In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk over de aanslag afvalstoffenheffing 2014. De belanghebbende, die in een appartementencomplex woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag omdat de gemeente haar geen afvalcontainer heeft aangeboden, wat volgens haar in strijd is met de inzamelverplichting zoals vastgelegd in artikel 10.21 van de Wet milieubeheer (Wmb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente haar inzamelverplichting niet is nagekomen, aangezien de belanghebbende geen mogelijkheid heeft gekregen om haar huishoudelijk afval aan te bieden bij haar perceel of de dichtstbijzijnde aansluiting met de openbare weg.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de hoorplicht in de bezwaarfase. De belanghebbende stelde dat zij niet is gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat er geen schending van de hoorplicht was, omdat de belanghebbende geen verzoek tot een hoorzitting had ingediend. De rechtbank heeft de aanslag afvalstoffenheffing vernietigd en bepaald dat de heffingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr.drs. M.M. de Werd en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. T.A. Mandemakers. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat niet is aangetoond dat de belanghebbende kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.