ECLI:NL:RBOBR:2018:89

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
17_440
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde aanvraag om Wajong-uitkering en beoordeling van nova en duuraanspraak

In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag van eiseres voor een Wajong-uitkering, die eerder was afgewezen. Eiseres, geboren op 19 januari 1993, heeft een neurologische aandoening en psychische klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het oorspronkelijke besluit van 2 maart 2015, waarin de aanvraag werd afgewezen, niet onjuist of kennelijk onredelijk was. Eiseres heeft geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden (nova) aangevoerd die een herbeoordeling rechtvaardigen. De rechtbank oordeelt dat de toename van arbeidsongeschiktheid per 3 augustus 2015 niet leidt tot recht op arbeidsondersteuning, omdat de Wajong 2015 niet van toepassing is op aanvragen na 1 januari 2015. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op het Korošec-arrest, maar de rechtbank oordeelt dat de besluitvorming zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om een deskundige te benoemen. De rechtbank concludeert dat er geen schending is van het eigendomsrecht volgens het EVRM, en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/440
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 januari 2018 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. J.W. van de Wege),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. C.L. Schuren).
Procesverloop
Bij besluit van 4 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten niet terug te komen van het besluit van 2 maart 2015, waarbij de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) is afgewezen. Tevens heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015).
Bij besluit van 23 december 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 10 april 2017 heeft eiseres een aanvullend beroepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting bij de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 9 mei 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen te reageren op het rapport van de arbeidsdeskundige Bezwaar en Beroep (B&B) van 4 mei 2017. Tevens is verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het door eiseres ter zitting aangehaalde arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 13 december 2016, Bélané Nagy (nr. 53080/13, USZ 2017/16). Verweerder heeft gereageerd bij aanvullend verweerschrift van 24 mei 2017. Eiseres heeft bij brief van 28 juli 2017 laten weten dat zij geen nadere reactie zal indienen.
Vervolgens heeft de enkelvoudige kamer de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.
Het onderzoek ter zitting bij de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 30 november 2017, waar eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiseres is geboren op 19 januari 1993. Op 19 januari 2011 is zij 18 jaar geworden. Eiseres is bekend met de neurologische aandoening Chiari malformatie (type I) en syringomyelie. Daarnaast is bij eiseres sprake van een high level borderline persoonlijkheidsstoornis en knieklachten.
2. Bij besluit van 28 juli 2014 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres per 23 mei 2013 geen recht heeft op een uitkering grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
3. Op 8 september 2014 heeft verweerder van eiseres een aanvraag voor een Wajong-uitkering ontvangen. Bij besluit van 2 maart 2015 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres met haar beperkingen meer dan 75% van het maatmaninkomen kan verdienen. Eiseres heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt, zodat dit in rechte vaststaat. Op 18 januari 2016 heeft eiseres verzocht om herziening van het besluit van 2 maart 2015. Bij haar verzoek heeft eiseres brieven overgelegd van neuroloog dr. T. van Havenbergh van 29 juli 2015, 3 augustus 2015 en 16 september 2015, een (ongedateerde) multidisciplinaire behandelovereenkomst van GGZ Oost Brabant en een rapport van Argonaut van 2 februari 2015.
4. Bij het primaire besluit van 4 maart 2016 heeft verweerder besloten niet terug te komen van het besluit van 2 maart 2015. Tevens heeft verweerder het standpunt ingenomen dat eiseres per 3 augustus 2015 geen benutbare mogelijkheden heeft, vanwege een geplande operatieve ingreep, maar dat het ontbreken van benutbare mogelijkheden niet duurzaam is. Eiseres voldoet daarom niet aan de voorwaarden voor een uitkering op grond van de Wajong 2015.
5. Vervolgens heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat hij het voornemen heeft tot wijziging van het besluit van 4 maart 2016, in die zin dat het herzieningsverzoek ook wordt opgevat als een verzoek om toepassing van de duuraanspraak-jurisprudentie. Ten aanzien van de melding van toegenomen klachten/beperkingen is verweerder voornemens het besluit van 4 maart 2016 te wijzigen. Gelet op de datum waarop het verzoek is ingediend, kan voor eiseres geen recht op arbeidsondersteuning meer ontstaan. Eiseres heeft naar aanleiding van het voornemen bezwaren naar voren gebracht.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat niet wordt teruggekomen van het oorspronkelijke besluit van 2 maart 2015, omdat eiseres geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden (nova) heeft aangevoerd, naar aanleiding waarvan de belastbaarheid, zoals bij de eerdere beoordeling is vastgesteld voor de leeftijd van 17-18 jaar, moet worden gewijzigd. Voor een herziening voor de toekomst ziet verweerder evenmin aanleiding, nu uit de ingebrachte informatie niet blijkt dat het oorspronkelijke besluit onjuist was. Verder wijst verweerder erop dat het recht op arbeidsondersteuning niet kan ingaan na 1 januari 2015. Nu het herzieningsverzoek van eiseres dateert van 18 januari 2016, kan eiseres, gelet op artikel 2:15, vierde lid, van de Wajong 2015, niet meer in aanmerking komen voor een uitkering voor de toekomst.
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat wel sprake is van nova. Uit de brieven van neuroloog Van Havenbergh blijkt volgens eiseres dat zij ook op de leeftijd van 17-18 jaar al vergaande beperkingen had als gevolg van het Chiari-syndroom en de syringomyelie. De neuroloog geeft aan dat bij eiseres sprake is van aanslepende pijnklachten, waardoor het voor eiseres niet mogelijk is om in een normaal arbeidscircuit te functioneren. Volgens eiseres was dit in de jaren vóór 3 augustus 2015 ook al het geval. Eiseres betwist dan ook dat haar klachten pas op 3 augustus 2015 zijn toegenomen. Uit het huisartsenjournaal van 14 januari 2015 blijkt dat eiseres zich diverse malen bij de huisarts heeft gemeld met toegenomen klachten. Zo is op 26 juni 2013 een melding gedaan van toegenomen hoofdpijnklachten en op 4 november 2013 een melding van toegenomen klachten die al vijf tot zes maanden aanwezig waren. Verder is in het huisartsenjournaal op 23 juni 2014 vermeld dat de situatie in de hersenen is verslechterd. Gelet op de informatie van de neuroloog en de huisarts, had verweerder moeten onderzoeken of de klachten van eiseres al eerder, voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wajong 2015, waren toegenomen. Ter zitting van 9 mei 2017 heeft eiseres verzocht een deskundige te benoemen met een beroep op het Korošec-arrest.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
9. Zoals de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in de uitspraken van 14 januari 2015 (ECLI:NL:CRVB: 2015:1 en ECLI:NL:CRVB:2015:2) heeft overwogen, moet een aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering, na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering, naar zijn strekking worden beoordeeld. Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht), dat bedoeld wordt een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber) of dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak). Indien in een voorkomend geval niet (geheel) duidelijk is wat met een aanvraag wordt beoogd, ligt het op de weg van verweerder daarover bij de aanvrager nadere informatie in te winnen. Het onderscheid in wat de belanghebbende heeft beoogd, is van belang voor de beoordeling van de aanvraag door verweerder en de toetsing van de beslissing op die aanvraag door de bestuursrechter.

Nova

10. De rechtbank zal allereerst beoordelen of sprake is van nova. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden, die een hernieuwde (inhoudelijke) beoordeling rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd, aan het eerdere besluit kan afdoen. In dit geval dient de informatie derhalve van belang te zijn voor de vraag of eiseres in haar 17e-18e levensjaar als jonggehandicapte in de zin van de Wet Wajong diende te worden aangemerkt.
11. De rechtbank is van oordeel dat hier geen sprake is van nieuw gebleken feiten of omstandigheden. In het rapport van de primaire verzekeringsarts van 3 juni 2016 is overwogen dat eiseres in het kader van haar Wajong-aanvraag van 8 september 2014 bekend is met neurologische klachten, psychische klachten en knieklachten. Volgens de primaire verzekeringsarts is geen sprake van nova. In de rapportage van 18 november 2016 van de verzekeringsarts B&B wordt deze conclusie onderschreven. Uit de brieven van de neuroloog, de GGZ en de in bezwaar overgelegde informatie van de huisarts komen geen nieuwe medische feiten naar voren, die een ander licht werpen op de medische situatie op de in geding zijnde datum (de datum waarop eiseres 18 jaar is geworden, 19 januari 2011). De rechtbank volgt deze conclusie.

Duuraanspraak

12. Voor zover de aanvraag van eiser een verzoek om herziening voor de toekomst inhoudt (de duuraanspraak-jurisprudentie), overweegt de rechtbank als volgt. In dit kader is van belang of het eerdere afwijzingsbesluit, gelet op de ingebrachte gegevens, als onjuist is aan te merken. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 18 november 2016 geconcludeerd dat de ingebrachte gegevens geen reden vormen om de eerdere afwijzing als onjuist aan te merken. Het huisartsenjournaal over de periode 27 april 2011 tot en met januari 2015 was bij de eerdere beoordeling al bekend en bij de vaststelling van de belastbaarheid per 19 januari 2011 is hiermee rekening gehouden. Het door eiseres in bezwaar overgelegde huisartsenjournaal over de periode 29 januari 2015 tot en met 24 februari 2015 bevat geen nieuwe feiten die zien op de leeftijd 17-18 jaar. De rechtbank volgt deze conclusie. Ook volgt de rechtbank de conclusie van de verzekeringsarts B&B dat de informatie van de neuroloog niet relevant is op de datum in geding. Die informatie kan daarom niet afdoen aan de juistheid van de eerdere afwijzing. Het besluit van 2 maart 2015 is derhalve niet onjuist of kennelijk onredelijk gebleken. Bij het oorspronkelijke besluit is dan ook terecht geen Wajong-uitkering aan eiseres toegekend, zodat geen aanleiding bestaat dat besluit voor de toekomst te herzien.

Amber

13. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat sprake is van een toename van de arbeidsongeschiktheid van eiseres per 3 augustus 2015, gelet op de informatie van de neuroloog van die datum, waaruit volgt dat in verband met de evolutie van de syringomyelie een operatieve ingreep zal plaatsvinden. Een toename van de arbeidsongeschiktheid op eerdere data, 4 juni 2013, 4 november 2013 dan wel 23 juni 2014, zoals gesteld door eiseres, blijkt volgens verweerder niet uit de aanwezige medische informatie. Verweerder is van mening dat de toename van de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet kan leiden tot een recht op arbeidsondersteuning en dus een Wajong-uitkering, omdat het recht op arbeidsondersteuning ingevolge artikel 2:15, tweede lid, van de Wajong 2015 niet eerder dan 16 weken na de aanvraag kan ontstaan en uit het bepaalde in artikel 2:15, vierde lid, van de Wajong 2015 volgt dat het recht op arbeidsondersteuning niet kan ingaan na 1 januari 2015. Dat betekent dat aanvragen die gedaan zijn na 10 september 2014, niet meer kunnen leiden tot toekenning van arbeidsondersteuning.
14. De rechtbank volgt verweerder hierin. Zoals de CRvB in de uitspraak van 6 september 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2994) overweegt, is sprake van een bewuste keuze van de wetgever. De door eiseres aangehaalde uitspraak van de CRvB van 13 juli 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BX1503) kan daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan afdoen. Nu het herzieningsverzoek van eiseres dateert van 18 januari 2016, kan zij dus niet meer in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Wajong 2010.

Wajong 2015

15. De rechtbank is van oordeel dat de herhaalde aanvraag niet tevens kan worden aangemerkt als een nieuwe aanvraag onder de Wajong 2015. Ook overigens ziet de rechtbank geen aanknopingspunten op grond waarvan een beoordeling op basis van de Wajong 2015 aan de orde is. Aan een oordeel over de juistheid van verweerders standpunt dat eiseres ook op grond van de bepalingen uit de Wajong 2015 geen recht heeft op een uitkering, komt de rechtbank dan ook niet toe (vergelijk de uitspraak van deze rechtbank van 27 juli 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:4015).

Arrest Korošec

16. Ter zitting van 9 mei 2017 heeft eiseres een beroep gedaan op het Korošec-arrest. Gelet op de uitleg die de CRvB in arbeidsongeschiktheidszaken inmiddels aan dat arrest heeft gegeven (uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226), dient een beoordeling in drie stappen plaats te vinden. Allereerst dient de zorgvuldigheid van de besluitvorming te worden beoordeeld: rapporten van verzekeringsartsen moeten blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en moeten deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn. Vervolgens moet worden bezien of er evenwicht bestaat tussen partijen met betrekking tot de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen (equality of arms) en zo nee, hoe dat evenwicht hersteld moet worden. Indien er sprake is van evenwicht, dient tenslotte een inhoudelijke beoordeling plaats te vinden. Als eiseres door haar gemotiveerde betwisting twijfel heeft doen ontstaan aan de verzekeringsgeneeskundige beoordeling en deze, na een eventuele reactie van verweerder, niet is weggenomen, kan daarin reden bestaan een (medisch) deskundige te benoemen.
17. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op onderzoeken van zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts B&B. De rechtbank is van oordeel dat de onderzoeken voldoende zorgvuldig zijn geweest. Daarnaast zijn de onderzoeken deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent. Eiseres heeft van de mogelijkheid om medische informatie aan te dragen gebruik gemaakt en die informatie is door verweerder kenbaar in de heroverweging betrokken. Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, geeft voorts onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan het medische oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding een medisch deskundige te benoemen.

Geschiktheid functie

18. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet voldoet aan de in de functies die vallen onder SBC-code 271130 vereiste beheersing van de Engelse taal in woord en geschrift. In de aanvullende rapportage van 4 mei 2017 heeft de arbeidskundige B&B gemotiveerd uiteengezet dat het in die functies om praktisch gericht en toegepast Engels gaat en eiseres, gelet op haar vooropleiding, geacht wordt de Engelse taal in voldoende mate te beheersen om de opdrachten die in het Engels zijn verwoord te lezen en te interpreteren. Een grote Engelse taalbeheersing wordt niet gevergd. De rechtbank ziet geen aanleiding aan deze toelichting te twijfelen. De beroepsgrond faalt.

Arrest Béláné Nagy

19. Ter zitting van 9 mei 2017 heeft eiseres met een beroep op het arrest van het EHRM van 13 december 2016, Béláné Nagy, gesteld dat de wijziging van de Wajong per 1 januari 2015 in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (eigendomsrecht). Eiseres is van mening dat zij perspectief mocht hebben op een Wajong-uitkering op grond van hoofdstuk 2 van de Wajong, zoals dat luidde vóór 1 januari 2015.
20. De rechtbank overweegt het volgende. Met de inwerkingtreding van de Invoeringswet Participatiewet (Stb. 2014, 270 en 271) per 1 januari 2015 is de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) gewijzigd in de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015). De Wajong 2015 is alleen toegankelijk voor jonggehandicapten, die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Eiseres had ten tijde van de inwerkingtreding van de Wajong 2015 geen recht op een Wajong-uitkering. Van een legitieme verwachting op een aanspraak op een Wajong-uitkering en het ontnemen van een bestaand eigendomsrecht is dus naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Voorts acht de rechtbank van belang dat voor de Wajong geldt dat sprake is van financiering uit de algemene middelen en dat toekenning van een Wajong-uitkering niet afhankelijk is van betaalde premies of bijdragen. Anders dan Nagy is eiseres dus geen verplicht deelnemer aan een opbouwstelsel. Van een te beschermen belang bij overgang naar een gewijzigde systematiek is derhalve geen sprake. Gelet daarop gaat een vergelijking met de hiervoor genoemde uitspraak van het EHRM niet op. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De beroepsgrond faalt.
21. Uit voorgaande overwegingen volgt dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Rijnbeek, voorzitter, en mr. M.G.A. Poelman en
mr. E.L. Benetreu, leden, in aanwezigheid van mr. F.C. Meulemans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.