ECLI:NL:RBOBR:2021:6097

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
01/066375-21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brute verkrachting en vrijheidsberoving met verpleging van overheidswege

Op 24 november 2021 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte is beschuldigd van verkrachting en vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op 8 maart 2021 te Boxtel, waar de verdachte het slachtoffer onder valse voorwendselen naar zijn schuur lokte, haar vervolgens in haar woning overmeesterde en op brute wijze verkrachtte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze ernstige misdrijven, waarbij het slachtoffer niet alleen fysiek, maar ook psychisch zwaar is aangedaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren en gelast de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege. Daarnaast werd de vordering van het slachtoffer als benadeelde partij volledig toegewezen, tot een bedrag van € 12.494,26, waarvan € 10.000,-- als immateriële schadevergoeding. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de noodzaak van behandeling van de verdachte benadrukt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet afdoet aan de ernst van de gepleegde feiten. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering, waarbij de verklaringen van het slachtoffer en de ondersteunende bewijsmiddelen zijn meegewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.066375.21
Datum uitspraak: 24 november 2021
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren [geboortejaar] 1984,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 juni 2021, 1 september 2021 en 10 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 mei 2021.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.

Hij,

op of omstreeks 8 maart 2021 te Boxtel,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
[slachtoffer] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een (of meer) handeling(en) die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer] ,
immers heeft hij, verdachte,
- zijn, verdachtes penis, in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zijn, verdachtes penis, in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of
- zijn, verdachtes penis, in de anus van die [slachtoffer] gebracht en/of
- een video van die [slachtoffer] gemaakt waarbij die [slachtoffer] ontkleed

was en werd gesommeerd om haar benen te spreiden,

en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) telkens (onder meer) hierin dat hij,
verdachte:
- die [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar de schuur heeft gelokt

en/of

- een hand voor de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of (daarbij)

heeft gezegd: “houd je bek!” en/of

- die [slachtoffer] in de woning heeft getrokken en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “jij hebt mij kapot gemaakt, nu ga

jij eraan!” en/of “naar boven, jij gaat mee naar boven!” en/of

- die [slachtoffer] bij de kleding heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] met kracht heeft geduwd en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “jij maakt mij kapot, ik maak jou
kapot!” en/of “jij noemt mij een verkrachter, dan ga je vandaag meemaken
wat een verkrachter is” en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen om naar de zolder van de woning te gaan

door die [slachtoffer] met kracht te duwen en/of

- de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- een trui en/of een broek, in elk geval een kledingstuk in de mond en/of

rond de keel van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of

- die [slachtoffer] heeft gedwongen op een tafel en/of stoel, in elk geval
een meubelstuk te gaan zitten en/of met kracht aan de benen van die [slachtoffer]
heeft getrokken en/of op die [slachtoffer] is gaan zitten en/of
zijn, verdachtes, penis met kracht in de mond van die [slachtoffer] heeft
gebracht en/of (daarbij) met kracht het hoofd van die [slachtoffer] heeft
vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] met kracht heeft omgedraaid waarbij die [slachtoffer]
over voornoemde tafel en/of stoel werd gegooid en/of (vervolgens) zijn,
verdachtes, penis met kracht in de anus van die [slachtoffer] heeft
gebracht en/of
- (hierbij) het tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “jij hebt mij kapot

gemaakt, je gaat eraan. Nu ga je weten wat verkrachten is” en/of

- (vervolgens) zijn, verdachtes, penis (wederom) met kracht in de mond van
die [slachtoffer] heeft gebracht en/of (hierbij) heeft gezegd: “hier vies
wijf, kankerhoer” en/of “doe je mond open, doe je mond open, haal je
tanden weg!” en/of
- (vervolgens) zijn verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer]

heeft gebracht en/of

- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “dit ga jij de rest van de dag

meemaken, heel de dag en vanavond kun jij niet eens meer zitten” en/of

- die [slachtoffer] heeft gefilmd en/of (hierbij) tegen [slachtoffer] heeft

gezegd: “hier kankerwijf, dit gaat online, benen uit elkaar!”,

en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.

Hij,

op of omstreeks 8 maart 2021 te Boxtel,
opzettelijk,
[slachtoffer] ,
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft/is hij verdachte (onder meer):
- die [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar de schuur gelokt en/of
- een hand voor de mond van die [slachtoffer] gehouden en/of (daarbij)

gezegd: “houd je bek!” en/of

- die [slachtoffer] in de woning getrokken en/of
- de achterdeur van de woning afgesloten en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: “jij hebt mij kapot gemaakt, nu ga jij

eraan!” en/of “naar boven, jij gaat mee naar boven!” en/of

- een trui en/of een broek, in elk geval een kledingstuk in de mond en/of

rond de keel van die [slachtoffer] gebracht en/of

- die [slachtoffer] gedwongen om naar een of meer perso(o)n(en) berichten te

sturen om te voorkomen dat deze perso(o)n(en) langs zou(den) komen en/of

- in de directe nabijheid van die [slachtoffer] gebleven en/of
- bij de voordeur gaan staan en/of (daarbij) gezegd: “dadelijk peer jij er

tussenuit” en/of

- tegen die [slachtoffer] gezegd: “vandaag is jouw laatste dag en voor mij
ook, dan gaan we samen, ik heb niets meer” en/of “jouw laatste uren hebben
geslagen” en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] afgepakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Aan deze voorwaarden is voldaan. De rechtbank kan de zaak tegen de verdachte daarom inhoudelijk beoordelen.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen op gronden zoals verwoord in zijn schriftelijk requisitoir. Kort samengevat stelt hij dat het slachtoffer aangifte heeft gedaan en haar aangifte wordt op verschillende punten ondersteund door (objectieve) bewijsmiddelen, zoals getuigenverklaringen, telefoongegevens en het radiologisch onderzoek.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit vrijspraak wegens gebrek aan overtuigend bewijs op gronden zoals verwoord in zijn schriftelijke pleitnota. De raadsman stelt zich – kort samengevat - op het standpunt dat het scenario van aangeefster op veel belangrijke punten geen steun vindt in objectieve bewijsmiddelen en op verschillende punten zelfs lijnrecht tegenover andere bewijsmiddelen staat. Op na te noemen punten: het lokbericht, de worsteling in de tuin, de verkrachting en de periode tussen de verkrachting en de komst van de politie, stuit het scenario van aangeefster op bewijsproblemen. Dat maakt dat er reden is om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van aangeefster. Bovendien bestaan tussen de verschillende verklaringen van aangeefster discrepanties. Aangeefster had ook een duidelijk belang bij het afleggen van een valse verklaring. Zij was erop gebrand om verdachte weer in detentie te krijgen. De verdediging heeft ook een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de radioloog die een rapport heeft opgemaakt.
Op dit verzoek en de overige bewijsverweren zal hieronder nader worden ingegaan.
Het oordeel van de rechtbank. [1] , [2]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, op grond van de inhoud van de volgende bewijsmiddelen. Alle genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Verdachte heeft ter terechtzitting voornamelijk van zijn zwijgrecht gebruik gemaakt en veelvuldig verwezen naar een schriftelijk stuk van zijn hand, dat door de raadsman is voorgelezen en aan de rechtbank overhandigd. De rechtbank zal deze verklaring op de voet van artikel 341 tweede lid, in verbinding met het eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, gebruiken voor het bewijs.
Bewijsmiddelen
I. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2021 p. 14
Op 8 maart 2021 om 11.30 uur kwam er bij het Operationeel Centrum te 's-Hertogenbosch een melding binnen dat [verdachte] (hierna: verdachte), een woning gelegen aan de [adres 2] te Boxtel was binnengedrongen. Ter plaatse gekomen, deed [slachtoffer] (hierna: aangeefster), de voordeur open en zei dat verdachte was weggerend en dat hij haar verkracht had.
Schriftelijke verklaring van verdachte welke ter terechtzitting op 10 november 2021 is voorgelezen en aan de rechtbank overhandigd door zijn raadsman.
Die dag waardoor ik nu weer in een ware hel ben terecht gekomen, ging ik naar haar toe. We zijn naar boven gegaan en hebben seks gehad. Toen we seks hebben gehad, heb ik haar gefilmd en gezegd dat ik het filmpje online zou zetten. We zijn naar beneden gegaan en ze heeft toen haar moeder de politie laten bellen zonder dat ik dat wist. Toen de politie kwam, ben ik de woning uit gevlucht.
I. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 9 maart 2021 p. 21, 27 t/m 36
Aangeefster was op 8 maart 2021 omstreeks 08.30 uur aan het bellen met [getuige 2] toen zij een berichtje op haar gsm kreeg waarin stond:
volgens mij heb ik jouw kat dood gevonden, ik heb hem in jouw schuur gelegd. Aangeefster is vervolgens naar haar schuur gelopen waar zij verdachte zag staan. Aangeefster begon hard te gillen waarop verdachte haar meteen vastpakte en zijn hand voor haar mond deed en zei: “
Houd je bek”. Verdachte sleurde aangeefster naar binnen en deed meteen de achterdeur op slot.
Verdachte zei: “
Jij hebt mij kapot gemaakt, nu ga jij eraan” en “
Naar boven, jij gaat mee naar boven”. Verdachte pakte aangeefster bij haar kleren en duwde naar boven en zei: “
Jij maakt mij kapot, ik maak jou kapot” en “
Jij noemt mij een verkrachter dan ga je vandaag meemaken wat een verkrachter is”. Op de zolder aangekomen, begon verdachte aangeefster haar kleren uit te trekken en moest zij op een behandeltafel gaan zitten. Vervolgens trok verdachte haar hard aan haar benen onderuit en ging hij bovenop haar zitten met zijn knieën aan beide kanten ter hoogte van haar bovenbenen en duwde hij hardhandig zijn penis ver in haar mond. Met zijn linkerhand hield hij zijn penis vast en met zijn rechterhand het hoofd van aangeefster.
Daarna moest ze opstaan van verdachte en gooide hij haar over de stoel heen zodat ze op haar buik lag. Verdachte had toen heel hard anale seks met aangeefster. Dat deed pijn. Terwijl verdachte anale seks met haar had zei hij: “
Jij hebt mij kapot gemaakt, je gaat eraan. Nu ga je weten wat verkrachten is.” Alles wat verdachte deed was hard en deed hij om aangeefster pijn te doen en te vernederen. Toen hij zijn piemel eruit haalde en zij weer terug moest op de behandeltafel, liep de ontlasting (diarree) er ook uit. Zijn piemel zat ook vol met poep. Vervolgens stopte verdachte zijn penis weer in de mond van aangeefster en zei hij: “
Hier vies wijf, kankerhoer” en “
Doe je mond open, doe je mond open”en “
Haal je tanden weg”.
Vervolgens heeft verdachte afwisselend zijn penis in de vagina dan wel anus van aangeefster gebracht en zei hij: “
Dit ga jij de rest van de dag meemaken, heel de dag en vanavond kun jij niet eens meer zitten”. Toen pakte verdachte zijn telefoon en schreeuwde: “
Hier kankerwijf dit gaat nu online”en “
Benen uit elkaar” en begon haar te filmen gedurende een paar seconden. Daarna heeft aangeefster een handdoek gepakt, deze nat gemaakt en zichzelf zo goed mogelijk schoongemaakt en aangekleed.
Toen [persoon 2] , een vriendin van aangeefster, omstreeks 09.00 uur aanbelde, heeft verdachte zijn trui of broek in haar mond en rond aangeefster haar keel gedaan om te voorkomen dat zij zou gaan gillen. Nadat ze beneden waren gekomen, is verdachte niet uit de buurt van aangeefster geweest en moest aangeefster van verdachte [persoon 2] een berichtje sturen dat ze zich had vergist in de afspraak. Ook moest aangeefster een berichtje naar haar moeder sturen met de mededeling dat haar dochter nog niet terug naar huis kon komen. En verdachte pakte daarna de telefoon weer terug.
Om te voorkomen dat aangeefster de woning kon verlaten, ging verdachte voor de voordeur staan en zei hij: “
Dadelijk peer jij er tussenuit”. Verdachte zei tegen aangeefster: “
Vandaag is jouw laatste dag en voor mij ook, dan gaan we samen, ik heb niets meer” en “
Jouw laatste uren zijn geslagen”.
Vervolgens zag aangeefster een kans om haar moeder een e-mail te sturen met de tekst “bel de politie”. Haar moeder belde tien minuten later, ze moest van [verdachte] normaal praten tegen haar. Haar moeder zei "
[slachtoffer] ik krijg een melding dat ik de politie moet bellen." Daarop zei aangeefster "
Ja dat klopt." Toen vroeg haar moeder wat er aan de hand was en of ze wel echt moest bellen. Hierop antwoorde aangeefster "
Ik moet eerst naar de linnenkamer, maar ik kan nog niet weg." Aangeefster zei dit in de hoop dat haar moeder zou snappen dat er iets aan de hand was. Haar moeder heeft toen meteen 112 gebeld
.
Verdachte heeft op het moment dat zij de computer moest aanzetten cocaïne gesnoven op het aanrecht.
I. Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 9 maart 2021 p. 173, 174
De buurvrouw, [getuige 1] bevond zich op 8 maart 2021 tussen 08.00 uur en 08.45 uur in haar tuin. Ze hoorde de deur van aangeefster opengaan, ze hoorde aangeefster praten en vervolgens hoorde ze aangeefster heel erg gillen. Daarna ging de deur dicht en op slot.
I. Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 9 maart 2021 p. 158, 159
Op 8 maart 2021 omstreeks 08.45 uur had ik aangeefster aan de telefoon. Opeens onderbrak ze het gesprek en zei ze dat ze een sms kreeg waarin stond:
Volgens mij is jouw kat dood. Ik heb hem in de schuur gelegd.Ze opende haar achterdeur, ze praatte en ineens was het helemaal stil. Ik had ingebeld met aangeefster om 08.41 uur en na vier minuten en veertien seconden viel het gesprek stil.
I. Proces-verbaal van bevindingen [getuige 2] d.d. 8 november 2021 bij de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris houdt mij voor dat ik bij de politie een specifiek getal heb genoemd. Toen ik de verklaring aan de politie aflegde, keek ik terug in de belgeschiedenis van mijn telefoon. Toen zag ik hoe lang het gesprek had geduurd.
I. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2021 p. 220, 221
Op 29 juni 2020 werd onderzoek verricht naar de gsm die onder verdachte is aangetroffen.
Op die gsm werd een afbeelding van videobestand aangetroffen met bestandsnaam is [bestandsnaam] gemaakt op 8 maart 2021 om 07:55 uur UTC+0.
Bij het bekijken van dat videobestand zie ik een (deels) naakte vrouw. Ik zie haar
ontblote borsten. Ik zie dat de opname wordt gestart terwijl filmer zijn
hand voor de lens heeft. Het fragment duurt ca. twee seconden.
I. Een geschrift p. 108 betreffende een uitdraai van WhatsApp gesprekken tussen aangeefster en haar vriendin [persoon 2]
From
To
Direction
Body
time
[mobielnummer 1] @s.whatsapp net [persoon 2]
[mobielnummer 2] @s whatsapp.net [slachtoffer]
incoming
Ha lieverd, is jouw achterdeur toevallig open? Niet dat ik als een inbreker lijk Krijg het een beetje
koud buiten
8-3-2021 09:16:20
UTC+1
[mobielnummer 1] @s.whatsapp net [persoon 2]
[mobielnummer 2] @s whatsapp.net [slachtoffer]
incoming
Ik had je even gebeld, want ik zie nu jouw auto staan, maar jij bent spoorloos. Begin meteen te
twijfelen of het wel klopt dat we vandaag hadden
afgesproken
8-3-2021 09:24:48
UTC+1
[mobielnummer 2] @s.whatsapp.net [slachtoffer]
[mobielnummer 1] @s.whatsapp net [persoon 2]
outgoing
Oh ik dacht volgende week!
shit
8-3-2021 09:27:43
UTC+1
I. Een geschrift betreffende een uitdraai van Whatsappgesprekken tussen aangeefster en haar moeder p. 109
From
To
Direction
Body
time
[mobielnummer 2] @s.whatsapp.net [slachtoffer]
[mobielnummer 3] @s.whatsapp.net Mama
outgoing
Ik ben bijna klaar, maar dan moet ik nog even naar
[naam] om mijn uniform op te halen dus dan ben ik
niet thuis als [persoon 3] hierheen loopt. Is dat goed?
8-3-2021 10:41:33
UTC+1
[mobielnummer 3] @s.whatsapp.net Mama
[mobielnummer 2] @s.whatsapp.net [slachtoffer]
incoming
Geef maar een seintje als je weer terug bent
8-3-2021 10:42:30
UTC+1
[mobielnummer 2] @s.whatsapp.net [slachtoffer]
[mobielnummer 3] @s.whatsapp.net Mama
Outgoing
ja
8-3-2021 10:42:34
UTC+1
I. Een geschrift betreffende een mailbericht van aangeefster aan haar moeder p. 171
In de e-mails bevond zich een e-mail welke op 8 maart 2021 om 11.12 uur van [e-mail 1] naar [e-mail 2] werd
gestuurd waarin werd geschreven "
bel politie".
I. Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 9 maart 2021 p. 167
De moeder van aangeefster heeft verklaard dat zij een raar mailtje kreeg met de tekst “bel de politie”. Ze heeft toen aangeefster gebeld en twee keer gevraagd of zij de politie moest bellen. Ze hoorde toen dat aangeefster een onnozele zin zei die begon met “ja”. Daarop heeft ze meteen 112 gebeld.
II. Maastrichts UMC Forensisch radiologisch onderzoek d.d. 12 april 2021 p. 93 t/m 97Op woensdag 10 maart 2021 werd door de politie een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een melding van verkrachting te Boxtel. Er werd forensisch medische onderzoek uitgevoerd aan het slachtoffer. Er is een MRI vervaardigd van de onderbuik van circa 10 cm hoofdwaarts en 10 cm voetwaarts van de liezen. Inde onderhuidse wekedelen van de bekkenbodem, links van de vulva (schaamspleet) en vagina (schede) wordt een verhoogde signaalintensiteit gezien op de T2 gewogen MRI opname. Dit berust op een toegenomen watergehalte veroorzaakt door een induratie (zwelling) van de wekedelen.
Er is een onderhuidse wekedelen induratie (zwelling) aanwezig links van de vulva (schaamspleet) en vagina (schede).
De beschreven afwijkingen kunnen verklaard worden door stomp botsende geweldsinwerking. Om deze letsels te kunnen verklaren moet er lokaal een heftige geweldsinwerking hebben plaatsgevonden. Deze krachtsinwerking is veel heftiger geweest dan gebruikelijk is bij de normale omgang tussen personen.
II. Proces-verbaal forensisch onderzoek woning d.d. 15 mei 2021 p. 11 t/m 18
In de woning van aangeefster is op het aanrechtblad wit poeder in lijnvormen aangetroffen. Middels een voorlopige narcotica test is het witte poeder getest, de test reageerde positief op de mogelijke aanwezigheid van cocaïne.
In de wasmachine is een hoeslaken en een handdoek aangetroffen. De verbalisanten zagen in het gevouwen hoeslaken een zwarte handdoek en een gastendoekje. Zowel het zwarte
gastendoekje als de handdoek voelden vochtig aan. Tevens zagen de verbalisanten op het gastendoekje vermoedelijk ontlasting zat. Na het weghalen van de handdoek en het gastendoekje zagen zij dat het hoeslaken voor een gedeelte vochtig was. Tevens zagen zij dat er op het hoeslaken vermoedelijk ontlasting zat.
Bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 1.
Zedenzaken worden vaak gekenmerkt door het gegeven dat naast de verklaring van het slachtoffer en de (deels) ontkennende verklaring van de verdachte weinig of geen steunbewijs voorhanden is, omdat bij de tenlastegelegde handelingen vaak alleen de verdachte en het slachtoffer aanwezig zijn geweest. Naast de door één getuige/slachtoffer afgelegde verklaring over de gang van zaken dient te worden bezien in hoeverre daarvoor steun kan worden gevonden in andere bewijsmiddelen. Het is
nietvereist dat voor de aangifte op het punt van de “kern” van het tenlastegelegde - hier de specifieke ontuchtige handelingen én de dwang - steun is te vinden in het overige bewijsmateriaal. Het op bepaalde punten bevestigd zien van de verklaring van de getuige/slachtoffer in andere bewijsmiddelen kan eveneens voldoende zijn, mits afkomstig van een andere bron en er geen te ver verwijderd verband bestaat tussen de getuigenverklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal.
De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is omdat de verklaring van aangeefster steeds onvoldoende wordt ondersteund.
De rechtbank overweegt hierover als volgt, ingaand op de specifieke door de raadsman opgeworpen punten.
Het standpunt van de verdediging dat het ontbreken van letsel bij de anus van aangeefster maakt dat het niet zo zijn dat verdachte aangeefster anaal heeft verkracht, is naar het oordeel van de rechtbank onjuist. Het is een feit van algemene bekendheid dat achteraf niet altijd bewijs wordt aangetroffen voor alles wat heeft plaatsgevonden. Het ontbreken van letsel of ander bewijs, maakt dus niet dat iets níet heeft plaatsgevonden of daarvoor een contra-indicatie vormt.
Verder is het feit dat getuige [getuige 1] naast de gil niets heeft gehoord, eveneens niet ontlastend voor verdachte.
De getuige geeft aan dat zij alleen een gil heeft gehoord, terwijl aangeefster verklaart dat verdachte toen ook iets heeft gezegd. Het is zeer wel mogelijk dat de gil deze uitlating van verdachte heeft overstemd. Er kunnen voorts diverse redenen zijn waarom getuige [getuige 1] na de gil niets meer heeft gehoord of heeft kunnen horen. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk of zij de hele tijd thuis is geweest. In dit verband is van belang dat ze bij de rechter-commissaris verklaard heeft dat ze de hond is gaan uitlaten. Ook is niet duidelijk hoe hard de geluiden zijn geweest en of deze geluiden überhaupt hoorbaar zijn geweest voor de buren.
Ook voor het ontbreken van telefoongegevens, zoals het ‘lokbericht’ of het telefoongesprek met [getuige 2] kunnen diverse verklaringen zijn, bijvoorbeeld het wissen van deze gegevens. Uit de aangifte en de schriftelijke verklaring van verdachte blijkt immers dat verdachte bezig is geweest met de telefoon van aangeefster. Dat een gesprek of bericht niet kan worden teruggevonden betekent dus niet dat dit gesprek niet heeft plaatsgevonden of een bericht niet is verstuurd, dit geldt te meer nu niet gebleken is dat de politie een dermate diepgravend onderzoek naar de telefoons heeft gedaan dat ook gewiste gegevens, indien al mogelijk, nog zijn teruggehaald.
De rechtbank dient te beoordelen of hetgeen door aangeefster is verklaard in voldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, niet of alle onderdelen van haar verklaring worden ondersteund.
De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat het ontbreken van bewijs op sommige punten betekent dat de verklaring van aangeefster (in het geheel) niet als waar kan worden aangenomen en dat er dus onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het tenlastegelegde is.
Ten eerste ondersteund de verklaring van verdachte zelf de verklaring van aangeefster; hij heeft bevestigd dat hij bij aangeefster was die dag, dat er sprake was van seks, dat hij vervolgens een filmpje van haar heeft gemaakt en heeft gedreigd om dat filmpje te verspreiden. Toen de politie arriveerde is verdachte volgens eigen zeggen gevlucht.
Verder staat vast dat aangeefster inwendig letsel heeft opgelopen, in de vorm van zwellingen in de onderhuidse wekedelen links van de vulva en de vagina. Dit letsel kan volgens de deskundige verklaard worden door heftige geweldsinwerking, heftiger dan gebruikelijk is bij de normale omgang tussen personen. Ook is door de verbalisanten een vochtig handdoekje aangetroffen, waarvan aangeefster heeft verklaard dat zij dit gebruikt heeft om zichzelf schoon te maken. Op dit handdoekje is een substantie te zien die de verbalisanten omschrijven als ontlasting en dit is ook aangetroffen op het hoeslaken [de rechtbank begrijpt, het hoeslaken van de behandeltafel]. Aangeefster heeft verklaard dat zij door de anale penetratie haar ontlasting heeft laten lopen terwijl zij op de behandeltafel zat.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande steunbewijs oplevert voor de kern van de verklaring van aangeefster, dat zij op ruwe wijze vaginaal en anaal is verkracht. Daarbij komt dat de verklaring van aangeefster ook op andere punten wordt bevestigd door overig bewijsmateriaal.
De verklaring van aangeefster wordt voorts ondersteund door getuige [getuige 2] , hij heeft bevestigd dat aangeefster het bericht kreeg dat haar kat dood in de schuur zou liggen en dat het gesprek tussen hem en aangeefster (om 08.41 uur) abrupt werd onderbroken toen zij de schuurdeur opende. De buurvrouw heeft rond dit tijdstip gehoord dat aangeefster gilde en dat de deur vervolgens dicht en op slot werd gedaan. Er is een e-mail aangetroffen die is verstuurd aan de moeder van aangeefster om 11.12 uur met de tekst “bel de politie”. Haar moeder heeft verklaard dat zij door de vreemde antwoorden die aangeefster gaf in het telefoongesprek na ontvangst van de e-mail, wist dat zij de politie moest bellen en dit heeft zij vervolgens gedaan. Ook is er wit poeder aangetroffen op het aanrechtblad van aangeefster en middels een indicatieve test is de aanwezigheid van cocaïne in dat witte poeder aangetoond.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verklaring van aangeefster op meerdere punten wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Voor zover de verdediging de deskundigheid van de radioloog prof. dr. [persoon 4] in twijfel trekt, omdat uit zijn cv niet blijkt dat hij specifieke ervaring of deskundigheid op het gebied van zedenzaken of seksuele omgang tussen personen heeft, verwerpt de rechtbank dit verweer. Uit het feit dat prof. Dr. [persoon 4] radioloog is, met als aandachtsgebied forensische radiologie, blijkt zijn deskundigheid ten aanzien van de in het rapport beantwoorde vragen voldoende. Ook acht de rechtbank het stellen van vragen over de conclusies of vragen over de kennis van de radioloog op het gebied van seksuele omgang niet noodzakelijk. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van de professor en zijn conclusies zijn duidelijk. Het voorwaardelijke verzoek van de verdediging zal daarom worden afgewezen.
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, dat er sprake is geweest van vrijwillige (ruige) seks waarna aangeefster heeft besloten aangifte te doen zodat verdachte weer in detentie zou komen, acht de rechtbank volstrekt niet aannemelijk. Ten eerste is de rechtbank van oordeel dat het WhatsApp-gesprek tussen aangeefster en de zus van verdachte ( [persoon 5] ) een contra-indicatie vormt voor dit scenario. In dit gesprek geeft aangeefster duidelijk aan niet mee te willen werken aan een gesprek met de ouders van verdachte met het doel om verdachte terug in de gevangenis dan wel de kliniek te krijgen. In dit gesprek geeft aangeefster juist aan dat zij alles los wil laten en verder wil met haar leven [pagina 132 en 133 van dossier I]. Uit het gesprek blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat zij ‘wraak’ wil nemen, ondanks haar gevoelens van boosheid en haat richting verdachte.
Ten tweede is de rechtbank van oordeel dat de schriftelijke verklaring van verdachte (op veel punten) het aangetroffen steunbewijs niet kan ontkrachten. Zijn schrijven geeft geen verklaring over hoe hij en aangeefster in contact zijn gekomen nadat zij zijn telefoonnummer heeft geblokkeerd [pagina 100 van dossier I]. Hij geeft geen verklaring waarom aangeefster heeft gegild. Ook geeft het schrijven van verdachte geen houdbare verklaring voor het hebben van vrijwillige ruige seks binnen 10 minuten nadat zij elkaar hebben ontmoet die dag, terwijl de relatie was beëindigd en aangeefster geen contact meer met hem wilde hebben en verdachte schrijft dat hij ging om te praten. Vaststaat namelijk dat het gesprek tussen getuige [getuige 2] en aangeefster rond 08.45 uur beëindigd werd. Het filmpje dat verdachte van aangeefster heeft gemaakt nadat zij seks hebben gehad, is gemaakt om 08.55 uur Nederlandse tijd (07.55 uur UTC +0 is 08.55 uur UTC+1, de Nederlandse wintertijd). In het scenario van verdachte zouden zij dus binnen een tijdsbestek van tien minuten van een situatie waarin aangeefster hem niet wilde spreken, zijn gegaan naar het hebben van seks op vrijwillige basis en die seks zou op dusdanig ruige wijze hebben plaatsgevonden dat aangeefster hierdoor haar ontlasting heeft laten lopen en zij letsel heeft opgelopen. Dit acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat ook gelet op het hiervoor aangehaalde steunbewijs voor de verklaring van aangeefster, er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster.
De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de verdediging en acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en dat er sprake is van ruim voldoende steunbewijs. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft verkracht, zoals onder de bewezenverklaring is gespecificeerd.
Bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 2.
Verdachte heeft aangeefster naar zijn schuur gelokt, overmeesterd en haar woning ingeduwd. Vervolgens heeft verdachte aangeefster in haar woning op brute wijze verkracht, waarna hij dicht bij haar in de buurt is gebleven. Verder heeft hij haar telefoon afgepakt en heeft hij diverse bedreigingen geuit. Aangeefster was door het handelen van verdachte bang voor hem en zij voelde zich niet vrij om haar woning te verlaten of om de hulp in te schakelen van anderen. Zij heeft enkel de mogelijkheid gezien om in een kort moment van onoplettendheid van verdachte een e-mail naar haar moeder te sturen en van deze mogelijkheid heeft zij gebruik gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is onder deze omstandigheden sprake van vrijheidsberoving, zoals hierna bewezen is verklaard.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 8 maart 2021 te Boxtel, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte,
- zijn, verdachtes penis, in de mond van die [slachtoffer] gebracht en
- zijn, verdachtes penis, in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en
- zijn, verdachtes penis, in de anus van die [slachtoffer] gebracht en
- een video van die [slachtoffer] gemaakt waarbij die [slachtoffer] ontkleed was en werd
gesommeerd om haar benen te spreiden,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en/of de bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden telkens (onder meer) hierin dat hij, verdachte:
- die [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar de schuur heeft gelokt en
- een hand voor de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en (daarbij) heeft gezegd:
“houd je bek!” en
- die [slachtoffer] in de woning heeft getrokken en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “jij hebt mij kapot gemaakt, nu ga jij eraan!” en
“naar boven, jij gaat mee naar boven!” en
- die [slachtoffer] bij de kleding heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer] heeft geduwd en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “jij maakt mij kapot, ik maak jou kapot!” en “jij
noemt mij een verkrachter, dan ga je vandaag meemaken wat een verkrachter is” en
- die [slachtoffer] heeft gedwongen om naar de zolder van de woning te gaan door die [slachtoffer]
te duwen en
- de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en
- een kledingstuk in de mond en/of rond de keel van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- die [slachtoffer] heeft gedwongen op een tafel en/of stoel te gaan zitten en met kracht aan
de benen van die [slachtoffer] heeft getrokken en op die [slachtoffer] is gaan zitten en
zijn, verdachtes, penis met kracht in de mond van die [slachtoffer] heeft gebracht
en (daarbij) met kracht het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en
- die [slachtoffer] met kracht heeft omgedraaid waarbij die [slachtoffer] over voornoemde
stoel werd gegooid en (vervolgens) zijn, verdachtes, penis met kracht in de anus van die
[slachtoffer] heeft gebracht en
- (hierbij) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “jij hebt mij kapot gemaakt, je gaat
eraan. Nu ga je weten wat verkrachten is” en
- (vervolgens) zijn, verdachtes, penis (wederom) met kracht in de mond van die [slachtoffer]
heeft gebracht en/of (hierbij) heeft gezegd: “hier vies wijf, kankerhoer” en “doe je mond
open, doe je mond open, haal je tanden weg!” en
- (vervolgens) zijn verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “dit ga jij de rest van de dag meemaken, heel de dag
en vanavond kun jij niet eens meer zitten” en
- die [slachtoffer] heeft gefilmd en/of (hierbij) tegen [slachtoffer] heeft gezegd: “hier
kankerwijf, dit gaat online, benen uit elkaar!”,
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
op 8 maart 2021 te Boxtel, opzettelijk, [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft/is hij verdachte (onder meer):
- die [slachtoffer] onder valse voorwendselen naar de schuur gelokt en
- een hand voor de mond van die [slachtoffer] gehouden en (daarbij) gezegd: “houd je
bek!” en
- die [slachtoffer] in de woning getrokken en
- de achterdeur van de woning afgesloten en
- tegen die [slachtoffer] gezegd: “jij hebt mij kapot gemaakt, nu ga jij eraan!” en “naar
boven, jij gaat mee naar boven!” en
- een kledingstuk in de mond en/of rond de keel van die [slachtoffer] gebracht en
- die [slachtoffer] gedwongen om naar personen berichten te sturen om te voorkomen dat
deze personen langs zouden komen en
- in de directe nabijheid van die [slachtoffer] gebleven en
- bij de voordeur gaan staan en (daarbij) gezegd: “dadelijk peer jij er tussenuit” en
- tegen die [slachtoffer] gezegd: “vandaag is jouw laatste dag en voor mij ook, dan gaan
we samen, ik heb niets meer” en “jouw laatste uren zijn geslagen” en
- de telefoon van die [slachtoffer] afgepakt.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een
  • gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
  • terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman verzoekt de rechtbank er rekening mee te houden dat verdachte:
  • inmiddels 248 dagen in voorlopige hechtenis verblijft;
  • door zijn voorlopige hechtenis geen afscheid kan nemen van zijn terminaal zieke zwager;
  • verminderd toerekeningsvatbaar is.
Verdachte zou gebaat zijn bij trainingen in het kader van emotieregulatie en zelfstandigheid. Een intramurale setting is daartoe niet aangewezen aangezien het zwaartepunt moet liggen op het inslijten van gewenste gedragspatronen. Tegen deze achtergrond is terbeschikkingstelling met voorwaarden aangewezen. Mocht de rechtbank daartoe besluiten dan dient hiervoor alsnog een maatregelenrapport te worden opgemaakt. In dat kader dient de zaak te worden aangehouden.
Verder merkt de raadsman op dat een lange gevangenisstraf zich niet laat rijmen met de oplegging van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege en hij verzoekt daarom om de duur daarvan te beperken.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige misdrijven.
Het slachtoffer had de relatie tussen haar en verdachte beëindigd. Verdachte lokte het slachtoffer op 8 maart 2021 onder valse voorwendselen de tuin in, snoerde haar de mond en sleurde haar vervolgens de woning in naar de zolder en heeft haar daar op brute en zeer vernederende wijze verkracht. Aangeefster heeft onder meer verklaard dat hetgeen verdachte heeft gedaan het vieste is dat ze ooit heeft meegemaakt. De daarop volgende uren bleef verdachte continu op zeer korte afstand van het slachtoffer en verhinderde hij haar om haar huis te verlaten. Het slachtoffer heeft uiteindelijk door een list hulp in kunnen schakelen.
Een verkrachting betekent per definitie een ernstige, grove aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. In zijn algemeenheid is verkrachting een schokkende, ingrijpende en beangstigende gebeurtenis die vaak langdurig fysieke, psychische en/of emotionele gevolgen heeft voor het slachtoffer. Uit het verzoek tot schadevergoeding volgt dat bij het slachtoffer sprake is van een posttraumatische stress-stoornis waarvoor zij inmiddels EMDR-therapie volgt.
[persoon 6] , psychiater en [persoon 7] , psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum hebben in hun rapport van 8 september 2021 het volgende – kort samengevat - geconcludeerd en geadviseerd:
Er kan bij betrokkene worden gesproken van een gebrekkige ontwikkeling met een totaal functioneren op licht verstandelijk beperkt tot zwakbegaafd niveau, in de DSM 5 omschreven als een verstandelijke ontwikkelingsstoornis, licht van ernst. Daarnaast worden er in het volwassen leven van betrokkene antisociale en narcistische persoonlijkheidskenmerken gezien. Ook is er sprake van een stoornis in het gebruik van cocaïne, in remissie, in een gereguleerde omgeving.
Bij betrokkene is er sprake van forse psychopathologie die er toe leidt dat hij zelfstandig beperkt functioneert en hij afhankelijk is van externe structuur, aansturing eninitiatieven. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde betrokkene in verminderde mate toe te rekenen.
Betrokkene heeft geen inzicht in zijn stoornis, in het risico van gewelddadig gedrag en de noodzaak van behandeling. De respons op behandeling of toezicht is beperkt. Op basis van de HCR-20-v3 is er sprake van een hoge kans op gewelddadig recidive.
Op basis van de Static-99R is de kans op recidive matig-hoog. Op basis van de Stable-2007 is de kans op recidive hoog. Wanneer de Static-99R en de Stable-2007 worden gecombineerd, dan is er sprake van een hoog recidiverisico, ongeacht of het zedendelict uit 2018 wel of niet bewezen wordt geacht.
Behandeling wordt geadviseerd. Een behandeling gericht op inzicht zal weinig vruchten afwerpen. Betrokkene zal intramuraal maar beperkt leren. Het zal vooral gaan om inslijten van (gewenste) gedragspatronen. Daar zal hij voldoende structuur hebben en kan hij zich aanpassen. Structuur doet hem namelijk beter functioneren. Gezien de problematiek zal betrokkene langdurige ondersteuning moeten blijven krijgen. De insteek zal op LVB-niveau moeten zijn, waarbij er toegewerkt zal worden naar een beschermde woonvorm.
Betrokkene heeft nauwelijks tot geen probleembesef en de verwachting is dat de responsiviteit voor behandeling (aanvankelijk) slecht zal zijn. Dit maakt dat een behandeling als voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, mede door betrokkenes voorgeschiedenis, naar alle waarschijnlijkheid niet zal lukken. Mede gezien de klinische recidiveoverwegingen, ook mogelijk op de korte termijn, is een (zeer) hoog beveiligingsniveau noodzakelijk.Aangezien de inschatting is dat behandeling onder voorwaarde niet mogelijk blijkt (vanwege onder andere een gebrek aan probleembesef), adviseren de deskundigen de behandeling vorm te geven binnen een tbs met verpleging van overheidswege.
De rechtbank acht het rapport zorgvuldig tot stand gekomen en dat de conclusies voldoende onderbouwd en neemt daarom bovenstaande conclusies en adviezen over. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het rapport en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de deskundigen ook voldoende hebben onderzocht of terbeschikkingstelling met voorwaarden tot de mogelijkheden behoort. De deskundigen raden dit uitdrukkelijk af, en ook de rechtbank meent dat daarmee niet kan worden volstaan. Dit maakt dat de rechtbank het verzoek van de raadsman om schorsing van het onderzoek ter zake het laten opmaken van een maatregelenrapport afwijst.
Met de psycholoog en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt verder dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. De hierna te kwalificeren feiten 1 en 2 betreffen misdrijven waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Verder merkt de rechtbank op dat het misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege verpleegd wordt.
De rechtbank is van oordeel dat, naast de maatregel van terbeschikkingstelling, aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar moet worden opgelegd. In verband met een juiste normhandhaving kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
Verdachte heeft twee zeer ernstige misdrijven heeft begaan die het opleggen van een gevangenisstraf rechtvaardigen en vereisen. De strafbare feiten hebben grote gevolgen gehad voor het slachtoffer. Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Daarbij komt dat verdachte zijn gedragingen heeft ontkend of ten minste heeft gebagatelliseerd. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te beslissen.
De rechtbank zal echter een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en zij het van belang acht dat verdachte eerder dan bij de door de officier van justitie gedane eis met zijn behandeling kan beginnen en deze straf meer recht doet aan het feit dat de feiten verdachte in verminderde mate toe te rekenen zijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de vordering van benadeelde partij
[slachtoffer] toe te wijzen ten aanzien van:
- de reiskosten;
- de medische kosten;
- de herstelkosten telefoon;
- de kosten stoel;
- de gordijnrails;
- de kosten vervanging sloten en schuurdeur;
- de tandartskosten;
- de immateriële schadevergoeding à € 12.500,-- met daarbij toepassing van artikel 36f Wetboek van Strafrecht, vermeerderd met de wettelijke rente.
De officier van justitie verzoekt de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de kleding, de bench en de salontafel, aangezien hiervan niet eenvoudig is vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman bepleit primair niet-ontvankelijkverklaring gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair verzoekt de raadsman om niet-ontvankelijkverklaring omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Meer subsidiair verzoekt de raadsman om niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van de:
  • medische kosten;
  • herstelkosten telefoon;
  • kosten van de stoel;
  • vervanging van sloten en schuurdeur;
  • salontafel;
  • gordijnrails;
  • tandartskosten.
Van voornoemde posten is niet eenvoudig vast te stellen of en in hoeverre deze kosten zijn gemaakt in directe relatie tot het bewezen verklaarde feit en of deze schade rechtstreeks door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht.
De raadsman verzoekt na te noemen posten af te wijzen:
  • de reiskosten;
  • de kleding;
  • de vernielde bench (dan wel niet-ontvankelijk verklaren).
De raadsman acht de hoogte van de vordering ter zake de gevorderde immateriële schade onvoldoende onderbouwd en hij verzoekt de rechtbank om de vordering te matigen en bij het bepalen van de immateriële schadevergoeding aansluiting te zoeken bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden in de vorm van psychisch letsel. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van [slachtoffer] en haar daarmee in haar persoon aangetast. De immateriële schade is daarom naar het oordeel van de rechtbank toewijsbaar. Met betrekking tot het bepalen van de hoogte zoekt de rechtbank aansluiting bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, zoals bepaald in letselcategorie 4. Dat ziet op een zedenmisdrijf met seksueel binnendringen gepaard gaand met ernstig geweld en/of gedurende een langere periode. De rechtbank zal het gevorderde bedrag matigen en acht toewijsbaar een bedrag van € 10.000,--.
De rechtbank zal de vordering voor zover deze ziet op de gemaakte reis- en parkeerkosten toewijzen tot een bedrag van € 89,54 (de reiskosten naar PsyQ) en het overige afwijzen. De reis- en parkeerkosten naar de advocaat, politie, JBZ, Veilig Thuis en Gharleni zijn geen rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit (volgt uit ECLI:NL:HR:2003:AF0690 en ECLI:NL:HR:2018:2338). Ook komen deze reis- en parkeerkosten niet voor vergoeding in aanmerking in de vorm van proceskosten. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een redelijke wetsuitleg van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering met zich brengt dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures (o.a. ECLI:NL:HR:2019:793). In civiele procedures wordt de maatstaf voor de toekenning van proceskosten ontleend aan de artikelen 237 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv). De civiele proceskostenregeling bevat een (in beginsel) limitatieve en exclusieve regeling voor de proceskostenvergoeding (ECLI:NL:HR:2015:1600). Op grond van artikel 238, eerste en tweede lid, en artikel 239 Rv, in onderlinge samenhang bezien, komen alleen voor vergoeding in aanmerking reis-, verlet en verblijfkosten voor het bijwonen van de zitting van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding indien in persoon mag worden geprocedeerd en ook daadwerkelijk in persoon is geprocedeerd. Voor andere reis-, verblijfs- of verletkosten (zoals reiskosten naar de advocaat en politie) kent de proceskostenregeling geen vergoeding.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering aan materiële schadevergoeding, te weten de
  • medische kosten € 20,02;
  • herstelkosten telefoon € 280,00;
  • kosten stoel € 1.040,82;
  • vervanging sloten en schuurdeur € 913,55;
  • salontafel € 119,40;
  • gordijnrails € 31,29.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de volgende onderdelen van de vordering, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade en/of de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering, mede gelet op de betwisting, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, te weten de
  • kleding;
  • bench;
  • tandartskosten.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Conclusie
De rechtbank zal gezien het voorgaande de vordering tot een bedrag van in totaal
€ 12.494,26 toewijzen (immaterieel en materieel) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het deel van de vordering dat ziet op de overige reis- en parkeerkosten zal de rechtbank afwijzen.
De rechtbank zal de benadeelde voor de overige posten en het niet toegewezen deel van de immateriële vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2021 tot de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
24c, 36f, 37a, 37b, 57, 63, 242 en 282 Wetboek van Strafrecht
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1
verkrachting
ten aanzien van feit 2
opzettelijk iemand van de vrijheid beroofd houden.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt ten aanzien van feit 1 en 2 op de volgende straf en maatregelen:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
terbeschikkingstellingmet
verpleging van overheidswege.
schadevergoedingsmaatregel:
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 12.494,26, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast van maximaal 149 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de daarvoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële en materiële schade. De schade te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2021 tot aan dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 12.494,26, bestaande uit € 10.000,00 aan immateriële schade en uit reiskosten € 89,54, medische kosten € 20,02, herstelkosten telefoon € 280,00, kosten stoel
€ 1.040,82, vervanging sloten en schuurdeur € 913,55, salontafel € 119,40 en de gordijnrails € 31,29 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank wijst de vordering voor zover deze ziet op de overige parkeer- en reiskosten af en bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. M. Langstraat en mr. W.B. Kok, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 24 november 2021.
Mr. W.B. Kok is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.

Voetnoten

1.I. Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal,
2.II. Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal,