In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch, dat zijn verzoek om verwijdering van persoonsgegevens en schadevergoeding op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) had afgewezen. Het primaire besluit, genomen op 26 september 2018, weigerde de verwijdering van de persoonsgegevens van eiser en het toekennen van een schadevergoeding. Het college stelde dat de persoonsgegevens enkel waren verwerkt in het kader van Wob-verzoeken en dat de Archiefwet een bewaartermijn van vijf jaar voorschrijft. Eiser had in zijn bezwaar en beroep aangevoerd dat zijn persoonsgegevens onrechtmatig waren verwerkt en dat hij recht had op schadevergoeding. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 maart 2020, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte het bezwaar tegen de afwijzing van de schadevergoeding niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het betrekking had op de schadevergoeding en verklaarde het bezwaar in dat opzicht alsnog niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat de verwerking van de persoonsgegevens van eiser niet onrechtmatig was en wees het verzoek om schadevergoeding af. Eiser werd in het gelijk gesteld wat betreft de proceskosten, die op € 1.076,02 werden vastgesteld, en het college werd opgedragen het griffierecht aan eiser te vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 28 april 2020, maar niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.