ECLI:NL:RBOBR:2016:6245
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire maatregel van onvoorwaardelijk strafontslag wegens zeer ernstig plichtsverzuim van een medewerker van de Dienst Justitiële Inrichtingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een medewerker van de Dienst Justitiële Inrichtingen, en de minister van Veiligheid en Justitie. Eiser was sinds 1 oktober 1994 werkzaam als senior penitentiair inrichtingswerker en kreeg onvoorwaardelijk strafontslag opgelegd wegens zeer ernstig plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim bestond uit het aangaan van een niet-professionele relatie met een gedetineerde en het onderhouden van contact met haar moeder, zonder deze contacten te melden aan zijn werkgever. De rechtbank oordeelde dat het niet melden van deze contacten op zichzelf al zeer ernstig plichtsverzuim was en dat het opgelegde ontslag niet onevenredig was aan de ernst van de gedragingen. Eiser had erkend dat hij zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim, maar betwistte de evenredigheid van de straf. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van eiser, die in strijd waren met de Gedragscode van de Dienst Justitiële Inrichtingen, de veiligheid en het aanzien van de inrichting ernstig in gevaar brachten. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat er geen sprake was van gelijke gevallen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.