In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven over de aanslag afvalstoffenheffing voor het belastingjaar 2016. Eiseres heeft een aanslag van € 247,10 ontvangen, welke zij betwist op basis van de stelling dat de verzamelcontainer niet goed functioneerde en dat de gemeente niet aan haar inzamelplicht heeft voldaan. De rechtbank heeft op 14 september 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank de aanslag heeft gehandhaafd.
De rechtbank overweegt dat de gemeente op grond van artikel 10.21 van de Wet milieubeheer verplicht is om huishoudelijke afvalstoffen ten minste eenmaal per week in te zamelen. Eiseres heeft aangevoerd dat de dichtstbijzijnde container niet goed functioneerde, wat leidde tot overlast. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar afval aan te bieden en dat de gemeente aan haar inzamelplicht heeft voldaan.
De rechtbank wijst erop dat de situatie in het belastingjaar 2017 niet relevant is voor deze beoordeling, en dat de aanslag voor 2016 terecht is opgelegd. Eiseres heeft geen bewijs kunnen leveren dat de gemeente niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. De rechtbank concludeert dat de aanslag afvalstoffenheffing terecht is opgelegd en dat het beroep van eiseres ongegrond is verklaard.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.