In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 20 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van onroerende zaken, en de F. van Lanschot Bankiers N.V. over de geldigheid van een contractsoverneming. De eiser had in het verleden kredieten afgesloten bij Van Lanschot, maar kon deze niet volledig voldoen. Van Lanschot heeft de kredietrelatie van eiser overgedragen aan Promontoria Holding 107 B.V. zonder toestemming van eiser. Eiser vorderde de nietigheid van deze contractsoverneming en stelde dat Van Lanschot onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank oordeelde dat de contractsoverneming nietig was, omdat de toestemming van eiser niet geldig was gegeven onder de Algemene Bankvoorwaarden (ABV). De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een geldige overdracht van een deel van de onderneming van Van Lanschot aan Promontoria, en dat de identiteit van de afdeling Bijzonder Beheer niet behouden was gebleven. De vorderingen van eiser op basis van onrechtmatig handelen werden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat Van Lanschot niet onrechtmatig had gehandeld. Van Lanschot werd veroordeeld in de proceskosten van eiser.