12.3.Gelet op wat hiervoor onder 12.1. en 12.2. is overwogen, heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de rekenprijs van € 60 per m² voor 105.680 m² grond niet te hoog is. Dit betekent dat hij evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat de bij de uitspraak vastgestelde waarde van de onroerende zaak niet te hoog is.
13. Eiseres is er op haar beurt ook niet in geslaagd de door haar voorgestane waarde van de onroerende zaak te onderbouwen. Bij dit oordeel neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. De door eiseres in het geding gebrachte verkoopprijzen per m² grond van vergelijkingsobjecten, waarvan er twee onder 10.3. zijn opgenomen, zijn niet rond de waardepeildatum bedongen. De tijdsduur tussen de waardepeildatum en de verkoopdata varieert van 15 maanden tot (meer dan) tweeëneenhalf jaar. Eiseres heeft niet inzichtelijk en controleerbaar gemaakt dat, en zo ja, hoe, zij rekening heeft gehouden met de waardeontwikkeling in de periode tussen de waardepeildatum en de verkoopdata. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat zij bij de bepaling van de door haar verdedigde deelwaarde van de grond rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak, bijvoorbeeld wat betreft het aantal m² grond, het gebruik en de bestemming van de grond en de ligging van de grond.
14. Aangezien geen van beide partijen in het van haar verlangde bewijs is geslaagd bepaalt de rechtbank de waarde van de onroerende zaak, alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, schattenderwijs op € 8.500.000. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, de bestreden uitspraak vernietigen, de bij beschikking vastgestelde waarde verminderen tot € 8.500.000, de OZB-aanslagen dienovereenkomstig verminderen en bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak.
Proceskosten en griffierecht
15. Vastgesteld wordt dat verweerder bij de bestreden uitspraak de proceskosten in bezwaar aan eiseres heeft vergoed. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de bij beschikking vastgestelde waarde van de onroerende zaak [adres] tot € 8.500.000;
- vermindert de OZB-aanslagen dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050;
- draagt verweerder op om het betaalde griffierecht van € 354 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F.E. van Olden-Smit, voorzitter, en mr. A.F. Vink en mr. G.J. van Leijenhorst, leden, in aanwezigheid van mr. P.M. de Kruif, griffier.
De uitspraak is in het openbaar geschied op 27 november 2020.
Afschrift verzonden aan partijen op: