ECLI:NL:RBOBR:2016:4015
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- L. Soeteman
- M. van den Brink
- N. Verrijt
- Rechtspraak.nl
Herhaalde aanvraag om Wajong-uitkering en beoordeling van nova en Amber-situatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een herhaalde aanvraag op grond van de Wet Wajong 2010. De eiser, geboren in 1988, had eerder op 16 september 2013 een Wajong-uitkering aangevraagd, welke aanvraag op 8 november 2013 was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van voldoende informatie over de arbeidsbeperkingen van de eiser op zijn 17e verjaardag. In de herhaalde aanvraag, ingediend op 2 juli 2015, stelde de eiser dat zijn beperkingen waren onderschat en dat hij wel degelijk in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden (nova) die een hernieuwde beoordeling rechtvaardigden. De rechtbank stelde vast dat de informatie die de eiser had overgelegd, niet nieuw was en dat deze informatie niet had kunnen afdoen aan de eerdere afwijzing. De rechtbank concludeerde dat de Uwv de aanvraag van de eiser terecht had aangemerkt als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit, en dat de beoordeling op basis van de Wet Wajong 2010 correct was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat er geen grondslag was voor een uitkeringsrecht per latere datum dan op grond van de Amber-bepaling.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.