ECLI:NL:RBOBR:2022:1491

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
20/2815
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding wegens immateriële schade door geluidsoverlast van evenementen in Oss

In deze zaak hebben verzoekers, bewoners van Oss, een verzoek ingediend om schadevergoeding van € 12.000 wegens immateriële schade die zij zouden hebben geleden door geluidsoverlast van de Muziekboulevard en de kermisfeesten in 2017. De burgemeester van Oss had evenementenvergunningen verleend voor deze evenementen, maar verzoekers stelden dat zij extreme overlast hebben ondervonden, met geluidsniveaus die opliepen tot 73-77 dB(A). De burgemeester heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, waarna verzoekers de rechtbank hebben ingeschakeld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 januari 2022, waarbij verzoekers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de burgemeester.

De rechtbank overweegt dat de verzoekers niet hebben aangetoond dat zij geestelijk letsel hebben opgelopen door de geluidsoverlast. De rechtbank stelt vast dat de geluidsbelasting vergelijkbaar is met die van een koffiezetapparaat en dat verzoekers niet constant aan deze geluidsbelasting zijn blootgesteld. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen voldoende bewijs is dat de psychische klachten van verzoekers het gevolg zijn van de geluidsoverlast. Daarnaast vorderen verzoekers ook een schadevergoeding van € 5.000 wegens aantasting van hun veiligheid door de kermisfeesten in 2018, maar ook dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank concludeert dat er geen causaal verband is tussen de besluiten van de burgemeester en de door verzoekers gestelde schade. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding in zijn geheel af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/2815
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2022 op het verzoek om schadevergoeding in de zaak tussen

[verzoekers] te [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. H.A. Pasveer),
en

de burgemeester van de gemeente Oss, verweerder

(gemachtigde: mr. T.E.P.A. Lam).
Partijen zullen hierna [verzoekers] en de burgemeester worden genoemd. Verzoekers zullen gezamenlijk [naam] . worden genoemd.

Procesverloop

Bij brief van 28 november 2019 hebben [naam] . de burgemeester verzocht hen een schadevergoeding van € 12.000 toe te kennen. Bij brief van 10 december 2019 heeft de burgemeester dit verzoek afgewezen.
Bij verzoekschrift van 7 oktober 2020 hebben [naam] . de rechtbank verzocht de burgemeester te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 12.000.
De burgemeester heeft op 7 januari 2022 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.
[naam] . hebben op 11 januari 2022 een nader stuk ingediend.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 21 januari 2022. [naam] . zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. [naam] . wonen aan de [adres] te [woonplaats] .
2. De Muziekboulevard en de kermisfeesten zijn jaarlijks terugkerende evenementen die worden gehouden op diverse locaties in het centrum van de gemeente Oss. De burgemeester heeft voor het organiseren van deze evenementen vergunningen verleend voor de locatie [adres] .
3. Bij besluit van 15 mei 2017 heeft de burgemeester evenementenvergunning verleend voor de Muziekboulevard 2017 op 25 en 26 mei 2017. Dit evenement heeft ook op die dagen plaatsgevonden.
4. Bij besluit van 7 augustus 2017 heeft de burgemeester evenementenvergunning verleend voor de kermisfeesten 2017 van 17 tot en met 23 augustus 2017. Dit evenement heeft op die dagen ook plaatsgevonden.
5. Bij uitspraak van 11 juli 2018 (op rechtspraak.nl gepubliceerd onder ECLI:NL:RBOBR:2018:3374) heeft deze rechtbank het beroep van [naam] . tegen de na bezwaar gehandhaafde evenementenvergunningen voor de Muziekboulevard 2017 en de kersmisfeesten 2017 gegrond verklaard en de in beroep bestreden besluiten vernietigd. Tegen die uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld.
6. Bij besluit van 26 juli 2018 heeft de burgemeester evenementenvergunning verleend voor de kermisfeesten 2018 van 16 tot en met 22 augustus 2018
.
7. Bij uitspraak van 10 augustus 2018 (ECLI:NL:RBOBR:2018:4026) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank op verzoek van [naam] . ten aanzien van het besluit van 26 juli 2018 (evenementenvergunning kermisfeesten 2018) een voorziening getroffen. De voorzieningenrechter heeft de voorziening getroffen dat het aan de evenementenvergunning verbonden geluidsvoorschrift vervalt en bepaald dat het verboden is in de openlucht een geluidinstallatie in werking te hebben of muziek te maken.
8. De kermisfeesten 2018 hebben niet plaatsgevonden.
9. In de avond van 16 augustus 2018 hebben raddraaiers (in de woorden van [naam] .) /vandalen (in de woorden van de burgemeester) de woning van [naam] . met glazen en flessen bekogeld en hebben [naam] . onder politiebegeleiding de woning verlaten.
10. Bij uitspraak van 10 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2346) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), voor zover hier van belang, het hoger beroep van de burgemeester ongegrond verklaard en genoemde uitspraak van de rechtbank van 11 juli 2018 bevestigd.
11. Naar aanleiding van de Afdelingsuitspraak heeft de burgemeester bij besluiten van 31 oktober 2019 (met kenmerk PVTH/J 36924 voor het jaar 2017 en met kenmerk PVTH/J 36822 voor het jaar 2018) de evenementenvergunningen voor onder meer de Muziekboulevard 2017, de kermisfeesten 2017 en de kermisfeesten 2018 herroepen en alsnog geweigerd. Tegen deze beslissingen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
De beoordeling van het verzoek
12. In artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de bestuursrechter bevoegd is op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
12. Niet in geschil is dat de besluiten van de burgemeester waarbij de evenementenvergunningen zijn verleend voor de Muziekboulevard 2017, de kermisfeesten 2017 en de kermisfeesten 2018 onrechtmatig zijn. Dat betekent dat [naam] in aanmerking komen voor de schade die zij lijden, indien deze schade het gevolg is van de aan deze besluiten klevende gebreken. De bewijslast van het gestelde causale verband, van de schade en de omvang daarvan ligt in beginsel bij verzoeker, in dit geval dus bij [naam] . (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 11 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4164).
14. [naam] . stellen dat zij immateriële schade hebben geleden.
15. Daartoe stellen zij in de eerste plaats dat zij door de Muziekboulevard 2017 en de kermisfeesten 2017 extreme overlast hebben ondervonden. De gemiddelde geluidsbelasting liep binnen hun woning op tot 73-77 dB(A). Dit ligt in de orde van grootte van de geluidsmarteling door de CIA. Daarbij wijzen zij op het door hen overgelegde artikel “Why noise torture hurts”. De geluidsbelasting duurde twee dagen tijdens de Muziekboulevard 2017 en zeven dagen tijdens de kermisfeesten 2017. Voor de begroting van de schade sluiten [naam] . zich aan bij de compensatie die de vergunninghouder in 2018 heeft aangeboden voor de overlast, namelijk een bedrag van € 3.500. [naam] . vragen een schadevergoeding van € 3.500 per evenement in 2017, aldus een totaalbedrag van € 7.000.
16. Voor de beoordeling van een verzoek om vergoeding van immateriële schade wordt, volgens vaste jurisprudentie, aansluiting gezocht bij het civiele schadevergoedingsrecht (zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 25 augustus 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BN4952 en van 13 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1953). Ingevolge artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW), voor zover thans van belang, heeft de benadeelde voor nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat, recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien de benadeelde in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
17. Van de in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het BW bedoelde aantasting in persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld (zie het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, r.o. 2.4.5). Aan dat vereiste hebben [naam] . niet voldaan. Bij blootstelling aan een gemiddelde geluidsbelasting 73-77 dB(A), waarvan op de zitting is komen vast te staan dat dit vergelijkbaar is met de geluidsbelasting van een koffiezetapparaat of een elektrisch scheerapparaat, zal in de regel sprake zijn van meer of minder sterk psychisch onbehagen, maar dat is onvoldoende om aannemelijk te achten dat [naam] . zodanig hebben geleden als gevolg van de onrechtmatige besluiten dat sprake is van geestelijk letsel dat kan worden aangemerkt als een aantasting van hun persoon, die recht geeft op vergoeding van immateriële schade. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat tijdens de zitting is komen vast te staan dat de evenementen tot 01:00 uur duurden en [naam] . dan niet in de woning verbleven tot ongeveer 23:30 uur. Zij zijn dus niet tijdens deze evenementen binnen hun woning dagenlang constant blootgesteld aan geluidsbelasting. De vergelijking met de gestelde geluidsmarteling door de CIA gaat niet op, omdat uit het overgelegde artikel “Why noise torture hurts” blijkt dat het bij die geluidsmarteling gaat om het afspelen van luide muziek bij ondervragingen van gedetineerden. Van zo’n situatie is hier geen sprake. Ook heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uit de overgelegde brieven van huisarts B.J.M. Balvers van 22 november 2019 en 11 februari 2020 weliswaar blijkt dat [naam] stress-gerelateerde klachten heeft, namelijk tinnitus (oorsuizen), maar niet dat die psychische klachten zijn ontstaan door blootstelling aan geluidsoverlast in 2017. Zo staat in genoemde brief van 11 februari 2020:
“ [naam] kwam in december 2019 op het spreekuur met ernstige psychische klachten na het bericht dat zij de rechtszaak betreffende de [naam] gewonnen hadden, doch geen aanspraak maken op een vorm van schadevergoeding”.
18. Het verzoek om vergoeding van immateriële schade wijst de rechtbank dan ook in zoverre af.
19. [naam] . vorderen in de tweede plaats een schadevergoeding van € 5.000 door de aantasting van hun veiligheid ten gevolge van de kermisfeesten 2018. De schade, waaronder het bekogeld zijn van de woning van [naam] . door een grote groep raddraaiers met flessen en glazen en de noodzaak de woning ’s nachts onder politiebegeleiding te verlaten, is volgens [naam] . een direct gevolg van het besluit van 26 juli 2018 tot het verlenen van een evenementenvergunning voor de kermisfeesten 2018. Bij dat besluit was voorzienbaar dat, indien die vergunning geschorst zou worden, de veiligheid van [naam] . ernstig in gevaar zou komen. Het verzoek voorlopige voorziening werd behandeld op de zitting van de rechtbank Oost-Brabant van 10 augustus 2018. Na afloop van de behandeling werd de zitting geschorst in afwachting van de beslissing van de voorzieningenrechter die aan het begin van de middag zou volgen. Gedurende deze schorsing hebben vertegenwoordigers van de gemeente gewezen op de gevaren voor [naam] . en aangegeven dat voor hen beveiliging geregeld moest worden. Direct nadat de voorzieningenrechter zijn beslissing (dat het bij de kermisfeesten 2018 verboden is in de openlucht een geluidinstallatie in werking te hebben of muziek te maken) bekend had gemaakt, is daarover ook contact opgenomen. Het was derhalve bekend dat de vergunningverlening bij schorsing van die vergunning waarschijnlijk zou leiden tot een gevaar voor [naam] . Dit temeer omdat de horeca al voor het verlenen van de evenementenvergunning op 26 juli 2018 de bevolking van Oss opriep tot “ludieke acties” tegen [naam] . onder het motto “laat je je feestje niet afpakken”. In de pers werden [naam] . met naam en toenaam genoemd. Dat de vergunning werd geschorst kon voor de burgemeester ook geen verrassing zijn geweest. Kort voor het verlenen van deze vergunning werden bij uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 11 juli 2018 de besluiten over de Muziekboulevard 2017 en de kermisfeesten 2017 vernietigd. De burgemeester wist derhalve dat hij geen vergunning kon verlenen op basis van het evenementenbeleid. Daar komt bij dat de gemeente zelf een sfeer heeft gecreëerd als zou het onbegrijpelijk zijn dat de kermisfeesten geen doorgang konden vinden. De wethouder heeft immers laten weten dat de rechter te ver is gegaan door zich te mengen in het evenementenbeleid en dat het onbegrijpelijk is dat slechts twee bewoners voor de gehele stad een feestje konden bederven. Daarmee werd een sfeer gecreëerd als zou [naam] . schuld hebben aan de ontstane situatie. Ook wijzen [naam] . erop dat na de uitspraak van 11 juli 2018 een onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege de evenementen werd afgerond, waaruit bleek dat de geluidsbelasting binnen de woning veel hoger was dan eerder door de burgemeester werd aangenomen. [naam] . houden het erop dat de burgemeester liever niet zelf de boodschapper was van het slechte nieuws, maar dit overliet aan de rechtbank. Dit had voorzienbaar het gevolg dat [naam] . hierop in de sociale media en fysiek middels het bekogelen van de woning werden aangesproken.
20. De rechtbank stelt het volgende voorop. Omdat in rechte is komen vast te staan dat het besluit van 26 juli 2018 tot verlening van de evenementenvergunning voor de kermisfeesten 2018 onrechtmatig is, kunnen [naam] . op grond van onrechtmatige daad aanspraak maken op vergoeding van de schade die zij daardoor lijden. Indien aannemelijk is dat de burgemeester een rechtmatig besluit zou hebben genomen dat naar aard en omvang dezelfde schade tot gevolg zou hebben gehad, dan hebben [naam] . geen schade geleden door het besluit van 26 juli 2018 (zie ook onder meer de uitspraak van de Afdeling van 28 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3462). Vaststaat dat in de avond van donderdag 16 augustus 2018 raddraaiers (in de woorden van [naam] .) /vandalen (in de woorden van de burgemeester) de woning van [naam] . met glazen en flessen hebben bekogeld en dat de(ze) acties van de raddraaiers/vandalen ertoe hebben geleid dat [naam] . onder politiebegeleiding de woning hebben moeten verlaten. Dit is gebeurd nadat ondernemers van de [naam] hadden opgeroepen om “ludieke acties” uit te voeren en bij [naam] . “belletje te trekken”, de voorzieningenrechter van deze rechtbank vervolgens op 10 augustus 2018 de verlening van de evenementenvergunning heeft geschorst, en de kermisfeesten 2018 niet zijn doorgegaan. De rechtbank acht het aannemelijk dat [naam] . naar aard en omvang dezelfde schade zouden hebben geleden als de burgemeester op 26 juli 2018 een rechtmatig besluit zou hebben genomen door de evenementenvergunning te weigeren. Immers, ook zo’n besluit zou, gelijk de op 10 augustus 2018 uitgesproken schorsing van de verlening van de evenementenvergunning heeft teweeggebracht, ertoe hebben geleid dat de kermisfeesten 2018 niet zouden zijn doorgegaan, terwijl al vóór 26 juli 2018 was opgeroepen tot ludieke acties. Gelet op het voorgaande ontbreekt een voor schadevergoeding vereist rechtstreeks oorzakelijk verband tussen het besluit van 26 juli 2018 en de door [naam] gestelde schade. In dat kader is de stelling van [naam] . dat de burgemeester met het besluit van 26 juli 2018 heeft kunnen voorzien dat de veiligheid van [naam] . in het geding is, wat ook van die stelling zij, niet relevant.
21. Het verzoek om vergoeding van immateriële schade wijst de rechtbank ook in zoverre af.
22. [naam] . hebben tijdens de zitting ook gesteld dat de burgemeester in het kader van de voorbereiding van de besluitvorming over de kermisfeesten in 2018 de desbetreffende vergunningaanvragers/horecaondernemers heeft laten weten “ga er maar van uit dat het goed komt” en dat het besluit ten opzichte van de besluitvorming voor 2017 beter gemotiveerd zal worden. Daarop zijn de vergunningaanvragers begonnen met het boeken van artiesten. Met andere woorden, de burgemeester heeft volgens [naam] . de indruk gewekt dat de kermisfeesten 2018 gewoon door konden gaan. Maar vervolgens werd het besluit daarover geschorst en werden [naam] . gezien als de hiervoor verantwoordelijke. Dit was niet gebeurd als de burgemeester de evenementenvergunning voor de kermisfeesten had geweigerd. Dan was de burgemeester beschouwd als de schuldige voor het niet doorgaan van de kermisfeesten 2018 en was [naam] . niet overkomen wat hen op 16 augustus 2018 is overkomen, aldus nog steeds [naam] .
23. De rechtbank gaat aan deze eerst ter zitting naar voren gebrachte stellingen voorbij wegens strijd met de goede procesorde. Daar waar het verzoek om schadevergoeding zoals dat voor de zitting voorlag alleen is gebaseerd op de a-grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, baseren [naam] . namelijk hun eerst ter zitting naar voren gebrachte stellingen op de b-grond van dat artikellid (onrechtmatig handelen ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit) en dus op een andere grondslag.
Conclusie
24. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding (in zijn geheel) af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D.M. Michael, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Leegsma, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 15 april 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.