In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 31 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslag toeristenbelasting die aan eiseres, een exploitant van een hotel-café-restaurant, was opgelegd voor het belastingjaar 2017. De heffingsambtenaar van de gemeente Gemert-Bakel had op 30 september 2018 een aanslag toeristenbelasting van € 1.393,75 opgelegd, welke na bezwaar op 9 februari 2019 werd gehandhaafd. Eiseres stelde dat de aanslag in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat andere belastingplichtigen niet of voor een lager bedrag waren aangeslagen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanslag en de bestreden uitspraak bevoegd zijn opgelegd en gedaan. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat er sprake was van gelijke gevallen die ongelijk behandeld zijn. De rechtbank oordeelde dat de toeristenbelasting en forensenbelasting verschillende grondslagen hebben in de Gemeentewet en dat de situaties niet vergelijkbaar zijn. Eiseres had voorbeelden genoemd van andere belastingplichtigen, maar deze waren niet voldoende onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende had aangetoond dat alle belastingplichtigen die toeristenbelasting verschuldigd zijn, ook daadwerkelijk in de belastingheffing worden betrokken.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.