ECLI:NL:RBOBR:2019:4456

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2019
Publicatiedatum
31 juli 2019
Zaaknummer
C/01/331593 / HA ZA 18-160
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van Secmatix B.V. op grond van strijd met de redelijkheid en billijkheid

In deze zaak vorderde Radboud University Participations B.V. en UMC St Radboud Holding B.V. de vernietiging van drie besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders (AVA) van Secmatix B.V. De besluiten betroffen een aandelenemissie en een converteerbare lening, die door de meerderheidsaandeelhouder AcuBlue AG waren voorgesteld. Radboud, als minderheidsaandeelhouder, stelde dat deze besluiten in strijd waren met de statuten van Secmatix en met de redelijkheid en billijkheid zoals bedoeld in artikel 2:8 BW, omdat het aandelenbelang van Radboud dreigde te verwateren. De rechtbank oordeelde dat de besluiten nietig waren op grond van artikel 2:15 BW, omdat ze in strijd waren met de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank verbood Secmatix om deze besluiten uit te voeren en legde een dwangsom op. Secmatix werd veroordeeld in de proceskosten van Radboud. De rechtbank benadrukte dat de belangen van minderheidsaandeelhouders zorgvuldig moeten worden gewogen, vooral in situaties van belangenverstrengeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/331593 / HA ZA 18-160
Vonnis van 31 juli 2019
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RADBOUD UNIVERSITY PARTICIPATIONS B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UMC ST RADBOUD HOLDING B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. K. Harmsen te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SECMATIX B.V.,
gevestigd te Oss,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B.J.M.P. Cremers te Breda.
Partijen zullen hierna Radboud (individueel RUP en RUMC) en Secmatix genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 mei 2018
  • het proces-verbaal van comparitie van 20 september 2018
  • de op de comparitie genomen conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, tevens akte wijziging (vermeerdering) van eis en wijziging (vermeerdering) van gronden, tevens akte indiening producties van Radboud
  • de op de comparitie genomen antwoordakte vermeerdering van eis en vermeerdering van gronden in conventie, tevens houdende akte vermeerdering van eis in voorwaardelijke reconventie van Secmatix.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
RUP en RUMC houden samen 42,5% van de aandelen in Secmatix. De resterende 57,5% van die aandelen worden gehouden door AcuBlue AG, een Zwitserse vennootschap waarvan mevrouw [naam bestuurder AcuBlue AG] bestuurder en grootaandeelhouder is. Bestuurder van Secmatix is de Zwitserse vennootschap [A] , waarvan de heer [naam bestuurder Crownvest AG] bestuurder is. [naam bestuurder AcuBlue AG] en [naam bestuurder Crownvest AG] zijn echtgenoten.
2.2.
Onderwerp van dit geschil zijn drie besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van Secmatix (hierna AVA), die zijn genomen doordat AcuBlue als meerderheidsaandeelhouder vóór stemde. Radboud stemde tegen of was niet aanwezig. De eerste twee besluiten betroffen een aandelenemissie, waarvan Radboud de uitvoering via een kort geding heeft voorkomen. Het derde besluit betrof het verlenen van een converteerbare lening door AcuBlue aan Secmatix. Dat besluit is nog niet uitgevoerd in afwachting van dit vonnis.
2.3.
Radboud vordert in conventie (samengevat) dat deze drie besluiten op grond van artikel 2:14 BW nietig worden verklaard of op grond van artikel 2:15 BW worden vernietigd, en dat Secmatix verboden wordt deze en vergelijkbare besluiten uit te voeren, met veroordeling van Secmatix in de proceskosten. Radboud legt aan die vorderingen ten grondslag dat de drie besluiten zijn genomen in strijd met (de bedoeling van) de statuten van Secmatix en dat de drie besluiten in strijd met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW zijn omdat het belang van Radboud als minderheidsaandeelhouder daardoor zou verwateren.
2.4.
Secmatix betwist dat de drie besluiten in strijd zijn met haar statuten. Volgens Secmatix is het juist Radboud die in strijd met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW handelt. Secmatix vordert in voorwaardelijke reconventie (samengevat) dat de rechtbank voor recht verklaart dat Radboud moet gehengen en gedogen dat Secmatix uitvoering geeft aan (een of meer van) de drie besluiten en dat de rechtbank bepaalt dat Secmatix die besluiten mag uitvoeren.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt onder de beoordeling, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De feiten

3.1.
RUP en RUMC zijn (klein)dochters van Stichting Katholieke Universiteit (hierna: SKU). SKU en alle aan haar verbonden vennootschappen worden hierna gezamenlijk aangeduid met het enkelvoud Radboud, tenzij het onderscheid tussen rechtspersonen van belang is.
3.2.
Wetenschappers van Radboud hebben een techniek ontdekt en ontwikkeld om een hydrogene gel te maken die unieke eigenschappen heeft (hierna de PIC-gel). In de PIC-gel kunnen cellen van zowel plantaardige, dierlijke als menselijke oorsprong op natuurlijke wijze groeien. SKU verkreeg een octrooi in verband met de PIC-gel. Een tweede octrooiverzoek loopt nog.
3.3.
SKU verleende in 2011 een exclusieve licentie voor de PIC-gel aan NovioTech B.V., die als commerciële partij de techniek zou doorontwikkelen en de PIC-gel zou produceren en verkopen. Nadat tussen Radboud en NovioTech een meningsverschil was ontstaan, werd een minnelijke regeling gesloten, die werd vastgelegd in een “non-binding termsheet” van 21 oktober 2014 (prod. 3 Radboud, hierna: “Termsheet 1” genoemd). Volgens de considerans onder K waren alleen de (voor deze procedure niet relevante) artikelen 12 en 13 bindend. Alle andere artikelen van Termsheet 1 waren niet bindend, maar alleen een basis voor verdere discussie.
3.4.
Ter uitvoering van de minnelijke regeling werd Secmatix opgericht bij notariële akte van 28 oktober 2014 (prod. 9 Radboud). Oprichters waren NovioTech, RUMC en Radboud University Holding B.V. (hierna RUH, later opgevolgd door RUP). NovioTech verkreeg 50% van de aandelen in Secmatix. RUMC en RUH verkregen ieder 25% van de aandelen in Secmatix. Bestuurder van Secmatix werd op dat moment de heer [naam bestuurder Secmatix] , een medewerker van Radboud.
3.5.
SKU verleende een royaltyvrije licentie voor de PIC-gel aan Secmatix (prod. 29 Secmatix). Secmatix ging functioneren als een holding, die voor specifieke activiteiten dochters zou oprichten waaraan ze een sub-licentie zou verlenen. Op 27 mei 2015 richtte Secmatix haar dochter Wound-ex op, die samen met anderen waaronder Radboud ging werken aan een toepassing van de PIC-gel voor wondheling. Secmatix is bestuurder van Wound-ex. Op 10 november 2015 richtte Secmatix haar dochter Noviocell op, die zich bezig houdt met de 3D-celstructuur ten behoeve van kankerpatiënten. In december 2016 droeg Secmatix 20% van haar aandelen in Noviocell over aan BXScience B.V., die daarna Secmatix verving als bestuurder van Noviocell. Wound-ex en Noviocell zijn startups, die met behulp van financiering en subsidies werken aan de doorontwikkeling van de PIC-gel en nog geen winst maken.
3.6.
De minnelijke regeling hield ook in dat Secmatix aan NovioTech een exclusieve sub-licentie verleende voor niet-medische toepassingen van de PIC-gel (zoals toepassingen voor planten).
3.7.
De belangrijkste taak van [naam bestuurder Secmatix] was om op zoek te gaan naar een nieuwe CEO, die een deel van de aandelen in Secmatix zou verkrijgen en daarmee de derde partner zou worden. Op 6 februari 2015 werd een termsheet (hierna: “Termsheet 2”) ondertekend door Secmatix, Radboud, NovioTech, [A] en AcuBlue (prod. 6 Radboud). Op grond van Termsheet 2 leverden Radboud en NovioTech op 15 april 2015 ieder een deel van hun aandelen aan AcuBlue voor de nominale waarde van € 0,01, waarna AcuBlue 1.500 aandelen bezat (15%), NovioTech 4.240 aandelen (42,5%) en RUMC en RUH ieder 2.125 aandelen (samen 42,5%). Die aandelenverhouding betekende dat op een AVA alleen een gewone meerderheid van stemmen kon worden bereikt met twee van de drie partners.
3.8.
Op grond van Termsheet 2 werd een managementovereenkomst gesloten tussen Secmatix en [A] over het werk dat [naam bestuurder Crownvest AG] voor Secmatix zou gaan verrichten (prod. 7 Radboud). [A] zou voor dat werk een managementfee van € 100.000, per jaar plus een bonus krijgen, maar pas nadat een volgende financieringsronde zou zijn afgerond. Tot die tijd zou [A] een managementfee van € 3.000, per maand ontvangen. [naam bestuurder Secmatix] bleef nog bestuurder van Secmatix.
3.9.
In april 2015 sloten Radboud, NovioTech, AcuBlue en Secmatix een aandeelhoudersovereenkomst (prod. 13 Radboud). Volgens artikel 7.1 van die overeenkomst mochten Radboud en NovioTech hun aandelen in Secmatix binnen een periode van drie jaar na de oprichting alleen verkopen met instemming van 75% van de aandeelhouders (lock-up).
3.10.
Op 1 mei 2015 droeg RUH al haar aandelen in Secmatix over aan RUP voor de nominale waarde van € 0,01 (prod. 10 Radboud).
3.11.
Op een onbekende datum sloten NovioTech en AcuBlue een overeenkomst waarbij NovioTech haar aandelen in Secmatix aan AcuBlue verkocht. Radboud had die verkoop kunnen verhinderen met een beroep op de lock-up, maar zij gaf toestemming voor de verkoop. Wel verzocht Radboud bij e‑mail van 29 juli 2015 (prod. 30 Secmatix) om wijzigingen van de statuten van Secmatix, waaronder een wijziging die de positie van Radboud als minderheidsaandeelhouder beter zou beschermen.
3.12.
De statuten waren nog niet gewijzigd toen NovioTech op 25 september 2015 al haar 4.240 aandelen in Secmatix overdroeg aan AcuBlue voor een koopprijs van € 125.000, (€ 29,41 per aandeel). Hierna hield AcuBlue 5.750 aandelen in Secmatix (57,5%). RUMC en RUP hielden samen 4.250 aandelen (42,5%). Dit betekende dat AcuBlue als meerderheidsaandeelhouder op de AVA besluiten kon forceren die met een gewone meerderheid konden worden genomen.
3.13.
De statuten van Secmatix werden gewijzigd op 23 maart 2016. De tekst van de statuten bij oprichten en van deze statutenwijziging werd opgesteld door de huisnotaris van Radboud aan de hand van een door medewerkers van Radboud opgestelde tekst. Op 11 augustus 2017 werden de statuten nogmaals gewijzigd. Die wijziging was beperkt tot een andere vestigingsplaats van Secmatix. Bij die wijziging (prod. 12 Radboud) is een nieuwe doorlopende tekst gevoegd.
3.14.
Op 1 juni 2016 werd AcuBlue bestuurder van Secmatix. [naam bestuurder Secmatix] bleef daarna als vertegenwoordiger van Radboud betrokken bij Secmatix. Secmatix en AcuBlue sloten op 1 juni 2016 een (door [naam bestuurder Secmatix] ondertekende) managementovereenkomst. Daarbij werd opnieuw overeengekomen dat AcuBlue pas na een volgende financieringsronde een managementfee van € 100.000, per jaar en een bonus zou ontvangen en tot die tijd een managementfee van € 3.000, per maand.
3.15.
Op 14 september 2016 werd AcuBlue door [A] vervangen als bestuurder van Secmatix.
3.16.
In 2016 ontstond een geschil tussen Secmatix en NovioTech. De aan NovioTech gelieerde NovioPonics B.V. had een nieuwe werkwijze ontwikkeld voor de productie van de PIC-gel (ook voor medische toepassingen), waarvoor zij een octrooi wilde aanvragen. Secmatix meende dat dit in strijd was met de licentieovereenkomst tussen Secmatix en NovioTech. Secmatix maakte daarover een kort geding procedure aanhangig, maar haar vorderingen werden afgewezen bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (prod. 18 Radboud). Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dit vonnis in hoger beroep is bekrachtigd bij arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 17 juli 2018 (ECLI:NL:GHARL:2018:6553). Deze kwestie leidde tot een meningsverschil tussen Radboud en Secmatix, die meende dat het optreden van NovioTech mede te wijten was aan de tekst van de door Radboud aan NovioTech verleende licentie.
3.17.
In 2016 ontstond ook een geschil tussen Radboud en Secmatix over het lekken van informatie over de PIC-gel door wetenschappers van Radboud, kennelijk onder meer naar een universiteit in Australië waarnaar prof. [naam professor] (een van de uitvinders van de PIC-gel) was overgestapt. Op 1 december 2016 werd een mediation-overeenkomst tussen Radboud en Secmatix gesloten (prod. 33 Secmatix). Die mediation had geen resultaat. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat over deze kwestie een kort geding is gevoerd. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland van 19 juni 2018 (ECLI:NL:RBGEL:2018:2813) werden de vorderingen van Secmatix afgewezen.
3.18.
In de stukken is ook nog sprake van een kort geding procedure die is gevoerd in verband met Wound-ex. Radboud heeft zich uit het project met Wound-ex teruggetrokken.
3.19.
Deze procedure betreft alleen het financieel meningsverschil tussen Radboud en Secmatix. [A] vond geen externe financiers voor Secmatix. Wound-ex en Noviocell waren nog niet in staat dividend aan Secmatix uit te keren. De aandeelhouders van Secmatix moesten daarom de kosten van Secmatix zelf financieren. Radboud verstrekte in de periode van 16 april 2015 tot en met 3 maart 2017 diverse (grotendeels converteerbare) leningen aan Secmatix tot een totaalbedrag van € 556.249,. Radboud meende dat nieuwe leningen voor de kosten van Secmatix moesten worden verstrekt door AcuBlue, maar daartoe was AcuBlue niet bereid. Wel financierde [A] Secmatix indirect door Secmatix de managementfee niet volledig aan [A] te laten betalen. Volgens Secmatix betaalde zij vanaf 2017 de managementfee van € 3.000, per maand helemaal niet meer.
3.20.
Volgens het door [A] opgestelde Budget 2017 (prod. 20 Radboud) en de toelichting daarop (prod. 19 Radboud) verwachtte Secmatix in 2017 uitgaven van totaal € 472.000,. Daarvan was totaal € 308.000, bestemd voor [A] , bestaande uit een managementfee van € 100.000, over 2017 en achterstallige managementfees en bonussen (aangeduid als “DR accounts) van € 208.000,. In de toelichting gaf [A] aan dat zij bereid was om flexibel te zijn in verband met de DR accounts, onder de voorwaarde dat er een betalingsregeling zou komen. Voor het overige hadden de uitgaven betrekking op juridische kosten van € 80.000,, kosten ter verduidelijking van de octrooipositie van Secmatix (IP costs) van € 65.000, en reis- en verblijfkosten van € 14.000,.
3.21.
Op 21 augustus 2017 werd Radboud uitgenodigd (prod. 21 dagv.) voor een AVA op 30 augustus 2017 (AVA I), met als agendapunt het voorstel van aandeelhouder AcuBlue om te besluiten 20.000.000 aandelen uit te geven tegen de nominale waarde van € 0,01 per aandeel, contant te voldoen. Door die uitgifte zou Secmatix een bedrag van € 200.000, ontvangen. In een memo van 26 augustus 2017 gaf [A] aan dat zij als bestuurder van Secmatix geen bezwaar had tegen het voorstel van AcuBlue, omdat een aandelenemissie het geëigende instrument leek om de uitgaven volgens het Budget 2017 te financieren. Volgens [A] was het niet mogelijk externe financiering te verkrijgen vanwege de slechte situatie in verband met de intellectuele eigendom en vanwege de problemen met NovioTech, SKU en prof. [naam professor] .
3.22.
Op grond van artikel 4.2 van de statuten hadden de bestaande aandeelhouders een voorkeursrecht bij een uitgifte van aandelen. Als Radboud en AcuBlue beiden gebruik zouden maken van dat voorkeursrecht, zou Radboud (42,5% van de aandelen) € 85.000, moeten betalen en AcuBlue (57,5%) € 115.000,. Radboud was niet bereid het bedrag van € 85.000, te betalen omdat zij er vanuit ging dat de opbrengst van de emissie van € 200.000, door Secmatix geheel of grotendeels aan [A] zou worden betaald, waarmee Radboud het niet eens was. Maar als Radboud geen gebruik zou maken van het voorkeursrecht, zou AcuBlue alle uit te geven aandelen voor het bedrag van € 200.000, verwerven en zou het aandelenbelang van Radboud verwateren tot 0,02%.
3.23.
Op AVA I (prod. 23 Radboud) stemde Radboud tegen het voorstel, maar AcuBlue stemde voor. Het emissiebesluit werd genomen met een gewone meerderheid van stemmen. Radboud begon een kort geding procedure bij deze rechtbank waarin zij een verbod vorderde om dit besluit ten uitvoer te leggen. Die vordering werd toegewezen bij vonnis van 29 november 2017 (prod. 26 Radboud). De voorzieningenrechter was van oordeel dat het emissiebesluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid was, omdat nergens uit bleek dat externe financiering niet mogelijk was en dat de waarde van de aandelen beperkt was tot de nominale waarde van € 0,01.
3.24.
Om die twee argumenten te kunnen weerleggen verzamelde Secmatix afwijzingen van financieringsaanvragen (prods. 6 tot en met 12 Secmatix). Ook liet Secmatix door de register valuator Value Drivers B.V. (VDBD) een “Fairness Opinion” uitbrengen (een indicatieve beoordeling van de redelijkheid en billijkheid van de aandelenemissie tegen de nominale waarde aan de hand van een beperkte en marginale toetsing). VDBD bracht op 23 december 2017 een rapport uit (prod. 28 Radboud), waarin zij aangaf dat de waarde van de aandelen in Secmatix nihil was en in ieder geval niet hoger dan € 0,01.
3.25.
Op 24 december 2017 stuurde Secmatix aan Radboud een oproeping voor een nieuwe AVA op 2 januari 2018 (AVA II), waarop het voorstel van AcuBlue voor het emissiebesluit opnieuw zou worden behandeld. Radboud vroeg om uitstel in verband met het kerstreces maar dat uitstel werd niet verleend. Radboud verscheen niet op AVA II (prod. 18 Secmatix). AcuBlue stemde voor. Het emissiebesluit werd met een gewone meerderheid van stemmen genomen.
3.26.
Radboud maakte opnieuw een kort geding procedure aanhangig bij deze rechtbank. Radboud legde daarbij een analyse over van Deloitte Financial Advisory Services B.V. (prod. 34 Radboud), die kritiek had op het rapport van VDBD. Radboud betwistte in dat kort geding niet dat de financiële situatie van Secmatix nijpend was, maar zij wees erop dat AcuBlue ook een converteerbare lening aan Secmatix kon verstrekken in plaats van de aandelenemissie die de belangen van Radboud zou schaden.
3.27.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 12 februari 2018 (prod. 30 Radboud) werd de tenuitvoerlegging van het op AVA II genomen besluit verboden. De voorzieningenrechter oordeelde dat Secmatix voldoende had aangetoond dat externe financiering niet mogelijk was. In een kort geding kon niet worden beslist over het geschil over de waarde van de aandelen, maar de voorzieningenrechter ging er veronderstellenderwijze vanuit dat die waarde € 0,01 bedroeg. Omdat [naam bestuurder Crownvest AG] op de mondelinge behandeling had aangegeven dat het emissiebedrag van € 200.000, alleen voldoende was om de kosten van Secmatix over een paar maanden te dekken, omdat het uitvoeren van de aandelenemissie een onomkeerbare situatie zou opleveren en op gespannen voet stond met de zorgvuldigheid die in acht moest worden genomen tegenover Radboud als minderheidsaandeelhouder, en omdat onvoldoende aannemelijk was dat de emissie de enig overgebleven mogelijkheid was van (interne) financiering, oordeelde de voorzieningenrechter dat het aannemelijk was dat het besluit van AVA II in een bodemprocedure zou worden vernietigd wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden vereist. De voorzieningenrechter verbood daarom ook de uitvoering van het besluit van AVA II.
3.28.
In februari 2018 stelde Radboud voor dat RUP en RUMC ieder een converteerbare lening van € 25.000, aan Secmatix zouden verstrekken. Volgens het door Radboud opgestelde concept van de te sluiten geldleningsovereenkomst (bijlage prod. 35 Radboud) zou het totaalbedrag van € 50.000, moeten worden verrekend met een vordering op Secmatix die SKU claimde in verband met door SKU voor Secmatix betaalde kosten in verband met de intellectuele eigendom van de PIC-gel (deze vordering wordt door Secmatix betwist). In het concept werd alleen de door RUP te verstrekken geldlening uitgewerkt. In de begrippenlijst in artikel 1 werd “Conversion Event” omschreven als “a written notice (the “
Conversion Notice”) from the Lender to the Borrower or in case of an Event of Default has occurred.” De conversieprijs zou € 1, per aandeel zijn.
3.29.
Bij brief van 20 april 2018 (prod. 35 Radboud) deelde Secmatix mee dat AcuBlue voorstelde dat AcuBlue een converteerbare lening van € 50.000, aan Secmatix zou verstrekken onder dezelfde voorwaarden als in het door Radboud opgestelde concept van de door Radboud voorgestelde geldleningsovereenkomst. AcuBlue vroeg of Radboud daarmee instemde en of Radboud ook een converteerbare lening van € 50.000, aan Secmatix wilde verstrekken ter versterking van het werkkapitaal, dus zonder verrekening met de vordering van SKU.
3.30.
Bij brief van 26 april 2018 (prod. 36 Radboud) maakte de advocaat van Radboud bezwaar tegen het verstrekken van de door AcuBlue voorgestelde converteerbare lening, omdat AcuBlue de vervulling van de conversievoorwaarden zelf in de hand zou hebben en de converteerbare lening daarom feitelijk een indirecte uitgifte van aandelen betrof. Radboud wilde alleen met de lening door AcuBlue instemmen als voor de in het verleden door Radboud verstrekte converteerbare leningen dezelfde conversievoorwaarden zouden gaan gelden en de lening van AcuBlue daarbij zou worden achtergesteld.
3.31.
Secmatix verwierp het voorstel van Radboud over het aanpassen van de voorwaarden van de oude converteerbare leningen door Radboud (prod. 37 Radboud).
3.32.
Op 19 mei 2018 (prod. 39 Radboud) werd Radboud door AcuBlue uitgenodigd voor een AVA op 30 mei 2015 (AVA III) met als agendapunt onder meer het voorstel van AcuBlue dat AcuBlue de eerder genoemde converteerbare lening van € 50.000, aan Secmatix zou verstrekken. Radboud (prod. 42 Radboud) verzocht om ook een aantal door haar aangedragen punten op de agenda te zetten, waaronder haar voorstellen om de voorwaarden van de in het verleden door Radboud verstrekte leningen te veranderen, om de statuten te wijzigen wat betreft de vereiste meerderheid voor een emissiebesluit, en om de exit-procedure in werking te stellen die was opgenomen in de artikelen 8.5 en 8.6 van de Aandeelhoudersovereenkomst voor een situatie waarin sprake was van een onoverbrugbaar en structureel verschil van inzicht tussen de aandeelhouders.
3.33.
Op AVA III stemde AcuBlue voor haar eigen voorstel en tegen de voorstellen van Radboud. Radboud stemde tegen het voorstel van AcuBlue en voor haar eigen voorstellen. Met een gewone meerderheid van stemmen werd besloten tot de door AcuBlue voorgestelde converteerbare lening en werden de voorstellen van Radboud verworpen. [A] schortte haar werk als bestuurder van Secmatix op totdat haar managementfees zouden zijn betaald. Een door Radboud meegenomen notaris stelde een concept proces-verbaal van deze AVA III op (prod. 43 Radboud), dat volgens Secmatix onjuist of onvolledig is (randnummer 4.8 akte 20 september 2018).
3.34.
Bij brief van 29 augustus 2018 ontbond Radboud de tussen Radboud en Secmatix gesloten licentieovereenkomst. Volgens Secmatix was die ontbinding niet rechtsgeldig. Dit geschilpunt is in deze procedure niet aan de orde.
3.35.
Na de comparitie in deze procedure hebben partijen onderhandeld over een oplossing voor al hun geschillen, maar deze onderhandelingen zijn mislukt.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Omdat dit een geschil is tussen Nederlandse partijen over de besluiten van een Nederlandse vennootschap, is daarop Nederlands recht van toepassing en is de Nederlandse rechter bevoegd daarvan kennis te nemen.
Strijd met de statuten
4.2.
In de statuten van Secmatix (die geen Raad van Commissarissen heeft) is onder meer bepaald:
“4.1.1. Uitgifte van aandelen (daaronder begrepen het verlenen van rechten tot het nemen van aandelen) geschiedt krachtens een besluit van de algemene vergadering.
(…)
16.11.
Het bestuur behoeft in ieder geval de voorafgaande goedkeuring van de raad van commissarissen voor: (…)
c. (…) het uitlenen en lenen van geld (…)
(…)
n. het doen van een voorstel tot uitgifte van aandelen in het kapitaal van de vennootschap;
(…)
16.12
Indien
geenRaad van Commissarissen is ingesteld dan komt de bevoegdheid tot het verlenen van voorafgaande goedkeuring als bedoeld in lid 11 (…) toe aan de algemene vergadering. Voor een besluit tot goedkeuring geldt een volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen, echter met uitzondering van de in lid 11 genoemde besluiten onder a, f, i, 1, n, o en p, welke besluiten overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 leden 1 en 2 door de algemene vergadering worden genomen.
(…)
23.2.9. (…)
Voorstellen van aandeelhouders en/of andere vergadergerechtigden moeten voor de oproeping tot de vergadering, schriftelijk met een toelichting bij het bestuur zijn ingediend; (…)
24.3.
De oproeping vermeldt de te behandelen onderwerpen. (…) Een onderwerp, waarvan de behandeling schriftelijk is verzocht door een of meer houders van aandelen of andere vergadergerechtigden die alleen of gezamenlijk ten minste een honderdste gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, wordt opgenomen in de oproeping of op dezelfde wijze aangekondigd indien de vennootschap het verzoek niet later dan op de dertigste dag voor die van de vergadering heeft ontvangen en mits geen zwaarwichtig belang van de vennootschap zich daartegen verzet.
24.4.
Omtrent onderwerpen waarvan de behandeling niet bij de oproeping is aangekondigd met inachtneming van de voor oproeping gestelde termijn, kan niet wettig worden besloten, tenzij alle vergadergerechtigden ermee hebben ingestemd dat de besluitvorming over die onderwerpen plaatsvindt en de bestuurders voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen.
(…)
26.4.
De besluiten van de algemene vergadering worden, behalve in de gevallen waarin bij de wet of deze statuten een grotere meerderheid is voorgeschreven, genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
(…)
Bijzondere besluiten
Artikel 28
28.1.
Besluiten (…) kunnen (…) slechts worden genomen in een algemene vergadering, waarin ten minste tweederde van het geplaatste kapitaal aanwezig of vertegenwoordigd is, met een meerderheid van ten minste drievierde van de uitgebrachte stemmen. (…)
28.2.
Is dit kapitaal niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen, te houden binnen dertig dagen na de eerste, maar niet eerder dan acht dagen daarna, waarin ongeacht het dan vertegenwoordigde kapitaal, de in lid 1 bedoelde besluiten kunnen worden genomen met een meerderheid van ten minste drievierde van de uitgebrachte stemmen. (…)”
4.3.
De hiervoor geciteerde bepalingen in de nu geldende versie van de statuten zijn gelijk aan de bepalingen in de oprichtingsakte. Radboud heeft in haar e-mail van 29 juli 2015 voorgesteld artikel 26.4 van de statuten te vervangen door een bepaling die voorschrijft dat de besluiten van de AVA worden genomen met een meerderheid van tweederde van de stemmen (mits ook tenminste tweederde van het kapitaal aanwezig is). Die wijziging is echter niet in de statuten aangebracht.
4.4.
Radboud meent dat de drie besluiten nietig zijn omdat het statutaire vereiste in artikel 24.3, dat een voorstel van een aandeelhouder uiterlijk 30 dagen voor de AVA moet worden ingediend, bij alle drie AVA’s niet is nageleefd. De rechtbank verwerpt dat standpunt. Artikel 24.3 van de statuten bevat alleen een verplichting van het bestuur om een voorstel van een aandeelhouder in de oproeping van de AVA op te nemen als dat voorstel uiterlijk 30 dagen voor de AVA is ingediend. Aangenomen mag worden dat de termijn van 30 dagen is opgenomen om het bestuur in staat te stellen een advies over het voorstel op te stellen. Als het voorstel minder dan 30 dagen voor de AVA is ingediend, is het daarom aan het bestuur om te beslissen of zij al dan niet tijdig over het voorstel kan adviseren en het voorstel toch op de agenda kan zetten. Het feit dat de drie voorstellen van AcuBlue minder dan 30 dagen voor de AVA’s zijn ingediend, levert daarom geen nietigheid van de besluiten op.
4.5.
Partijen zijn het erover eens dat voor een converteerbare lening dezelfde goedkeuring nodig is als voor een aandelenemissie, zodat voor alle drie besluiten dezelfde criteria gelden. Partijen zijn het er ook over eens dat volgens de letterlijke tekst van de statuten de drie besluiten niet vallen onder artikel 16.11 onder n, omdat het daarin gaat om een voorstel van het bestuur, terwijl de drie voorstellen steeds zijn gedaan door AcuBlue als aandeelhouder en niet door [A] als bestuurder. Radboud stelt zich op het standpunt dat de drie besluiten desondanks alleen konden worden genomen met een verzwaarde meerderheid van stemmen van 75%. Volgens Secmatix was een gewone meerderheid voldoende.
4.6.
Radboud stelt dat de drie voorstellen feitelijk zijn gedaan door [A] en alleen zijn gepresenteerd als een voorstel van AcuBlue om de goedkeuringseis van de verzwaarde meerderheid te kunnen omzeilen. Radboud meent dat uit de stukken blijkt dat [naam bestuurder Crownvest AG] ook bemoeienis heeft dan wel zeggenschap heeft in AcuBlue, de vennootschap van zijn echtgenote. In ieder geval is er volgens Radboud tussen Secmatix en AcuBlue sprake van een ontoelaatbare verstrengeling van belangen, zoals blijkt uit het feit dat AcuBlue al een dag na het rapport van VDBD in staat was haar eerste voorstel te doen.
4.7.
De rechtbank verwerpt dat standpunt van Radboud. De omstandigheden dat [naam bestuurder Crownvest AG] de echtgenoot is van de bestuurder van AcuBlue en dat [naam bestuurder Crownvest AG] wellicht invloed heeft gehad op de drie voorstellen van AcuBlue, geven geen reden om voor de drie voorstellen van AcuBlue de verzwaarde meerderheid te laten gelden die volgens de tekst van de statuten alleen is vereist voor een voorstel van het bestuur en niet voor een voorstel van een aandeelhouder. Als een voorstel van een aandeelhouder die tevens bestuurder is of nauwe banden heeft met een bestuurder, zou worden aangemerkt als een voorstel van het bestuur, zou die aandeelhouder immers in een slechtere positie worden gemanoeuvreerd dan de andere aandeelhouders, die een emissie kunnen voorstellen waarvoor een gewone meerderheid voldoende is.
4.8.
Radboud stelt dat de tekst van de statuten in strijd is met de bedoeling van partijen, die met de eis van een verzwaarde meerderheid voor een emissiebesluit minderheidsaandeelhouders hebben willen beschermen, waarvoor irrelevant is wie de emissie voorstelt. Volgens Radboud is de tekst van artikel 16.11 onder n een vergissing bij het opstellen van de statuten en zou Radboud in ieder geval bezwaar hebben gemaakt als zij deze sluiproute zou hebben doorzien bij de voorlaatste wijziging van de statuten.
4.9.
Secmatix betwist dat de tekst van de statuten zowel naar objectieve als naar subjectieve normen moet worden uitgelegd zoals Radboud stelt. Secmatix verwijst naar het criterium voor uitleg van statuten naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:3094).
4.10.
In het door Secmatix genoemde arrest is vermeld:
“Bij de uitleg van overeenkomsten heeft zich in de jurisprudentie een spectrum ontwikkeld, waarbij zich aan de ene kant de (meer objectieve) CAO-norm bevindt (waarbij de bewoordingen van een tekst, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn) en aan de andere kant de (meer subjectieve) Haviltex-norm (waarbij het aankomt op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten). In het arrest HR 20 februari 2004 ECLI:NL: HR:2004:AO1427, NJ 2005/493 (DSM/Fox) overweegt de Hoge Raad als volgt: “Tussen beide normen bestaat geen tegenstelling, maar een vloeiende overgang. Enerzijds heeft ook bij toepassing van de Haviltexnorm te gelden dat, indien de inhoud van een overeenkomst in een geschrift is vastgelegd (...) de argumenten voor een uitleg van dat geschrift naar objectieve maatstaven aan gewicht winnen in de mate waarin de daarin belichaamde overeenkomst naar haar aard meer is bestemd de rechtspositie te beïnvloeden van derden die de bedoeling van de contracterende partijen uit dat geschrift en een eventueel daarbij behorende toelichting niet kunnen kennen en het voor de opstellers voorzienbare aantal van die derden groter is, terwijl het geschrift ertoe strekt hun rechtspositie op uniforme wijze te regelen. Anderzijds leidt de CAO-norm niet tot een louter taalkundige uitleg (...)”.
In beginsel kan aangenomen worden dat voor statuten naar hun aard, onder meer vanwege het feit dat de inhoud daarvan niet alleen voor de oprichters van de vennootschap maar ook voor derden relevant is, geldt dat zij zich in het genoemde spectrum die de vloeiende overgang tussen de Haviltexnorm en de CAO-norm weergeeft, bevinden in het gebied waarin de uitleg op basis van de CAO-norm prevaleert, zodat objectieve maatstaven bij de uitleg van de statuten in beginsel centraal dienen te staan.
In dit geval gaat het om de samenwerking tussen twee personen die in de vorm van een vennootschap gegoten werd, waarbij beide oprichters betrokken waren bij de inrichting van de vennootschap, inclusief de statuten, terwijl het onderhavige geschil in feite ook tussen deze oprichters wordt uitgevochten. Bij de uitleg van de statuten komt dan weliswaar groot gewicht toe aan de (meest voor de hand liggende) taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen die partijen destijds hebben gekozen voor de vastlegging van hun afspraken in de statuten van de vennootschap, maar kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (vgl. HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101 inzake Lundiform/Mexx).”
4.11.
Ook in deze zaak gaat het om de uitleg van statuten binnen een joint-venture, maar het meningsverschil over die uitleg bestaat niet tussen de twee oprichters Radboud en NovioTech maar tussen Radboud en (feitelijk) AcuBlue, die pas later aandelen in Secmatix heeft verkregen. De gewraakte bepaling was al bij de oprichting van Secmatix in de statuten opgenomen. Bij de uitleg van de statuten moeten daarom objectieve maatstaven centraal staan.
4.12.
Het gaat hier om een bepaling waarvan de tekst glashelder is en daarom niet voor meerdere uitleg vatbaar: het bestuur heeft goedkeuring nodig van (een gekwalificeerde meerderheid van) de AVA voor het doen van een voorstel tot aandelenemissie. Deze bepaling kan naar objectieve maatstaven niet worden uitgelegd zoals Radboud wil. In feite komt het standpunt van Radboud erop neer dat de oprichters bij het opstellen van de statuten zijn vergeten elders in de statuten een specifieke bepaling op te nemen over de meerderheid van stemmen die vereist is voor een aandelenemissie. Dat is geen kwestie die kan worden opgelost door de statuten naar objectieve maatstaven uit te leggen, maar kan hooguit worden opgelost via de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW.
4.13.
Radboud baseert haar standpunt dat een 75% meerderheid van stemmen nodig was voor de drie besluiten, ten slotte op artikel 7.2 van de in april 2015 tussen Radboud, NovioTech, AcuBlue en Secmatix gesloten aandeelhoudersovereenkomst (prod. 13 Radboud.
4.14.
In artikel 7.2 van de aandeelhoudersovereenkomst is bepaald:

Voorts erkennen Partijen ten aanzien van uitgifte en de daaruit voortvloeiende verwatering van hun aandelen gebonden te zijn aan hetgeen zij hebben vastgelegd in de Termsheet (met name, doch niet uitsluitend, art. 3.3 t/m 3.5 aldaar) en ten aanzien van AcuBlue in Termsheet 2.
In Termsheet 2 zijn geen bepalingen over de uitgifte van aandelen opgenomen.
Artikel 3.3 tot en met 3.5 van Termsheet 1 bevatten bepalingen over o.a. het voorkeursrecht en de lock up-periode bij verkoop van aandelen.
In artikel 4.6 van Termsheet 1 is bepaald:
“The general meeting of Shareholders will, except as stated in 4.7 below, take all decisions by a Qualifîed Majority”.
In artikel 3.4 van Termsheet 1 is een Qualified Majority gedefinieerd als:
“a majority of seventy five percent (75% per cent) of the Shareholders”.
4.15.
Radboud stelt zich op het standpunt dat AcuBlue en Secmatix op grond van artikel 7.2 van de aandeelhoudersovereenkomst gebonden zijn aan Termsheet 1 en dat op grond van artikel 4.6 van Termsheet 1 voor alle besluiten van de AVA (en dus ook voor de drie besluiten die in deze procedure aan de orde zijn) een meerderheid van 75% is vereist. Secmatix betwist dat. Volgens Secmatix waren alleen Radboud en NovioTech als oprichters gebonden aan Termsheet 1 en is AcuBlue op grond van artikel 7.2 van de aandeelhoudersovereenkomst alleen gebonden aan Termsheet 2.
4.16.
De rechtbank verwerpt ook het beroep van Radboud op artikel 7.2 van de aandeelhoudersovereenkomst. De rechtbank laat daarbij in het midden of dat artikel zo moet worden uitgelegd dat AcuBlue niet alleen gebonden is aan Termsheet 2 maar ook aan Termsheet 1, zoals Radboud meent. Ook als AcuBlue aan Termsheet 1 gebonden is, volgt uit artikel 7.2 niet dat alle besluiten van de AVA en daarmee ook emissiebesluiten - met een meerderheid van 75% genomen moeten worden. Radboud en NovioTech hebben er bij de oprichting van Secmatix (op 28 oktober 2014) voor gekozen om in de statuten af te wijken van de volgens dit artikel vereiste meerderheid van 75%. Volgens de statuten is die meerderheid immers alleen voor bijzondere besluiten nodig en is voor de overige besluiten een gewone meerderheid voldoende. Omdat de meeste artikelen van Termsheet 1, waaronder artikel 4.6, volgens de considerans onder K van Termsheet 1 niet bindend waren, mochten AcuBlue en Secmatix in redelijkheid verwachten dat artikel 4.6 van Termsheet 1 niet meer gold omdat Radboud en NovioTech bij de uitwerking van de minnelijke regeling een andere regeling waren overeengekomen. Radboud heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan AcuBlue en Secmatix toch in redelijkheid hadden moeten verwachten dat artikel 7.2 van de aandeelhoudersovereenkomst erop neer kwam dat in afwijking van de statuten alle besluiten van de AVA met een meerderheid van 75% genomen zouden moeten worden. Integendeel, uit de e-mail van Radboud van 29 juli 2015 volgt dat ook Radboud zelf niet van een dergelijke uitleg van artikel 7.2 van de aandeelhoudersovereenkomst is uitgegaan. Daar komt nog bij dat de statuten op 29 september 2016 (nogmaals) zijn gewijzigd, maar niet op dit punt.
4.17.
Omdat alle argumenten van Radboud zijn verworpen, faalt haar grondslag van de vorderingen dat de drie besluiten nietig zijn op grond van artikel 2:14 BW.
De redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW
4.18.
Radboud stelt zich op het standpunt dat de drie besluiten in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW en dus op grond van artikel 2:15 BW vernietigbaar omdat het belang van Radboud als minderheidsaandeelhouder daardoor zou verwateren. Secmatix betwist dat.
4.19.
Op grond van artikel 2:8 BW moeten de vennootschap en degenen die krachtens de wet en de statuten bij haar organisatie zijn betrokken, zich als zodanig jegens elkaar gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Uit deze regel vloeit onder meer voort dat de vennootschap zorgvuldigheid moet betrachten met betrekking tot de belangen van al haar aandeelhouders. De uitwerking van de zorgvuldigheidsplicht zal mede afhankelijk zijn van de omstandigheden van het geval. Daarbij mag in aanmerking mag worden genomen dat het gaat om minderheidsaandeelhouders tegenover meerderheidsaandeelhouders. Als daarvan sprake is, kan eerder dan in andere gevallen sprake zijn van de mogelijkheid van een vermenging van de belangen van de vennootschap en van sommige van deze personen, zodat er reden is daarop attent te zijn en met de nodige zorgvuldigheid te voorkomen dat ontoelaatbare verstrengeling van belangen ontstaat. (Zie voor een en ander het arrest van de Hoge Raad van 1 maart 2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD9857).
4.20.
Duidelijk is dat Secmatix dringend financiële middelen nodig heeft om haar uitgaven te kunnen bekostigen. Secmatix is al vanaf 2017 niet meer in staat haar bestuurder [A] te betalen, die in ieder geval recht had en heeft op betaling van de managementfee van € 3.000, per maand. Secmatix heeft er ook zelf belang bij haar bestuurder te betalen, omdat zij zonder bestuurder stuurloos is. Secmatix moet ook andere soorten kosten maken in het belang van zichzelf en haar dochters.
4.21.
Toen [A] als bestuurder werd aangetrokken, was het de bedoeling van de twee toenmalige partners dat [A] op zoek zou gaan naar externe financiers. Met die externe financiering zou Secmatix voldoende werkkapitaal voor al haar kosten moeten verkrijgen. [A] zou voor het vinden van externe financiers ook beloond worden in de vorm van de hogere managementfee van € 100.000, per jaar en de bonus. Uit de door Secmatix overgelegde stukken blijkt echter dat [A] er tot op heden niet in is geslaagd om externe financiers te vinden. Gelet op alle procedures waarin Secmatix verwikkeld is en met name de procedure tegen NovioTech (die wellicht met Secmatix zou kunnen gaan concurreren) en deze procedure, valt het ook niet te verwachten dat op korte termijn alsnog externe financiers gevonden zullen worden.
4.22.
Het is daarom op zichzelf niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat Secmatix en AcuBlue op zoek zijn gegaan naar mogelijkheden om werkkapitaal voor Secmatix te verkrijgen door middel van interne financiering. Integendeel, ook Radboud als minderheidsaandeelhouder is op grond van de redelijkheid en billijkheid verplicht om mee te werken aan redelijke oplossingen voor het verkrijgen van werkkapitaal voor Secmatix. Radboud kan niet van Secmatix verlangen dat zij haar bestuurder [A] nog langer onbetaald laat.
4.23.
Bij de keuze uit de verschillende mogelijkheden voor interne financiering moeten Secmatix en AcuBlue echter rekening houden met de belangen van Radboud als minderheidsaandeelhouder. Dat deed AcuBlue niet bij haar voorstellen voor de twee emissiebesluiten. Als Radboud geen van de nieuw uit te geven aandelen zou kopen, zou haar aandelenbelang in Secmatix verwateren tot 0,02%, zodat Radboud nauwelijks meer zou kunnen profiteren van toekomstige winst van Secmatix en haar dochters. Het aansturen op een dergelijke verwatering van het belang van een minderheidsaandeelhouder was in strijd met de redelijkheid en billijkheid, omdat de door Radboud gratis aan Secmatix verschafte licentie voor de PIC-gel de ruggengraat van Secmatix vormt en omdat Radboud in het verleden Secmatix al overeind had gehouden door leningen van totaal € 556.249, aan Secmatix te verstrekken. Radboud meende dat zij daarmee al voldoende werkkapitaal aan Secmatix had verschaft en dat AcuBlue als meerderheidsaandeelhouder nu aan de beurt was. De twee emissiebesluiten kwamen er feitelijk op neer dat Radboud door AcuBlue gedwongen werd om toch een evenredig deel van het nieuwe werkkapitaal voor haar rekening te nemen. Door voor een aandelenemissie te kiezen en niet voor alternatieve vormen van interne financiering waarbij rekening werd gehouden met de belangen van Radboud, heeft AcuBlue in strijd gehandeld met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW. Ook Secmatix heeft gehandeld in strijd met die redelijkheid en billijkheid door de twee emissiebesluiten te willen uitvoeren in het nadeel van Radboud als minderheidsaandeelhouder en in het voordeel van AcuBlue. Daarbij is mede van belang dat sprake is van belangenverstrengeling tussen [A] als bestuurder van Secmatix en AcuBlue als meerderheidsaandeelhouder van Secmatix, omdat de bestuurders van [A] en AcuBlue echtgenoten zijn.
4.24.
Vervolgens heeft ook Radboud zelf in strijd met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW gehandeld door in februari 2018 voor te stellen dat RUP en RUMC ieder een converteerbare lening van € 25.000, aan Secmatix zouden verstrekken. Dat voorstel was niet in het belang van Secmatix, omdat Secmatix daarmee geen extra werkkapitaal zou verkrijgen, maar de te lenen bedragen alleen zouden worden verrekend met een vordering van SKU. Die vordering wordt door Secmatix betwist, zodat Radboud via de lening toch betaling zou kunnen afdwingen. Bovendien had Radboud in het concept van de geldleningsovereenkomst een bepaling opgenomen (onder de definities; zie hiervoor r.o. 3.28) die Radboud het recht gaf om in ieder geval de door RUP te verstrekken lening op elk door haar gewenst moment om te zetten in aandelen, waarvoor Radboud alleen maar een brief naar Secmatix hoefde te versturen. De conversieprijs was € 1, per aandeel, zodat Radboud met die conversie 25.000 aandelen in Secmatix zou kunnen verkrijgen. Daarna zou Radboud 29.250 aandelen hebben, aanzienlijk meer dan de 5.750 aandelen van AcuBlue. Dit voorstel van Radboud was daarom in strijd met de belangen van AcuBlue als meerderheidsaandeelhouder, waarmee ook Radboud als minderheidsaandeelhouder rekening moet houden.
4.25.
AcuBlue heeft zich kennelijk door het voorstel van Radboud laten inspireren en heeft op haar beurt voorgesteld om zelf een lening van € 50.000, aan Secmatix te verstrekken op de door Radboud voorgestelde conversievoorwaarden. AcuBlue bood daarbij aan Radboud de gelegenheid om ook een lening aan Secmatix te verstrekken tegen die conversievoorwaarden, mits het door Radboud te lenen bedrag niet zou worden verrekend maar als werkkapitaal ter beschikking zou worden gesteld. Dit voorstel had feitelijk voor Radboud dezelfde nadelen als de twee emissiebesluiten. Als Radboud geen lening aan Secmatix zou verstrekken, zou AcuBlue de mogelijkheid krijgen om de door haar te verstrekken lening van € 50.000, op elk door haar gewenst moment om te zetten in 50.000 aandelen, waardoor het aandelenbelang van Radboud zou verwateren. Om dat te voorkomen, zou Radboud gedwongen zijn om zelf opnieuw een bedrag te lenen aan Secmatix, terwijl Radboud zich op het standpunt stelde dat AcuBlue aan de beurt was. Ook het derde besluit was daarom in strijd met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW omdat AcuBlue en Secmatix geen rekening hielden met de belangen van Radboud. De omstandigheid dat dit besluit feitelijk uit de eigen koker van Radboud kwam, is geen reden om het derde besluit redelijk en billijk te achten.
Conclusie in conventie
4.26.
De primaire vorderingen in conventie moeten worden afgewezen omdat de drie besluiten niet nietig zijn op grond van artikel 2:14 BW. Omdat alle drie besluiten in strijd met de redelijkheid en billijkheid van art 2:8 BW zijn, zijn die besluiten op grond van artikel 2:15 BW vernietigbaar. De subsidiaire vorderingen in conventie tot vernietiging van de drie besluiten zijn daarom wel toewijsbaar. Ook het door Radboud in conventie gevorderde verbod tot uitvoering van de drie besluiten kan worden toegewezen. De rechtbank zal aan dat verbod een dwangsom koppelen zoals door Radboud gevorderd, maar gelet op de aard van het verbod kiest de rechtbank voor een eenmalige dwangsom in plaats van de door Radboud gevorderde dwangsom per dag met een maximum van € 500.000,.
4.27.
Daarnaast vordert Radboud om Secmatix te verbieden uitvoering te geven aan elk nieuw aandeelhoudersbesluit dat rechtstreeks ziet op de uitgifte van aandelen of indirect via een converteerbare lening, dan wel anderszins. Die vordering is niet toewijsbaar. De vernietiging van de drie besluiten doet er niet aan af dat Secmatix dringend financiële middelen nodig heeft en dat beide aandeelhouders op grond van de redelijkheid en billijkheid verplicht zijn mee te werken aan redelijke vormen van interne financiering. Het zal daarom bijvoorbeeld in beginsel niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn als AcuBlue aan Secmatix een converteerbare lening verschaft op dezelfde voorwaarden als Radboud in het verleden heeft gehanteerd. Ook kunnen nieuwe ontwikkelingen invloed hebben op de toepassing van de redelijkheid en billijkheid. Als bijvoorbeeld zou blijken dat Radboud de licentieovereenkomst tussen Radboud en Secmatix gesloten licentieovereenkomst zonder redelijke grond heeft ontbonden en daarmee het voortbestaan van Secmatix onnodig in gevaar heeft gebracht, dan zou dat een factor kunnen zijn die meeweegt in de afweging van de belangen van de twee aandeelhouders.
4.28.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat partijen er goed aan zouden doen om te zoeken naar een definitieve oplossing van hun geschil. Als partijen met elkaar verder willen, zou AcuBlue een deel van haar aandelen aan Radboud kunnen verkopen, zodat beide partijen gelijkwaardige aandeelhouders worden. Zij moeten dan overeenstemming bereiken over de mate waarin elk van de partner Secmatix financiert, rekening houdende met de financiële situatie van partijen. Als partijen niet met elkaar verder willen, zullen zij moeten beslissen wie van hen verder gaat met Secmatix. Als dat AcuBlue wordt, zouden partijen kunnen overwegen om nadere afspraken te maken over de gratis licentie voor de PIC-gel. Daarnaast zal een koopprijs voor de aandelen van Radboud overeengekomen moeten worden en zal besproken moeten worden op welk tijdstip de door Radboud verschafte leningen moeten worden terugbetaald. Als Radboud degene is die Secmatix (al dan niet met een nieuwe partner) zal voortzetten, zal overeenstemming moeten worden bereikt over de koopprijs voor de aandelen van AcuBlue en over de vergoeding voor het werk van [A] .
4.29.
Secmatix zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Radboud worden begroot op:
- dagvaarding € 81,00
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 626,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
1.086,00(2,0 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 1.793,00
Conclusie in reconventie
4.30.
Omdat de drie besluiten in conventie vernietigd worden, zijn de vorderingen van Secmatix in reconventie niet toewijsbaar.
4.31.
Secmatix zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Radboud worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
543,00(2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 543,00)
Totaal € 543,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
vernietigt de drie besluiten van de aandeelhoudersvergadering van Secmatix van 30 augustus 2017, 2 januari 2018 en 30 mei 2015 op grond van artikel 2:15 BW in samenhang met artikel 2:8 BW,
5.2.
verbiedt Secmatix om deze drie besluiten uit te voeren,
5.3.
bepaalt dat Secmatix een dwangsom van € 500.000, verbeurt als zij (een van) deze drie besluiten uitvoert,
5.4.
veroordeelt Secmatix in de proceskosten, aan de zijde van Radboud tot op heden begroot op € 1.793,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 14 dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt Secmatix in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, dan wel een bedrag van € 199,00 als Secmatix niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
5.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst de vorderingen af,
5.9.
veroordeelt Secmatix in de proceskosten, aan de zijde van Radboud tot op heden begroot op € 543,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.R.M. van Dam en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2019.