ECLI:NL:RBOBR:2020:4126
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Looymans
- A.F. Vink
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en het gebruik van procesrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een WOZ-zaak waarbij de heffingsambtenaar de waarde van een onroerende zaak heeft vastgesteld op € 349.000 per waardepeildatum 1 januari 2018. Eiser, eigenaar van de woning, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar die zijn bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is en volgt eiser niet in zijn stelling dat de WOZ-waarde lager moet worden vastgesteld op basis van een overeenkomst uit 2002. De rechtbank wijst erop dat eiser kennelijk onredelijk gebruikmaakt van het procesrecht door herhaaldelijk dezelfde stelling in te brengen zonder nieuwe onderbouwing. Hoewel de rechtbank overweegt eiser in de proceskosten te veroordelen, gebeurt dit niet omdat verweerder hier niet om heeft verzocht en eiser niet professioneel is bijgestaan. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en geeft een waarschuwing aan eiser over zijn procesgedrag.