1.6.In een brief van 17 april 2019 heeft het college aan eiser zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiser de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag op te leggen. In dit voornemen heeft het college de verdenking van plichtsverzuim geuit die eruit bestaat dat eiser heeft nagelaten geëigende maatregelen te nemen tegen een integriteitsschending door een ondergeschikte. Eiser zou collega 1 niet (direct) hebben aangesproken op het versturen van de onder 1.4. genoemde foto en evenmin zijn leidinggevende [naam 3] (hierna: de teammanager) daarvan in kennis hebben gesteld. Nadat eiser schriftelijk zijn zienswijze kenbaar heeft gemaakt heeft de besluitvorming plaatsgevonden zoals hierboven onder Procesverloop is weergegeven.
De standpunten van partijen
2. Eiser stelt allereerst dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan plichtsverzuim. Eiser zegt dat hij de onder 1.4. genoemde foto direct na ontvangst heeft verwijderd. Bij terugkomst van verlof op 4 februari 2019 was hij het ontvangen van de foto alweer vergeten. Toen eiser hoorde dat meerdere collega’s de foto van collega 1 hadden ontvangen, heeft eiser collega 1 op 7 februari 2019 aangesproken en gezegd dat het versturen van de foto niet slim en niet gewenst was. Eiser heeft geen melding bij zijn leidinggevende gedaan, omdat hij ervan uitging dat die al van het een en ander op de hoogte was. Voor zover het college verwijst naar de gemeentelijke gedragscode, stelt eiser dat hij die ten tijde van de gebeurtenissen niet kende. Nadat hij daarvan kennis heeft genomen, stelt hij verder dat niet in de code staat dat het niet melden van een geval als hier aan de orde altijd plichtsverzuim oplevert. Als al sprake is van plichtsverzuim, vindt eiser het gegeven ontslag niet evenredig. Eiser wijst erop dat hij, afgezien van wat onder 1.2. en 1.3. is weergegeven, altijd goed heeft gefunctioneerd. Ook wijst hij erop dat de onder 1.3. genoemde gebeurtenis beduidend ernstiger was dan wat hier aan de orde is, en dat toen geen ontslag is verleend. Verder wijst eiser erop dat collega 1 eervol is ontslagen en bij vertrek vijf maandsalarissen heeft meegekregen. Tot slot verzoekt eiser om schadevergoeding.
3. Het college vindt dat eiser zich weldegelijk heeft schuldig gemaakt aan plichtsverzuim en zegt dat een ambtenaar zich ook in privétijd aan plichtsverzuim schuldig kan maken. Het college wijst in dit verband op de gemeentelijke gedragscode en de uitspraken van Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 28 september 2006en 30 oktober 2014.Verder acht het college van belang dat er naar aanleiding van de onder 1.3. genoemde gebeurtenissen een cultuurveranderingstraject in gang was gezet om een einde te maken aan de toen heersende cultuur waarin onder andere tussen collega’s pornografische afbeeldingen werden gedeeld. Binnen dit traject is volgens het college nadrukkelijk aandacht uitgegaan naar de rol van de diverse leidinggevenden, waaronder eiser, en dat van hen een actieve houding wordt verwacht om direct gepaste actie te ondernemen. Het college acht eiser bekend met de gedragscode, omdat die op het intranet van de gemeente is gepubliceerd, eiser hier expliciet op is gewezen bij het overgaan van zijn functie van SSH naar de gemeente en de code ook uitgebreid onderwerp van gesprek is geweest in het kader van het cultuurveranderingstraject. Ook acht het college het gegeven strafontslag evenredig. Het college is het met eiser eens dat het hem nu verweten gedrag minder ernstig is dan het onder 1.3. genoemde gedrag, maar dat eiser sinds laatstgenoemde gebeurtenissen een duidelijk gewaarschuwd mens is die bovendien berouw heeft getoond van die gebeurtenissen ten overstaande van zijn collega’s tijdens een bijeenkomst op 19 december 2018. Wat betreft eisers vergelijking met de wijze van beëindiging van het dienstverband van collega 1, wijst het college erop dat met hem een regeling is getroffen. Eiser heeft een gelijksoortige regeling aangeboden gekregen en die om hem moverende redenen niet aangenomen. Het college is daarom niet verplicht om eisers dienstverband desondanks op eenzelfde wijze te beëindigen.
De beoordeling door de rechtbank
4. Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire maatregel aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak noodzakelijk dat op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan.