In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een hotel-exploitant tegen de aanslag toeristenbelasting voor het jaar 2017, opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant. De belanghebbende stelt dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden, omdat niet alle belastingplichtigen in de heffing van de toeristenbelasting worden betrokken en andere belastingplichtigen voor een te laag bedrag zijn aangeslagen. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er geen strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De heffingsambtenaar heeft de aanslag gehandhaafd na bezwaar, maar de rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 18 december 2020 heeft de belanghebbende haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoert dat de gemeente Gemert-Bakel niet alle belastingplichtigen in de heffing betrekt en dat er sprake is van een begunstigend beleid. Het hof stelt vast dat de forensenbelasting en de toeristenbelasting verschillende grondslagen hebben in de Gemeentewet en dat er geen gelijke gevallen zijn. De belanghebbende kan geen beroep doen op een vrijstelling, omdat niet is voldaan aan de vereisten voor het belastbare feit voor de forensenbelasting.
Het hof concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de gemeente inspanningen verricht om niet-ingeschreven arbeidsmigranten in de heffing te betrekken. De stelling van de belanghebbende dat er een begunstigend beleid is, wordt verworpen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan op 11 februari 2021.