Procesverloop
Bij schriftelijke kennisgeving (legesaanslag), met dagtekening 18 maart 2016, zijn aan eiser ter zake van een door hem ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning met nummer OV16004, leges in rekening gebracht tot een bedrag van in totaal € 2.971,11.
Bij uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2016 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de legesaanslag gehandhaafd.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Bij besluit van 24 november 2016 heeft verweerder de uitspraak op bezwaar herzien en de legesaanslag verminderd van een bedrag van € 2.971,11 tot een bedrag van € 1.780,12.
Bij besluit van 23 maart 2017 heeft verweerder het besluit van 24 november 2016 herzien onder handhaving van het legesbedrag van € 1.780,12. Tevens is aan eiser een proceskostenvergoeding toegekend voor de kosten voor in bezwaar aan eiser verleende rechtsbijstand, tot een bedrag van € 246 en is de gevorderde reiskostenvergoeding van
€ 19,60 afgewezen.
Bij besluit van 29 maart 2017 heeft verweerder het besluit van 23 maart 2017 herzien, onder handhaving van het legesbedrag van € 1.780,12 en de beslissingen ten aanzien van de proceskostenvergoeding.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft in de loop van de beroepsprocedure en na het verweerschrift nadere stukken ingediend.
Verweerder heeft bij brief van 30 oktober 2017 op een schriftelijke vraagstelling van de rechtbank van 25 oktober 2017 gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2017. Eiser is verschenen, vergezeld van zijn echtgenote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
FeitenEiser heeft op 12 januari 2016 op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een tijdelijke woning tijdens de bouw van de nieuwe woning en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan op het perceel [het perceel] , kadastraal bekend als gemeente Heeze, sectie H, nummer [nummer] . Deze aanvraag is geregistreerd bij verweerders gemeente onder nummer OV16004.
Verweerder heeft voor het in behandeling nemen van deze aanvraag, overeenkomstig de bij de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2016 van de gemeente Heeze-Leende behorende Tarieventabel leges 2016 (hierna te noemen: Legesverordening 2016 respectievelijk Tarieventabel 2016) leges geheven, zoals vermeld in het procesverloop. Bij de uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2016 heeft verweerder de legesaanslag gehandhaafd.
Bij nadere besluitvorming, als vermeld in het procesverloop, heeft verweerder de legesaanslag verminderd van € 2.971,11 naar € 1.780,12.
1. Partijen zijn verdeeld over de hoogte van de leges die zijn geheven met betrekking tot het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning met nummer OV16004.
De ontvankelijkheid; verweerders herziene besluiten
2. Alvorens tot een (inhoudelijke) beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient de rechtbank de ontvankelijkheid van het beroep van eiser te beoordelen. Zoals uit het procesverloop blijkt, heeft verweerder bij besluiten van 24 november 2016,
23 maart 2017 en 29 maart 2017 de uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2016 herzien.
3. De rechtbank overweegt dat het wettelijk stelsel, zoals toegepast in het belastingrecht, meebrengt dat met het doen van uitspraak op een bezwaarschrift de behandeling van het bezwaar eindigt. Dit betekent dat een nadere beslissing die de heffingsambtenaar – zonder tussenkomst van de rechter – neemt met betrekking tot de belastingaanslag waartegen bezwaar is gemaakt, niet is aan te merken als een beslissing waartegen beroep kan worden ingesteld. Verwezen wordt naar het arrest van de Hoge Raad (HR) van 20 januari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BT1516). 4. Tegen de herziene besluiten van 24 november 2016, 23 maart 2017 en 29 maart 2017, die volgens verweerder volgen op de uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2016, is daarom geen beroep bij de rechtbank mogelijk. Dit betekent dat het beroep van eiser zich evenmin op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan richten tegen deze herziene besluiten. Uit het hiervoor genoemde arrest volgt dat de herziene besluiten van 24 november 2016, 23 maart 2017 en 29 maart 2017 geen appellabele besluiten zijn. De rechtbank ziet ook geen mogelijkheid om deze besluiten te vernietigen. Die herziene besluiten zijn immers geen onderwerp van het aan de rechtbank ter beoordeling voorliggende beroep. Voor zover het beroep zich richt tegen de (herziene) besluiten van 24 november 2016, 23 maart 2017 en 29 maart 2017, moet het niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. De rechtbank beoordeelt aldus (uitsluitend) de uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2016. Ter zitting heeft verweerder aangeven wel vast te houden aan het standpunt zoals dat in de herziene besluiten is vervat. De rechtbank begrijpt dit aldus dat zij uitspraak zal doen met inachtneming van het standpunt dat is opgenomen in die besluiten en hetgeen verweerder overigens naar voren heeft gebracht in de van verweerder afkomstige stukken en ter zitting.
Bekendmaking van de Legesverordening 2016 en de Tarieventabel 2016
6. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of de toepasselijke regelgeving op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Uit de regelgeving die in deze zaak van toepassing is, volgt het volgende.
7. Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
8. Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, van de Legesverordening 2016 in samenhang met artikel 2.3.1 van de Tarieventabel 2016 worden door of vanwege het gemeentebestuur van verweerders gemeente leges geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Deze leges worden berekend op grond van de bouwkosten en overeenkomstig de tariefstelling in artikel 2.3.1.1 van de Tarieventabel 2016, vermeerderd met leges voor andere activiteiten waarvoor leges verschuldigd zijn.
9. Op grond van artikel 2.1.1.2 van de Tarieventabel 2016, wordt onder bouwkosten verstaan: ‘een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, op basis van de basislijst bouwkosten 2016 welke is opgesteld door het ROEB (Regionaal Overleg Eindhoven Bouwtoezicht) (zie bijlage 1 bij deze tabel).’
10. Op grond van de artikelen 2.3.3.1 en 2.3.3.2 van de Tarieventabel 2016 bedragen de leges bij een aanvraag omgevingsvergunning die - kort gezegd - verband houdt met planologisch strijdig gebruik voor een binnenplanse en een buitenplanse kleine afwijking
€ 379 respectievelijk € 812.
11. Niet in geschil is dat eiser op 12 januari 2016 een aanvraag heeft gedaan voor een omgevingsvergunning en dat deze aanvraag in behandeling is genomen door het college van B&W van de gemeente Heeze-Leende. Dit betekent dat het belastbare feit zich hiermee heeft voorgedaan en dat verweerder, op grond van de Legesverordening 2016 en de daarbij behorende Tarieventabel 2016, in beginsel bevoegd was hiervoor leges te heffen van eiser. Verweerder heeft niet weersproken dat bij de legesaanslag met dagtekening 18 maart 2016 de leges zijn berekend op basis van de bouwkosten zoals die voortvloeien uit de eenheidsprijzen per m2 of m3, die staan vermeld in de ROEB-lijst.
12. De rechtbank overweegt dat de artikelen 139 en 217 van de Gemeentewet eisen stellen aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar gemeentebelastingen worden geheven. De gemeente Heeze-Leende publiceert besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden, via een elektronisch gemeenteblad, zoals dit per 1 januari 2014 is voorgeschreven in artikel 139, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet. In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, niet verbinden dan wanneer zij zijn bekendgemaakt in het gemeenteblad. In het tweede lid is, voor zover hier van belang, bepaald dat de uitgifte van het gemeenteblad elektronisch geschiedt op een algemeen toegankelijke wijze. In het derde lid is vervolgens bepaald dat, in afwijking van het eerste lid, een besluit als bedoeld in dat lid kan bepalen dat een bij het besluit behorende bijlage wordt bekendgemaakt door terinzagelegging.
13. In een geval waarin de gemeentelijke regelgeving in het kader van de omschrijving van de heffingsmaatstaf verwijst naar een bijlage (zoals in dit geval de ROEB-lijst), is naar vaste rechtspraak aan voormelde eisen voldaan indien de gemeente die normen bekendmaakt door deze op elektronische wijze bekend te maken dan wel door terinzagelegging op de wijze die in artikel 139, derde lid, van de Gemeentewet, zoals dit artikel met ingang van 1 januari 2014 luidt, is voorzien voor bijlagen, en desgevraagd papieren afschriften van die lijst verstrekt, tegen betaling van bedragen die niet hoger zijn dan de tarieven die de gemeente hanteert voor het verstrekken van papieren afschriften van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden. Verwezen wordt naar het arrest van de HR van
14. De rechtbank heeft vastgesteld dat blijkens artikel 2.1.1.2 van de Tarieventabel 2016 de zogenaamde ROEB-lijst als bijlage tot die tabel behoort en daarvan deel uitmaakt. Het Gemeenteblad van 18 december 2016 (nr. 123145), zoals dat ook online is gepubliceerd op overheid.nl, bevat echter geen bijlage. Evenmin is, overeenkomstig de uitzonderingsbepaling in het derde lid van artikel 139 van de Gemeentewet, in de Legesverordening 2016 bepaald dat deze bijlage ter inzage is gelegd. De bij de Tarieventabel 2016 behorende ROEB-lijst is daarom niet op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Verweerder heeft in zijn reactie van 30 oktober 2017 erkend dat de bijlage niet elektronisch is bekendgemaakt en dat niet is voorzien in een vervangende uitgave. Nu de ROEB-lijst niet op de voorgeschreven manier bekend is gemaakt, is de gemeentelijke regeling, voor zover daarbij de bouwkosten op grond van die ROEB-lijst worden vastgesteld, onverbindend.
15. Dat betekent dat de bouwkosten niet aan de hand van de ROEB-lijst kunnen worden vastgesteld. Omdat een aanneemsom ontbreekt en eiser ook geen gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid is geschied, kunnen de bouwkosten, gelet op het bepaalde in artikel 2.1.1.2 van de Tarieventabel 2016, evenmin aan de hand daarvan worden vastgesteld. Nu de leges voor planologisch strijdig gebruik voor een binnenplanse en buitenplanse kleine afwijking (mede) op die bouwkosten gebaseerd zijn, strekt het geconstateerde gebrek zich ook tot die leges uit.
16. Voor zover verweerder zich erop heeft beroepen dat de bouwkosten die de grondslag vormen van de legesheffing, niet (langer) zijn gebaseerd op de ROEB-lijst, maar in beroep toepassing is gegeven aan de hardheidsclausule van artikel 63 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR), leidt dat de rechtbank niet tot een ander oordeel.
De hardheidsclausule van artikel 63 van de AWR, in samenhang met het bepaalde in
artikel 231 van de Gemeentewet, geeft verweerder de bevoegdheid tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard en aldus een voor belanghebbende begunstigende beslissing te nemen. Deze bevoegdheid om ‘buiten de gemeentelijke regelgeving om’ een begunstigende beslissing te nemen kan naar het oordeel van de rechtbank geen zelfstandige grondslag vormen voor het heffen van de onderhavige leges. Deze grondslag kan enkel worden gevonden in de Legesverordening 2016 en de daarmee samenhangende regelgeving. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er in dit geval, vanwege de onverbindendheid van de Legesverordening 2016 voor zover die ziet op toepassing van de ROEB-lijst voor het bepalen van de bouwkosten, geen ruimte voor verweerder om de leges op andere - niet in de Legesverordening 2016 en verwante regelgeving opgenomen wijze - te heffen. Daar komt bij dat de hardheidsclausule is bedoeld om voor belanghebbenden ongunstige uitkomsten te corrigeren. Nu er reeds door de onverbindendheid geen aanslag meer resteert, valt er ook niets te corrigeren, laat staan op een voor eiser begunstigende wijze.
17. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden aanslag en de bestreden uitspraak. De overige beroepsgronden van eiser kunnen daarmee verder onbesproken blijven.
18. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
19. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in artikel 8:75 van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Op grond van artikel 1, aanhef en onder c, van dit besluit komen eisers reiskosten ten behoeve van het bijwonen van de zitting van de rechtbank voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank bepaalt deze kosten op € 20,30, zijnde de kosten van twee maal een enkele reis op basis van openbaar vervoer 2e klasse.