ECLI:NL:RBOBR:2019:6972

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
5 december 2019
Zaaknummer
19/731 en 19/732
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslagen toeristenbelasting voor de belastingjaren 2016 en 2017, opgelegd aan een uitzendbureau

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 5 december 2019 uitspraak gedaan over de aanslagen toeristenbelasting die aan eiseres, een uitzendbureau, zijn opgelegd voor de belastingjaren 2016 en 2017. De verweerder, de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, had op 31 december 2018 afzonderlijke aanslagen opgelegd ter hoogte van € 15.438,50 voor 2016 en € 5.351,50 voor 2017. Eiseres heeft tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt, maar de verweerder handhaafde de aanslagen in zijn uitspraken op bezwaar van 2 maart 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij de rechtbank moest beoordelen of de aanslagen terecht waren opgelegd.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet voldoende had aangetoond dat eiseres als belastingplichtige kon worden aangemerkt. Eiseres beheert weliswaar de sleutels van de chalets waarin arbeidsmigranten verblijven, maar de rechtbank concludeerde dat de verweerder niet had bewezen dat eiseres ook de aanvullende en bijkomende diensten verleent die nodig zijn om als belastingplichtige te worden aangemerkt. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie waarin werd vastgesteld dat de verhuurder van de chalets, en niet eiseres, de gelegenheid biedt tot verblijf. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de aanslagen en droeg de verweerder op het griffierecht van € 690 aan eiseres te vergoeden, evenals de proceskosten van in totaal € 1.532.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de belastingautoriteiten om voldoende bewijs te leveren dat een partij belastingplichtig is, vooral in situaties waar meerdere partijen betrokken zijn bij de huisvesting van arbeidsmigranten. De rechtbank stelde vast dat de verweerder niet had aangetoond dat eiseres verantwoordelijk was voor het onderhoud van de chalets of dat zij aanvullende diensten verleende, wat cruciaal was voor de belastingplicht.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 19/731 en SHE 19/732

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 december 2019 in de zaak tussen

[bedrijfsnaam] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.W. de Willigen),
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant, verweerder

(gemachtigde: mr. R.M.M. Duits)

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 31 december 2018, voor het jaar 2016 en 2017, afzonderlijke aanslagen toeristenbelasting (met de aanslagnummers [nummer] en [nummer] ) opgelegd ter hoogte van € 15.438,50, respectievelijk € 5.351,50.
Bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 2 maart 2019 (de bestreden uitspraken) heeft verweerder beide aanslagen gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraken afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep met betrekking tot belastingjaar 2016 is geregistreerd onder zaaknummer SHE 19/732 en met betrekking tot belastingjaar 2017 onder zaaknummer SHE 19/731.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend in beide zaken.
Eiseres heeft in zaak SHE 19/732 nog een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2019. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

FeitenEiseres, een besloten vennootschap, drijft een uitzendbureau in de technische en logistieke sector. In het kader van de onderneming worden werknemers gedetacheerd, waarbij eiseres de overnachtingsplekken reserveert. De gedetacheerde werknemers zijn veelal arbeidsmigranten, die overnachten in diverse chalets, die veelal op chaletparken staan.
In de gemeente Oss verhuurde Hotel [naam hotel] (hierna: de verhuurder) in 2016 en 2017 aan eiseres 15 chalets. Deze chalets staan op het terrein achter het hotel. In totaal heeft de verhuurder ongeveer 170 tot 180 chalets voor verhuur beschikbaar.
In de door verweerder overgelegde standaard-huurovereenkomsten tussen verhuurder en eiseres voor de chalets van 31 mei 2015 en 13 mei 2017 staan, voor zover van belang, de volgende voorwaarden/afspraken vermeld:
“De huur en borg dient betaald te zijn voordat de sleutel van de chalet kan worden overhandigd. De verdere huur van de chalet dient voor aanvang van iedere maand bij ons contant te zijn voldaan of per bank te zijn bijgeschreven.
Alle bewoners van het chalet dienen een kopie van hun paspoort in te leveren bij de receptie.
Er mogen maximaal 4 personen (huurovereenkomst 13-5-2017: 3 personen) per chalet verblijven.
Aan het einde van de huurperiode dient u zelf uw chalet te controleren en schoon te maken, bij eventuele gebreken (schade) dient u deze zelf te herstellen. (toevoeging huurovereenkomst 13-5-2017: Eventuele kosten worden verrekend met de borg)
Al onze chalets zijn gemeubileerd en voorzien van keukengerei voor 4 personen. Al deze zaken en aantallen worden bij vertrek gecontroleerd en zal bij ontbreken in mindering worden gebracht op de betaalde borg.
(…)
Nadien wordt de chalet gezamenlijk nagelopen en gecontroleerd. Als wij de chalet moeten schoonmaken en de eventuele gebreken moeten herstellen, wordt dit ingehouden op uw betaalde borg. Opzegtermijn minimaal een maand.
Schoonmaakkosten € 35 per uur (huurovereenkomst 13-5-2017: € 25)
Uurtarief technische dienst € 35 per uur (huurovereenkomst 13-5-2017: € 25)
Eventuele materiaalkosten op nacalculatie.(…)”
Verweerder heeft op 8 oktober 2018 eiseres aangifteformulieren toeristenbelasting 2016 en 2017 toegezonden. Hierbij stond vermeld dat de formulieren voor 22 oktober 2018 geretourneerd dienden te worden. Eiseres heeft dit nagelaten. Op 29 oktober 2018 is eiseres een herinnering gezonden. Ook hierop heeft eiseres niet gereageerd. Op 31 december 2018 zijn vervolgens de aanslagen toeristenbelasting 2016 en 2017 opgelegd, zoals vermeld in het procesverloop.
Geschil en beoordeling
1. In geschil is of de aanslagen toeristenbelasting voor de jaren 2016 en 2017 terecht aan eiseres zijn opgelegd.
2. In artikel 224, eerste lid, van de Gemeentewet is opgenomen dat toeristenbelasting kan worden geheven ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven. Het tweede lid van dit artikel biedt de ruimte om deze belasting te heffen van degene die gelegenheid biedt tot verblijf, aangezien in dat lid is opgenomen dat indien ervoor gekozen is om de belasting te heffen van degene die gelegenheid biedt tot verblijf, laatstgenoemde bevoegd is de belasting te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.
3. Zowel de Verordening toeristenbelasting Oss 2015, die ook van toepassing is op belastingjaar 2016, als de Verordening Toeristenbelasting Oss 2017, die van toepassing is op belastingjaar 2017 (hierna gezamenlijk: de verordeningen) zijn in lijn met voornoemde bepaling uit de Gemeentewet. In artikel 1 van beide verordeningen is immers opgenomen dat het belastbare feit voor de toeristenbelasting wordt gevormd door het, tegen vergoeding, houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente. Met betrekking tot dit belastbare feit wordt in artikel 2 van de verordeningen als belastingplichtige aangewezen degene die gelegenheid biedt tot verblijf in voornoemde zin.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat op het terrein van de verhuurder (gelegen in de gemeente Oss) tegen vergoeding gelegenheid is geboden tot verblijf door personen die niet als ingezetene zijn ingeschreven in de basisregistratie personen. Dat zich een belastbaar feit heeft voorgedaan is dan ook niet in geschil. Partijen zijn wel verdeeld over de vraag of eiseres degene is die gelegenheid heeft geboden tot verblijf en dus daarmee als belastingplichtige is aan te merken. Zoals het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij uitspraak van 29 maart 2019 (ECLI:NL:GHSHE:2019:1209) heeft overwogen, dient in het geval dat sprake is van het niet doen van de vereiste aangifte door eiseres waardoor sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast (voor eiseres) verweerder eerst aannemelijk te maken dat eiseres belastingplichtig is voor de toeristenbelasting.
5. Verweerder is van mening dat eiseres degene is die gelegenheid biedt tot verblijf. Verweerder wijst op de website van eiseres, waarin ten aanzien van de huisvesting van de uitzendkrachten is vermeld:

Bij [bedrijfsnaam] zijn we klaar voor de toekomst. In het laatste kwartaal van 2018 is onze huisvesting geoptimaliseerd. Alle woningen voldoen uiteraard aan het SNF keurmerk. (=Stichting Normering Flexwonen).
Onze facilitaire medewerkers doen er alles aan om de uitzendmedewerkers zo prettig mogelijk te laten wonen.”
Hieruit blijkt volgens verweerder dat eiseres kennelijk facilitaire medewerkers in dienst heeft. Uit de huurovereenkomsten blijkt dat eiseres op het terrein van de verhuurder een aantal chalets huurt en dat door eiseres per chalet borg wordt betaald. De verhuurder stelt de sleutels aan eiseres ter beschikking en eiseres bepaalt in welk chalet de bij haar werkzame uitzendkrachten geplaatst worden. Eiseres dient bij opzegging zorg te dragen voor controle van het chalet, dit schoon te maken en eventuele gebruikersschade te herstellen. Daarnaast is zij ook aansprakelijk voor het eventuele ontbreken van meubilair of keukengerei. Indien bij oplevering van een chalet door de verhuurder dient te worden schoongemaakt of eventuele gebreken moeten worden hersteld, dan moet eiseres daarvoor € 25 per uur betalen en moeten de materiaalkosten eveneens door haar worden voldaan. Daarmee is eiseres volgens verweerder verantwoordelijk voor het onderhoud van de chalets en niet de verhuurder.
Verweerder stelt in reactie op de door eiseres genoemde uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 16 februari 2018 (ECLI:NL:GHSHE:2018:682) en het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1201), waarin de verhuurder is aangemerkt als belastingplichtige, het volgende. Volgens verweerder kan uit deze uitspraak niet worden afgeleid dat eiseres (als huurder) niet kan worden aangemerkt als degene die gelegenheid biedt tot verblijf. In deze uitspraak wordt weliswaar de verhuurder (tevens beheerder) van een complex, die het complex tegen vergoeding ter beschikking stelde ten behoeve van de huisvesting van door uitzendbureaus (huurders) te werk gestelde arbeidsmigranten, aangemerkt als degene die gelegenheid biedt tot verblijf. Maar in die zaak verrichtte de verhuurder naast het aanbieden van bedden een omvangrijk pakket aan aanvullende diensten ten behoeve van de gasten. Zo was er een prijs overeengekomen per persoon per week voor het verbruik van gas water en licht, toeristenbelasting alsmede overige belastingen zoals rioolrecht, afvalstoffenheffing, onroerendezaak-belasting specifiek feitelijke gebruik, waterschapsbelasting en alle niet genoemde belastingen. De uitzendkrachten moesten borg betalen die door de verhuurder werd geïnd en niet door de uitzendorganisatie. De verhuurder droeg er zorg voor dat diegenen die in het hotel verbleven ingeschreven werden en droeg 24 uur per dag zorg voor het beheer van het hotel. Teneinde deze beheerstaken goed uit te kunnen voeren waren door de verhuurder twee beheerders aangesteld.
Verweerder stelt ten aanzien van het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2016, waarin ook de verhuurder is aangemerkt als degene die gelegenheid tot verblijf bood, dat de verhuurder in deze zaak een groot aantal bijkomende diensten verrichtte, zoals het in- en uitchecken van expats, het beheer van sleutels, het aannemen en verwerken van reserveringen, de schoonmaak van de appartementen, etc. Daarnaast werden de kosten van telefonie, stomerij en wasserij rechtstreeks aan de expats zelf gefactureerd.
In onderhavig geval, zo stelt verweerder, heeft de verhuurder geen omvangrijk pakket aan aanvullende diensten ten behoeve van de gasten. De kosten van gas, water, licht en internet worden niet aan de uitzendkrachten in rekening gebracht, maar aan eiseres, die deze kosten vervolgens doorberekent aan de uitzendkrachten.
6. Eiseres stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat niet zij gelegenheid biedt tot verblijf, maar de verhuurder. Eiseres stelt dat zij slechts de chalets huurt van verhuurder. De aanvullende en bijkomende diensten aan de arbeidsmigranten, zoals het schoonmaken en onderhouden van de chalets ontbreken. Dat sprake zou zijn van aanvullende door eiseres verleende diensten volgt volgens haar ook niet uit de door verweerder overgelegde (standaard)-huurovereenkomsten.
7. Nu verweerder de bewijslast draagt ten aanzien van de stelling dat eiseres belastingplichtig is voor de toeristenbelasting, zal de rechtbank beoordelen of verweerder in deze bewijslast is geslaagd.
8. Uit de huurovereenkomsten die zijn gesloten tussen de verhuurder en eiseres blijkt dat de sleutels van de chalets aan het begin van de huur door de verhuurder aan eiseres worden overhandigd en de rechtbank begrijpt daaruit dat de sleutels aan het einde van de huur door eiseres aan verhuurder worden teruggegeven. De rechtbank acht hiermee door verweerder voldoende aangetoond dat eiseres de sleutel van de door haar in de chalets geplaatste arbeidsmigranten beheert. Dit heeft eiseres ook niet betwist.
9. Namens eiseres is ter zitting betwist dat zij een register bijhoudt van welke arbeidsmigrant in welk chalet verblijft en gesteld dat verweerder geen bewijs heeft overgelegd van het tegendeel. Ter zitting heeft eiseres ook betwist dat aan haar de kosten van gas, water, licht en internet in rekening worden gebracht. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven niet te kunnen bewijzen dat deze kosten aan eiseres worden doorberekend, zodat dit niet is komen vaststaan.
Verder heeft eiseres op zitting onbetwist verklaard dat het onderhoud van de chalets bij de verhuurder ligt. Wel dient zij een borg te betalen en als sprake is van schade aan (spullen in) het chalet, worden de kosten van herstel aan haar doorberekend. Verweerder heeft dit niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiseres verantwoordelijk is voor het onderhoud van de chalets. Dat zij eventuele schade moet vergoeden is daarvoor onvoldoende.
Ook heeft eiseres op zitting onbetwist gesteld dat de facilitaire medewerkers in dienst zijn van de verhuurder. De eindschoonmaak van de chalets wordt gedaan door die facilitaire medewerkers en daarvoor betaalt eiseres € 25 per uur. De tussentijdse schoonmaak doen de arbeidsmigranten zelf.
10. Uit de feitelijke gang van zaken, zoals hiervoor vermeld, leidt de rechtbank af dat eiseres arbeidsmigranten plaatst in de chalets, dat zij de sleutels van de chalets beheert, de kosten van de eindschoonmaak betaalt en dat eventuele schade aan de (inboedel van) de chalets bij haar in rekening wordt gebracht. Dit acht de rechtbank onvoldoende om eiseres aan te merken als degene die gelegenheid biedt tot verblijf. Vergelijkbaar met de casus uit het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2016, verhuurt de verhuurder volledig ingerichte chalets aan eiseres, een uitzendbureau, ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten. De bedrijfsactiviteiten van de verhuurder liggen, net als in die casus, in de sfeer van hotelactiviteiten. Ook bleek de verhuurder in die casus een aantal aanvullende diensten te verrichten, waaronder de schoonmaak en het onderhoud van de verhuurde appartementen. Onder deze omstandigheden werd de verhuurder naar gangbaar spraakgebruik aangemerkt als degene die gelegenheid biedt tot verblijf tegen vergoeding. Hieraan deed niet af dat de verhuurder de vergoeding voor zijn diensten ontving van een uitzendbureau. Gelet op dit arrest, ziet de rechtbank geen aanleiding in onderhavige zaak eiseres als belastingplichtige aan te merken. Dat de verhuurder in die casus ook een aantal bijkomende diensten verrichtte, waaronder het in- en uitchecken van expats, het beheer van sleutels, het aannemen en verwerken van reserveringen en het maandelijks een factuur voor dienstverlening aan de expats sturen voor diensten die niet in de huurovereenkomsten waren opgenomen (zoals telefonie, stomerij en wasserij), doet hieraan niet af, omdat verweerder onvoldoende heeft aangetoond dat eiseres die aanvullende diensten in casu wel heeft geleverd. Bovendien is niet gebleken dat verweerder onderzoek heeft gedaan of de verhuurder eventuele bijkomende diensten verricht. Verweerder, die tot aan de zitting in staat is gesteld daartoe bewijs te leveren, is onder deze omstandigheden niet geslaagd in zijn bewijslast.
11. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank komt aan een beoordeling van de overige beroepsgronden niet toe. De rechtbank zal de bestreden uitspraken en de aanslagen toeristenbelasting voor de jaren 2016 en 2017 vernietigen.
12. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van in totaal € 690 moet vergoeden.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt vast. Gelet op artikel 3, tweede lid, Bpb worden, indien sprake is van samenhangende zaken, die door het bestuursorgaan of de rechter (nagenoeg) gelijktijdig zijn behandelden waarin de rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon, van wie de werkzaamheden in elk van de zaken nagenoeg identiek zijn, deze zaken als één zaak beschouwd. De rechtbank gaat uit van samenhangende zaken. Voor de proceskosten in bezwaar zal de rechtbank 1 punt toekennen voor het indienen van beide bezwaarschriften en 1 punt voor de hoorzitting in beide zaken, maal € 254 en een wegingsfactor 1, dus een bedrag van € 508. De proceskosten in beroep worden vastgesteld op 2 punten (beroepschrift en zitting), met een wegingsfactor 1 maal € 512 per punt, dus op € 1.024. De totale proceskostenvergoeding bedraagt dus € 1.532.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraken op de bezwaren;
  • vernietigt de aanslagen toeristenbelasting voor de jaren 2016 en 2017;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
  • draagt verweerder op de in de zaken SHE 19/731 en SHE 19/732 betaalde griffierechten van in totaal € 690 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in de zaken SHE 19/731 en SHE 19/732 tot een bedrag van in totaal € 1.532.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Heer-Schotman, voorzitter, mr. F.M. Rijnbeek en mr. F.J.H.L. Makkinga, leden, in aanwezigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 5 december 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.