ECLI:NL:CRVB:2020:3518
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onvoorwaardelijk ontslag wegens integriteitsschendingen en plichtsverzuim van ambtenaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een ambtenaar die onvoorwaardelijk ontslagen was wegens integriteitsschendingen. De appellant, werkzaam bij de gemeente Amsterdam, had grote geldbedragen van collega’s aangenomen onder valse voorwendselen, met de belofte dat deze zouden worden belegd. Ondanks herhaaldelijke verzoeken heeft hij deze bedragen niet terugbetaald. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant tegen het ontslag ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de appellant onvoldoende openheid van zaken had gegeven over de vermeende beleggingen. De Raad oordeelde dat de gedragingen van de appellant, waaronder het onder druk zetten van collega’s en het niet terugbetalen van geld, als ernstig plichtsverzuim konden worden gekwalificeerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.