat een e-mail van een medewerker van een politie-eenheid. Zaak 7 bevat e-mails van een collega van het cold case team en medewerkers van een politie-eenheid. Zaken 8, 9, 10, 11, 14 en 15 bevatten e-mails van/naar collega’s van politie-eenheden. Het is aannemelijk dat ten aanzien van deze zaken onder de desbetreffende politiefunctionarissen informatie berust die betrekking heeft op de samenwerking tussen de korpschef en [naam] . De korpschef heeft echter niet onderzocht of onder die politiefunctionarissen informatie over genoemde zaken berust. Het bestreden besluit is ook in zoverre onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
Aanwijzingen voor meer documenten naar aanleiding van deelbesluit I?
30. De rechtbank zal hierna ingaan op de door eiser gestelde aanwijzingen voor het berusten van meer documenten onder de korpschef naar aanleiding van deelbesluit I.
31. Eiser voert aan dat document 10 (pagina 32) bij deelbesluit I een e-mail van 15:29 uur bevat waarin wordt verwezen naar “onderstaande bericht” en dat die informatie ontbreekt. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken is de rechtbank van oordeel dat de korpschef er terecht op heeft gewezen dat “onderstaande bericht” het bericht betreft, zoals weergegeven op pagina 28 bij deelbesluit I.
32. Eiser voert aan dat document 56 (pagina 94) bij deelbesluit I een e-mail is van “ [email] ”. Uit dat document blijkt volgens eiser dat het oorspronkelijke, van [naam] afkomstige, bericht met als onderwerp “bespreking gisteren” ontbreekt. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken is de rechtbank van oordeel dat de korpschef er terecht op heeft gewezen dat dat bericht van [naam] is weergegeven op pagina 28 bij deelbesluit I.
33. Eiser voert aan dat bij document 84 bij deelbesluit I, een e-mail van LVBP van dinsdag 12:11 uur (pagina 107), het bijbehorende doorgestuurde mailbericht ontbreekt. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken is de rechtbank van oordeel dat de korpschef er terecht op heeft gewezen dat het desbetreffende doorgestuurde mailbericht op pagina 97 bij deelbesluit I staat weergegeven.
34. Eiser voert ten aanzien van document 90 (pagina 113) bij deelbesluit I aan dat de doorgestuurde informatie ontbreekt. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken is de rechtbank van oordeel dat de korpschef er terecht op heeft gewezen dat de doorgestuurde informatie staat weergegeven op pagina 109 bij deelbesluit I.
Aanwijzingen voor meer documenten naar aanleiding van deelbesluit II?
35. De rechtbank zal hierna ingaan op de door eiser gestelde aanwijzingen naar aanleiding van deelbesluit II.
36. Eiser voert ten aanzien van document 25 (pagina 26) aan dat het gaat om een e-mail van [email] van vrijdag om 12:08 uur die is doorgestuurd en dat die doorgestuurde e-mail ontbreekt. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken kan de rechtbank zonder nadere uitleg de korpschef niet volgen in zijn reactie dat de doorgestuurde e-mail is weergegeven op pagina 31 bij deelbesluit II. De beroepsgrond slaagt.
37. Eiser voert ten aanzien van document 40 (pagina 41) aan dat de bijlage bij de e-mail van vrijdag om 15:35 uur ontbreekt. Volgens de korpschef is het desbetreffende “Document 1” aangetroffen en niet openbaar gemaakt. De rechtbank overweegt na raadpleging van de vertrouwelijke stukken dat zonder nadere uitleg van de korpschef niet valt op te maken welk document dit betreft. Dit gebrek zal worden opgenomen in de kolom “Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten” van de tabel die achter deze uitspraak in bijlage 2 wordt weergegeven. De beroepsgrond slaagt.
38. Eiser voert ten aanzien van document 44 (pagina 45) aan dat het een e-mail betreft waarbij een e-mail is doorgestuurd en dat de doorgestuurde, originele, e-mail ontbreekt. De korpschef heeft laten weten dat hij de originele e-mail niet heeft aangetroffen. De rechtbank overweegt dat deze reactie van de korpschef neerkomt op een erkenning dat dat document onder hem had behoren te berusten. Uit rechtsoverweging 9 volgt dat van de korpschef mag worden verwacht dat hij al het redelijkerwijs mogelijke doet om dat stuk alsnog te achterhalen. Gesteld noch gebleken is dat de korpschef aan die inspanningsverplichting heeft voldaan. Dit gebrek zal worden opgenomen in de kolom “Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten” van de tabel die in bijlage 2 wordt weergegeven. De beroepsgrond slaagt.
39. Eiser voert ten aanzien van document 46 (pagina 47) aan dat de bijlagen bij de desbetreffende e-mail van [email] van maandag 11:06 uur ontbreken. De korpschef heeft laten weten dat die bijlagen niet zijn aangetroffen. De rechtbank overweegt dat deze reactie neerkomt op een erkenning dat die bijlagen onder hem hebben berust en niet bewaard zijn gebleven. Uit rechtsoverweging 9 volgt dat van de korpschef mag worden verwacht dat hij al het redelijkerwijs mogelijke doet om die stukken alsnog te achterhalen. Gesteld noch gebleken is dat de korpschef aan die inspanningsverplichting heeft voldaan. Dit gebrek zal worden opgenomen in de kolom “Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten” van de tabel die in bijlage 2 wordt weergegeven. De beroepsgrond slaagt.
40. Eiser voert ten aanzien van document 48 (pagina 49) aan dat uit de e-mail van [email] van woensdag 13:43 uur aan [email] en [email] blijkt dat daarmee een andere e-mail is doorgestuurd. Die e-mail ontbreekt, aldus eiser. In reactie hierop heeft de korpschef erop gewezen dat die mail staat weergegeven op pagina 32 bij deelbesluit II. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken kan de rechtbank de korpschef niet volgen in zijn reactie. Dit gebrek zal worden opgenomen in de kolom “Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten” van de tabel die hieronder in bijlage 2 wordt weergegeven. De beroepsgrond slaagt.
41. Eiser heeft bij aanvullende beroepsgronden van 22 februari 2021 naar aanleiding van deelbesluit II gesteld dat er nog meer aanwijzingen zijn. De korpschef heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij naar aanleiding van de aanvullende beroepsgronden van 22 februari 2021 geen nadere zoekslagen heeft verricht. De rechtbank zal hierna ingaan op de verschillende aanwijzingen van eiser.
42. Volgens eiser blijkt uit document 1 bij deelbesluit II dat op maandag 29 juni 2015 een operationeel overleg is geweest van het LIRC waarin de hoofdinspecteur van politie van het LVBP, werkzaam bij het LIRC Zoetermeer, een casus heeft toegelicht over een aankomende aflevering van een tv-programma van [naam] . Het betreft het onttrekken van een minderjarige door de moeder en partijen zouden zich in Portugal bevinden. De week ervoor heeft de liaison officer en de vakspecialist getracht meer informatie te genereren. Volgens eiser ontbreekt het volgende:
  • informatie van en aan de hoofdinspecteur van politie van het LVBP over deze casus met onder meer [naam] ;
  • het gespreksverslag van het operationeel overleg;
  • informatie voorafgaande aan dit overleg waarin een casus van [naam] door de hoofdinspecteur van politie van het LVBP wordt besproken;
  • informatie betreffende het genereren van informatie door de liaison officer en de vakspecialist.
42.1.
Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank dat eisers stelling dat de door hem genoemde informatie ontbreekt, enkel op een vermoeden berust. Eiser heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat in zoverre meer informatie onder de korpschef berust. De beroepsgrond slaagt niet.
43. Volgens eiser heeft de hoofdinspecteur van politie van het LVBP aan de liaison officer gestationeerd bij de Nederlandse ambassade en een politieambtenaar op 1 juli 2015 het volgende geschreven:
“Inmiddels is bekend geworden dat de acties van [naam] rond deze casus zijn uitgesteld (zie bijlage 4).”
De oorspronkelijke informatie aan de politie waarop deze informatie van de hoofdinspecteur van politie van het LBVP en in de interne communicatie is gebaseerd, ontbreekt, aldus eiser.
43.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Eiser ontleent aan de geciteerde tekst uit de e-mail het vermoeden dat er meer informatie moet zijn. Met dat enkele vermoeden heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat in zoverre meer informatie onder de korpschef berust.
De beroepsgrond slaagt niet.
44. Volgens eiser ontbreekt informatie die de Nederlandse liaison officer in Portugal in juni 2015 bij zijn back-office heeft gegenereerd inzake een casus van [naam] .
44.1.
De rechtbank overweegt dat deze door eiser gestelde aanwijzing samenvalt met zijn beroepsgronden, zoals die in rechtsoverweging 17 zijn weergegeven. Voor haar oordeel verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 21. De beroepsgrond slaagt.
45. Eiser wijst erop dat de eindredacteur van [naam] heeft verklaard dat hij ‘in zijn hoedanigheid van het programma [naam] ’ in juni 2015 opdracht heeft gegeven aan een team van oud-rechercheurs om te gaan zoeken in Portugal en dat [naam] in alle zaken contact met de Nederlandse politie houdt over de activiteiten die zij verrichten in het buitenland voor een zaak. Volgens eiser ontbreekt informatie over contact tussen politie en opsporingsactiviteiten van Team [naam] in Portugal in juni 2015 over deze reeks van activiteiten.
45.1.
Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank dat eiser slechts vermoedt dat [naam] in alle zaken contact met de Nederlandse politie houdt over de activiteiten die zij verrichten in het buitenland voor een zaak. Dat geldt ook voor eisers stelling dat er informatie is over contact tussen politie en opsporingsactiviteiten van Team [naam] in Portugal in juni 2015. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in zoverre meer informatie onder de korpschef berust. De beroepsgrond slaagt niet.
46. Eiser wijst erop dat pagina 8 bij deelbesluit II een e-mail van 6 augustus 2015 betreft waarin de hoofdinspecteur van politie aan de liaison officer schrijft “
daarom toch maar een email om allereerst mijn excuses aan te bieden voor de trage beantwoording van je vragen aan ([weggelakt]).Volgens eiser ontbreken de vragen.
46.1.
De rechtbank ziet na raadpleging van de vertrouwelijke stukken geen grond voor het oordeel dat in zoverre toch meer informatie bij de korpschef berust. De beroepsgrond slaagt niet.
47. In genoemde e-mail van 6 augustus 2015 staat ook dat
“Ze vragen wat ze verder voor jou en jij eventueel voor hen kunnen/kunt betekenen”. Volgens eiser is het zeer aannemelijk dat de liaison officer op dit verzoek om wederzijdse gunst heeft gereageerd. De reactie hierop ontbreekt, evenals de correspondentie tussen de liaison officer en Buitenlandse Zaken hierover. Ook ontbreekt correspondentie tussen de hoofdinspecteur van politie van het LVBP en medewerkers van [naam] .
47.1.
De rechtbank ziet mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken geen grond voor het oordeel dat in zoverre toch meer informatie bij de korpschef berust. De beroepsgrond slaagt niet.
48. Eiser stelt dat op 27/28 augustus 2015 medewerkers van [naam] in Portugal contact hebben met de SEP, de Portugese vreemdelingenpolitie. Uit andere documenten van de politie blijkt volgens eiser dat de hoofdinspecteur van politie van het LBVP contact zoekt met buitenlandse autoriteiten ten behoeve van [naam] door informatie en/of medewerking. Correspondentie tussen de hoofdinspecteur van het LBVP en Portugese autoriteiten ontbreekt, aldus eiser.
48.1.
De rechtbank ziet mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken geen grond voor het oordeel dat in zoverre toch meer informatie bij de korpschef berust. De beroepsgrond slaagt niet.
49. Eiser wijst erop dat op pagina’s 16 en 17 bij deelbesluit II een e-mail staat van een liaison officer van 27 augustus 2015 aan de politie, waarin wordt gesproken over onttrekking aan de ouderlijke macht. Volgens eiser ontbreekt de informatie waarop de liaison officer zijn informatie baseerde.
49.1.
De rechtbank ziet mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken geen grond voor het oordeel dat in zoverre toch meer informatie bij de korpschef berust. De beroepsgrond slaagt niet.
50. Eiser wijst erop dat op pagina’s 16 en 17 bij deelbesluit II een e-mail staat van een liaison officer van 27 augustus 2015 aan politie, waarin staat dat er overleg is met de politie en het OM. Volgens eiser ontbreekt de informatie waarop de liaison officer zijn informatie baseert dat er overleg is met de politie en het OM.
50.1.
De rechtbank ziet mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken geen grond voor het oordeel dat in zoverre toch meer informatie bij de korpschef berust. De beroepsgrond slaagt niet.
51. Eiser wijst erop dat op pagina’s 16 en 17 bij deelbesluit II een e-mail staat van een liaison officer van 27 augustus 2015, waarin staat:
“Ik informeer consulair medewerker ambassade en belast met deze zaak, dat zij eventueel jou kan bellen voor ondersteuning of advies.”
Volgens eiser ontbreekt correspondentie tussen liaison officer enerzijds en consulair medewerker Nederlandse ambassade Portugal en Nederlandse ambassadeur in Portugal anderzijds.
51.1.
De rechtbank overweegt dat deze door eiser gestelde aanwijzing deels samenvalt met zijn beroepsgronden, zoals die in rechtsoverweging 17 zijn weergegeven. Voor haar oordeel verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 21. Als de korpschef (nadere) zoekslagen verricht bij de desbetreffende liaison officer, dan zal ook een zoekslag moeten worden verricht naar het bestaan van correspondentie met de Nederlandse ambassade in Portugal. De beroepsgrond slaagt.
52. Eiser voert aan dat op donderdag 23:31 [email] een e-mail aan de liaison officer schrijft (pagina 21 bij deelbesluit II) waarin volgens eiser staat
“EVEN snel ter info. Collega heeft inmiddels moeder (en) in het Schengen Informatie Systeem m.b.t. weten te krijgen.”Eiser wijst erop dat correspondentie tussen de collega en LVBP ontbreekt.
52.1.
De rechtbank ziet mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken geen grond voor het oordeel dat in zoverre toch meer informatie bij de korpschef berust. De beroepsgrond slaagt niet.
53. Eiser wijst erop dat op pagina’s 23 en 24 bij deelbesluit II staat dat de LVBP op 27 augustus 2015 aan [email] vraagt
: “Heb je [weggelakt] ook al gelukkig gemaakt met dit nieuws?”en dat [email] hierop antwoordt aan [email] om 23.35: “
ja Ik houd je op de hoogte. (…) verzonden vanaf de mobiele telefoon”. Volgens eiser worden Buitenlandse Zaken en Justitie & Veiligheid door [naam] geïnformeerd dat [naam] en een tv-team op 3 september 2015 naar Portugal afreizen. Eiser verwijst hiervoor naar het overgelegde document 95 bij het besluit op bezwaar van de minister van Justitie en Veiligheid van 1 februari 2017. Het is gezien de werkwijze zeer aannemelijk dat de politie ook wordt geïnformeerd over het afreizen. De korpschef heeft deze informatie niet in de beslissing opgenomen, aldus nog steeds eiser.
53.1.
De rechtbank ziet mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken geen grond voor het oordeel dat in zoverre toch meer informatie bij de korpschef berust. Eiser baseert zich slechts op vermoedens. De beroepsgrond slaagt niet.
54. Eiser voert aan dat uit document 62A van het primaire besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 30 april 2019 op een Wob-verzoek blijkt dat iemand met e-mailextensie [email] op 3 september 2015 om 14:38 aan de politie LVBP schrijft
“(naam) graag en de collega met weekdienst inlichten. Naam, zou ik jouw mobile nummer mogen hebben? En hebben we een contactpersoon bij de Portugese politie die we kunnen inlichten over deze ontwikkeling? Lijkt me goed als men aan die kant ook gealerteerd wordt.”Volgens eiser gebeurt het contact met de Portugese politie vanuit de politie-attaché van de Nederlandse ambassade. Even later reageert volgens eiser deze ambtenaar weer naar LVBP met :
Ik bedoelde ook bij de politie. Als [naam] bij de politie gaat aandringen op arrestatie van de moeder, bijvoorbeeld, een scenario waar het over had, dan is het goed als iemand bij de politie vooraf op de hoogte is (Naam) had dacht ik al contact?” .Eiser doelt kennelijk op een passage in het overgelegde document 62B bij het primaire besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 30 april 2019. Volgens eiser ontbreekt informatie van en naar de liaison officer van de Nederlandse ambassade over Portugese autoriteiten/politie, terwijl in een Portugees journalistiek onderzoeksprogramma is bevestigd dat die informatie er is geweest.
54.1.
De rechtbank overweegt dat deze door eiser gestelde aanwijzing deels samenvalt met zijn beroepsgronden, zoals die in rechtsoverweging 17 zijn weergegeven. Voor haar oordeel verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 21. Als de korpschef (nadere) zoekslagen verricht bij de desbetreffende liaison officer, dan zal ook een zoekslag moeten worden verricht naar het bestaan van correspondentie met de Portugese autoriteiten. De beroepsgrond slaagt.
55. Eiser wijst erop dat de liaison officer op 4 september 2015 heeft verklaard de vooraankondiging van het rechtshulpverzoek en een verzoek van [naam] te hebben ontvangen. Volgens eiser ontbreekt de informatie betreffende een verzoek van [naam] op 4 september 2015.
55.1.
De rechtbank overweegt dat deze door eiser gestelde aanwijzing deels samenvalt met zijn beroepsgronden, zoals die in rechtsoverweging 17 zijn weergegeven. Voor haar oordeel verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 21. Omdat de korpschef geen op deze beroepsgrond toegespitste reactie heeft gegeven – en daartoe wel in de gelegenheid is gesteld –, gaat de rechtbank ervan uit dat de liaison officer een verzoek van [naam] heeft ontvangen. Als de korpschef (nadere) zoekslagen verricht bij de desbetreffende liaison officer, dan zal ook een zoekslag moeten worden verricht naar het bestaan van correspondentie tussen de liaison officer en [naam] . De beroepsgrond slaagt.
56. Volgens eiser heeft de liaison officer verklaard dat deze in het contact met
[naam] / [naam] te horen heeft gekregen dat, omdat zij het kind niet konden vinden, nu het justitiële traject de oplossing moest bieden en dit gedeeld met de hoofinspecteur van politie van het LBVP. Informatie van het handelen van de liaison officer naar aanleiding van het contact met [naam] / [naam] op 7 oktober 2015 ontbreekt, evenals de informatie van de hoofdinspecteur van het LVBP in het licht van deze informatie, aldus eiser.
56.1.
De rechtbank overweegt dat deze door eiser gestelde aanwijzing deels samenvalt met zijn beroepsgronden, zoals die in rechtsoverweging 17 zijn weergegeven. Voor haar oordeel verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 21. Eiser heeft echter de door hem gestelde verklaringen van de liaison officer niet met concrete aanwijzingen onderbouwd. Deze (specifieke) beroepsgrond slaagt niet. Als de korpschef (nadere) zoekslagen verricht bij de desbetreffende liaison officer, dan hoeft de korpschef geen zoekslag te verrichten naar de in rechtsoverweging 56 gestelde informatie.
57. Volgens eiser blijkt uit e-mails van de Nederlandse ambassadeur in Portugal van 18 september 2015 (document 62C bij het Wob-besluit van de minister van Buitenlandse Zaken ):
  • dat de liaison officer contact heeft met Portugese autoriteiten om uitvoering te krijgen van een strafrechtelijk verzoek;
  • informatie betreffende contact tussen LVBP en [naam] ;
  • informatie inzake de handelingen van de liaison officer bij het uitzoeken of de marsroute vanuit Nederland gewijzigd wordt of niet en optie mee te nemen om het Europees Aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen dat er al kennelijk ligt ten uitvoer te laten brengen.
De desbetreffende informatie ontbreekt, aldus eiser.
57.1.
De rechtbank overweegt dat deze door eiser gestelde aanwijzing deels samenvalt met zijn beroepsgronden, zoals die in rechtsoverweging 17 zijn weergegeven. Voor haar oordeel verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 21. Als de korpschef (nadere) zoekslagen verricht bij de desbetreffende liaison officer, dan zal ook een zoekslag moeten worden verricht naar het bestaan van correspondentie met de Portugese autoriteiten (zie ook rechtsoverweging 51.1). Verder overweegt de rechtbank dat uit de vertrouwelijke stukken valt af te leiden dat er contact is tussen LVBP en [naam] en heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat er meer specifieke informatie hierover moet zijn. De (specifieke) beroepsgrond slaagt niet.
58. Eiser wijst erop dat “
[nummer] meldt dat hij een kopie van het EAB gedeeld heeft met [naam] ”Volgens eiser ontbreekt informatie over toestemming betreffende het delen van EAB door politie met [naam] .
58.1.
De rechtbank overweegt dat eiser geen onderbouwing heeft gegeven voor de door hem geschetste melding. Alleen al daarom heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat onder de korpschef informatie berust over een toestemming in de door eiser geschetste zin. De beroepsgrond slaagt niet.
59. Eiser merkt onder verwijzing naar document 4 bij een beslissing op bezwaar van het OM van 5 maart 2018 op dat informatie betreffende het opschorten van het EAB door de officier van justitie bij de politie ontbreekt.
59.1.
De rechtbank stelt vast dat document 4 mailcorrespondentie betreft van het parket van het OM te Amsterdam. Deze correspondentie bevat naar het oordeel van de rechtbank geen concrete aanwijzingen dat onder de korpschef informatie berust over een opschorting van een EAB door een officier van justitie. De beroepsgrond slaagt niet.
60. Eiser merkt op dat op 23 september 2015 het BLIK aan het ministerie van Justitie en Veiligheid laat weten dat er vanuit de Nederlandse ambassade aan de Portugese liaisonrechter is verzocht om moeder aan te houden. Vanwege zijn functie verzorgt de politie van de ambassade de contacten met politie en justitie van het desbetreffende land. Informatie over het verzoek aan de Portugese liaisonrechter ontbreekt.
60.1.
De rechtbank overweegt dat eiser geen onderbouwing heeft gegeven van zijn stelling dat het BLIK op 23 september 2015 aan het ministerie van Justitie en Veiligheid laat weten dat er vanuit de Nederlandse ambassade aan de Portugese liaisonrechter is verzocht om moeder aan te houden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat onder de korpschef informatie berust over een verzoek aan de Portugese liaisonrechter om de moeder aan te houden. De beroepsgrond slaagt niet.
61. Eiser voert aan, naar de rechtbank begrijpt, dat uit de pagina’s 49 tot en met 54 bij deelbesluit II blijkt
dat “[v]anuit het ministerie van Veiligheid en Justitie een bericht is uitgegaan aan de Portugese Centrale Autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden betreffende de erkenning en de ten uitvoering van het EAB in Portugal”.Volgens eiser is het EAB in het bezit geweest van de Centrale Autoriteit en verkregen van de politie. Informatie betreffende het delen van de informatie van het EAB van de politie met de CA/ ministerie van Justitie & Veilheid ontbreekt, aldus eiser.
61.1.
De rechtbank ziet mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken geen grond voor het oordeel dat in zoverre toch meer informatie bij de korpschef berust. De beroepsgrond slaagt niet.
62. Eiser voert aan dat op 17 september 2015 de liaison officer van [naam] een brief heeft gekregen van maatschappelijk medewerker [naam] en dat deze brief ontbreekt.
62.1.
De rechtbank overweegt dat eiser geen onderbouwing heeft gegeven voor zijn stelling dat de liaison officer een brief heeft gekregen van genoemde maatschappelijk medewerker. In zoverre is het niet aannemelijk dat onder de korpschef toch meer informatie berust. De beroepsgrond slaagt niet.
63. Eiser voert aan dat in de verklaring van de liaison officer van 22 augustus 2017 aan de hoorcommissie van politie is opgenomen
: “Op [datum] had ik contact met de Portugese officier van Justitie die het EAB-verzoek moest behandelen. Die verzocht om aanvullende informatie van de Nederlandse Officier van Justitie. Beide partijen werden door mij via verschillende kanalen met elkaar in contact gebracht.”Volgens eiser ontbreekt (oorspronkelijke) informatie betreffende het contact met de liaison officer met de Portugese officier van Justitie en de Nederlandse OvJ inzake de behandeling van het EAB-verzoek.
63.1.
De rechtbank overweegt dat deze door eiser gestelde aanwijzing deels samenvalt met zijn beroepsgronden, zoals die in rechtsoverweging 17 zijn weergegeven. Voor haar oordeel verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 21. Verder stelt de rechtbank vast dat de korpschef de door eiser weergegeven verklaring van de liaison officer als zodanig niet heeft weersproken. Als de korpschef (nadere) zoekslagen verricht bij de desbetreffende liaison officer, dan zal ook een zoekslag moeten worden verricht naar het bestaan van correspondentie met een Portugese en een Nederlandse officier van justitie over een EAB-verzoek. De beroepsgrond slaagt.
64. Eiser wijst erop dat in de periode 22 – [datum] [naam] en de politie contact opnemen met het OM om het EAB weer geactiveerd te krijgen. Daarvoor verwijst eiser naar document 16 bij het Wob-besluit van het OM van 12 juni 2019 en document 4 bij de beslissing op bezwaar van het OM Amsterdam van 5 maart 2018. De liaison officer heeft het volgende beweerd
: Op [datum] werd ik door de programmamaker van het tv programma [naam] geïnformeerd, dat de behandelende rechter in Portugal de uitspraak had gedaan dat de moeder binnen 48 uur voor haar dochter moest overdragen aan de vader.Volgens eiser ontbreekt informatie die deze bewering van de liaison officer ondersteunen.
64.1.
De rechtbank overweegt dat deze door eiser gestelde aanwijzing deels samenvalt met zijn beroepsgronden, zoals die in rechtsoverweging 17 zijn weergegeven. Voor haar oordeel verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 21. Verder stelt de rechtbank vast dat de korpschef de door eiser weergegeven verklaring van de liaison officer als zodanig niet heeft weersproken. Als de korpschef (nadere) zoekslagen verricht bij de desbetreffende liaison officer, dan zal ook een zoekslag moeten worden verricht naar het bestaan van (mail)correspondentie waarbij [naam] op [datum] de liaison officer informeert over een uitspraak van de Portugese rechter dat de moeder binnen 48 uur haar dochter moet overdragen aan de vader. De beroepsgrond slaagt.
65. Volgens eiser heeft de liaison officer schriftelijk contact opgenomen met de Portugese rechter tussen 1 en 4 oktober en op 5 oktober 2015 met zijn minbuz.nl-account. Deze informatie ontbreekt, aldus eiser.
65.1.
De rechtbank overweegt dat deze door eiser gestelde aanwijzing deels samenvalt met zijn beroepsgronden, zoals die in rechtsoverweging 17 zijn weergegeven. Voor haar oordeel verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 21. De rechtbank stelt echter vast dat eiser geen enkele onderbouwing heeft gegeven voor zijn stelling dat onder de korpschef informatie berust van schriftelijke contacten van de liaison officer met de Portugese rechter. Als de korpschef (nadere) zoekslagen verricht bij de desbetreffende liaison officer, dan is de korpschef niet gehouden te onderzoeken of er documenten zijn over contacten die de liaison officer zou hebben gelegd met de Portugese rechter. De (specifieke) beroepsgrond slaagt niet.
66. Volgens eiser is de liaison officer op [datum] aanwezig (en zichtbaar aanwezig in het tv-programma [naam] ) als [naam] de moeder in de zaak laat arresteren door de Portugese politie. Uit informatie blijkt dat het Europees aanhoudingsbevel die ochtend is aangezet door de politie. Informatie betreffende afstemming aanzetten EAB en handelingen van [naam] ontbreekt, aldus nog steeds eiser.
66.1.
De rechtbank overweegt dat eiser geen onderbouwing heeft gegeven dat de politie in de ochtend van [datum] het EAB heeft ‘aangezet’. Gelet hierop heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat onder de korpschef informatie berust over een afstemming tussen de politie en [naam] over het ‘aanzetten’ van het EAB. De beroepsgrond slaagt niet.
67. Eiser voert aan dat uit de uitzending van [naam] van [datum] blijkt dat [naam] op [datum] contact heeft met de Nederlandse politie en dat informatie over dit contact ontbreekt.
67.1.
De rechtbank overweegt dat met het enkele gegeven dat [naam] op [datum] contact heeft gehad met de politie onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat bij de korpschef meer informatie moet berusten. De beroepsgrond slaagt niet.
Aanwijzingen voor meer documenten naar aanleiding van deelbesluit III?
68. De rechtbank zal vervolgens de door eiser gestelde aanwijzingen naar aanleiding van deelbesluit III bespreken.
69. Eiser voert aan dat uit het document 9 bij deelbesluit II blijkt dat [naam] vanuit de Nationale Politie updates krijgt van de stand van zaken.
69.1.
De korpschef reageert als volgt. Er is een aantal documenten aangetroffen met updates aan [naam] over de stand van zaken in specifieke ontvoeringszaken. Deze documenten zijn bij de besluitvorming betrokken en – voor zover ze daarvoor in aanmerking komen – openbaar gemaakt.
69.2.
Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken kan de rechtbank de korpschef niet zonder meer volgen in zijn toelichting dat een aantal documenten updates bevatten in meerdere ontvoeringszaken. Het had op de weg van de korpschef gelegen om in een toelichting inzichtelijk te maken in welke documenten updates aan [naam] worden gegeven over specifieke ontvoeringszaken. De korpschef had daarbij de rechtbank onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb kunnen verzoeken dat alleen de rechtbank van die toelichting kennis mag nemen. Nu dat niet is gebeurd, slaagt de beroepsgrond.
70. Eiser heeft bij aanvullende beroepsgronden van 22 februari 2021 nog meer aanwijzingen gesteld ten aanzien van deelbesluit III. De korpschef heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij naar aanleiding van de aanvullende beroepsgronden van 22 februari 2021 geen nadere zoekslagen heeft verricht. De rechtbank zal hierna ingaan op de verschillende door eiser gestelde aanwijzingen.
71. Eiser voert aan dat uit de pagina’s 34-35, 142-150 en 162 -163 bij deelbesluit III volgt dat sprake is van een geïnstitutionaliseerde werkwijze binnen de politie als het gaat om de ondersteuning aan [naam] . Gelet hierop is het zeer aannemelijk is dat er afspraken zijn gemaakt met [naam] , dan wel dat er interne afspraken en/of werkinstructies zijn gemaakt die in documenten zijn neergelegd. Die ontbreken, aldus eiser.
71.1.
Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank dat de in de vorige rechtsoverweging genoemde pagina’s geen concrete aanwijzingen bevatten dat onder de korpschef documenten berusten over afspraken tussen de korpschef met [naam] dan wel over interne afspraken van de politie over de samenwerking met [naam] . In zoverre heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat onder de korpschef meer informatie berust die valt binnen de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. De beroepsgrond slaagt niet.
72. Eiser voert aan dat uit document 25 bij deelbesluit III blijkt dat IPOL van de KLPD de opsporingsdiensten adviseert bij het kiezen van welke vorm van opsporingscommunicatie het beste bij hun onderzoek en situatie past. Eiser wijst op de volgende passage:
"Zoals ik telefonisch al aangaf zou ik graag op korte termijn een afspraak willen maken met elkaar en een deskundige vermiste personen om jullie te informeren over de activiteiten
van het programma en jullie inzicht te geven in de keuzes en activiteiten die jullie hebben in de zaak (…) Ook kunnen wij jullie aangeven hoe andere regio’s het een en ander aanpakken of willen gaan aanpakken."
Volgens eiser blijkt hieruit de aanwezigheid van beleidsregels of -nota’s.
72.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit die passage slechts een vermoeden worden ontleend voor de aanwezigheid van beleidsregels of nota’s. Eiser heeft in zoverre niet aannemelijk gemaakt dat onder de korpschef meer informatie berust die valt binnen de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. De beroepsgrond slaagt niet.
73. Uit document 142 bij deelbesluit III blijkt volgens eiser dat vanuit het LVBP contact wordt gezocht met buitenlandse instanties ten behoeve van [naam] . Het is zeer aannemelijk dat hierover werkafspraken zijn gemaakt binnen de LVBP, aldus eiser.
73.1.
Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken overweegt de rechtbank dat eiser zich slechts baseert op een vermoeden dat er schriftelijke werkafspraken binnen de LVBP zijn gemaakt over contacten met buitenlandse instanties ten behoeve van [naam] . Eiser heeft in zoverre niet aannemelijk gemaakt dat onder de korpschef meer informatie berust die valt binnen de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. De beroepsgrond slaagt niet.
74. Eiser merkt op dat in een e-mail van de hoofdinspecteur van politie van het LVBP staat (document 251 bij deelbesluit III ) staat:
"Ontvoeringen van kinderen door een van hun ouders leveren een bijzondere situatie op in zaken waarin het Verdrag van Den Haag over internationale kinderontvoering van toepassing is. Dat geeft namelijk, naast de weg van het Strafrecht, ook een civielrechtelijke mogelijkheid om te proberen om het kind terug te laten geleiden naar de
achtergebleven ouder die (mede) het gezag over het kind heeft. Het Verdrag richt zich voornamelijk op het belang van het kind en heeft vele nuttige voorzieningen om juist dat belang in het oog te houden. Het is een wijdverbreid misverstand dat gebruik van het Strafrecht zou conflicteren met de uitvoering van het Verdrag. Het is heel goed mogelijk om beide methoden gelijktijdig aan te wenden, na zorgvuldige afweging van de betreffende situatie.
(…)
De advocaat wordt verzorgd door het programma [naam] ."
Eiser wijst erop dat de hoofdinspecteur in dit document doet voorkomen alsof dit een beleidsregel is van de politie. Beleidsnota’s die op deze positie zien, ontbreken echter, aldus eiser.
74.1.
De rechtbank stelt vast dat in de geciteerde passage niet wordt gerept over een beleidsregel of beleidsnota’s en dat in zoverre slechts sprake is van een enkel vermoeden. Eiser heeft in zoverre niet aannemelijk gemaakt dat onder de korpschef meer informatie berust die valt binnen de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. De beroepsgrond slaagt niet.
75. Eiser wijst erop dat uit pagina’s 11-17 bij deelbesluit III blijkt dat er regelmatig een update wordt gestuurd aan [naam] over zaken. Volgens eiser ontbreken officiële en gesanctioneerde formulieren dan wel documenten voor deze deling van politiegegevens.
75.1.
Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken is de rechtbank van oordeel dat eiser zich slechts baseert op een vermoeden van het bestaan van de door hem geschetste formulieren of documenten. Eiser heeft in zoverre niet aannemelijk gemaakt dat onder de korpschef meer informatie berust die valt binnen de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. De beroepsgrond slaagt niet.
76. Eiser voert aan dat is gebleken dat ouders die een contract hebben met [naam] aangifte bij de politie moeten doen, ook als er geen sprake is van onttrekking aan het ouderlijk gezag. Volgens eiser ontbreekt informatie over de afspraken over deze werkwijze tussen [naam] en de politie.
76.1.
Naar het oordeel van de rechtbank baseert eiser zich slechts op een vermoeden dat informatie bestaat over de werkwijze tussen [naam] en de politie zoals hiervoor onder 76 is geschetst. Eiser heeft in zoverre niet aannemelijk gemaakt dat onder de korpschef meer informatie berust die valt binnen de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. De beroepsgrond slaagt niet.
77. Volgens eiser blijkt uit document 71 bij deelbesluit III dat er correspondentie is tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken, de KLPD, en het ministerie van Justitie en Veiligheid over zaken die [naam] op dat moment uitvoert in het buitenland. Deze vorm van correspondentie is gangbaar in alle zaken van [naam] waar de politie bij betrokken is en is de werkwijze van de politie. Informatie van iedere zaak van [naam] waar de politie met dan wel het ministerie van Buitenlandse Zaken, de KLPD, of het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft gecorrespondeerd, ontbreekt, aldus nog steeds eiser.
77.1.
Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken is de rechtbank van oordeel dat eiser zich slechts baseert op een vermoeden dat van iedere zaak van [naam] waar de politie bij betrokken is correspondentie bestaat tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken, de KLPD, en het ministerie van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft in zoverre niet aannemelijk gemaakt dat onder de korpschef meer informatie berust die valt binnen de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek. De beroepsgrond slaagt niet.
78. Eiser voert aan dat uit de pagina’s 257-259 bij deelbesluit III volgt dat de hoofinspecteur van politie van het LVBP op vrijdag 04:40 uur een e-mail stuurt aan een buitenlandse autoriteit namens een Officier van Justitie. Informatie over afstemming over het contact met de buitenlandse autoriteit tussen deze hoofdinspecteur van politie en het OM ontbreekt.
78.1.
De rechtbank ziet mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken geen grond voor het oordeel dat in zoverre meer informatie bij de korpschef berust. De beroepsgrond slaagt niet.
Aanwijzingen voor meer documenten (overig)
79. Volgens eiser ontbreekt:
  • de tussen de LVBP en [naam] gemaakte (werk)afspraken;
  • documenten met daarin informatie over afspraken die gemaakt zijn tussen de politie en [naam] ;
  • een gespreksverslag operationeel overleg van het LIRC over een aankomende aflevering van een tv-programma;
  • een gespreksverslag van de bijeenkomst van de LVBP, de Ca en de programmamakers van [naam] .
79.1.
Volgens de korpschef is geen sprake geweest van een formeel duurzaam samenwerkingsverband waarbij afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop de LE [naam] zou ondersteunen. Er zijn dan ook geen documenten die de grondslag vormen van dergelijke ondersteuning van de LE aan [naam] . Het contact tussen beiden heeft via de e-mail en telefonisch plaatsgevonden en heeft gaandeweg vorm gekregen. Er is daarom geen informatie over de beleids- en besluitvorming over ‘de’ samenwerking met [naam] .
79.2.
Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken ziet de rechtbank geen grond om te twijfelen aan de onder rechtsoverweging 79.1 geschetste toelichting van de korpschef. Eiser heeft voor haar stellingen als geschetst in rechtsoverweging 79 geen concrete onderbouwing gegeven. De beroepsgrond slaagt niet.
80. Eiser voert aan, samengevat weergegeven, dat uit een e-mail van 30 maart 2012 blijkt dat de KLPD het ministerie van Veiligheid en Justitie op de hoogte brengt van afspraken die die ochtend zijn gemaakt met IKO en [naam] over tv-programma [naam] . Uit dit document blijkt volgens eiser het bestaan van andere informatie/documenten. In die e-mail deelt het KLPD mee wat in de ochtend van 30 maart 2012 “
is besproken met IKO (Centrum Internationale Kinderontvoering) en [naam] over het in het najaar uit te brengen programma [naam] , gepresenteerd door [naam] ”. Het is volgens eiser zeer aannemelijk, gelet op de aard van de afspraken, dat van dit overleg een verslag is gemaakt en dat dit verslag is gedeeld met IKO en [naam] . Ook is aannemelijk dat er bij de politie interne informatie aanwezig is die dateert van vóór 30 maart 2012, althans betrekking heeft op de periode vóór die datum. Het is volgens eiser zeer aannemelijk dat de samenwerking en betrokkenheid van de politie bij [naam] al vóór 30 maart 2012 onderwerp van overleg is geweest binnen de politieorganisatie zelf. Het is ook zeer aannemelijk dat het overleg van 30 maart 2012 niet het enige contactmoment tussen het KLPD, IKO en [naam] is geweest. Dit overleg is niet uit de lucht komen vallen, maar moet volgens eiser een zekere aanloop hebben gehad. Het kan niet anders dan dat het KLPD, IKO en [naam] voorafgaand aan het overleg op 30 maart 2012 over en weer informatie aan elkaar hebben verstrekt. In de e-mail van 30 maart 2012 staat verder, onder het laatste aandachtspuntje, dat de afspraken uiterlijk op 10 april 2012 op schrift worden gesteld. Dit schriftelijke stuk is door de korpschef niet betrokken bij zijn besluitvorming, aldus eiser.
80.1.
Ten aanzien van de e-mail van de KLPD van 30 maart 2012 heeft de korpschef op de zitting toegelicht dat de desbetreffende persvoorlichter van de KLPD desgevraagd heeft verklaard dat hij de afspraken niet heeft gezien of aangetroffen en dat hij ook niet wist of de afspraken schriftelijk waren vastgelegd. De desbetreffende mailwisseling is volgens de korpschef niet bewaard gebleven, omdat de persvoorlichter het kennelijk niet relevant genoeg vond om deze te bewaren. Ook is geïnformeerd bij het directoraat van het ministerie van Justitie en Veiligheid, dat de politie in portefeuille heeft. Ook daar is niets aangetroffen, aldus de korpschef.
80.2.
De rechtbank overweegt dat eiser met de overgelegde e-mail van 30 maart 2012 heeft aangetoond dat op die datum een bespreking is geweest tussen een persvoorlichter van KLPD, IKO en [naam] over het programma [naam] . Gelet hierop acht de rechtbank het met eiser aannemelijk dat er in aanloop naar die bespreking correspondentie moet zijn geweest die onder die persvoorlichter berust of heeft berust. Voor zover moet worden aangenomen dat de persvoorlichter de desbetreffende mailwisseling niet heeft bewaard, is niet gebleken dat de korpschef al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om die informatie alsnog te achterhalen. Zo is gesteld noch gebleken dat de korpschef navraag over die correspondentie heeft gedaan bij het Centrum IKO. Verder stelt de rechtbank vast dat de persvoorlichter in die e-mail ook schrijft dat
“afspraken tussen KLPD en [naam] worden uiterlijk 10 april op papier vastgelegd, eea iom persvoorlichting V&J/Centrale Autoriteit”. De rechtbank acht het met eiser ook aannemelijk dat die afspraken daadwerkelijk destijds schriftelijk zijn vastgelegd en dat dat document eveneens onder de persvoorlichter berust of heeft berust. Voor zover moet worden aangenomen dat de persvoorlichter de schriftelijke afspraken niet heeft bewaard, is niet gebleken dat de korpschef al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om die informatie alsnog te achterhalen. Zo is gesteld noch gebleken dat de korpschef daarover (eveneens) navraag bij het Centrum IKO heeft gedaan. De beroepsgrond slaagt.
81. Eiser heeft bij aanvullende beroepsgronden van 22 februari 2021 nog meer ‘overige’ aanwijzingen gesteld. De korpschef heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij naar aanleiding van de aanvullende beroepsgronden van 22 februari 2021 geen nadere zoekslagen heeft verricht. De rechtbank zal hierna ingaan op de verschillende aanwijzingen van eiser.
82. Eiser voert aan dat uit document 5 bij de beslissing op bezwaar van 10 juli 2018 van het OM een verzoek blijkt van een agent die een afspraak met [naam] wil maken om over de medewerking/samenwerking van het OM met [naam] te spreken. Volgens eiser volgt dit verzoek uit contact dat [naam] met de agent heeft gehad en probeert de agent om het contact met [naam] te verbreden naar het OM. Volgens eiser ontbreekt de informatie die voorafgaat aan dit verzoek, evenals de e-mail die bij het OM opduikt van verzenders kant.
82.1.
De rechtbank overweegt dat het genoemde document 5 geen concrete aanwijzingen bevat over het bestaan van meer informatie in de door eiser geschetste zin. Met een enkel vermoeden heeft eiser niet aannemelijk dat onder de korpschef in zoverre meer informatie berust. De beroepsgrond slaagt niet.
83. Eiser voert aan dat de politie een rol heeft gespeeld in de zaak Polen, waarin onder andere een EAB is uitgevaardigd. Volgens eiser ontbreekt informatie over uitvaardigen van het EAB, evenals het delen van deze informatie met [naam] .
83.1.
De rechtbank stelt vast dat de korpschef geen op deze beroepsgrond toegespitste reactie heeft gegeven. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet uit te sluiten dat onder de korpschef (meer) informatie berust over het uitvaardigen van een EAB in de zaak Polen. De beroepsgrond slaagt.
84. Verder voert eiser aan dat de politie een rol heeft gespeeld in de zaak Duitsland, maar dat hierover informatie ontbreekt.
84.1.
De rechtbank stelt vast dat de korpschef geen op deze beroepsgrond toegespitste reactie heeft gegeven. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet uit te sluiten dat onder de korpschef informatie berust over de zaak Duitsland. De beroepsgrond slaagt.
85. Eiser voert aan dat de politie een rol heeft gespeeld in de zaak Turkije. Hij verwijst naar de publicatie Follow-the-Money van 25 april 2019, Medialogica van 28 april 2019 en de uitspraak met zaak- rolnummer: C/09/524118 / KG ZA 16/1571.
85.1.
De rechtbank stelt vast dat de korpschef geen op deze beroepsgrond toegespitste reactie heeft gegeven. Zonder nadere reactie, die ontbreekt, valt niet uit te sluiten dat onder de korpschef (meer) informatie berust in de zaak Turkije. De beroepsgrond slaagt.
86. Eiser voert aan dat in een document bij een Wob-besluit van de minister van Buitenlandse Zaken van 30 april 2019 het volgende is vermeld:
“KLPD liaison heeft inmiddels de signalering en dzz ernstige zorg over dreiging door de vader overgebracht aan de hoogste politie autoriteit in dit land.”
Volgens eiser ontbreekt informatie over handelingen van deze liaison officer betreffende het delen van informatie met buitenlandse autoriteiten.
86.1.
De rechtbank overweegt dat deze door eiser gestelde aanwijzing samenvalt met zijn beroepsgronden, zoals die in rechtsoverweging 17 zijn weergegeven. Voor haar oordeel verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 21. Als de korpschef (nadere) zoekslagen verricht bij de desbetreffende liaison officer, dan zal de korpschef ook een zoekslag moeten verrichten naar het bestaan van informatie waarin de liaison officer de signalering en de zorgen over de vader heeft overgebracht. De beroepsgrond slaagt.
87. Eiser voert aan dat uit document 3 bij het besluit op bezwaar van 1 februari 2017 van de minister van Justitie en Veiligheid blijkt van correspondentie van het ministerie van Buitenlandse Zaken waarin onder meer staat:
Ik heb toegelicht dat wij via onze KLPD liaison direct contact hebben met zowel de politie van het kanton als hier in […] en dat wij voor het einde van deze werkweek nog eens zullen opvolgen wat de stand van zaken is.
Volgens eiser ontbreekt informatie van deze liaison officer betreffende het delen van informatie met het ministerie van Buitenlandse Zaken.
87.1.
De rechtbank overweegt dat deze door eiser gestelde aanwijzing samenvalt met zijn beroepsgronden, zoals die in rechtsoverweging 17 zijn weergegeven. Voor haar oordeel verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 21. Als de korpschef (nadere) zoekslagen verricht bij de desbetreffende liaison officer, dan zal de korpschef ook een zoekslag moeten verrichten naar het bestaan van informatie waarin de liaison officer informatie deelt met het ministerie van Buitenlandse Zaken. De beroepsgrond slaagt.
88. Volgens eiser heeft de Nederlandse liaison officer een actieve rol gespeeld bij de arrestatie en heeft deze getekend voor overdracht kind in de zaak Portugal, terwijl enig verslag, vermelding of registratie hierover ontbreekt.
88.1.
De rechtbank overweegt dat deze door eiser gestelde aanwijzing samenvalt met zijn beroepsgronden, zoals die in rechtsoverweging 17 zijn weergegeven. Voor haar oordeel verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 21. Als de korpschef (nadere) zoekslagen verricht bij de desbetreffende liaison officer, dan zal de korpschef ook een zoekslag moeten verrichten naar het bestaan van informatie in de door eiser geschetste zin. De beroepsgrond slaagt.
89. Eiser voert aan dat blijkens document 20 bij het besluit op bezwaar van de minister van Justitie en Veiligheid van 1 februari 2017 in een nota over de zaak Bosnië (seizoen 2) staat:
Vrij recente IKO zaak (maart 2013) waarin de CA in april jl. het teruggeleidingsverzoek richting Bosnische CA had gedaan. De zaak in september a.s. voor de Bosnische rechter komen. [naam] heeft in een weekend het meisje [NAAM] teruggebracht naar moeder [(…)]
De vader is volgens eiser door middel van een EAB gearresteerd in aanwezigheid van [naam] . De Nationale Politie maakt geen enkele melding hierover of registratie hiervan in de beslissingen, aldus eiser.
89.1.
De rechtbank stelt vast dat de korpschef geen op deze beroepsgrond toegespitste reactie heeft gegeven. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet uit te sluiten dat onder de korpschef (meer) informatie berust over de zaak Bosnië. De beroepsgrond slaagt.
Doorzendverplichting?
90. Eiser voert aan dat daar waar in het bestreden besluit wordt aangegeven dat de informatie niet meer onder de korpschef berust, hij voor die gevallen nadrukkelijk heeft verzocht het Wob-verzoek door te sturen naar andere bestuursorganen.
91. Volgens de korpschef is aan alle medewerkers die betrokken zijn geweest bij de ondersteuning aan [naam] gevraagd of zij hierover informatie hebben. De informatie die bij die inventarisatie naar boven is gekomen en die binnen de reikwijdte van het Wob-verzoek valt, is vervolgens bij de besluitvorming betrokken. Bij de inventarisatie en de bestudering van die stukken is niet gebleken dat delen van de gevraagde informatie niet meer onder de politie berusten, maar wel nog bij andere bestuursorganen. Bovendien heeft eiser zelf bij andere bestuursorganen die ook contact met [naam] hebben gehad in het kader van [naam] Wob-verzoeken ingediend. Verondersteld mag worden dat, voor zover er bij deze bestuursorganen informatie berust die niet meer bij de politie berust, deze informatie al via die informatieverzoeken is beoordeeld en, indien aangewezen, openbaar gemaakt. Er is dan ook geen belang (meer) bij doorgeleiding van het Wob-verzoek naar andere bestuursorganen.
92. De rechtbank overweegt als volgt.
93. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie haar uitspraken van 20 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1029, en 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:781), bepaalt artikel 4 van de Wob dat een bestuursorgaan een schriftelijk Wob-verzoek, indien dat verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, moet doorzenden naar dat bestuursorgaan. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt met zich dat deze doorzendplicht evenzeer geldt indien het bestuursorgaan waarbij het verzoek is ingediend zelf over documenten beschikt waarop dat verzoek ziet en derhalve zelf een besluit op het verzoek moet nemen, maar weet dat bij een ander bestuursorgaan andere documenten berusten die eveneens onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Het bestuursorgaan waarbij het verzoek is ingediend, moet zich inspannen om te achterhalen onder welk bestuursorgaan nog documenten berusten die onder de reikwijdte van het verzoek vallen.
94. Naar de korpschef zelf heeft toegelicht is er bij de politie geen documentatiemanagementsysteem aanwezig waarin een dossier is aangelegd met de communicatie en afstemming die met [naam] heeft plaatsgevonden en is hij voor het terughalen van de informatie die onder de reikwijdte van het Wob-verzoek valt afhankelijk van de archivering door individuele medewerkers. Met deze beperkingen is het onvermijdelijk dat er bij de korpschef documenten die onder de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek vallen, niet bewaard zijn gebleven. Zoals uit rechtsoverweging 9 volgt, mag van de korpschef worden verwacht dat hij al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze stukken alsnog te achterhalen. Het voorgaande betekent dat de korpschef, daar waar de politie in een zaak met [naam] contact heeft gehad met een ander bestuursorgaan, het onderhavige Wob-verzoek had moeten doorgeleiden naar dat bestuursorgaan om zodoende te achterhalen of er nog andere documenten berusten die onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Dit leidt tot de volgende beoordeling.
95. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken stelt de rechtbank vast dat deelbesluit I e-mails bevat van/naar het OM. Niet gebleken is dat de korpschef voor die zaak (zaak 1) het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar het OM. De beroepsgrond slaagt.
96. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken stelt de rechtbank vast dat in de zaak waar deelbesluit II op ziet (zaak 2) de politie contacten heeft gehad met het landelijk parket van het OM (LOVJ LIRC), het ministerie van Justitie en Veiligheid/ Ca en een officier van Justitie. Niet gebleken is dat de korpschef voor die zaak het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar het OM en de minister van Justitie en Veiligheid. De beroepsgrond slaagt.
97. Zoals in rechtsoverweging 19 is vastgesteld heeft deelbesluit III betrekking op 13 zaken, de zaken 3 tot en met 15. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken komt de rechtbank ten aanzien van die zaken tot de volgende beoordeling.
97.1.
Zaak 3 bevat e-mails van en/of naar een officier van justitie/ het OM en medewerkers van BuZa. Niet gebleken is dat de korpschef voor die zaak het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar het OM en de minister van Justitie en Veiligheid. De beroepsgrond slaagt.
97.2.
Zaak 5 bevat e-mails van/naar medewerkers van BuZa en het Nederlands consulaat. Niet gebleken is dat de korpschef voor die zaak het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar de minister van Buitenlandse Zaken. De beroepsgrond slaagt.
97.3.
Zaak 6 bevat e-mails naar en van medewerkers van buitenlandse politie. Niet gebleken is dat de korpschef voor die zaak het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar dat bestuursorgaan. De beroepsgrond slaagt.
97.4.
Zaak 7 bevat e-mails van/naar medewerkers van het ministerie van Defensie. Niet gebleken is dat de korpschef voor die zaak het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar de minister van Defensie. De beroepsgrond slaagt.
97.5.
Zaak 8 bevat e-mails van en/of naar medewerkers van BuZa en het OM. Niet gebleken is dat de korpschef voor die zaak het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar de minister van Buitenlandse Zaken en het OM. De beroepsgrond slaagt.
97.6.
Zaak 9 bevat e-mails van/naar een medewerker van het ministerie van (thans) Justitie en Veiligheid (BD/CBJ/JEZ). Niet gebleken is dat de korpschef voor die zaak het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar de minister van Justitie en Veiligheid. De beroepsgrond slaagt.
97.7.
Zaak 10 bevat e-mails van/naar het OM. Niet gebleken is dat de korpschef voor die zaak het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar het OM. De beroepsgrond slaagt.
97.8.
De zaken 4 en 11 tot en met 15 bevatten geen gegevens waaruit valt af te leiden dat de politie contact heeft gehad met een ander bestuursorgaan. De beroepsgrond slaagt niet.
98. Ten aanzien van deelbesluit IV overweegt de rechtbank, mede op grond van de door de korpschef bij brief van 28 april 2021 gegeven toelichting en na raadpleging van de vertrouwelijke stukken, als volgt.
98.1.
Pagina’s 1 tot en met 87 bij dit deelbesluit hebben betrekking op eenheid I en betreffen één zaak. Pagina 34 bevat een e-mail van een medewerker van DCM/RL/KNIPR, een afdeling van BuZa. Niet gebleken is dat de korpschef voor die zaak het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar BuZa. De beroepsgrond slaagt.
98.2.
Pagina’s 88 tot en met 148 bij dit deelbesluit hebben betrekking op eenheid II en betreffen ook een (andere) zaak. De pagina’s 118, 119 en 128 bevatten e-mails van een medewerker van DCM/RL/KNIPR, een afdeling van BuZa. Niet gebleken is dat de korpschef voor die zaak het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar BuZa. De beroepsgrond slaagt.
98.3.
Pagina’s 149 en verder bij dit deelbesluit bevatten geen gegevens waaruit valt af te leiden dat de politie (of een politie-eenheid) in een zaak contact heeft gehad met een ander bestuursorgaan. De beroepsgrond slaagt in zoverre niet.
99. Ten aanzien van deelbesluit V stelt de rechtbank, mede op grond van de door de korpschef bij brief van 28 april 2021 gegeven toelichting en na raadpleging van de vertrouwelijke stukken, voorop dat de bij dat besluit gevoegde documenten betrekking hebben op één zaak. Deze zaak bevat e-mails die zijn verzonden en ontvangen door (een medewerker van) het OM. Niet gebleken is dat de korpschef voor die zaak het Wob-verzoek heeft doorgeleid naar het OM. De beroepsgrond slaagt.
II. Weigering van openbaarmaking van data op de documenten
100. Eiser voert aan dat de korpschef ten onrechte de datum op documenten niet openbaar heeft gemaakt. De korpschef legt ten onrechte een relatie tussen de datums van e-mails en de datum van uitzending. Casussen zijn meerdere maanden in behandeling bij [naam] en daarmee bij partners binnen en buiten de overheid. Bovendien wordt de identiteit van veel betrokkenen slechts aangeduid met hun voornaam en bij veel betrokkenen worden de gezichten onduidelijk gemaakt. [naam] heeft meer dan dertig uitzendingen gemaakt en nog meer casussen in behandeling genomen.
101. De korpschef heeft toegelicht dat openbaarmaking van de data in documenten is geweigerd, omdat het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen die bij de betreffende ontvoeringszaak zijn betrokken. De data op de documenten maakt dat de informatie in die documenten herleidbaar is tot de tv-uitzending waar de betreffende zaak op ziet. Verder wijst de korpschef erop dat de documenten per casus in chronologische volgorde openbaar zijn gemaakt. Als alle data openbaar zouden worden gemaakt dan brengt deze chronologische clustering per casus met zich dat het tijdsverloop in een casus gemakkelijk te reconstrueren is en daarmee niet kan worden uitgesloten dat een casus op die wijze tot een uitzending kan worden herleid. De korpschef geeft hierbij als voorbeelden dat als de datum op pagina 185 bij deelbesluit I openbaar zou worden gemaakt, openbaar wordt op elke datum kind en ouder op Schiphol zijn aangekomen. Als de datum op pagina 62 bij deelbesluit II openbaar zou worden, dan wordt openbaar wanneer de uitzending van die casus heeft plaatsgevonden. Verder merkt de korpschef op dat onderhavige Wob-verzoek betrekking heeft op zeer privacygevoelige informatie over minderjarigen en hun familieleden. De informatie geeft inzicht in de persoonlijke en zeer kwetsbare situatie van de betrokkenen. Gelet daarop moet ieder risico op herleidbaarheid worden uitgesloten, aldus de korpschef.
102. De rechtbank stelt, mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken, het volgende voorop. Vaststaat dat de deelbesluiten I en II elk afzonderlijk betrekking hebben op een zaak die heeft geleid tot een uitgezonden aflevering van het programma [naam] . Wat betreft deelbesluit III heeft de korpschef toegelicht dat de volgende zaken ook hebben geleid tot een uitgezonden aflevering van het programma [naam] :
- pagina 1 tot en met 91 (zaak 3);
- pagina 122 tot en met 137 (zaak 5);
- pagina 138 tot en met 159 (zaak 6);
- pagina 160 tot en met 200 (zaak 7);
- pagina 201 tot en met 209 (zaak 8);
- pagina 234 tot en met 278 (zaak 10);
- pagina 279 tot en met 344 (zaak 11);
- pagina 345 tot en met 352 (deze gaan over twee zaken; zaken 12 en 13); en
- pagina 371 tot en met 398 (zaak 15).
Wat betreft deelbesluit IV heeft de korpschef toegelicht dat ook een aflevering is gemaakt en uitgezonden over de zaken waar de volgende pagina’s op zien:
  • Pagina 1 tot en met 87;
  • Pagina 88 tot en met 148 en pagina 161 tot en met 173;
  • Pagina 149 tot en met 160 en pagina 179 tot en 339;
  • Pagina 340 tot en 348.
Wat betreft deelbesluit V heeft de korpschef toegelicht dat de daarop betrekking hebbende documenten ook zien op een casus waarvan een aflevering is gemaakt en uitgezonden.
De rechtbank heeft geen reden om aan deze toelichtingen van de korpschef te twijfelen en acht het aannemelijk dat ten aanzien van de desbetreffende casussen [naam] een aflevering heeft gemaakt en uitgezonden voor het programma [naam] . Gelet hierop en de daarbij gegeven motivering, in het bijzonder de daarbij vermelde voorbeelden, heeft de korpschef aannemelijk gemaakt dat openbaarmaking van de datums in de desbetreffende documenten met zich brengt dat de informatie herleidbaar is tot personen die bij de betreffende ontvoeringszaak zijn betrokken. De korpschef heeft het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder mogen laten wegen dan het belang van openbaarmaking bij het weglakken van de datums op de desbetreffende documenten. De beroepsgrond slaagt niet in zoverre.
102.1. Wat betreft pagina 92 tot en met 121 (zaak 4), pagina 210 tot en met 233 (zaak 9) en pagina 353 tot en met 370 (zaak 14) bij deelbesluit III en pagina 174 tot en met 178 bij deelbesluit IV kan de korpschef geen uitsluitsel geven of er wel of geen aflevering is gemaakt en uitgezonden. De korpschef handhaaft de weglakking van de datums in de desbetreffende documenten. Hij heeft daarbij toegelicht dat niet kan worden uitgesloten dat er wel een aflevering over deze zaken is uitgezonden. Bovendien kan de informatie in de documenten ook herleidbaar zijn in combinatie met informatie die reeds uit andere hoofde openbaar is of in combinatie met informatie waar personen uit andere hoofde over beschikken, aldus de korpschef.
102.2. De rechtbank overweegt dat het aan de korpschef is om aannemelijk te maken dat openbaarmaking van de datums in de desbetreffende documenten met zich brengt dat de informatie te herleiden is tot personen. Dat niet valt uit te sluiten dat over de casussen een aflevering is gemaakt en uitgezonden is onvoldoende. Verder heeft de korpschef niet onderbouwd dat informatie over die casussen openbaar is en daarmee in verband kan worden gebracht. Voor wat betreft pagina 92 tot en met 121 (zaak 4), pagina 210 tot en met 233 (zaak 9) en pagina 353 tot en met 370 (zaak 14) bij deelbesluit III en pagina 174 tot en met 178 bij deelbesluit IV heeft de korpschef de weglakking van de datums in de documenten met een beroep op de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob ondeugdelijk gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt in zoverre.
III. Wpg
103. Eiser betoogt dat de korpschef ten onrechte informatie heeft geweigerd op grond van artikel 7 van de Wpg in samenhang met de artikelen 16 tot en met 24 van die wet. Het kan alleen om politiegegevens gaan als de betrokkene met wie de informatie gedeeld wordt tot de categorieën als bedoeld in de artikelen 16 tot en met 24 van de Wpg gerekend kan worden. Als dat niet het geval is dan gaat het niet om politiegegevens. Daarbij wijst eiser erop dat het LVBP in een e-mail aan [naam] en de Telegraaf politiegegevens heeft gedeeld.
104. Volgens de korpschef bevat de Wpg een bijzondere openbaarmakingsregeling voor politiegegevens, die derogeert aan de Wob. Voor de vraag of de Wpg in plaats van de Wob van toepassing is, is bepalend of sprake is van politiegegevens. Politiegegevens zijn in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg gedefinieerd als elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak. Niet bepalend is of sprake is van een doorbrekingsgrond als bedoeld in de artikelen 16 tot en met 24 van de Wpg en of de gegevens als niet rechtmatig met anderen zijn gedeeld.
105. De rechtbank is met de korpschef van oordeel dat de Wpg een uitputtende regeling bevat voor de verstrekking van politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van die wet. Voor zover gegevens politiegegevens zijn, is er geen plaats voor toepassing van de Wob op een verzoek om verstrekking van die gegevens (zie de uitspraak van de Afdeling van 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:6). Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wpg, voor zover hier van belang, is de ambtenaar van politie of de persoon aan wie politiegegevens ter beschikking zijn gesteld verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover de bepalingen van paragraaf 3 verstrekking toelaten. Dit artikel is bedoeld als uitgangspunt dat een ieder is gehouden tot geheimhouding wanneer hij de beschikking krijgt over politiegegevens met betrekking tot derden (zie Kamerstukken II 2005/06, 30 327, nr. 3, p. 37). Een uitzondering op die geheimhoudingsplicht vormen de bepalingen van paragraaf 3 van de Wpg die verstrekking toelaten (zie Kamerstukken II 2005/06, 30 327, nr. 3, p. 37). Die bepalingen betreffen de artikelen 16 tot en met 24 van de Wpg. Alleen in die wetsartikelen beschreven situaties is het toegelaten om politiegegevens te verstrekken. Voor zover moet worden aangenomen dat in strijd met die bepalingen politiegegevens zijn verstrekt aan [naam] , is [naam] op grond van artikel 7 van de Wpg tot geheimhouding van die politiegegevens gehouden. Die gegevens blijven politiegegevens in de zin van de Wpg. De beroepsgrond slaagt niet.
IV. Artikel 28 Rv
106. Eiser voert aan dat de korpschef ten onrechte op grond van artikel 28 Rv alle gegevens van documenten heeft weggelakt. Zo kan dan niet worden vastgesteld of het gaat om een reeds op rechtzaak.nl geopenbaard document en heeft het zonder enige informatie geen zin om een verzoek als bedoeld in artikel 29, vijfde lid, Rv te doen. Dat wetsartikel wordt dan betekenisloos, aldus eiser.
107. De rechtbank is het met de korpschef eens dat artikel 28 Rv een bijzondere openbaarheidsregeling bevat met een uitputtend karakter die derogeert aan de Wob, zodat voor de toepassing van de Wob geen plaats is en de korpschef gehouden is de in desbetreffende documenten vervatte informatie op grond van artikel 28 Rv te weigeren (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 9 september 2015 ECLI:NL:RVS:2015:2803). Deze op de korpschef rustende wettelijke verplichting zou worden doorkruist als de desbetreffende informatie alsnog met een verzoek als bedoeld in artikel 29, vijfde lid, Rv zou kunnen worden verkregen. De beroepsgrond slaagt niet.
IV. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob
108. Eiser voert aan dat de korpschef ten onrechte op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob niet de functie vermeldt bij het weglakken van de naam van de functionaris. Bij het weglakken van solofuncties moet de afdeling of eenheid waartoe de functionaris behoort vermeld worden.
109. De korpschef heeft de volgende toelichting gegeven. Functietitels van ambtenaren, voor zover het solofuncties betreft, en locaties van hun organisatieonderdelen zijn op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob niet openbaar gemaakt. De desbetreffende functie wordt namelijk maar door één ambtenaar vervuld. Openbaarmaking van de functienaam zou tot gevolg zou hebben dat de informatie herleidbaar is tot een specifieke individuele ambtenaar. Verder wijst de korpschef erop dat de Wob niet verplicht om informatie die niet in documenten is opgenomen alsnog toe te voegen.
110. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat de korpschef in de plaats van de weggelakte gegevens de functie van de desbetreffende functionaris of, in plaats van solofuncties, de afdeling of eenheid waartoe de functionaris behoort, moet vermelden. De korpschef heeft terecht het standpunt ingenomen dat op hem geen verplichting rust om informatie die niet in documenten is opgenomen alsnog toe te voegen. Daarbij heeft de minister gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4241, waaruit volgt dat de Wob geen verplichting bevat om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning. In zoverre slaagt de beroepsgrond niet.
111. Verder vindt eiser dat de korpschef ten onrechte op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob heeft geweigerd de namen van bekende personen, zoals [naam] , [naam] , [naam] en [naam] openbaar te maken. Volgens eiser laten zij zich in het openbaar erop voorstaan aan de producties mee te werken en in afleveringen zijn ook hun namen te zien.
112. De korpschef merkt allereerst op dat namen van [naam] en [naam] niet zijn aangetroffen in de documenten die binnen de reikwijdte van het onderhavige Wob-verziek vallen. Volgens de korpschef treden die personen niet in de openbaarheid op als zij namens [naam] in contact zijn met de politie of andere bij internationale kinderontvoeringsaangelegenheden betrokken instanties. Welke exacte rol zij hebben bij de totstandkoming van de afleveringen en met name bij de voorbereiding en de afstemming met betrokken instanties, is niet bij het publiek bekend en dragen zij ook niet publiekelijk uit.
113. De rechtbank stelt voorop dat zij evenmin in de vertrouwelijke stukken de namen van [naam] en [naam] heeft gezien. Verder overweegt de rechtbank als volgt. Aangezien [naam] en [naam] in het openbaar bekend zijn als medewerkers van het programma [naam] , hetgeen overigens door de korpschef niet wordt weersproken, en vaststaat dat de documenten betrekking hebben op hun contacten namens [naam] en dus beroepsmatig zijn, heeft de korpschef niet inzichtelijk gemaakt waarom het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [naam] en [naam] zwaarder weegt dan het belang van de openbaarheid. Dat zij in hun contacten met politie en instanties niet in de openbaarheid treden, maakt nog niet zonder meer dat met de openbaarmaking van hun namen in de documenten hun persoonlijke levenssfeer in het geding is. In zoverre is sprake van een motiveringsgebrek en slaagt de beroepsgrond.
V. Toepassing van beide weigeringsgronden als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob.
114. Eiser voert aan dat de korpschef ten onrechte op passages in documenten beide weigeringsgronden als bedoeld in de onderdelen e en g, van het tweede lid, van artikel 10 van de Wob heeft toegepast en niet per passage heeft gespecificeerd welke van die weigeringsgronden van toepassing is.
114. Volgens de korpschef verzet de Wob zich niet tegen de toepassing van meerdere weigeringsgronden ten aanzien van dezelfde informatie. Daarbij wijst de korpschef op een uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018, ECLI:RVS:2018:2143, waaruit volgens de korpschef volgt dat de Afdeling, in het geval het bestuursorgaan meerdere weigeringsgronden heeft ingeroepen, eerst beoordeelt of de primaire/eerstgenoemde grond voldoet en komt zij vervolgens al dan niet toe aan de beoordeling van de andere grond(en). Als beide weigeringsgronden in de verstrekte documenten bij een passage zijn opgenomen, dan is de weigering van openbaarmaking op beide gronden gebaseerd, aldus de korpschef.
116. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de korpschef. Er is geen rechtsregel aan te wijzen die steun biedt voor het betoog van eiser dat een bestuursorgaan per geweigerde openbaarmaking van een passage in een document slechts één weigeringsgrond mag toepassen. De beroepsgrond slaagt niet.
VI. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob
117. Eiser voert aan dat de korpschef ten onrechte de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob heeft toegepast. De door de korpschef gegeven motivering dat openbaarmaking van de informatie de medewerkers terughoudend maken, heeft betrekking op de weigeringsgrond ‘intern beraad’ als bedoeld in artikel 11 van de Wob. De weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob is een relatieve weigeringsgrond, terwijl de korpschef onvoldoende duidelijk maakt waarom door openbaarmaking sprake is van een zodanige onevenredige benadeling dat bescherming van dit belang zwaarder moet wegen dan het algemeen belang van openbaarheid. Uit nergens blijkt dat de politie niet meer kan functioneren als deze informatie openbaar wordt gemaakt.
118. De korpschef heeft toegelicht dat het gaat om communicatie en afstemming tussen politieambtenaren en met (overheids)instanties waarmee de politie samenwerkt binnen het kader van internationale kinderontvoering. Aangezien met deze communicatie internationale kinderontvoering wordt aangepakt en opgelost, is het van groot belang dan men zich binnen de politieorganisatie vrij voelt om dergelijke contacten te leggen en de benodigde informatie uit te wisselen. Deze noodzakelijke communicatie en afstemming komt in het gedrang indien de informatie daarover openbaar wordt gemaakt. Aannemelijk is dat men zich in het vervolg terughoudender zal opstellen bij dergelijke contacten. Dat brengt met zich dat de politieorganisatie op dat punt niet optimaal functioneert.
119. De rechtbank stelt voorop dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob - blijkens de geschiedenis van de totstandkoming ervan (Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3, blz. 36 en 37) - de meest algemene uitzonderingsgrond is die kan worden toegepast als door het verstrekken van informatie andere belangen dan de in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, genoemde belangen te zeer worden geschaad. Deze bepaling voorziet daarmee in de behoefte om de Wob te kunnen toepassen in zeer verschillende, niet voorspelbare situaties. Het karakter van deze bepaling brengt mee dat onder bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden ook publiekrechtelijke lichamen worden begrepen. De bepaling mag er echter niet toe leiden dat bestuursorganen gegevens zouden mogen achterhouden omdat publicatie daarvan mogelijk een ongunstig licht zou werpen op het door hen gevoerde beleid of de kans op aanvaarding van het door hen voorgenomen beleid zou verkleinen. De belangen die hierbij in het geding zijn wegen niet op tegen het met de Wob beoogde publieke belang van het verstrekken van informatie. Een en ander neemt niet weg dat ook ministers, andere bestuurders en ambtenaren bij de aangelegenheid betrokken personen kunnen zijn, zeker als om informatie wordt gevraagd over aangelegenheden die henzelf betreffen. Hierbij is niet gedacht aan gevallen waarin van inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer sprake is, maar aan zulke waarin het belang van het goed functioneren van het publiekrechtelijke lichaam waarvan zij deel uitmaken, in het geding is (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2143).
120. Naar het oordeel van de rechtbank bevatten de passages in de documenten waarop de korpschef de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob informatie op grond waarvan de politieorganisatie door openbaarmaking van deze informatie onevenredig zou worden benadeeld. De korpschef heeft deugdelijk gemotiveerd dat het voor de aanpak van internationale kinderontvoering noodzakelijk is dat men zich binnen de politieorganisatie vrij voelt om contacten te leggen en de benodigde informatie uit te wisselen. Indien dit niet kan worden gewaarborgd, zullen politiefunctionarissen zich terughoudender opstellen, wat het belang van een goede afhandeling van kinderontvoeringszaken kan schaden. Gelet op het voorgaande kan, anders dan eiser meent, niet worden gezegd dat de korpschef diens weigering om de desbetreffende passages openbaar te maken eigenlijk heeft gebaseerd op de weigeringsgrond van artikel 11, eerste lid, van de Wob. De beroepsgrond slaagt niet.
VII. Artikel 11 van de Wob
121. Eiser betoogt dat de korpschef ten onrechte de openbaarmaking van informatie heeft geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob. Hij stelt dat persoonlijke beleidsopvattingen niet langer ‘persoonlijk’ zijn als er op wordt gehandeld of als er handelingsalternatieven worden voorgesteld.
122. De korpschef heeft in zijn toelichting vooropgesteld dat hij eiser in het bestreden besluit in zoverre tegemoet is gekomen door deze weigeringsgrond niet meer toe te passen als het gaat om intern beraad waaraan een externe derde ( [naam] ) deelnam en daarop (alleen nog) de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob toe te passen. Als het gaat om de communicatie binnen de politie en/of andere bestuursorganen heeft de korpschef de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 11 van de Wob gehandhaafd. Daarbij heeft de korpschef toegelicht dat als het oogmerk intern beraad was, het niet relevant dat het document op een later moment tot iets leidt.
123. De rechtbank overweegt als volgt. Volgens artikel 1, aanhef en onder f, van de Wob wordt onder een persoonlijke beleidsopvatting verstaan: een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het doel van de in artikel 11, eerste lid, van de Wob neergelegde bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen is de bescherming van de vrije meningsvorming, het belang om in vertrouwelijke sfeer te kunnen "brainstormen" zonder vrees voor gezichtsverlies en het kunnen waarborgen dat bij de primaire vormgeving van het beleid de betrokkenen in alle vrijheid hun gedachten en opvattingen kunnen uiten. Ook opvattingen van hen die van buiten in de sfeer van het interne beraad zijn betrokken vinden ingevolge deze bepaling de vorenbedoelde bescherming (TK, 1986-1987, 19 859, nr. 3, p. 14 en 38). Voorts vallen onder het begrip persoonlijke beleidsopvattingen naast opvattingen van bewindslieden, bestuurders of ambtenaren ook opvattingen en meningen die worden gedragen door meer personen, een groep personen of rechtspersonen (TK 1986-1987, 19 859, nr. 6, p. 15 en 16). Ook beleidsalternatieven en de inhoud van de daarbij gehanteerde argumenten behoren tot de persoonlijke beleidsopvattingen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor eisers uitleg dat persoonlijke beleidsopvattingen niet langer ‘persoonlijk’ zijn als er op wordt gehandeld of als er handelingsalternatieven worden voorgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
VIII. De toepassing van de Wpg, artikel 28 Rv, en weigeringsgronden als bedoeld in de Wob.
124. Eiser heeft uitgebreid aan de orde gesteld dat de korpschef door documenten of passages uit documenten niet openbaar te maken de Wpg, artikel 28 Rv, en/of weigeringsgronden als bedoeld in de Wob onjuist heeft toegepast. De rechtbank is van oordeel dat de korpschef niet ten aanzien van alle niet-openbaargemaakte documenten voldoende heeft gemotiveerd waarom openbaarmaking achterwege is gelaten. Vanwege de geheime status van de documenten (artikel 8:29 van de Awb) zullen ze alleen met het paginanummer (per deelbesluit) dat de korpschef eraan heeft gegeven, worden aangeduid. De rechtbank heeft in de tabel onder bijlage 2 weergegeven ten aanzien van welke pagina’s de motivering niet voldoende is. De reden voor dat oordeel is ook in de tabel vermeld. De hierop betrekking hebbende beroepsgronden slagen.
Conclusie
125. Zoals uit de rechtsoverwegingen 21, 27, 29, 36, 37, 38, 39, 40, 44.1, 51.1, 54.1, 55.1, 63.1, 64.1, 69.2, 71.1, 80.2, 83.1, 84.1, 85.1, 86.1, 87.1, 88.1, 89.1, 95, 96, 97.1, 97.2, 97.3, 97.4, 97.5, 97.6, 97.7, 98.1, 98.2, 102.2, 113 en 124 volgt is het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid en/of ondeugdelijk gemotiveerd. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om de korpschef in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen, moet de korpschef met het oog op rechtsoverwegingen 21, 27, 29, 36, 37, 38, 39, 40, 44.1, 51.1, 54.1, 55.1, 63.1, 64.1, 69.2, 71.1, 80.2, 83.1, 84.1, 85.1, 86.1, 87.1, 88.1 en 89.1 nadere zoekslagen verrichten en inzichtelijk maken hoe hij heeft gezocht. Als de korpschef meer documenten aantreft, dan zal hij moeten beoordelen of die documenten geopenbaard kunnen worden. Ook moet de korpschef met het oog op de rechtsoverwegingen 95, 96, 97.1, 97.2, 97.3, 97.4, 97.5, 97.6, 97.7, 98.1 en 98.2 het onderhavige Wob-verzoek doorzenden naar andere bestuursorganen onder mededeling van de doorzending aan eiser. Voor wat betreft rechtsoverweging 102.2 moet de korpschef (de) weglakkingen van de datums in de desbetreffende documenten beter motiveren of (de) weglakkingen ongedaan maken. Wat betreft rechtsoverweging 113 moet de korpschef de belangenafweging tussen de persoonlijke levenssfeer van de genoemde personen en de openbaarheid van de gegevens (beter) motiveren. Wat betreft rechtsoverweging 124 moet de korpschef (de) weglakkingen in de in de tabel hierboven vermelde pagina’s beter motiveren of (de) weglakkingen ongedaan maken. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
126. De korpschef moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen acht weken te reageren op de herstelpoging van de korpschef. In beginsel, ook in de situatie dat de korpschef de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
Beslissing
De rechtbank:
  • draagt de korpschef op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, voorzitter, en mr. H.M.H. de Koning en mr. M. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 29 april 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
BIJLAGE 1
De Wet openbaarheid van bestuur
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat;
b. bestuurlijke aangelegenheid: een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan;
c. intern beraad: het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan, dan wel binnen een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke aangelegenheid;
d. niet-ambtelijke adviescommissie: een van overheidswege ingestelde instantie, met als taak het adviseren van een of meer bestuursorganen en waarvan geen ambtenaren lid zijn, die het bestuursorgaan waaronder zij ressorteren adviseren over de onderwerpen die aan de instantie zijn voorgelegd. Ambtenaren, die secretaris of adviserend lid zijn van een adviesinstantie, worden voor de toepassing van deze bepaling niet als leden daarvan beschouwd;
e. ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie: een instantie, met als taak het adviseren van één of meer bestuursorganen, die geheel of gedeeltelijk is samengesteld uit ambtenaren, tot wier functie behoort het adviseren van het bestuursorgaan waaronder zij ressorteren over de onderwerpen die aan de instantie zijn voorgelegd;
f. persoonlijke beleidsopvatting: een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten;
g. milieu-informatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer.
Artikel 3
1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2 De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
3 De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.
4 Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam.
5 Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Artikel 4
Indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, wordt de verzoeker zo nodig naar dat orgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
Artikel 10
Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 87 van de Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.
2 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
3 Het tweede lid, aanhef en onder e, is niet van toepassing voorzover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking.
4 Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.
5 Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.
6 Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.
7 Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
b. de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage.
8 Voorzover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.
Artikel 11
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
2 Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3 Met betrekking tot adviezen van een ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie kan het verstrekken van informatie over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen plaatsvinden, indien het voornemen daartoe door het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat aan de leden van de adviescommissie voor de aanvang van hun werkzaamheden kenbaar is gemaakt.
4 In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Het tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Wet politiegegevens (Wpg)
Artikel 1. (definities)
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.politiegegeven: elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012, met uitzondering van:
–de uitvoering van wettelijke voorschriften anders dan de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;
–de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, onder 1° en artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Politiewet 2012;
Artikel 7. (geheimhoudingsplicht)
1. De ambtenaar van politie of de persoon aan wie politiegegevens ter beschikking zijn gesteld is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift tot verstrekking verplicht, de bepalingen van paragraaf 3 verstrekking toelaten of de taak, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, in bijzondere gevallen tot verstrekking noodzaakt.
2. De persoon aan wie politiegegevens zijn verstrekt is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift tot verstrekking verplicht of zijn taak daartoe noodzaakt.
3. (…)
§3. De doorgifte of verstrekking van politiegegevens aan anderen dan politie en Koninklijke marechaussee
Artikel 16. (verstrekking aan gezagsdragers)
1De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt politiegegevens aan:
a.leden van het openbaar ministerie voor zover zij deze behoeven:
1°.in verband met hun gezag of zeggenschap over de politie of over andere personen of instanties die met de opsporing van strafbare feiten zijn belast, of
2°.voor de uitvoering van andere hun bij of krachtens de wet opgedragen taken;
b.de burgemeesters voor zover zij deze behoeven:
1°.in verband met hun gezag en zeggenschap over de politie, of
2°.in het kader van de handhaving van de openbare orde.
c.de verwerkingsverantwoordelijke voor zover hij deze behoeft in verband met:
1°.het verrichten van een onderzoek naar aanleiding van klachten, als bedoeld in artikel 70 van de Politiewet 2012 en artikel 14 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten, of
2°.disciplinaire bestraffing vanwege niet-nakoming van verplichtingen of plichtsverzuim, als geregeld bij of krachtens artikel 47 van de Politiewet 2012 en de regelgeving die van toepassing is op de aanstelling of arbeidsovereenkomst van de opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 141, onderdeel d, van het Wetboek van Strafvordering, of
3°.schorsing of ontslag van de ambtenaar van de Koninklijke marechaussee voor zover werkzaam ter uitvoering van de politietaken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a, b, c, d, e, g en h van de Politiewet 2012 vanwege niet nakoming van verplichtingen of plichtsverzuim als geregeld bij of krachtens artikel 12 van de Wet ambtenaren defensie.
2Op de verstrekkingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is artikel 15, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17. (verstrekking aan inlichtingendiensten)
Politiegegevens kunnen worden verstrekt voor zover dit voortvloeit uit de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
Artikel 17a. (doorgiften aan derde landen)
1Politiegegevens kunnen met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden doorgegeven aan een verwerkingsverantwoordelijke in een derde land of aan een internationale organisatie, voor zover dit noodzakelijk is voor de doeleinden, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, en indien de Commissie van de Europese Unie heeft besloten dat het derde land of de internationale organisatie een toereikend beschermingsniveau voor de voorgenomen gegevensverwerking verzekert.
2Bij ontstentenis van een besluit van de Commissie, bedoeld in het eerste lid, kunnen politiegegevens worden verstrekt of doorgegeven indien:
a.in een juridisch bindend instrument passende waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens zijn geboden; of
b.de verwerkingsverantwoordelijke na beoordeling van alle omstandigheden heeft geconcludeerd dat het derde land of de internationale organisatie passende waarborgen biedt voor de bescherming van persoonsgegevens. De verantwoordelijke informeert de Autoriteit persoonsgegevens over de categorieën van doorgifte op grond van dit onderdeel.
3Bij ontstentenis van een besluit van de Commissie, bedoeld in het eerste lid, of van passende waarborgen, bedoeld in het tweede lid, is een doorgifte of een categorie van doorgiften van politiegegevens aan een derde land of internationale organisatie slechts toegelaten indien de doorgifte noodzakelijk is:
a.om een vitaal belang van de betrokkene of van een andere persoon te beschermen;
b.is om de gerechtvaardigde belangen van de betrokkene te beschermen, wanneer het recht van de lidstaat van waaruit de doorgifte van politiegegevens plaatsvindt aldus bepaalt;
c.is om een onmiddellijk en ernstig gevaar voor de openbare veiligheid van een lidstaat of derde land te voorkomen;
d.in afzonderlijke gevallen met het oog op de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 1, onderdeel a;
e.in afzonderlijke gevallen met het oog op het instellen, uitoefenen of verdedigen van rechtsvorderingen in verband met de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, en de grondrechten en fundamentele vrijheden van de betrokkene niet prevaleren boven het algemeen belang van de doorgifte, bedoeld in de onderdelen d en e.
4In het geval de doorgifte, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid en onverminderd een internationale overeenkomst tussen lidstaten en derde landen, politiegegevens betreft die van een andere lidstaat afkomstig zijn, is onverminderd deze leden toestemming van de bevoegde autoriteit uit die lidstaat vereist voor doorgifte, tenzij de doorgifte noodzakelijk is met het oog op het voorkomen van een onmiddellijk en ernstig gevaar voor de openbare veiligheid van een lidstaat of een derde land of voor de fundamentele belangen van een lidstaat, en voorafgaande toestemming niet tijdig kan worden verkregen. De voor het geven van voorafgaande toestemming verantwoordelijke autoriteit wordt onverwijld in kennis gesteld.
5In afwijking van het eerste, tweede en derde lid, en onverminderd een van kracht zijnde bilaterale of multilaterale internationale overeenkomst tussen lidstaten en derde landen op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken en politiële samenwerking kunnen in afzonderlijke en specifieke gevallen politiegegevens worden doorgegeven aan een ontvanger in een derde land, zonder tussenkomst van een bevoegde autoriteit in dat land, indien de doorgifte strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, en indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a.de doorgifte is strikt noodzakelijk voor de uitvoering van een in het Unierecht of het lidstatelijke recht omschreven taak van de bevoegde autoriteit die de doorgifte doet, ter verwezenlijking van de doeleinden van artikel 1, eerste lid, van de richtlijn;
b.de bevoegde autoriteit die de doorgifte doet, bepaalt dat er geen grondrechten en fundamentele vrijheden van de betrokkene zijn die zwaarder wegen dan het openbaar belang dat de doorgifte in dat specifieke geval noodzakelijk maakt;
c.de bevoegde autoriteit die de doorgifte doet, is van mening dat de doorgifte aan een autoriteit die in het derde land bevoegd is voor de in artikel 1, eerste lid, van de richtlijn, bedoelde doeleinden, ondoeltreffend of ongeschikt is, met name omdat de doorgifte niet tijdig kan worden bewerkstelligd;
d.de autoriteit die in het derde land bevoegd is voor de in artikel 1, eerste lid, van de richtlijn, bedoelde doeleinden wordt zonder onnodige vertraging op de hoogte gebracht, tenzij dit ondoeltreffend of ongeschikt is;
e.de bevoegde autoriteit die de doorgifte doet, licht de ontvanger in over het nader bepaalde doel of de nader bepaalde doeleinden waarvoor de persoonsgegevens bij uitsluiting door laatstgenoemde mogen worden verwerkt, op voorwaarde dat een dergelijke verwerking noodzakelijk is.
6Politiegegevens kunnen door een derde land of internationale organisatie verder worden doorgegeven aan een ander derde land of een andere internationale organisatie, indien de bevoegde autoriteit toestemming verleent voor die verdere doorgifte, na alle relevante factoren naar behoren in aanmerking te hebben genomen, waaronder de ernst van het strafbare feit, het doel waarvoor de gegevens oorspronkelijk waren doorgegeven en het niveau van gegevensbescherming in het derde land of de internationale organisatie waaraan de persoonsgegevens verder worden doorgegeven.
7Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de doorgifte van politiegegevens, bedoeld in het eerste, tweede, derde en zesde lid, alsmede over de verdere verwerking en de daarbij te stellen voorwaarden aan het gebruik daarvan door ontvangstgerechtigde autoriteiten of internationale organen, en over de ontvangst van politiegegevens vanuit derde landen.
Artikel 18. (verstrekking aan derden structureel)
1Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen personen en instanties worden aangewezen aan wie of waaraan, met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, politiegegevens worden of kunnen worden verstrekt ter uitvoering van de bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aan te geven taak.
2In bijzondere gevallen kan Onze Minister van Veiligheid en Justitie toestemming of opdracht geven tot het verstrekken van daarbij door hem te omschrijven politiegegevens voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang. Van de desbetreffende beschikking wordt mededeling gedaan aan de Autoriteit persoonsgegevens.
Artikel 19. (verstrekking aan derden incidenteel)
In bijzondere gevallen kan de verwerkingsverantwoordelijke, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, in overeenstemming met het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012, beslissen tot het verstrekken van politiegegevens aan personen of instanties voor de volgende doeleinden:
a.het voorkomen en opsporen van strafbare feiten;
b.het handhaven van de openbare orde;
c.het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven;
d.het uitoefenen van toezicht op het naleven van regelgeving.
Artikel 20. (verstrekking aan derden structureel voor samenwerkingsverbanden)
1De verwerkingsverantwoordelijke kan, voor zover dit met het oog op een zwaarwegend algemeen belang noodzakelijk is ten behoeve van een samenwerkingsverband van de bevoegde autoriteiten met personen of instanties, in overeenstemming met het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012, beslissen tot het verstrekken van politiegegevens aan die personen en instanties voor de volgende doeleinden:
a.het voorkomen en opsporen van strafbare feiten;
b.het handhaven van de openbare orde;
c.het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven;
d.het uitoefenen van toezicht op het naleven van regelgeving.
2In de beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgelegd ten behoeve van welk zwaarwegend algemeen belang de verstrekking noodzakelijk is, ten behoeve van welk samenwerkingsverband de politiegegevens worden verstrekt, alsmede het doel waartoe dit is opgericht, welke gegevens worden verstrekt, de voorwaarden onder welke de gegevens worden verstrekt en aan welke personen of instanties de gegevens worden verstrekt.
Artikel 21. (nadere regels bij algemene maatregel van bestuur)
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de categorieën van politiegegevens die worden of kunnen worden verstrekt op grond van de artikelen 18, 19 en 20.
Artikel 22. (verwerking voor wetenschappelijk onderzoek en statistiek)
1Politiegegevens kunnen worden verwerkt ten behoeve van beleidsinformatie, wetenschappelijk onderzoek of statistiek met het oog op de taak, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder de voorwaarde dat de resultaten daarvan geen persoonsgegevens mogen bevatten.
2Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de verstrekking van politiegegevens ten behoeve van het bepaalde in het eerste lid.
Artikel 23. (rechtstreekse verstrekking)
1Verstrekking van politiegegevens aan de leden van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, kan rechtstreeks plaatsvinden voor zover noodzakelijk met het oog op:
a.strafvorderlijke beslissingen omtrent opsporing en vervolging en de hulp aan slachtoffers van strafbare feiten;
b.bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen beslissingen.
2Verstrekking van politiegegevens als bedoeld in artikel 18 vindt alleen rechtstreeks plaats aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen of instanties met een publiekrechtelijke taak door middel van geautomatiseerde vergelijking van persoonsgegevens met bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën van politiegegevens.
3Aan de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012 en aan de Minister van Defensie kan verstrekking van politiegegevens als bedoeld in artikel 18 rechtstreeks plaatsvinden voor zover noodzakelijk met het oog op het uitvoeren van hun bij algemene maatregel van bestuur aangewezen wettelijke taken.
4De verwerkingsverantwoordelijke treft passende technische en organisatorische maatregelen teneinde te waarborgen dat rechtstreekse verstrekking uitsluitend plaatsvindt voor zover noodzakelijk op grond van het bepaalde bij of krachtens het eerste, tweede en derde lid. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hierover nadere regels worden gesteld.
Artikel 24. (rechtstreekse verstrekking aan inlichtingen- en veiligheidsdiensten)
1Voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, kunnen door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst verwerkte gegevens rechtstreeks geautomatiseerd worden vergeleken met bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Veiligheid en Justitie gezamenlijk, te bepalen categorieën van politiegegevens teneinde vast te stellen of verbanden bestaan tussen de betreffende gegevens. De gerelateerde gegevens kunnen daarvoor rechtstreeks worden verstrekt aan ambtenaren werkzaam bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst waarbij in bepaalde, door een lid van het College van procureurs-generaal en de Directeur-Generaal van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst gezamenlijk vast te stellen gevallen, op een gezamenlijk vast te stellen wijze, daarvan kennis wordt gegeven aan het lid van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
2Voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, kunnen door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst verwerkte gegevens rechtstreeks geautomatiseerd worden vergeleken met bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister van Defensie en Onze Minister van Veiligheid en Justitie gezamenlijk, te bepalen categorieën van politiegegevens teneinde vast te stellen of verbanden bestaan tussen de betreffende gegevens. De gerelateerde gegevens kunnen daarvoor rechtstreeks worden verstrekt aan ambtenaren werkzaam bij de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst waarbij in bepaalde, door een lid van het College van procureurs-generaal en het hoofd van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst gezamenlijk vast te stellen gevallen, op een gezamenlijk vast te stellen wijze, daarvan kennis wordt gegeven aan het lid van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017.
3Artikel 23, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
Artikel 28, eerste lid
Het is aan partijen verboden aan derden mededelingen te doen omtrent:
a. het verhandelde op een zitting met gesloten deuren of een zitting waarbij slechts bepaalde personen zijn toegelaten;
b. andere gegevens uit een procedure, indien de rechter zulks heeft bepaald.
Artikel 29, vijfde lid
Een verzoek om afschrift als bedoeld in het tweede lid dient te worden gericht tot de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan. Deze zal bij inwilliging van het verzoek een griffierecht in rekening brengen dat wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 21, tweede lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.
BIJLAGE 2
Deelbesluit I
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten
14
Wpg
Niet duidelijk is waarom de weglakking achter “Datum feit” een politiegegeven betreft
16
Wpg
Niet duidelijk is waarom de weglakkingen achter achtereenvolgens “Datum”, “Vestigingsplaats”, “Regiopolitie”, “Adres” en “Op” politiegegevens betreffen
17
Wpg
Niet duidelijk is waarom de weglakkingen onder het kopje “Korte uiteenzetting van de feiten tussen “Op” en “is”, tussen “op” en “te”, tussen “te” en “ uitspraak”, tussen “te” en “geldende”, tussen “op” en “te ’s-Gravenhage”, tussen “en” en “betreffende” politiegegevens betreffen
17
Wpg
Niet duidelijk is waarom de weglakkingen onder het kopje “Verzochte assistentie” vóór “verzoek” en tussen “rechtshulpverzoek” en “voor” politiegegevens betreffen
19
Wpg
Niet duidelijk is waarom onder de kop “RECHTSHULPVERZOEK” de weglakkingen achter “Datum” en ”Vestigingsplaats” politiegegevens betreffen. Datzelfde geldt ook voor de weglakkingen onder het kopje “Aan de bevoegde autoriteiten van” achter “Instantie”, “Adres”, “Postcode en plaatsnaam” en tussen “Op” en “werd” en tussen “Op” en “is”
20
Wpg
Niet duidelijk is waarom de weglakkingen tussen “Nederland en” en “geldende”, “Nederlanden en” en “betreffende”, “inzake de op” en “tot stand gekomen” en “Nederlanden en de” en “betreffende” politiegegevens betreffen. Ook is niet duidelijk waarom de laatste zin politiegegevens betreffen
21
Wpg
Niet duidelijk is waarom de weglakking vóór de zin “Voor overleg over de uitvoering van dit rechtshulpverzoek kunt u contact opnemen met:” politiegegevens betreffen.
27
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op het hele zinsdeel achter “met het verzoek”.
29
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de naam in de tweede regel van deze e-mail tussen “van” en “over”, omdat deze naam elders niet is weggelakt.
29
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel boven “Korps landelijke politiediensten”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
32
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de naam in de tweede regel van deze e-mail tussen “van” en “over”, omdat deze naam elders niet is weggelakt
32
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel boven “Korps landelijke politiediensten”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
37
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel onder “Met vriendelijke groeten”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is.
43
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel boven “Korps landelijke politiediensten”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
43
Deze e-mail bevat een attachment. De rechtbank heeft na raadpleging van de vertrouwelijke stukken het attachment niet aangetroffen.
47
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel onder “Met vriendelijke groeten”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
52
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel boven “Korps landelijke politiediensten”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
54
artikel 11 van de Wob en
e-grond
Niet duidelijk is waarom de korpschef alle gegevens tussen “Centrale Autoriteit” en “Parketsecr.” als intern beraad of persoonsgegevens heeft aangemerkt.
57
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de naam in de zevende en achtste regel van deze e-mail, omdat deze naam elders niet is weggelakt
63
Onduidelijk
Niet duidelijk is op grond van welke weigeringsgrond de tekst tussen:
“kunnen we.” en “Zoals”;
“gaan we” en “Dat zal”;
“tijd voor” en “Het zou”;
“als we” en “Tot zover” is weggelakt; er wordt ten aanzien van deze teksten geen weigeringsgrond genoemd
67
Dit betreft een mailbericht waarbij een ander mailbericht wordt doorgestuurd. Onduidelijk is welk mailbericht is doorgestuurd.
75
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel onder “Met vriendelijke groeten”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
93
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel onder “Met vriendelijke groeten”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
99
De vertrouwelijke versie van dit mailbericht bevat concrete aanwijzingen voor het bestaan van meer informatie.
101
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel onder “Vr.gr.”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
103
Op grond van de tekst “Zie bijlage”.
107
De vertrouwelijke versie van dit mailbericht bevat concrete aanwijzingen voor het bestaan van meer informatie.
110
Dit mailbericht bevat een attachment. De rechtbank heeft na raadpleging van de vertrouwelijke stukken het attachment niet aangetroffen.
113
Op grond van de inhoud van dit mailbericht. Onduidelijk is welk (e-mail)bericht is doorgestuurd.
115
Dit mailbericht bevat een attachment. De rechtbank heeft na raadpleging van de vertrouwelijke stukken het attachment niet aangetroffen.
117
Dit mailbericht bevat een attachment. De rechtbank heeft na raadpleging van de vertrouwelijke stukken het attachment niet aangetroffen.
121
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel onder “Vr.gr.”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
128
Onduidelijk
Niet duidelijk is waarom de gegevens na “Onderwerp: Vragen” zijn weggelakt; er wordt geen weigeringsgrond genoemd
128
Het mailbericht verwijst naar een bijlage. De rechtbank heeft na raadpleging van de vertrouwelijke stukken de bijlage niet aangetroffen.
128
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel onder “Vr.gr.”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
129
Onduidelijk
Niet duidelijk is waarom de gegevens na “Subject: FW: Vragen” zijn weggelakt; er wordt geen weigeringsgrond genoemd
130
e-grond
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “zwaardere misdrijven” persoonsgegevens zijn.
132
Onduidelijk
Niet duidelijk is waarom de gegevens onder de de zin beginnend met “Onlangs heb je (…)” en boven “Met vriendelijke groet” zijn weggelakt. Er wordt geen weigeringsgrond hierbij genoemd.
133
Onduidelijk
Niet duidelijk is op grond van welke weigeringsgrond de tekst tussen de met toepassing van de e-grond weggelakte namen en “Groeten” is weggelakt; er wordt geen weigeringsgrond genoemd
137
De vertrouwelijke versie van dit mailbericht bevat concrete aanwijzingen voor het bestaan van meer informatie.
137
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel boven “Korps landelijke politiediensten”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
138
De vertrouwelijke versie van dit mailbericht bevat concrete aanwijzingen voor het bestaan van meer informatie.
138
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel boven “Korps landelijke politiediensten”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
141
Op grond van de tekst “Hierbij de mail zoals ik zojuist met je heb besproken”. Onduidelijk is om welke mail het gaat.
145
De vertrouwelijke versie van dit mailbericht bevat concrete aanwijzingen voor het bestaan van meer informatie.
146
Op grond van de tekst “Heb je net een mail gestuurd over mijn advies”. Onduidelijk is om welke mail het gaat.
150
De vertrouwelijke versie van dit mailbericht bevat concrete aanwijzingen voor het bestaan van meer informatie.
164
De vertrouwelijke versie van dit mailbericht bevat concrete aanwijzingen voor het bestaan van meer informatie.
165
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de tekst tussen “op” en “kwam” en tussen “toen” en “’m zag”
182
Onduidelijk
Niet duidelijk is op grond van welke weigeringsgrond de tekst tussen “Hallo” en “ik weet” is weggelakt; er wordt geen weigeringsgrond genoemd
184
Onduidelijk
Niet duidelijk is op grond van welke weigeringsgrond de tekst tussen “Subject: Terugkeeractie Programma [naam] in [weglakking op grond van de e-grond]” en “Geachte collega” is weggelakt; er wordt geen weigeringsgrond genoemd
193
e-grond en/of
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de weggelakte teksten tussen “in” en “vandaag” en tussen “in” en “ongekend” de e- en/f de g-grond van toepassing is.
193
Onduidelijk
Niet duidelijk is op grond van welke weigeringsgrond de tekst na “Verstuurd vanaf mijn iPhone” is weggelakt; er wordt geen weigeringsgrond genoemd
Deelbesluit II
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten
1
e-grond
Niet duidelijk is waarom de functie tussen “ben werkzaam als” en “Landelijk Parket” een solofunctie is.
1
e-grond en/of
g-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de informatie tussen “de acties van” en “rond deze casus” omdat deze informatie elders niet is weggelakt
5
Dit betreft een e-mailbericht waarbij een ander mailbericht is doorgestuurd. In de de tekst van het mailbericht staat ook “tkn”. Onduidelijk is welk mailbericht is doorgestuurd.
7
Dit betreft een e-mailbericht waarbij een ander mailbericht is doorgestuurd. In de tekst staat ook:P “Kun jij dit oppakken?“ Onduidelijk is welk mailbericht is doorgestuurd.
12
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel na “Met vriendelijke groet” en boven “Politie |”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
14
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel onder “Met vriendelijk groet”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
14
In het mailbericht staat “Zie onderstaande”. Dat wijst op het bestaan van een ander mailbericht. Onduidelijk is om welk mailbericht het gaat.
18
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel na “Met vriendelijke groet” en boven “Politie |”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
25
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel na “Met vriendelijke groet” en boven “Politie |”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
26
Het gaat om een e-mail van [email] van vrijdag om 12:08 uur die is doorgestuurd. Die doorgestuurde e-mail ontbreekt. Gelet op de vertrouwelijke stukken wordt zonder nadere uitleg de korpschef niet gevolgd dat het doorgestuurde e-mail zou zijn weergegeven op pagina 31 bij deelbesluit II.
27
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel na “Bvd en groeten” en boven “Politie |”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
28
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel na “Met vriendelijke groet” en boven “Politie |”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
32
Wpg en/of
e-grond en/of g-grond
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “Fijn weekeinde” en “Met vriendelijke groet” politiegegevens of persoonsgegevens zijn. Ook is niet duidelijk waarom op die gegevens de g-grond is toegepast.
35
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel na “Met vriendelijke groet” en boven “Politie |”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
37
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel na “Met vriendelijke groet” en boven “Politie |”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
40
De bijlage bij de e-mail van vrijdag om 15:32 uur ontbreekt. Zonder nadere uitleg wordt de toelichting van de korpschef dat het desbetreffende “Document 1” is aangetroffen en niet openbaar is gemaakt, niet gevolgd. Na raadpleging van de vertrouwelijke stukken valt namelijk niet op te maken welk document dit betreft.
45
Het betreft een e-mail betreft waarbij een e-mail is doorgestuurd. De doorgestuurde originele e e-mail ontbreekt. De korpschef heeft laten weten dat het het originele e-mail niet heeft aangetroffen. De rechtbank overweegt mede na raadpleging van de vertrouwelijke stukken dat de korpschef in feite erkent dat die bijlagen onder hem heeft berust en niet bewaard is gebleven. Gesteld noch gebleken is dat de korpschef al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om dit document alsnog te achterhalen.
47
De korpschef heeft erkend dat de bijlagen bij dit mailbericht onder hem hebben berust en niet bewaard zijn gebleven. Van de korpschef mag worden verwacht dat hij al het redelijkerwijs mogelijke doet om die stukken alsnog te achterhalen. Gesteld noch gebleken is dat de korpschef aan die inspanningsverplichting heeft voldaan
47
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel na “Met vriendelijke groet” en boven “Politie |”, omdat deze functietitel elders niet is weggelakt
49
Uit de e-mail van [email] van woensdag 13:43 uur aan [email] en [email] blijkt dat daarmee een andere e-mail is doorgestuurd. Die e-mail ontbreekt. De rechtbank kan de korpschef niet zonder meer volgen in zijn reactie dat die mail staat weergegeven op pagina 32 bij deelbesluit II.
52
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel onder “Met vriendelijk groet”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
53
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de informatie na “Voorshands dank en met vriendelijke groet”
54
Dit mailbericht bevat bijlagen. De rechtbank heeft die bijlagen niet aangetroffen bij raadpleging van de vertrouwelijke stukken.
62
e-grond
Niet duidelijk is waarom deze weigeringsgrond is toegepast op de informatie tussen “feestelijkheden” en “a.s. vrijdag”
96
Onduidelijk
Niet duidelijk is waarom gegevens zijn weggelakt onder het kopje “a) Gegevens betreffende de identiteit van de gezochte persoon”. Er wordt hierbij geen weigeringsgrond genoemd.
Deelbesluit III
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten
6
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens onder “Haalbaarheid” de e-grond van toepassing is.
7
e-grond
Niet duidelijks waarom op alle gegevens onder “Televisverhaal” en “Advies” de e-grond van toepassing is.
16
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Bureau”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
20
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Bureau”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
25
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Bureau”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
26
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel na “salutations”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
27
onduidelijk
De korpschef heeft prijsgegeven dat de weglakking onder “ter info” de tekst “oorspronkelijk bericht” bevat. Alleen al daarom valt niet in te zien dat verweerder dit document in zoverre niet openbaart.
31
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel na “Met vriendelijke groet”, maar die functie is geen solofunctie
35
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Korps”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
36
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “art. 10.2.e Wob”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
38
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Korps”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
41
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór het logo met het woord “Simpel”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
44
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Korps”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
51
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
53
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
54
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
56
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór het logo met het woord “Simpel”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
60
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
78
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
82
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Landelijke Eenheid”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
84
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
85
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Landelijke Eenheid”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
88
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór het logo met het woord “Simpel”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
91
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de passage tussen “van” en “art. 10.2.e Wob” de e-grond van toepassing is.
91
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
94 t/m 121
Artikel 7 Wpg in samenhang met artikel 16-24 Wpg en/of de e-grond en/of de g-grond
Niet duidelijk is waarom de korpschef alle gegevens in dit document als politiegegevens heeft aangemerkt. Ook is niet duidelijk waarom op alle gegevens in dit document de e-grond en/of de g-grond van toepassing is.
132 t/m 134
Artikel 7 in samenhang met artikel 16-24 en/of de e-grond en/of de g-grond
Niet duidelijk is waarom de korpschef alle gegevens in dit document als politiegegevens heeft aangemerkt. Ook is niet duidelijk waarom op alle gegevens in dit document de e-grond en/of de g-grond van toepassing is.
147
e-grond
Niet duidelijk is waarom op basis van de e-grond de tekst tussen “your” en “: letter”, tussen “with” en “has” en na “follows” is weggelakt
149
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “art. 10.2.e Wob”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
150
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens in dit document de e-grond van toepassing is.
151
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens in dit document de e-grond van toepassing is.
152
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens in dit document de e-grond van toepassing is.
161
e-grond en artikel 11 van de Wob
Op de passage tussen “wordt geschreven als [weglakking]” en “art. 10. 2.e Wob en/of art. 11 Wob” zijn de e-grond en/of artikel 11 van de Wob toegepast. Niet duidelijk is waarom de korpschef alle gegevens in die passage de e-grond heeft toegepast. De korpschef heeft te kennen gegeven dat hij de weigeringsgrond van artikel 11 van de Wob niet meer toepast als het gaat om intern beraad waaraan een externe derde ( [naam] ) deelnam. In dat licht is het ook onduidelijk waarom de korpschef op deze passage ook die weigeringsgrond toepast.
162
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de passage tussen “volgende.” en “zal” de e-grond is toegepast.
162
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele passage onder “In het kort” de e-grond is toegepast.
163
e-grond
Niet duidelijk is waarom de gehele passage tussen “art. 7 Wpg in samenhang met art. 16-24 Wpg en/of art. 10.2.e Wob” en “In de zaken” de e-grond is toegepast
169
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele passage tussen “zaken” en “Daarmee” de e-grond is toegepast.
174
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele passage tussen “arriveren.” en “Alvast” de e-grond is toegepast.
186 en 187
Artikel 7 Wpg in samenhang met artikel 16-24 Wpg en/of de e-grond
Niet duidelijk is waarom de korpschef alle gegevens in dit document als politiegegevens heeft aangemerkt. Ook is niet duidelijk waarom op die gegevens de e-grond is toegepast,
190
e-grond
Niet duidelijk is waarom de gehele passage tussen “allemaal,” en “Met groeten” de e-grond is toegepast.
191
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens achter de volgende kopjes :
- Id-categorie
- Reden signaleren
- Te nemen actie
- Signalerend land
- Aliassen
de e-grond is toegepast.
195
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens tussen “heeft” en “Dank” en tussen “hangen” en “Met groeten” de e-grond is toegepast.
196
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele eerste alinea na “Hallo allemaal” de e-grond is toegepast.
200
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de eerste vier woorden na “Onderwerp” de e-grond is toegepast .
200
e-grond
Niet duidelijk is waarom dop e eerste tekstregel (bestaande uit zes woorden) na “Goedemiddag” de e-grond is toegepast.
214
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele tekst tussen “of” en “Met groeten” de e-grond is toegepast.
218
Wpg
Niet duidelijk is waarom de korpschef alle gegevens boven en in het midden van deze pagina heeft aangemerkt als politiegegevens.
219
e-grond
Niet duidelijk is waarom de laatste zin volledig is weggelakt
223
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele tekst tussen “gestuurd.” en “en daadwerkelijke” de e-grond is toegepast.
224
e-grond
Achter het kopje “Van” staan drie weggelakte passages. Niet duidelijk is waarom op de tweede (middelste) passage de e-grond is toegepast.
224
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele tekst na “(…) actief bezig” en voor “Je kan me (…)” de e-grond is toegepast.
224
e-grond
Het kader na “Groetjes” bevat drie regels. Niet duidelijk is waarom op de tweede regel de e-grond is toegepast.
225
e-grond
Achter het kopje “Van” staan drie weggelakte passages. Niet duidelijk is waarom op de tweede (middelste) passage de e-grond is toegepast.
225
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele passages onder 1, 2, 4 en 5 de e-grond is toegepast.
225
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele tekst tussen “dat” en “bevestigen” de e-grond is toegepast.
226
e-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na het teken @ na “Van” de e-grond is toegepast.
227
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele passages tussen “(…) bij ons opkwamen:”en “Groet” de e-grond is toegepast.
228
e-grond
Achter het kopje “CC:” staan een aantal geadresseerden. Niet duidelijk is waarom op de tweede geadresseerde de e-grond is toegepast.
229
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele tekst na “video” de e-grond is toegepast.
230
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gehele tekst tussen “over” en “Veel” de e-grond is toegepast.
231
e-grond
Achter het kopje “Van” staan twee weggelakte passages. Niet duidelijk is waarom op de gehele tweede passage de e-grond is toegepast.
232
e-grond
Achter het kopje “Kopie” staan een aantal weggelakte geadresseerden. Niet duidelijk is waarom op alle gegevens van de laatste geadresseerde de e-grond is toegepast.
232
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de eerste gehele passage na “Goedenavond,” de e-grond is toegepast.
234
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “Groeten [weglakking]” politiegegevens zijn
235-238
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens zijn. Ook is niet duidelijk waarom op al die gegevens, uitgezonderd de gegevens na “Met vriendelijke groeten” op pagina 238, de e-grond is toegepast.
243 - 247
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens zijn. Ook is niet duidelijk waarom op al die gegevens de e-grond is toegepast.
249
e-grond
Niet duidelijk is waarom de passage onder “Police and Immgration Attaché” is weggelakt op de e-grond. Ook is niet duidelijk waarom de passage achter “embassy of the Kingdom of the Netherlands op de e-grond is weggelakt.
253
Wpg en e-grond
Niet duidelijk is waarom de gehele passage na “ondermeer door” (tot de tweede alinea) politiegegevens betreffen. Ook is niet duidelijk waarom op die gehele passage de e-grond is toegepast.
257
Wpg en e-grond
Niet duidelijk is waarom de passages vanaf de derde alinea in hun geheel politiegegevens betreffen. Ook is niet duidelijk waarom op al die passages de e-grond is toegepast.
257
Artikel 11 van de Wob
De korpschef heeft te kennen gegeven dat hij deze weigeringsgrond niet meer toepast als het gaat om intern beraad waaraan een externe derde ( [naam] ) deelnam. In dat licht is het onduidelijk waarom de korpschef in dit mailbericht toch op een passage deze weigeringsgrond toepast.
258-259
Wpg en/of e-grond
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens zijn. Ook is niet duidelijk waarom op die gegevens de e-grond is toegepast.
270
Wpg
Niet duidelijk is waarom de eerste zinnen (onder “Onderwerp) politiegegevens betreffen
272-274
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle weggelakte gegevens politiegegevens betreffen.
275
Wpg en/of e-grond
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “over” en “Zou” en tussen “zaak” en “Dat” politiegegevens betreffen. Ook is niet duidelijk waarom op al die gegevens de e-grond is toegepast.
277
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle weggelakte gegevens tussen “bijlage.” en “Maatregelen” de e-grond is toegepast.
279-290
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle weggelakte gegevens de e-grond is toegepast.
291
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle weggelakte gegevens politiegegevens zijn
292-296
Wpg en/of e-grond
Niet duidelijk is waarom alle weggelakte gegevens politiegegevens zijn. Ook is niet duidelijk waarom op al die gegevens de e-grond is toegepast.
297
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens tussen “of” en “iets” de e-grond is toegepast.
299
Wpg en/of e-grond
Niet duidelijk is waarom alle weggelakte gegevens onder de zin “Ik vind dit in” politiegegevens zijn. Ook is niet duidelijk waarom op al die gegevens de e-grond is toegepast.
300
g-grond en/of Wpg
Niet duidelijk is waarom de g-grond op drie passages is toegepast. Ook is niet duidelijk waarom de gegevens na “Misschien dat” politiegegevens zijn.
302
g-grond
Niet duidelijk is waarom deze grond op twee passages is toegepast
303-311
Wpg en e-grond
Het gaat om de passages na “Document 1: TOELICHTING”. Niet duidelijk is dit allemaal politiegegevens zijn. Evenmin is duidelijk waarom op al deze gegevens de e-grond is toegepast.
314
e-grond en artikel 11 van de Wob
Niet duidelijk is waarom op de passages tussen “opnemen met” en “Ik verwacht” en tussen “dat ze met” en “Hoeveel controle hebben” in hun geheel de e-grond is toegepast. Over de laatstgenoemde passage is ook niet duidelijk waarom artikel 11 van de Wob is toegepast. De korpschef heeft immers te kennen gegeven dat hij deze weigeringsgrond niet meer toepast als het gaat om intern beraad waaraan een externe derde ( [naam] ) deelnam
324
g-grond
Niet duidelijk waarom de g-grond is toegepast
335
e-grond
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “programma van” en “) Jij gaf” op de e-grond is weggelakt, omdat deze informatie in andere documenten wel openbaar is gemaakt naar aanleiding van dit Wob-verzoek
341
Wpg
Niet duidelijk is waarom het zinsdeel na “zorgen dat” politiegegevens bevat
341
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de desbetreffende zin de g-grond is toegepast.
342
e-grond
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “door” en “In” en tussen “met” en “wat” is weggelakt, omdat deze informatie eerder wel openbaar is gemaakt
342
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de passage tussen “zit” en “Door” in zijn geheel de e-grond is toegepast.
342
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de passage tussen “lag” en “Gezien” in zijn geheel de e-grond is toegepast.
342
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de passage na “in gesprek gegaan” in zijn geheel de e-grond is toegepast.
343
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de passage vóór “Vanuit” in zijn geheel de e-grond is toegepast.
345
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de hele zin vóór de zin die begint met “Wat het beste is” de e-grond is toegepast.
349
e-grond
Het gaat om de tweede alinea (“In de zaak van [weglakking] is er een ontmoeting geweest (…)”). Niet duidelijk is waarom op de gehele tweede volzin in deze alinea de e-grond is toegepast.
349
e-grond
Het gaat om het onderste kader. Niet duidelijk is waarom op alle gegevens in dit blok de e-grond is toegepast.
350
artikel 11 van de Wob
De korpschef heeft te kennen gegeven dat hij artikel 11 van de Wob niet meer toepast als het gaat om intern beraad waaraan een externe derde ( [naam] ) deelnam. In dat licht is niet duidelijk waarom op de tekst tussen “Dank je” en “Met groeten” artikel 11 van de Wob is toegepast.
353
artikel 11 van de Wob en Wpg
De korpschef heeft te kennen gegeven dat hij artikel 11 van de Wob niet meer toepast als het gaat om intern beraad waaraan een externe derde ( [naam] ) deelnam. In dat licht is niet duidelijk waarom op de tekst na “bekend is” deze weigeringsgrond is toegepast. Ook is niet duidelijk waarom deze gehele tekst politiegegevens betreffen.
354-368
Wpg
Niet duidelijk waarom alle weggelakte gegevens politiegegevens zijn
369
e-grond
Niet duidelijk is waarom alle gegevens in de tweede kader (onder “Geachte collega’s”) zijn weggelakt op de e-grond.
369
Wpg en e-grond
Ten aanzien van de derde alinea (onder “Geachte collega’s”) is niet duidelijk waarom alle gegevens daarin politiegegevens zijn. Ook is niet duidelijk waarom op al die gegevens de e-grond is toegepast.
370
Wpg
Niet duidelijk is waarom het politiegegevens betreffen
371
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de twee zinnen na “In reactie op (…)” in hun geheel de e-grond is toegepast.
371
Wpg en e-grond
Niet duidelijk is waarom alle gegeven in het kader onder de zin “Heb je daar papieren van gezien?”: politiegegevens betreffen. Ook is niet duidelijk waarom aop al die gegevens de e-grond is toegepast.
372
Artikel 11 van de Wob
De korpschef heeft te kennen gegeven dat hij artikel 11 van de Wob niet meer toepast als het gaat om intern beraad waaraan een externe derde ( [naam] ) deelnam. In dat licht is niet duidelijk waarom in dit document deze grond is gehanteerd.
372
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de tekst tussen “achterhalen” en “De uitschrijving” in zijn geheel de e-grond is toegepast.
374
e-grond
Niet duidelijk is waarom de tekst tussen “vraag” en “kan” op de e-grond is weggelakt
380
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens in de twee alinea’s onder de zin “Zoals besproken even (…)” de e-grond is toegepast.
381
Artikel 11 van de Wob
De korpschef heeft te kennen gegeven dat hij artikel 11 van de Wob niet meer toepast als het gaat om intern beraad waaraan een externe derde ( [naam] ) deelnam. In dat licht is niet duidelijk waarom in dit document deze grond is gehanteerd.
381
e-grond
Niet duidelijk is waarom de tekst direct vóór “we wachten (…)” op de e-grond is weggelakt.
382
Artikel 11 van de Wob
De korpschef heeft te kennen gegeven dat hij artikel 11 van de Wob niet meer toepast als het gaat om intern beraad waaraan een externe derde ( [naam] ) deelnam. In dat licht is niet duidelijk waarom in dit document deze grond is gehanteerd.
384
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens in de volzin na “JBRA” politiegegevens betreffen
384
Wpg en/of e-grond
Niet duidelijk is waarom alle gegevens in de volzin vóór de tekst “Omtrent de uittrekkingszaak [weglakking]” politiegegevens betreffen. Ook is niet duidelijk waarom op al die gegevens de e-grond is toegepast.
385
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de tekst tussen “ik vroeg me af of” en “- dit is” de e-grond is toegepast.
385
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens in de tekst tussen “Er is nu” en “Mocht hij” de e-grond is toegepast.
386
Intern beraad
Niet duidelijk is waarom deze grond is gehanteerd
386
e-grond
Niet duidelijk waarom is weggelakt op de e-grond
387
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
389
Wpg en e-grond
Niet alle gegevens tussen “naam [weglakking]” en “Met vriendelijke groet” zijn politiegegevens en niet duidelijk is waarom al die gegevens (ook) zijn weggelakt op de e-grond
390-391
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle weggelakte gegevens als politiegegevens zijn aangemerkt
394
Wpg en/of de e-grond
Niet duidelijk is waarom alle gegevens in de tweede alinea politiegegevens betreffen. Ook is niet duidelijk waarom op al die gegevens de e-grond is toegepast.
395
e-grond
Niet duidelijk is waarom de e-grond is toegepast op de tekst na “(niet voor verdere verspreiding)”
396
Artikel 11 van de Wob
De korpschef heeft te kennen gegeven dat hij artikel 11 van de Wob niet meer toepast als het gaat om intern beraad waaraan een externe derde ( [naam] ) deelnam. In dat licht is niet duidelijk waarom in dit document deze grond is gehanteerd.
Deelbesluit IV
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten
1
e-grond
Niet duidelijk is dat over deze zaak een uitzending is gemaakt, zodat niet duidelijk is waarom informatie is weggelakt
1
Wpg
Niet duidelijk is waarom de tekst onder “Het adres van het complex is” politiegegevens betreffen
1
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie onder “
Adres” en “
Adres school” politiegegevens betreffen,
2
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie politiegegevens betreft
3
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie politiegegevens betreft
4
g-grond
Niet duidelijk is waarom op deze contactgegevens de g-grond is toegepast
5
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de tekst na “Telefoon” de g-grond is toegepast
5
Wpg
Niet duidelijk is waarom de tekst onder het kopje “Belang verstrekking voor de politie” politiegegevens betreft
5
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de tekst onder de regel die begint met “Waarvan door mij (…)” drie keer de g-grond is toegepast
6
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast op de informatie na “Telefoon” en na “Fax”
6
g-grond
Niet duidelijk is waarom onder het kopje AANSPREEKPUNT de g-grond is toegepast op de informatie na “Telefoon” en na “Fax”
7
Wpg
Niet duidelijk is waarom de tekst na “Beste [weggelakt] en [weggelakt]” politiegegevens betreft
8
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T”, “T” en “F” de g-grond is toegepast
13
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens van SM na “T” en “F” de g-grond is toegepast
13
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
14
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T”, “T” en “F” de g-grond is toegepast
18
Wpg
Niet duidelijk is waarom deze informatie politiegegevens betreft
18
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de informatie vóór “ [naam] B.V.” de e-grond is toegepast
19
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “F” de g-grond is toegepast
20
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de informatie vóór “ [naam] B.V.” de e-grond is toegepast
20
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “F” de g-grond is toegepast
21
Wpg
Gelet op de Afdelingsuitspraak van 25 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:849, hierna verder: 2020:849), betreft de informatie onder “Onderwerp” na “RE” geen politiegegeven
21
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “M” de g-grond is toegepast
22
Wpg
Gelet op 2020:849, betreft deze informatie geen politiegegeven
22
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
22
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de informatie tussen “Postbus [weggelakt] en “E” de g-grond is toegepast
23
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast
23
Wpg
Gelet op 2020:849, betreft de informatie geen politiegegeven
25
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie politiegegevens betreft
26
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie politiegegevens betreft
26
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast
28
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast op informatie tussen “To” en “ [email] ”
28
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gehele tekst tussen “collegae,” en “Het” politiegegevens betreft
28
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel na “Met vriendelijke groet”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
29
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast
29
Wpg
Niet duidelijk is waarom dit politiegegevens betreft
30
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast
32
Wpg
Niet duidelijk is waarom dit politiegegevens betreft
33
Wpg
Niet duidelijk is dat de informatie tussen “incl de” en “politie” een politiegegeven betreft.
33
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “in” en “die” en tussen “die” en “hebben” politiegegevens betreft
33
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast
34
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de eerste regel deze weigeringsgrond is toegepast
34
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “in” en “Doel” een politiegegeven betreft
34
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “waaronder” en “Graag” een politiegegeven betreft
34
Artikel 28 Rv
Deze weigeringsgrond is niet van toepassing, omdat het geen mededeling betreft van een partij als bedoeld in artikel 28 Rv
34
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “van” en “te” een politiegegeven betreft
36
Wpg
Niet duidelijk is waarom de weggelakte informatie een politiegegeven betreft
36
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de informatie vóór “ [naam] B.V.” de e-grond is toegepast
37
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “M” de g-grond is toegepast
37
Wpg
Niet duidelijk is waarom de weggelakte informatie een politiegegeven betreft
38
Wpg
Niet duidelijk is waarom de weggelakte informatie een politiegegeven betreft
38
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
38
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast
39
Wpg
Niet duidelijk is waarom de weggelakte informatie een politiegegeven betreft
40
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de informatie vóór “ [naam] B.V.” de e-grond is toegepast
40
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “M” de g-grond is toegepast
40
Wpg
Niet duidelijk is waarom de weggelakte informatie een politiegegeven betreft
40
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
40
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “T” de g-grond is toegepast
41
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “M” en “F” de g-grond is toegepast
44
Dubbel
Niet duidelijk is waarom vanaf deze pagina alles is weggelakt op grond van ‘dubbel’, omdat de letters in verschillende kleuren/tinten staan weergegeven
45
Dubbel
Zie 44
46
Dubbel
Zie 44
47
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
47
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T”, “T”, “M” en “F” de g-grond is toegepast
47
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de informatie tussen “op” en “en” en tussen “op” en “ [email] ” de g-grond is toegepast
48
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de informatie vóór “ [naam] B.V.” de e-grond is toegepast
48
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “F” de g-grond is toegepast
57
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “gezet” en “We” is een politiegegeven betreft, omdat niet alle informatie tot een persoon herleidbaar is
57
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de informatie tussen “Projectnaam” en “is” de g-grond is toegepast
57
Pg
Niet duidelkjk is waarom de informatie tussen “lichten” en “Ik” een politiegegeven betreft, omdat niet alle informatie tot een persoon herleidbaar is
57
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “m.b.t.” en “andere” een politiegegeven betreft
58
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Gedragsdeskundige”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
58
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast
63
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “mail.” en “kunnen” politiegegevens betreft,
63
e-grond
Niet duidelijk is waarom de e-grond is toegepast op de informatie tussen “Groet, [weggelaking]” en “ [naam] B.V.”
63
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” en “M” de g-grond is toegepast
63
Wpg
Niet duidelijk waarom de informatie tussen “Beste [weglakking]” en “welke” en tussen “in” en “vertaald” en tussen “dagvaarding” en “met vriendelijke groet” politiegegevens betreft
73
Dubbel
Niet duidelijk is waarom de informatie op deze pagina is weggelakt op grond van ‘dubbel’
80
Wpg
Niet duidelijk is dat de informatie politiegegevens betreft
80
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
80
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast
82
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
83
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
83
g-grond
Niet duidelijk waarom de g-grond is toegepast
84
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
85
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
87
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
88
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
89
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
90
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
91
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens betreffen
91
Artikel 28 Rv
Deze weigeringsgrond is niet van toepassing, omdat het geen mededeling betreft van een partij als bedoeld in artikel 28 Rv
92
Wpg
Niet duidelijk is waarom de (handgeschreven) informatie rechtsboven politiegegevens betreft
92
Wpg
Niet duideljk is dat lle informatie onder de kopjes “MELDING” en “OVERLEG JUSTITIE”politiegegevens betreft
Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat de op grond van de Wpg weggelakte informatie onder het kopje “AANGIFTE BEDREIGING” akkoord is.
93
g-grond
Niet duidelijk is waarom de g-grond is toegepast
93
e-grond
Niet duidelijk is waarom de e-grond is toegepast op de informatie onder de informatie waarop de g-grond is toegepast
94
Wpg
Niet duidelijk is dat alle gegevens na “Hoi [weglakking]” politiegegevens betreft
95
Wpg
De geschoonde versie van deze pagina heeft vier grijze kaders. Niet duidelijk is dat alle gegevens in het eerste kader politiegegevens betreft
95
Wpg en de e-grond
Het gaat om het tweede kader. In dit kader worden zowel de Wpg als de e-grond genoemd als weigeringsgrond. Niet duidelijk is waarop de weigeringsgronden betrekking hebben
96
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina politiegegevens zijn
97
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens op deze pagina zijn persoonsgegevenspolitiegegevens zijn
98
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gegevens tussen “SMC” en “Na” en tussen “mailwisseling.” en “ALIAS” betreffen politiegegevens betreffen
98
Wpg
Niet duidelijk is dat de gegevens tussen “12.30 uur:” en “van de meldkamer” politiegegevens betreffen
99
Wpg
Niet duidelijk is dat alle gegevens tussen “deze.” en “dinsdag” politiegegevens betreffen
99
Artikel 28 Rv
Deze weigeringsgrond is niet van toepassing, omdat het geen mededeling betreft van een partij als bedoeld in artikel 28 Rv
99
-
Niet duidelijk is welke weigeringsgrond is gehanteerd op de informatie na “Dit vonnis is uitgesproken op”
99
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “op” en “donderdag” politiegegevens betreffen
99
-
Niet duidelijk is welke weigeringsgrond is gehanteerd op de informatie tussen “donderdag” en tekst die is weggelakt op basis van de e-grond
99
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na de tekst die is weggelakt op basis van de e-grond politiegegevens betreffen
100
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
101
Wpg
De geschoonde versie van de deze pagina heeft zeven grijze kaders. Niet duidelijk is waarom alle gegevens in de kaders 4, 5, 6 en 7 politiegegevens betreffen
102
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “Registratienummer” en “de naam”, tussen “de gevraagde informatie” en “[weggelakt] Kwam” en na “op de lijn” politiegegevens betreffen
102
e-grond
Niet alle gegevens in het kader vóór “[weggelakt] verm. pers.” zijn persoonsgegevens
102
Niet duidelijk is welke weigeringsgrond is gehanteerd op de informatie tussen “op” en “onderstaand bericht”
102
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “******” politiegegevens betreffen
103
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “collega [weggelakt]” en “Aangever” politiegegevens betreffen
104
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” de g-grond is toegepast
104
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
105
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
105
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
106
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
106
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” de g-grond is toegepast
112
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de contactgegevens na “T” de g-grond is toegepast
112
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
113
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “Amsterdam” de g-grond is toegepast
114
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “etc.” en “Met”, tussen “Goedemorgen [weggelakt]” en “Gr.” en tussen “een” en “Onlangs” politiegegevens betreffen
114
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “M” de g-grond is toegepast
115
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “team [weggelakt]” en “Ik” politiegegevens betreffen
115
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “M” de g-grond is toegepast
116
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “M” de g-grond is toegepast
116
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
117
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T” de
g-grond is toegepast
118
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
118
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T” de
g-grond is toegepast
119
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
119
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T” de
g-grond is toegepast
120
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T” de
g-grond is toegepast
124
Dubbel
Niet duidelijk waarom hiervan sprake is
126
Wpg
Niet duidelijk is waarom deze gegevens politiegegevens betreffen
130
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
130
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de informatie tussen “personen’<” en “ [email] >:” de g-grond is toegepast
131
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens vóór “Graag”, tussen “is” en “Verder” en tussen “zijn.” en “Wat” politiegegevens betreffen
131
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gegevens na “Piketnummer LBVP” en na “E” politiegegevens betreffen
132
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T” de
g-grond is toegepast
133
Wpg
Neiet duidelijk is waarom de informatie tussen “hand” en “Is” een politiegegeven betreft
133
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T” de
g-grond is toegepast
133
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Politie”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
134
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie vóór “ [email] ”, onder het kopje CC, een politiegegeven betreft
134
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “al” en “.We” politiegegevens betreft.
134
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “om” en “Graag” politiegegevens betreft.
135
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T” de
g-grond is toegepast
137
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
138
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens tussen “NH:” en “Intranet” de g-grond is toegepast
138
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
139
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
139
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens tussen “NH:” en “Intranet” de g-grond is toegepast
140
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens tussen “NH:” en “Intranet” de g-grond is toegepast
140
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens tussen “personen’” en “ [email] ” de g-grond is toegepast
141
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T” de
g-grond is toegepast
141
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens tussen “Aan:” en “ [email] ” de g-grond is toegepast
142
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens bij het kopje “Bericht” persoonsgegevens betreffen
142
Wpg
Niet duidelijk is waarom de informatie bij de kopjes “Bestand 1”, “Bestand 2” en “Bestand 3” politiegegevens betreffen
142
e-grond
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “Bestanden” en “hash” en de informatie na “hash” is weggelakt op basis van de e-grond
143
e-grond
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “melding stream: OK” en “hash”, tussen “hash” en “content type” en na “melding stream: OK” is weggelakt op basis van de e-grond
144
e-grond
Niet duidelijk is waarom de informatie tussen “hash” en “content type” is weggelakt op basis van de
e-grond
149
Wpg
Niet duideljk is waarom de gegevens tussen “de” en “in” politiegegevens betreffen
150
Wpg
Niet duidelijk waarom de gegevens achter “Telnr.: 0” politiegegevens betreffen
150
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gegevens tussen “zelf” en “….Geef” politiegegevens betreffen
150
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “de” en “Inmiddels” en tussen “vraag” en “Kan” politiegegevens betreffen
151
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens achter “Telnr.:” de g-grond is toegepast
154
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “Familierecht” en “Afstemming” politiegegevens betreffen
154
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gegevens tussen “Nederland” en “Ik” politiegegevens betreffen
155
Wpg
Niet duideljk is waarom alle gegevens tussen mail van [weggelakt]” en “Graag” politiegegevens betreffen
155
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens tussen “[mailto:” en “ [email] ]” de g-grond is toegepast
156
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen
156
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Gedragskundige”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
156
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens tussen “E” en “ [email] ” de g-grond is toegepast
157
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gegevens tussen “met [weglakking]” en “.Hij” politiegegevens betreffen
157
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “Interpol [weglakking]” en “Graag” politiegegevens betreffen
157
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens tussen “[mailto” en “ [email] ” de g-grond is toegepast
158
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “heer [weglakking]” en “Als” politiegegevens betreffen
158
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Gedragskundige”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
158
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens tussen “E” en “ [email] ” de g-grond is toegepast
159
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gegevens tussen “Hoi [weglakking]” en “Groetjes” politiegegevens betreffen
159
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gegevens tussen “Groetjes [weglakking]” en “Van” politiegegevens betreffen
159
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “ [naam] .” politiegegevens betreffen die tot een persoon herleidbaar zijn
160
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens politiegegevens betreffen die tot personen herleidbaar zijn
161
Valt niet onder reikwijdte
Kennelijk heeft de korpschef bedoeld dat de desbetreffende weggelakte passage niet binnen de reikwijdte van het onderhavige Wob-verzoek valt. Zonder nadere toelichting is echter niet duidelijk waarom.
168
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens voor “(Wie collega…” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
168
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na
“ Adviespiket vermiste personen” de g-grond is toegepast
169
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens voor “Gegevens” en in de twee grote blokken tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
170
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
175
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Landelijke Eenheid”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
175
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens tussen “naar” en “ [email] ” de g-grond is toegepast
176
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens in de twee grote blokken de e-grond is toegepast. De gelakte teksten bevatten maar een enkele persoonsgegeven
177
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Landelijke Eenheid”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is
191-195
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gelakte gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
196
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “SKN reeds bekend:” en “
Afbeeldingen” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
199-200
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
201
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “ingesteld” tot personen herleidbarw politiegegevens betreffen
202-204
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
205
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen de strepen bovenaan en onderaan tot personen herleidbaar
206
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “BUREAU ZEDENPOLITIE” de g-grond is toegepast
206
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens in het blok vanaf “Feit” en het blok vanaf “het volgende:” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
207-208
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
209-212
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
213-214
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens zijn
228-230
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens vanaf “De getuige verklaarde:” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
231
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens vanaf “Voorwerpnummer” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
232-236
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens vanaf “GBA-nummer” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
237-241
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens vanaf “De aangeefster verklaarde:” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
242-246
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens vanaf “De aangeefster verklaarde:” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
247-251
Artikel 28 Rv
Deze weigeringsgrond is niet van toepassing, omdat het geen mededeling betreft van een partij als bedoeld in artikel 28 Rv
252-254
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens vanaf “verklaren het volgende:” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
254-260
Artikel 28 Rv
Deze weigeringsgrond is niet van toepassing, omdat het geen mededeling betreft van een partij als bedoeld in artikel 28 Rv
261-262
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “Strafrechtsketennummer” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
263
Wpg
Niet duideljk is waarom alle gegevens na “Strafrechtsketennummer” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
264
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
265
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens onder “GBA-nummer” en boven “Goed” de e-grond is toegepast
265
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens vanaf “
Goed” de e-grond is toegepast. De gelakte teksten bevatten geen persoonsgegeven
266
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “verklaar het volgende:” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
267
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens onder “Strafrechtsketennummer” de e-grond is toegepast. De gelakte teksten bevatten maar een enkel persoonsgegeven
268-280
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de verticale streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
281
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens vanaf “De getuige verklaarde” de e-grond is toegepast.
282-283
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de verticale streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
284
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens vanaf “verklaar het volgende” de e-grond is toegepast.
284
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “ouderlijk gezag van “tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
285-288
Reeds openbaar
Niet valt in te zien hoe deze passages gelakt kunnen worden met opgaaf van deze – niet in de wet voorkomende – reden.
289
e-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens vanaf “verklaar het volgende” tot “achternaam” de e-grond is toegepast.
289-291
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens vanaf “werkgebied” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
294
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens vanaf “verklaar het volgende” tot “achternaam” de e-grond is toegepast.
294
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
295
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
297-298
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
299-303
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
304
e-grond
De eerste weglakking onder deze grond is zinledig vanwege het zichtbare stempel boven paginanummer 304 en de vermelding “Politie [naam] ” bovenaan op pagina 306.
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens vanaf “verklaar het volgende” tot “Achternaam” de e-grond is toegepast.
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens vanaf “verklaarde het volgende” de e-grond is toegepast.
304-307
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de verticale streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
305 en 307
e-grond
De weglakking achter na “Politie” is zinledig vanwege het zichtbare stempel boven paginanummer 304 en de vermelding “Politie Zaanstreek Waterland” bovenaan op pagina 306.
308
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
309
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens vanaf “de verdachte verklaarde” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
310-312
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare gegevens betreffen
313
Wpg
Niet duidelijk is warom alle gegevens onder “PROCES-VERBAAL van bevindingen” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
314
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
315
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
316
Wpg
Niet duidelijk waarom alle gegevens onder “INTREKKEN PERSOONSIGNALERING (SIS) tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
317-321
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens zijn
322
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “Bevindingen” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
323
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare gegevens betreffen
324
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
325
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “De verdachte verklaarde” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
326-328
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
329
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de kopjes “Inbeslagneming” en “Volgnummer 1”, tot personen herleidbare politiegegevens betreffen. Dat geldt ook voor de gegevens in de passage onder “Eigenaar”|
330
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
331
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens z onder de kopjes “Inbeslagneming” en “Volgnummer 1”, tot personen herleidbare politiegegevens betreffen. Dat geldt ook voor de gegevens in de passage onder “Eigenaar”.
332
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder de streep bovenaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
333
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens onder “Strafrechtsketennummer” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
334
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
335
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens na “ouderlijk gezag van” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
336
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens in de blokken bovenaan en onderaan tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
337-339
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare gegevens betreffen
340
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “volgende nummers wel” de g-grond is toegepast
341
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens vanaf “Heren,” tot “Ik heb” de e-grond is toegepast
341
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” De g-grond is toegepast
345
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” de g-grond is toegepast
347
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:” de g-grond is toegepast
348
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “grip” de g-grond is toegepast
349
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare gegevens betreffen
349
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na Tel:, na “T:” en na “en direct doorgestuurd” de g-grond is toegepast
350
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “Tel:” en na “T:” de g-grond is toegepast
351
Wpg
Niet duidelijk waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
351
artikel 11, eerste lid, Wob
Niet duidelijk is waarom de gegevens betrekking hebben op intern beraad, aangezien de e-mail is gericht aan [naam]
352
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gegevens achter “het niet meegeven” (bovenaan) en achter “ivm de” (midden) tot personen herleidbarepolitiegegevens betreffen.
Niet duidelijk is waarom alle gegevens achter “omdat” en achter “berichtje.” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
352
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel:” de g-grond is toegepast
353
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
353
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:” en “Tel: de g-grond is toegepast
354
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
354
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T” de g-grond is toegepast
355
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel: de g-grond is toegepast
355
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
357
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
358
Wpg
(twee keer) Niet duidelijk is waarom de gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
358
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:” (tweemaal, bovenaan en onderaan de pagina) de g-grond is toegepast
359
Zinledig
Niet valt in te zien hoe deze passages gelakt kunnen worden met opgaaf van deze – niet in de wet voorkomende – reden.
359
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:” de g-grond is toegepast
360
Zinledig
Niet valt in te zien hoe deze passages gelakt kunnen worden met opgaaf van deze – niet in de wet voorkomende – reden.
360
g-grond
Zonder nadere toelichting valt niet in te zien waarop op het gegeven tussen “de” en “klaar” de g-grond van toepassing is
360
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:” de g-grond is toegepast
361
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gegevens tot personen herleibare politiegegevens betreffen
361
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:” de g-grond is toegepast
363
Wpg
Niet duidelijk is waarom het gegeven na “Tel:” een politiegegeven betreft
364
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel:” de g-grond is toegepast
364
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Gedragskundige”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is.
364
Wpg
Niet duidelijk is waarom het gegeven na “E” en voor “ [email] ” tot personen herleidbare politiegegevens betreft
365
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel vóór “Gedragskundige”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is.
365
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Piketnummer LBVP” en het gegeven na “E” en voor “ [email] ” de g-grond is toegepast
367
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel:” de g-grond is toegepast
367
Wpg
Niet duidelijk is waarom de gegevens tussen “Voordat er eventueel” en “overgegaan kon worden” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen. Niet duidelijk is waarom alle gegevens tussen “-“ en “en heeft alle toestemming”, tussen “-De” en “had eigenlijk in”, tussen “-De” en “is alleen nodig”, en tussen “-“ en – Vaak blijkt dat” tot personen herleidbare politiegegevens betreffen.
368
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel:” de g-grond is toegepast
369
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
369
e-grond
Deze weigeringsgrond is toegepast op de functietitel onder “Privacy-adviseur Eenheid”, terwijl niet duidelijk is dat deze functie een solofunctie is.
370
Wpg
Uitgezonderd de bovenste weggelakte passage is niet duidelijk waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
370
e-grond
Wat betreft de bovenste weggelakte passage zijn niet alle gegevens tot personen herleidbaar. Wat betreft het gegeven tussen “naar het” en “frontoffice” en het gegeven tussen “iemand van de” en “de stukken uitprinten” is niet duidelijk waarom deze tot personen herleidbaar zijn.
370
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel:” de g-grond is toegepast
Deelbesluit V
Pag.
Toegepaste
weigeringsgrond
Reden waarom de motivering niet volstaat
Aanwijzingen voor het bestaan van meer documenten
1
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” de g-grond is toegepast
3
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven tussen “op” en “ivm” de g-grond is toegepast
4
e-grond
Niet alle informatie tussen “14.00 uur” en “ en hebben” is tot personen herleidbaar. Bovendien is dezelfde tekst weggelakt als op pagina 3 maar nu onder de e-grond. Zonder nadere toelichting is deze inconsequentie niet navolgbaar.
4
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
8
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
9
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
10
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Fax” (boven en onderaan de pagina) de g-grond is toegepast
10
Wpg
Niet duidelijk is waarom alle gegevens tot personen herleidbare politiegegevens betreffen
12
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “tel.nr.” de g-grond is toegepast
14
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:”, “F:” en “Tel.” de g-grond is toegepast
15
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:”, “F:” en “Tel.” de g-grond is toegepast
17
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
18
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “Tel.”, “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
19
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
20
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F :” halverwege en onderaan de pagina de g-grond is toegepast
21
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
28
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
29
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” boven- en onderaan de pagina en op het gegeven na “Tel.” (halverwege de pagina) de g-grond is toegepast
30
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” en op het gegeven na “Tel.” De g-grond is toegepast
31
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “M:” en “F:” de g-grond is toegepast. Bovendien hoort dit bij de mail op pagina 30 die als “Dubbel” bestempeld is.
34
e-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens na “Voor jouw informatie:” de e-grond is toegepast
34
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” de g-grond is toegepast
35
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
37
Intern beraad
Zonder nadere toelichting is niet duidelijk waarom deze grond van toepassing is, mede gelet op de afzender en geadresseerden in de kop van dit bericht.
38
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na de weglakking volgend op “mw mr” de g-grond is toegepast
39
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
39
dubbel
Niet duidelijk is waarom de informatie op deze pagina is weggelakt op grond van ‘Dubbel’
40
Dubbel
Niet duidelijk is waarom de informatie op deze pagina is weggelakt op grond van ‘Dubbel’
46
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” de g-grond is toegepast
47
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
48
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
49
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
50
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “grip” de g-grond is toegepast
50
g-grond
Zonder nadere motivering valt niet in te zien waarom op de tekst na “Goedemorgen” en voor “Ik hoor nog van je” de g-grond is toegepast.
53
g-grond
Niet duidelijk is waarom op alle gegevens die op grond van de g-grond zijn weggelakt die grond is toegepast
58
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “grip” de g-grond is toegepast
59
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “het bovenstaande!” de g-grond is toegepast
60
g-grond
Zonder nadere toelichting (al dan niet met vertaling) is niet duidelijk of de g-grond van toepassing is.
61
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “F:” en “M:” de g-grond is toegepast
62
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “F:” en “M:” de g-grond is toegepast
63
g-grond
Niet duidelijk is waarom op de gegevens na “T:”, “M:” en “F:” de g-grond is toegepast
64
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” de g-grond is toegepast. Ook is niet duidelijk waarom op het gehele laatste blok op deze pagina de g-grond is toegepast.
65
g-grond
Niet duidelijk is waarom op het gegeven na “Tel.” de g-grond is toegepast