12.8.De burgemeester heeft meegewogen dat verzoekers niet zijn ingegaan op een aanbod van de stichting om over compenserende maatregelen te praten. De burgemeester vindt dat de overlast die verzoekers door het kermisfeest ervaren het gevolg is van hun eigen keuze om niet in te gaan op dit aanbod. De voorzieningenrechter wijst er op dat juist verzoekers in een van de eerdere procedures hebben verzocht om compensatie, maar dat de burgemeester toen aangaf dat daar “geen potje” voor was. De stichting heeft verzoekers pas op 8 augustus 2018, nog geen 48 uur voor aanvang van de zitting, benaderd met een concreet compensatievoorstel. Daar komt bij dat op 24 juli 2018 in het Brabants Dagblad een artikel verscheen naar aanleiding van een interview met een aantal bij de stichting aangesloten horecaondernemers. In dit artikel staat dat zij bezoekers opriepen om met een “positieve, ludieke ondertoon” van zich te laten horen dat de Ossenaar zich zijn kermisfeestje niet zomaar laat afpakken.De stichting heeft ter zitting toegelicht dat dit niet de strekking van het interview was en dat de horecaondernemers schrokken toen zij zagen hoe dit in de krant was terechtgekomen. De voorzieningenrechter twijfelt niet aan de intentie van de horecaondernemers, zoals deze ter zitting is toegelicht. Dit neemt niet weg dat verzoekers als gevolg van de berichtgeving in de krant negatieve reacties ontvingen op hun bezwaren tegen het kermisfeest en dat zij zelfs te maken hebben gehad met bedreigingen. De voorzieningenrechter begrijpt dat de stichting dit niet heeft beoogd en zeker niet heeft gewild. De voorzieningenrechter begrijpt ook dat verzoekers door deze gebeurtenissen geen zin (meer) hadden in overleg. De burgemeester had verzoekers dat niet mogen tegenwerpen.
13. Hieruit volgt dat de evenementenvergunning na heroverweging in bezwaar redelijkerwijs geen stand zal houden. De gebreken die aan de evenementenvergunning kleven zijn zo fundamenteel, dat deze naar verwachting niet te herstellen zijn in de beslissing op bezwaar. Daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige maatregel te treffen.
Een voorlopige maatregel: welke?
14. De bezwaren van verzoekers zijn voornamelijk gericht tegen het geluidsvoorschrift van de evenementenvergunning. De voorzieningenrechter zal daarom niet de gehele vergunning schorsen, maar alleen het geluidsvoorschrift. Dit betekent dat het kermisfeest mag doorgaan, maar zonder dat er muziek wordt gemaakt. Om dit duidelijk te maken zal de voorzieningenrechter een voorschrift aan de evenementenvergunning verbinden waar dat in staat. De voorzieningenrechter realiseert zich dat het evenement hierdoor een heel ander karakter krijgt dan door de stichting bij de aanvraag is beoogd. De stichting zal zelf de afweging moeten maken of zij het evenement in deze gewijzigde vorm wil laten doorgaan.
15. Partijen hebben gewezen op het belang van de openbare orde. De voorzieningenrechter ziet dat belang en hij stel vast dat, ook als de vergunning wel of niet zou worden geschorst, de horeca een aanzienlijk bezoekersaantal verwacht tijdens de Kermis Oss. Ook dan liggen de verantwoordelijkheid en de benodigde bevoegdheden bij de burgemeester om de openbare orde te handhaven. Dat is in dit geval niet anders.
Hoe beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek?
16. De voorzieningenrechter verbindt aan de evenementenvergunning een gewijzigd voorschrift, ter vervanging van de geluidsvoorschriften zoals opgenomen onder 1.3.1 tot en met 1.3.5 van de evenementenvergunning (zie punt 4 van deze uitspraak). Het gewijzigde voorschrift komt als volgt te luiden:
“
1.3.1
Het is verboden in de openlucht een geluidinstallatie in werking te hebben of muziek te maken.”
17. Dit betekent niet dat de aan de Eikenboomgaard gevestigde horecaondernemers geen muziek meer in hun cafés en restaurants mogen laten horen. Als dat binnen hun normale bedrijfsvoering ook is toegestaan, dan verandert het onder punt 16 gewijzigde voorschrift daar niets aan.
18. Omdat de voorzieningenrechter een ordemaatregel treft, veroordeelt de voorzieningenrechter de burgemeester in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,– (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,– en een wegingsfactor 1). Ook moet de burgemeester het door verzoekers betaalde griffierecht vergoeden.
Beslissing
- treft de voorlopige voorziening dat de aan de evenementenvergunning verbonden voorschriften 1.3.1 tot en met 1.3.5 vervallen en worden vervangen door het volgende voorschrift:
“
1.3.1
Het is verboden in de openlucht een geluidinstallatie in werking te hebben of muziek te maken.”;
- bepaalt dat de voorlopige voorziening van kracht blijft tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van
€ 1.002,–;
- draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 170,– aan verzoekers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.L.M.M. Mulders, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: